Het Woord van God
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Verbum Domini
Het Woord van God
Over de Heilige Schrift - naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2008 "Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk"
Paus Benedictus XVI
30 september 2010
Pauselijke geschriften - Postsynodale Apostolische Exhortaties
2010, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk / SRKK / Kerkelijke Documentatie 2011, nr. 1
Vert. uit het Italiaans
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
2011
drs. H.M.G. Kretzers
25 april 2024
3488
nl
Referenties naar dit document: 13
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inleiding
1
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
“Het Woord van de Heer blijft in eeuwigheid. En dit is de boodschap die u in het evangelie is verkondigd” (1 Pt. 1, 25)[b:1 Pt. 1, 25] (Jes. 40, 8)[[b:Jes. 40, 8]]. Met deze uitspraak uit de Eerste Brief van de heilige Petrus, die het woord van de profeet Jesaja herneemt, staan wij voor het mysterie van God die zichzelf meedeelt door de gave van zijn Woord. Dit Woord dat in eeuwigheid blijft, is de tijd binnengetreden. God heeft zijn eeuwig Woord op menselijke wijze gesproken: zijn Woord “is vlees geworden” (Joh. 1, 24)[b:Joh. 1, 24]. Dat is het goede nieuws. Dat is de boodschap die door de eeuwen heen vandaag tot ons komt. De 12e Gewone Algemene Vergadering van de Bisschoppensynode[d:223], gehouden in het Vaticaan van 5 tot 26 oktober 2008, heeft als thema gehad Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk. Het is een diepe ervaring geweest van een ontmoeting met Christus, Woord van de Vader, dat aanwezig is waar twee of drie verenigd zijn in zijn naam (Mat. 18, 20)[[b:Mat. 18, 20]]. Met deze postsynodale apostolische exhortatie geef ik graag gehoor aan het verzoek van de synodevaders om het volk van God de rijkdom die naar voren is gekomen in de zittingen in het Vaticaan, en de aanwijzingen, die door het gemeenschappelijke werk tot uitdrukking zijn gebracht, te doen kennen. vgl: Propositiones, 1[[[2664|1]]] In dit perspectief wil ik hernemen wat door de synode is uitgewerkt, rekening houdend met de voorgelegde documenten: de Lineamenta, het Instrumentum laboris, de verslagen ante et post disceptationem en de teksten van de bijdragen, zowel in de aula, als in scriptis, de verslagen van de lagere organen en de discussies aldaar, de definitieve boodschap aan het volk van God en vooral enkele specifieke voorstellen (Propositiones[2664]) die de synodevaders van bijzonder belang hebben geacht. Zo wens ik enkele fundamentele lijnen aan te geven voor een herontdekking in het leven van de Kerk van het goddelijk Woord, bron van voortdurende vernieuwing, en ik wens tegelijkertijd dat het steeds meer het hart wordt van elke kerkelijke activiteit.
Referenties naar alinea 1: 2
Propositiones van de 13e Gewone Bisschoppensynode over de nieuwe evangelisatie ->=geentekst=Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Opdat onze vreugde volkomen is
Ik zou vóór alles willen herinneren aan de schoonheid en de aantrekkingskracht van de hernieuwde ontmoeting met de Heer Jezus, zoals die werd ervaren tijdens de dagen van de synodale vergadering. Daarom richt ik mij in navolging van de synodevaders met de woorden van de heilige Johannes in zijn eerste brief tot alle gelovigen: “Het leven is verschenen; het eeuwige leven dat bij de Vader was, heeft zich aan ons geopenbaard, wij hebben het gezien, wij getuigen ervan, wij maken het u bekend. Wat wij gezien hebben en gehoord hebben, dat verkondigen wij ook aan u, opdat gij gemeenschap moogt hebben met ons. En onze gemeenschap is er een met de Vader en met Jezus Christus, zijn Zoon” (1 Joh. 1, 2- 3)[b:1 Joh. 1, 2- 3]. De Apostel spreekt tot ons over horen, zien, aanraken, aanschouwen van het Woord des Levens (1 Joh. 1, 1)[[b:1 Joh. 1, 1]], daar het Leven zelf zich heeft geopenbaard in Christus. En wij moeten de verkondigers van die gave zijn, daar wij zijn geroepen tot de gemeenschap met God en onder elkaar. In dit kerygmatische perspectief is de synodale vergadering voor de Kerk en de wereld een getuigenis geweest van hoe mooi de ontmoeting is met het Woord van God in de kerkgemeenschap. Daarom spoor ik alle gelovigen aan om de persoonlijke ontmoeting en die van de gemeenschap met Christus, het Woord des Levens, dat zichtbaar is geworden, te herontdekken en de verkondigers ervan te worden, opdat de gave van het goddelijk leven, de gemeenschap, zich steeds meer verspreidt over de hele wereld. Immers, deelnemen aan het leven van God, Drie-eenheid van Liefde, is volkomen vreugde (1 Joh. 1, 4)[[b:1 Joh. 1, 4]]. En het is een onontbeerlijke gave en opdracht van de Kerk de vreugde te verkondigen die komt van de ontmoeting met de Persoon van Christus, Woord van God, dat tegenwoordig is onder ons. In een wereld die God voelt als overbodig of vreemd, belijden wij, evenals Petrus, dat Hij alleen “woorden van eeuwig leven” (Joh. 6, 68)[b:Joh. 6, 68] heeft. Er bestaat geen grotere prioriteit dan deze: voor de mensen van vandaag weer opnieuw de toegang tot God openen, tot de God die spreekt en zijn liefde meedeelt, opdat wij leven in overvloed hebben (Joh. 10, 10)[[b:Joh. 10, 10]].
Ik zou vóór alles willen herinneren aan de schoonheid en de aantrekkingskracht van de hernieuwde ontmoeting met de Heer Jezus, zoals die werd ervaren tijdens de dagen van de synodale vergadering. Daarom richt ik mij in navolging van de synodevaders met de woorden van de heilige Johannes in zijn eerste brief tot alle gelovigen: “Het leven is verschenen; het eeuwige leven dat bij de Vader was, heeft zich aan ons geopenbaard, wij hebben het gezien, wij getuigen ervan, wij maken het u bekend. Wat wij gezien hebben en gehoord hebben, dat verkondigen wij ook aan u, opdat gij gemeenschap moogt hebben met ons. En onze gemeenschap is er een met de Vader en met Jezus Christus, zijn Zoon” (1 Joh. 1, 2- 3)[b:1 Joh. 1, 2- 3]. De Apostel spreekt tot ons over horen, zien, aanraken, aanschouwen van het Woord des Levens (1 Joh. 1, 1)[[b:1 Joh. 1, 1]], daar het Leven zelf zich heeft geopenbaard in Christus. En wij moeten de verkondigers van die gave zijn, daar wij zijn geroepen tot de gemeenschap met God en onder elkaar. In dit kerygmatische perspectief is de synodale vergadering voor de Kerk en de wereld een getuigenis geweest van hoe mooi de ontmoeting is met het Woord van God in de kerkgemeenschap. Daarom spoor ik alle gelovigen aan om de persoonlijke ontmoeting en die van de gemeenschap met Christus, het Woord des Levens, dat zichtbaar is geworden, te herontdekken en de verkondigers ervan te worden, opdat de gave van het goddelijk leven, de gemeenschap, zich steeds meer verspreidt over de hele wereld. Immers, deelnemen aan het leven van God, Drie-eenheid van Liefde, is volkomen vreugde (1 Joh. 1, 4)[[b:1 Joh. 1, 4]]. En het is een onontbeerlijke gave en opdracht van de Kerk de vreugde te verkondigen die komt van de ontmoeting met de Persoon van Christus, Woord van God, dat tegenwoordig is onder ons. In een wereld die God voelt als overbodig of vreemd, belijden wij, evenals Petrus, dat Hij alleen “woorden van eeuwig leven” (Joh. 6, 68)[b:Joh. 6, 68] heeft. Er bestaat geen grotere prioriteit dan deze: voor de mensen van vandaag weer opnieuw de toegang tot God openen, tot de God die spreekt en zijn liefde meedeelt, opdat wij leven in overvloed hebben (Joh. 10, 10)[[b:Joh. 10, 10]].
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Van “Dei Verbum” tot de synode over het Woord van God
Wij zijn ons ervan bewust dat wij met de 12e Gewone Algemene Vergadering van de Bisschoppensynode over het Woord van God[d:223] in zekere zin het middelpunt zelf van het christelijk leven tot thema hebben gemaakt, in samenhang met de vorige synodale vergadering[d:82] over de Eucharistie als bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk. De Kerk is immers gegrondvest op het Woord van God, wordt hieruit geboren en leeft hiervan. vgl: Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk, (27)[[[7574|(27)]]] Gedurende alle eeuwen van zijn geschiedenis heeft het volk van God hierin altijd zijn kracht gevonden en ook heden ten dage groeit de kerkgemeenschap in het luisteren naar, het vieren van en het bestuderen van het Woord van God. Men moet erkennen dat in de laatste decennia de ontvankelijkheid van het kerkelijk leven voor dit thema groter is geworden, waarbij in het bijzonder wordt verwezen naar de christelijke openbaring, naar de levende overlevering en de Heilige Schrift. Vanaf het pontificaat van Leo XIII kan men zeggen dat er een toenemend aantal bemoeienissen is geweest die erop waren gericht om zich meer bewust te worden van het belang van het Woord van God en de Bijbelstudie in het leven van de Kerk, vgl: Providentissimus Deus[[[615]]] vgl: Spiritus Paraclitus[[[616]]] vgl: Divino afflante Spiritu[[[614]]] en dit heeft zijn hoogtepunt gehad in het Tweede Vaticaans Concilie[d:4], in het bijzonder met de promulgatie van de dogmatische constitutie over de goddelijke openbaring Dei Verbum[576]. Zij vertegenwoordigt een mijlpaal op de weg van de Kerk: “De synodevaders (...) erkennen met dankbaarheid de grote weldaden die door dit document het leven van de Kerk worden bewezen op exegetisch, theologisch, spiritueel, pastoraal en oecumenisch gebied”. Propositiones, 2[[2664|2]] In het bijzonder is in deze jaren het bewustzijn gegroeid van de “trinitaire en heilshistorische horizon van de openbaring”, Propositiones, 2[[2664|2]] waarin men Jezus Christus moet herkennen als “middelaar en volheid van de gehele openbaring”. Dei Verbum, 2[[576|2]] De Kerk belijdt aan iedere generatie onophoudelijk dat Hij “door geheel zijn tegenwoordigheid en verschijning, door woorden en werken, door tekenen en wonderen, vooral echter door zijn dood en glorievolle opstanding uit de doden en tenslotte door de zending van de Heilige Geest der waarheid haar tot voltooiing brengt en bekrachtigt”. Dei Verbum, 4[[576|4]]
Iedereen is de grote impuls bekend die de dogmatische constitutie Dei Verbum[576] heeft gegeven aan de herontdekking van het Woord van God in het leven van de Kerk voor de theologische reflectie op de goddelijke openbaring en de studie van de Heilige Schrift. Talrijk zijn ook de bijdragen geweest van het kerkelijk leergezag over deze materie in de laatste veertig jaar. Onder de verschillende...Onder de verschillende bijdrage denke men aan: Summi Dei Verbum[[1012]] Sedula Cura[[2605]] Wat betekent ons geloven vandaag?[[411]] Bij gelegenheid van het eerste eeuwfeest van de Encycliek "Providentissimus Deus" en de 50e verjaardag van de Encycliek "Divino Afflante Spiritu"[[3923]] Tot de deelnemers aan het internationaal Congres "De Heilige Schrift in het leven van de Kerk"[[2659]] Constitutie Dei Verbum: centrale betekenis voor Vaticanum II en de Kerk[[674]] In het bewustzijn haar weg met het houden van deze synode voort te zetten onder leiding van de Heilige Geest, heeft de Kerk zich geroepen gevoeld om het thema van het goddelijk Woord verder te verdiepen, zowel om na te gaan hoe de aanwijzingen van het concilie zijn verwezenlijkt, als om de nieuwe uitdagingen onder ogen te zien die de huidige tijd stelt aan degenen die in Christus geloven.
Wij zijn ons ervan bewust dat wij met de 12e Gewone Algemene Vergadering van de Bisschoppensynode over het Woord van God[d:223] in zekere zin het middelpunt zelf van het christelijk leven tot thema hebben gemaakt, in samenhang met de vorige synodale vergadering[d:82] over de Eucharistie als bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk. De Kerk is immers gegrondvest op het Woord van God, wordt hieruit geboren en leeft hiervan. vgl: Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk, (27)[[[7574|(27)]]] Gedurende alle eeuwen van zijn geschiedenis heeft het volk van God hierin altijd zijn kracht gevonden en ook heden ten dage groeit de kerkgemeenschap in het luisteren naar, het vieren van en het bestuderen van het Woord van God. Men moet erkennen dat in de laatste decennia de ontvankelijkheid van het kerkelijk leven voor dit thema groter is geworden, waarbij in het bijzonder wordt verwezen naar de christelijke openbaring, naar de levende overlevering en de Heilige Schrift. Vanaf het pontificaat van Leo XIII kan men zeggen dat er een toenemend aantal bemoeienissen is geweest die erop waren gericht om zich meer bewust te worden van het belang van het Woord van God en de Bijbelstudie in het leven van de Kerk, vgl: Providentissimus Deus[[[615]]] vgl: Spiritus Paraclitus[[[616]]] vgl: Divino afflante Spiritu[[[614]]] en dit heeft zijn hoogtepunt gehad in het Tweede Vaticaans Concilie[d:4], in het bijzonder met de promulgatie van de dogmatische constitutie over de goddelijke openbaring Dei Verbum[576]. Zij vertegenwoordigt een mijlpaal op de weg van de Kerk: “De synodevaders (...) erkennen met dankbaarheid de grote weldaden die door dit document het leven van de Kerk worden bewezen op exegetisch, theologisch, spiritueel, pastoraal en oecumenisch gebied”. Propositiones, 2[[2664|2]] In het bijzonder is in deze jaren het bewustzijn gegroeid van de “trinitaire en heilshistorische horizon van de openbaring”, Propositiones, 2[[2664|2]] waarin men Jezus Christus moet herkennen als “middelaar en volheid van de gehele openbaring”. Dei Verbum, 2[[576|2]] De Kerk belijdt aan iedere generatie onophoudelijk dat Hij “door geheel zijn tegenwoordigheid en verschijning, door woorden en werken, door tekenen en wonderen, vooral echter door zijn dood en glorievolle opstanding uit de doden en tenslotte door de zending van de Heilige Geest der waarheid haar tot voltooiing brengt en bekrachtigt”. Dei Verbum, 4[[576|4]]
Iedereen is de grote impuls bekend die de dogmatische constitutie Dei Verbum[576] heeft gegeven aan de herontdekking van het Woord van God in het leven van de Kerk voor de theologische reflectie op de goddelijke openbaring en de studie van de Heilige Schrift. Talrijk zijn ook de bijdragen geweest van het kerkelijk leergezag over deze materie in de laatste veertig jaar. Onder de verschillende...Onder de verschillende bijdrage denke men aan: Summi Dei Verbum[[1012]] Sedula Cura[[2605]] Wat betekent ons geloven vandaag?[[411]] Bij gelegenheid van het eerste eeuwfeest van de Encycliek "Providentissimus Deus" en de 50e verjaardag van de Encycliek "Divino Afflante Spiritu"[[3923]] Tot de deelnemers aan het internationaal Congres "De Heilige Schrift in het leven van de Kerk"[[2659]] Constitutie Dei Verbum: centrale betekenis voor Vaticanum II en de Kerk[[674]] In het bewustzijn haar weg met het houden van deze synode voort te zetten onder leiding van de Heilige Geest, heeft de Kerk zich geroepen gevoeld om het thema van het goddelijk Woord verder te verdiepen, zowel om na te gaan hoe de aanwijzingen van het concilie zijn verwezenlijkt, als om de nieuwe uitdagingen onder ogen te zien die de huidige tijd stelt aan degenen die in Christus geloven.
Referenties naar alinea 3: 1
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
De Bisschoppensynode over het Woord van God
Op de 12e synodale vergadering[d:223] zijn herders uit heel de wereld bijeengekomen rond het Woord van God en zij hebben symbolisch in het middelpunt van de vergadering de tekst van de bijbel geplaatst om opnieuw datgene wat wij in het dagelijks leven als vanzelfsprekend dreigen aan te nemen, te ontdekken: het feit dat God spreekt en antwoord geeft op onze vragen. vgl: Tot leden van de Romeinse Curie bij gelegenheid van het uitwisselen van de Kerstwensen 2008[[[2796]]] Wij hebben samen geluisterd naar het Woord van de Heer en het gevierd. Wij hebben elkaar verteld hoezeer de Heer aan het werk is in het volk van God en samen hoop en zorgen gedeeld. Dat alles heeft ons doen beseffen dat wij onze relatie met het Woord van God alleen maar kunnen verdiepen binnen het “wij” van de Kerk in het luisteren naar en het verwelkomen van elkaar. Hieruit komt de dankbaarheid voort voor de getuigenissen over het kerkelijk leven in de verschillende delen van de wereld, zoals die naar voren kwamen uit de verschillende toespraken in de aula. Het is eveneens roerend geweest de afgevaardigden uit onze broederkerken te horen die de uitnodiging om aan de synodale ontmoeting deel te nemen hebben aangenomen. Ik denk in het bijzonder aan de meditatie[2665] die ons zijne heiligheid Bartolomeüs I, oecumenisch patriarch van Constantinopel, heeft geboden en waarvoor de synodevaders hun diepe erkentelijkheid tot uitdrukking hebben gebracht. vgl: Propositiones, 37[[[2664|37]]] Bovendien heeft de Bisschoppensynode voor de eerste keer ook een rabbijn willen uitnodigen om een kostbaar getuigenis te geven over de joodse heilige geschriften die nu juist ook deel uitmaken van onze Heilige Schrift. vgl: Het Joodse volk en zijn heilige geschriften in de Christelijke Bijbel[[[2582]]] Zo hebben wij met vreugde en dankbaarheid kunnen vaststellen dat “er ook vandaag de dag in de Kerk een Pinksteren is – dat wil zeggen dat zij spreekt in vele talen en dit niet alleen in uiterlijke zin dat in haar alle grote talen van de wereld vertegenwoordigd zijn, maar nog meer in diepere zin: in haar zijn de veelvuldige manieren waarop God en de wereld worden ervaren, de rijkdom van de culturen aanwezig, en alleen zo wordt de veelomvattendheid van het menselijk bestaan en van daaruit de veelomvattendheid van het Woord van God duidelijk”. vgl: Tot leden van de Romeinse Curie bij gelegenheid van het uitwisselen van de Kerstwensen 2008[[[2796]]] Bovendien hebben wij ook nog een Pinksteren op weg kunnen vaststellen; verschillende volkeren wachten erop dat het Woord van God in hun eigen taal en hun eigen cultuur wordt verkondigd.
Hoe kunnen wij ons vervolgens niet herinneren dat gedurende de gehele synode het getuigenis van de apostel Paulus ons heeft begeleid! Het is immers providentieel geweest dat de 12e Gewone Algemene Vergadering[d:223] juist ter gelegenheid van de tweeduizendste verjaardag van zijn geboorte is gehouden in het jaar dat is gewijd aan de figuur van de grote apostel van de volkeren[d:165]. Zijn leven is geheel gekenmerkt door de ijver voor de verspreiding van het Woord van God. Hoe kunnen wij in ons hart zijn geestdriftige woorden met betrekking tot zijn zending als de verkondiger van het goddelijk Woord niet voelen: “Ik doe alles voor het Evangelie” (1 Kor. 9, 23)[b:1 Kor. 9, 23]? “Voor dit Evangelie”, zo schrijft hij in de Brief aan de Romeinen, ”schaam ik mij niet. Het is een goddelijke kracht tot heil van ieder die erin gelooft” (Rom. 1, 16)[b:Rom. 1, 16]. Wanneer wij reflecteren over het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk, kunnen wij niet anders dan aan de heilige Paulus denken en aan zijn leven, dat hij heeft gegeven voor de verkondiging van het heil van Christus aan alle volken.
Op de 12e synodale vergadering[d:223] zijn herders uit heel de wereld bijeengekomen rond het Woord van God en zij hebben symbolisch in het middelpunt van de vergadering de tekst van de bijbel geplaatst om opnieuw datgene wat wij in het dagelijks leven als vanzelfsprekend dreigen aan te nemen, te ontdekken: het feit dat God spreekt en antwoord geeft op onze vragen. vgl: Tot leden van de Romeinse Curie bij gelegenheid van het uitwisselen van de Kerstwensen 2008[[[2796]]] Wij hebben samen geluisterd naar het Woord van de Heer en het gevierd. Wij hebben elkaar verteld hoezeer de Heer aan het werk is in het volk van God en samen hoop en zorgen gedeeld. Dat alles heeft ons doen beseffen dat wij onze relatie met het Woord van God alleen maar kunnen verdiepen binnen het “wij” van de Kerk in het luisteren naar en het verwelkomen van elkaar. Hieruit komt de dankbaarheid voort voor de getuigenissen over het kerkelijk leven in de verschillende delen van de wereld, zoals die naar voren kwamen uit de verschillende toespraken in de aula. Het is eveneens roerend geweest de afgevaardigden uit onze broederkerken te horen die de uitnodiging om aan de synodale ontmoeting deel te nemen hebben aangenomen. Ik denk in het bijzonder aan de meditatie[2665] die ons zijne heiligheid Bartolomeüs I, oecumenisch patriarch van Constantinopel, heeft geboden en waarvoor de synodevaders hun diepe erkentelijkheid tot uitdrukking hebben gebracht. vgl: Propositiones, 37[[[2664|37]]] Bovendien heeft de Bisschoppensynode voor de eerste keer ook een rabbijn willen uitnodigen om een kostbaar getuigenis te geven over de joodse heilige geschriften die nu juist ook deel uitmaken van onze Heilige Schrift. vgl: Het Joodse volk en zijn heilige geschriften in de Christelijke Bijbel[[[2582]]] Zo hebben wij met vreugde en dankbaarheid kunnen vaststellen dat “er ook vandaag de dag in de Kerk een Pinksteren is – dat wil zeggen dat zij spreekt in vele talen en dit niet alleen in uiterlijke zin dat in haar alle grote talen van de wereld vertegenwoordigd zijn, maar nog meer in diepere zin: in haar zijn de veelvuldige manieren waarop God en de wereld worden ervaren, de rijkdom van de culturen aanwezig, en alleen zo wordt de veelomvattendheid van het menselijk bestaan en van daaruit de veelomvattendheid van het Woord van God duidelijk”. vgl: Tot leden van de Romeinse Curie bij gelegenheid van het uitwisselen van de Kerstwensen 2008[[[2796]]] Bovendien hebben wij ook nog een Pinksteren op weg kunnen vaststellen; verschillende volkeren wachten erop dat het Woord van God in hun eigen taal en hun eigen cultuur wordt verkondigd.
Hoe kunnen wij ons vervolgens niet herinneren dat gedurende de gehele synode het getuigenis van de apostel Paulus ons heeft begeleid! Het is immers providentieel geweest dat de 12e Gewone Algemene Vergadering[d:223] juist ter gelegenheid van de tweeduizendste verjaardag van zijn geboorte is gehouden in het jaar dat is gewijd aan de figuur van de grote apostel van de volkeren[d:165]. Zijn leven is geheel gekenmerkt door de ijver voor de verspreiding van het Woord van God. Hoe kunnen wij in ons hart zijn geestdriftige woorden met betrekking tot zijn zending als de verkondiger van het goddelijk Woord niet voelen: “Ik doe alles voor het Evangelie” (1 Kor. 9, 23)[b:1 Kor. 9, 23]? “Voor dit Evangelie”, zo schrijft hij in de Brief aan de Romeinen, ”schaam ik mij niet. Het is een goddelijke kracht tot heil van ieder die erin gelooft” (Rom. 1, 16)[b:Rom. 1, 16]. Wanneer wij reflecteren over het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk, kunnen wij niet anders dan aan de heilige Paulus denken en aan zijn leven, dat hij heeft gegeven voor de verkondiging van het heil van Christus aan alle volken.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
De Proloog van het Evangelie van Johannes als leidraad
Ik wens dat middels deze apostolische exhortatie de verworvenheden van de synode daadwerkelijk een invloed hebben op het leven van de Kerk, op de persoonlijke relatie met de Heilige Schrift, op de interpretatie ervan in de liturgie en de catechese, als ook in het wetenschappelijk onderzoek, opdat de bijbel niet een woord uit het verleden blijft, maar een levend en actueel Woord. Met dit doel wil ik de resultaten van de synode voorleggen en verdiepen, voortdurend verwijzend naar de Proloog van het Evangelie van Johannes (Joh. 1, 1-18)[b:Joh. 1, 1-18], waarin ons het fundament van ons leven wordt medegedeeld: het Woord dat vanaf het begin is bij God, vlees is geworden en onder ons heeft gewoond (Joh. 1, 14)[[b:Joh. 1, 14]]. Het betreft een bewonderenswaardige tekst, die een synthese biedt van heel het christelijke geloof. Aan de persoonlijke ervaring van de ontmoeting met en de navolging van Christus “ontleende” Johannes, die de overlevering identificeert met “de leerling die door Jezus bemind werd” (Joh. 13, 23; Joh. 20, 2; Joh. 21, 7.20)[b:Joh. 13, 23; Joh. 20, 2; Joh. 21, 7.20] “een innerlijke zekerheid: Jezus is de vlees geworden Wijsheid van God, Hij is zijn eeuwig Woord, dat een sterfelijke mens is geworden”. Het belang van de geboorte van de Heer voor ons zelf, 1[[5395|1]] Moge hij die “zag en geloofde” (Joh. 20, 8)[b:Joh. 20, 8] ook ons helpen tegen Jezus’ borst te leunen (Joh. 13, 25)[[b:Joh. 13, 25]], waaruit water en bloed zijn gekomen (Joh. 19, 34)[[b:Joh. 19, 34]], symbolen van de Sacramenten van de Kerk. Laten wij ons naar het voorbeeld van de apostel Johannes en de andere geïnspireerde schrijvers leiden door de Heilige Geest om het Woord van God steeds meer te kunnen liefhebben.
Ik wens dat middels deze apostolische exhortatie de verworvenheden van de synode daadwerkelijk een invloed hebben op het leven van de Kerk, op de persoonlijke relatie met de Heilige Schrift, op de interpretatie ervan in de liturgie en de catechese, als ook in het wetenschappelijk onderzoek, opdat de bijbel niet een woord uit het verleden blijft, maar een levend en actueel Woord. Met dit doel wil ik de resultaten van de synode voorleggen en verdiepen, voortdurend verwijzend naar de Proloog van het Evangelie van Johannes (Joh. 1, 1-18)[b:Joh. 1, 1-18], waarin ons het fundament van ons leven wordt medegedeeld: het Woord dat vanaf het begin is bij God, vlees is geworden en onder ons heeft gewoond (Joh. 1, 14)[[b:Joh. 1, 14]]. Het betreft een bewonderenswaardige tekst, die een synthese biedt van heel het christelijke geloof. Aan de persoonlijke ervaring van de ontmoeting met en de navolging van Christus “ontleende” Johannes, die de overlevering identificeert met “de leerling die door Jezus bemind werd” (Joh. 13, 23; Joh. 20, 2; Joh. 21, 7.20)[b:Joh. 13, 23; Joh. 20, 2; Joh. 21, 7.20] “een innerlijke zekerheid: Jezus is de vlees geworden Wijsheid van God, Hij is zijn eeuwig Woord, dat een sterfelijke mens is geworden”. Het belang van de geboorte van de Heer voor ons zelf, 1[[5395|1]] Moge hij die “zag en geloofde” (Joh. 20, 8)[b:Joh. 20, 8] ook ons helpen tegen Jezus’ borst te leunen (Joh. 13, 25)[[b:Joh. 13, 25]], waaruit water en bloed zijn gekomen (Joh. 19, 34)[[b:Joh. 19, 34]], symbolen van de Sacramenten van de Kerk. Laten wij ons naar het voorbeeld van de apostel Johannes en de andere geïnspireerde schrijvers leiden door de Heilige Geest om het Woord van God steeds meer te kunnen liefhebben.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 1 Verbum Dei - Het Woord Gods
5a
“In het begin was het Woord
en het Woord was bij God
en het Woord was God (...)
en het Woord is vlees geworden” (Joh. 1, 1.14)[b:Joh. 1, 1.14]
Referenties naar alinea 5a: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 God is degene die spreekt
6
God in dialoog
Het nieuwe van de Bijbelse openbaring bestaat in het feit dat God zich laat kennen in de dialoog die Hij met ons wenst te hebben. vgl: Relatio Ante Disceptationem, 1[[[4027|1]]] De dogmatische constitutie Dei Verbum[576] had deze werkelijkheid uiteengezet, waarbij zij erkende dat “de onzichtbare God uit de overvloed van zijn liefde de mensen aanspreekt als zijn vrienden en met hen omgaat, om hen uit te nodigen tot de gemeenschap met Hem en hen daarin op te nemen”. Dei Verbum, 2[[576|2]] Wij zouden echter de boodschap van de Proloog van de heilige Johannes niet voldoende hebben begrepen als wij niet verder zouden komen dan de constatering dat God zich liefdevol aan ons meedeelt. In werkelijkheid is het Woord van God, waardoor “alles is geworden” (Joh. 1, 3)[b:Joh. 1, 3] en dat “vlees is geworden” (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14], hetzelfde woord dat “in het begin” (Joh. 1, 1)[b:Joh. 1, 1] is. Ook al zien wij hier een toespeling op het begin van het boek Genesis (Gen. 1, 1)[[b:Gen. 1, 1]], in werkelijkheid staan wij hier voor een begin met een absoluut karakter, dat ons het innerlijk leven van God vertelt. De Proloog van Johannes stelt ons voor het feit dat de Logos werkelijk is sinds altijd en dat het God zelf is sinds altijd. Er is dus in God nooit een tijd geweest dat de Logos er niet was. Het Woord bestaat vóór de schepping. Daarom is er in het middelpunt van het goddelijk leven de gemeenschap, de absolute gave. “God is liefde” (1 Joh. 4, 16)[b:1 Joh. 4, 16], zal dezelfde apostel elders zeggen, en hiermee wijst hij op “het christelijk Godsbeeld en het daaruit voortvloeiende beeld van de mens en de weg die deze moet gaan.” Deus Caritas Est, 1[[715|1]] God maakt zich aan ons bekend als mysterie van oneindige liefde, waarin de Vader vanaf eeuwigheid zijn Woord tot uitdrukking brengt in de Heilige Geest. Daarom openbaart het Woord, dat vanaf het begin bij God is en God is, God zelf in de dialoog van liefde tussen de goddelijke Personen en nodigt het ons uit daaraan deel te nemen. Daarom kunnen wij, gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God, die liefde is, onszelf alleen maar begrijpen in het opnemen van het Woord en in het zich laten leiden door de werkzaamheid van de Heilige Geest. In het licht van de openbaring, die door het goddelijk Woord is bewerkstelligd, wordt het raadsel van het mens-zijn duidelijk.
Het nieuwe van de Bijbelse openbaring bestaat in het feit dat God zich laat kennen in de dialoog die Hij met ons wenst te hebben. vgl: Relatio Ante Disceptationem, 1[[[4027|1]]] De dogmatische constitutie Dei Verbum[576] had deze werkelijkheid uiteengezet, waarbij zij erkende dat “de onzichtbare God uit de overvloed van zijn liefde de mensen aanspreekt als zijn vrienden en met hen omgaat, om hen uit te nodigen tot de gemeenschap met Hem en hen daarin op te nemen”. Dei Verbum, 2[[576|2]] Wij zouden echter de boodschap van de Proloog van de heilige Johannes niet voldoende hebben begrepen als wij niet verder zouden komen dan de constatering dat God zich liefdevol aan ons meedeelt. In werkelijkheid is het Woord van God, waardoor “alles is geworden” (Joh. 1, 3)[b:Joh. 1, 3] en dat “vlees is geworden” (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14], hetzelfde woord dat “in het begin” (Joh. 1, 1)[b:Joh. 1, 1] is. Ook al zien wij hier een toespeling op het begin van het boek Genesis (Gen. 1, 1)[[b:Gen. 1, 1]], in werkelijkheid staan wij hier voor een begin met een absoluut karakter, dat ons het innerlijk leven van God vertelt. De Proloog van Johannes stelt ons voor het feit dat de Logos werkelijk is sinds altijd en dat het God zelf is sinds altijd. Er is dus in God nooit een tijd geweest dat de Logos er niet was. Het Woord bestaat vóór de schepping. Daarom is er in het middelpunt van het goddelijk leven de gemeenschap, de absolute gave. “God is liefde” (1 Joh. 4, 16)[b:1 Joh. 4, 16], zal dezelfde apostel elders zeggen, en hiermee wijst hij op “het christelijk Godsbeeld en het daaruit voortvloeiende beeld van de mens en de weg die deze moet gaan.” Deus Caritas Est, 1[[715|1]] God maakt zich aan ons bekend als mysterie van oneindige liefde, waarin de Vader vanaf eeuwigheid zijn Woord tot uitdrukking brengt in de Heilige Geest. Daarom openbaart het Woord, dat vanaf het begin bij God is en God is, God zelf in de dialoog van liefde tussen de goddelijke Personen en nodigt het ons uit daaraan deel te nemen. Daarom kunnen wij, gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God, die liefde is, onszelf alleen maar begrijpen in het opnemen van het Woord en in het zich laten leiden door de werkzaamheid van de Heilige Geest. In het licht van de openbaring, die door het goddelijk Woord is bewerkstelligd, wordt het raadsel van het mens-zijn duidelijk.
Referenties naar alinea 6: 1
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Analogie van het Woord van God
Uitgaande van deze beschouwingen, die voortkomen uit het mediteren over het christelijk mysterie, zoals dat tot uitdrukking komt in de Proloog van Johannes, is het nu noodzakelijk datgene naar voren te halen wat door de synodevaders is gesteld met betrekking tot de verschillende wijzen waarop wij de uitdrukking “Woord van God” gebruiken. Men heeft terecht gesproken van een symfonie van het Woord, van één enig Woord dat zich op verschillende manieren uit: “één meerstemmig gezang.” Instrumentum Laboris, (9)[[4003|(9)]] De synodevaders hebben, wat dit betreft, gesproken van een analoog gebruik in de menselijke taal met betrekking tot het Woord van God. Deze uitdrukking heeft immers enerzijds betrekking op het meedelen dat God van zichzelf doet, en anderzijds krijgt zij verschillende betekenissen die nauwkeurig dienen te worden overwogen en met elkaar in verband te worden gebracht, zowel vanuit theologisch standpunt als vanuit pastoraal gebruik gezien. Zoals ons de Proloog van Johannes duidelijk laat zien, duidt de Logos oorspronkelijk het eeuwige Woord aan, ofwel de eniggeboren Zoon, vóór alle eeuwen geboren uit de Vader en één in wezen met Hem: het Woord was bij God en het Woord was God. Ditzelfde Woord echter, zegt de heilige Johannes, is “vlees geworden” (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14]; daarom is Jezus Christus, geboren uit de Maagd Maria, werkelijk het Woord van God, dat één in wezen met ons is geworden. Dus duidt de uitdrukking “Woord van God” hier de persoon van Jezus Christus aan, eeuwige Zoon van de Vader, mens geworden.
Bovendien, als het Christusgebeuren het middelpunt vormt van de goddelijke openbaring, dan is het noodzakelijk tevens te erkennen dat de schepping zelf, het liber naturae, ook in wezen deel uitmaakt van deze meerstemmige symfonie, waarin het ene Woord tot uitdrukking komt. Op dezelfde wijze belijden wij dat God zijn Woord heeft meegedeeld in de heilsgeschiedenis; met de kracht van zijn Geest “heeft Hij gesproken door middel van de profeten.” Credo van Nicea - Constantinopel[[66]] Het goddelijk Woord komt daarom gedurende de gehele heilsgeschiedenis tot uitdrukking en heeft zijn volheid in het mysterie van de menswording, dood en verrijzenis van de Zoon van God. En verder is het Woord van God datgene dat door de apostelen wordt gepredikt in gehoorzaamheid aan de opdracht van de verrezen Jezus: “Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het Evangelie aan heel de schepping” (Mc. 16, 15)[b:Mc. 16, 15]. Daarom wordt het Woord van God doorgegeven in de levende overlevering van de Kerk. Ten slotte is het gedocumenteerde en goddelijk geïnspireerde Woord van God de Heilige Schrift, het Oude en het Nieuwe Testament. Dit alles laat ons begrijpen waarom wij in de Kerk de Heilige Schrift zozeer vereren, ook al is het christelijk geloof niet een “godsdienst van het Boek”: het christendom is de “godsdienst van het Woord van God”, niet van “een geschreven en stom woord, maar van het mensgeworden en levende Woord”. IV, 11: PL 183, 86b[[2637]] Daarom dient de Schrift te worden verkondigd, aanhoord, gelezen, ontvangen en beleefd als het Woord van God, in het spoor van de apostolische overlevering waarmee het onlosmakelijk is verbonden. vgl: Dei Verbum, 10[[[576|10]]]
Zoals de synodevaders hebben gezegd, hebben wij hier werkelijk te maken met een analoog taalgebruik van de uitdrukking “Woord van God”, waarvan wij ons bewust moeten zijn. Daarom is het noodzakelijk dat het de gelovigen meer moet worden geleerd om de verschillende betekenissen van deze uitdrukking te beseffen en de onderling samenhangende zin ervan te begrijpen. Ook van theologisch standpunt uit gezien is het noodzakelijk dat de onderverdeling in verschillende betekenissen wordt verdiept, opdat de eenheid van het goddelijk plan en de centrale plaats daarin van de persoon van Christus met grotere glans stralen. vgl: Propositiones, 3[[[2664|3]]]
Uitgaande van deze beschouwingen, die voortkomen uit het mediteren over het christelijk mysterie, zoals dat tot uitdrukking komt in de Proloog van Johannes, is het nu noodzakelijk datgene naar voren te halen wat door de synodevaders is gesteld met betrekking tot de verschillende wijzen waarop wij de uitdrukking “Woord van God” gebruiken. Men heeft terecht gesproken van een symfonie van het Woord, van één enig Woord dat zich op verschillende manieren uit: “één meerstemmig gezang.” Instrumentum Laboris, (9)[[4003|(9)]] De synodevaders hebben, wat dit betreft, gesproken van een analoog gebruik in de menselijke taal met betrekking tot het Woord van God. Deze uitdrukking heeft immers enerzijds betrekking op het meedelen dat God van zichzelf doet, en anderzijds krijgt zij verschillende betekenissen die nauwkeurig dienen te worden overwogen en met elkaar in verband te worden gebracht, zowel vanuit theologisch standpunt als vanuit pastoraal gebruik gezien. Zoals ons de Proloog van Johannes duidelijk laat zien, duidt de Logos oorspronkelijk het eeuwige Woord aan, ofwel de eniggeboren Zoon, vóór alle eeuwen geboren uit de Vader en één in wezen met Hem: het Woord was bij God en het Woord was God. Ditzelfde Woord echter, zegt de heilige Johannes, is “vlees geworden” (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14]; daarom is Jezus Christus, geboren uit de Maagd Maria, werkelijk het Woord van God, dat één in wezen met ons is geworden. Dus duidt de uitdrukking “Woord van God” hier de persoon van Jezus Christus aan, eeuwige Zoon van de Vader, mens geworden.
Bovendien, als het Christusgebeuren het middelpunt vormt van de goddelijke openbaring, dan is het noodzakelijk tevens te erkennen dat de schepping zelf, het liber naturae, ook in wezen deel uitmaakt van deze meerstemmige symfonie, waarin het ene Woord tot uitdrukking komt. Op dezelfde wijze belijden wij dat God zijn Woord heeft meegedeeld in de heilsgeschiedenis; met de kracht van zijn Geest “heeft Hij gesproken door middel van de profeten.” Credo van Nicea - Constantinopel[[66]] Het goddelijk Woord komt daarom gedurende de gehele heilsgeschiedenis tot uitdrukking en heeft zijn volheid in het mysterie van de menswording, dood en verrijzenis van de Zoon van God. En verder is het Woord van God datgene dat door de apostelen wordt gepredikt in gehoorzaamheid aan de opdracht van de verrezen Jezus: “Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het Evangelie aan heel de schepping” (Mc. 16, 15)[b:Mc. 16, 15]. Daarom wordt het Woord van God doorgegeven in de levende overlevering van de Kerk. Ten slotte is het gedocumenteerde en goddelijk geïnspireerde Woord van God de Heilige Schrift, het Oude en het Nieuwe Testament. Dit alles laat ons begrijpen waarom wij in de Kerk de Heilige Schrift zozeer vereren, ook al is het christelijk geloof niet een “godsdienst van het Boek”: het christendom is de “godsdienst van het Woord van God”, niet van “een geschreven en stom woord, maar van het mensgeworden en levende Woord”. IV, 11: PL 183, 86b[[2637]] Daarom dient de Schrift te worden verkondigd, aanhoord, gelezen, ontvangen en beleefd als het Woord van God, in het spoor van de apostolische overlevering waarmee het onlosmakelijk is verbonden. vgl: Dei Verbum, 10[[[576|10]]]
Zoals de synodevaders hebben gezegd, hebben wij hier werkelijk te maken met een analoog taalgebruik van de uitdrukking “Woord van God”, waarvan wij ons bewust moeten zijn. Daarom is het noodzakelijk dat het de gelovigen meer moet worden geleerd om de verschillende betekenissen van deze uitdrukking te beseffen en de onderling samenhangende zin ervan te begrijpen. Ook van theologisch standpunt uit gezien is het noodzakelijk dat de onderverdeling in verschillende betekenissen wordt verdiept, opdat de eenheid van het goddelijk plan en de centrale plaats daarin van de persoon van Christus met grotere glans stralen. vgl: Propositiones, 3[[[2664|3]]]
Referenties naar alinea 7: 2
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
De kosmische dimensie van het Woord
Ons bewust van de grondbetekenis van het Woord van God met betrekking tot het eeuwige Woord van God dat mens is geworden, enige heiland en middelaar tussen God en mens, vgl: Dominus Iesus, 13-15[[[78|13-15]]] en luisterend naar dit Woord, worden wij door de bijbelse openbaring ertoe gebracht om te erkennen dat het het fundament is van heel de werkelijkheid. De Proloog van de heilige Johannes zegt met betrekking tot de goddelijke Logos dat “alles door Hem is geworden en zonder Hem niets is geworden van wat geworden is” (Joh. 1, 3)[b:Joh. 1, 3]; ook in de Brief aan de Kolossenzen wordt met betrekking tot Christus gezegd “de eerstgeborene van heel de schepping” (Kol. 1, 15)[b:Kol. 1, 15], dat “het heelal is geschapen door Hem en voor Hem” (Kol. 1, 16)[b:Kol. 1, 16]. En de schrijver van de Brief aan de Hebreeën herinnert eraan dat “geloof ons doet zien dat het heelal tot stand is gekomen door Gods woord, zodat het zichtbare ontstaan is uit het onzichtbare” (Hebr. 11, 3)[b:Hebr. 11, 3].
Deze boodschap is voor ons een bevrijdend woord. Immers, de uitspraken in de Schrift geven aan dat al wat bestaat, niet de vrucht is van een irrationeel toeval, maar door God is gewild, in zijn plan besloten ligt, en dat het middelpunt daarvan het aanbod is om deel te nemen aan het goddelijk leven in Christus. De schepping wordt uit de Logos geboren en draagt onverwoestbaar het spoor van de scheppende Rede die ordent en leidt. Van deze vreugdevolle zekerheid zingen de Psalmen: “Hij heeft de hemel gemaakt door zijn woord, zijn stem schiep de hemelse machten” (Ps. 33, 6)[b:Ps. 33, 6]; en ook: “Hij sprak slechts een woord en alles ontstond, Hij gaf zijn bevel en het kwam te voorschijn” (Ps. 33, 9)[b:Ps. 33, 9]. De gehele werkelijkheid brengt dit mysterie tot uitdrukking: “De hemel verkondigt Gods heerlijkheid, het uitspansel toont ons het werk van zijn handen” (Ps. 19, 2)[b:Ps. 19, 2]. Daarom is het de Heilige Schrift zelf die ons uitnodigt om de Schepper te leren kennen door naar de schepping te kijken (Wijsh. 13, 5; Rom. 1, 19-20)[[b:Wijsh. 13, 5; Rom. 1, 19-20]]. De traditie van het christelijke denken heeft dit essentiële element van de symfonie van het Woord weten te verdiepen, wanneer bijvoorbeeld de heilige Bonaventura, die samen met de grote traditie van de Griekse vaders alle mogelijkheden van de schepping in de Logos ziet, vgl: XX,5: Opera Omnia, V, Quaracchi 1891, pp. 425-426[[[1432]]] vgl: I, 8: Opera Omnia, V, Quaracchi 1891, pp. 216-217[[[3505]]] zegt dat “ieder schepsel het woord van God is, omdat het God verkondigt”. Itinerarium mentis in Deum, II,12: Opera Omnia, V, Quaracchi 1891, pp. 302-303[[1588]] vgl: Cap. 1, vers. 11, Quaestiones II, 3: Opera Omnia, VI, Quaracchi 1891, p. 16[[[4036]]] De dogmatische constitutie Dei Verbum[576] had dit gegeven samengevat door te verklaren dat “God, die door zijn Woord dat alles schept (Joh. 1, 3)[[b:Joh. 1, 3]] en in stand houdt, in zijn schepselen aan de mensen een bestendig getuigenis van zichzelf geeft”. Dei Verbum, 3[[576|3]] vgl: Dei Filius, 5[[[115|5]]]
Ons bewust van de grondbetekenis van het Woord van God met betrekking tot het eeuwige Woord van God dat mens is geworden, enige heiland en middelaar tussen God en mens, vgl: Dominus Iesus, 13-15[[[78|13-15]]] en luisterend naar dit Woord, worden wij door de bijbelse openbaring ertoe gebracht om te erkennen dat het het fundament is van heel de werkelijkheid. De Proloog van de heilige Johannes zegt met betrekking tot de goddelijke Logos dat “alles door Hem is geworden en zonder Hem niets is geworden van wat geworden is” (Joh. 1, 3)[b:Joh. 1, 3]; ook in de Brief aan de Kolossenzen wordt met betrekking tot Christus gezegd “de eerstgeborene van heel de schepping” (Kol. 1, 15)[b:Kol. 1, 15], dat “het heelal is geschapen door Hem en voor Hem” (Kol. 1, 16)[b:Kol. 1, 16]. En de schrijver van de Brief aan de Hebreeën herinnert eraan dat “geloof ons doet zien dat het heelal tot stand is gekomen door Gods woord, zodat het zichtbare ontstaan is uit het onzichtbare” (Hebr. 11, 3)[b:Hebr. 11, 3].
Deze boodschap is voor ons een bevrijdend woord. Immers, de uitspraken in de Schrift geven aan dat al wat bestaat, niet de vrucht is van een irrationeel toeval, maar door God is gewild, in zijn plan besloten ligt, en dat het middelpunt daarvan het aanbod is om deel te nemen aan het goddelijk leven in Christus. De schepping wordt uit de Logos geboren en draagt onverwoestbaar het spoor van de scheppende Rede die ordent en leidt. Van deze vreugdevolle zekerheid zingen de Psalmen: “Hij heeft de hemel gemaakt door zijn woord, zijn stem schiep de hemelse machten” (Ps. 33, 6)[b:Ps. 33, 6]; en ook: “Hij sprak slechts een woord en alles ontstond, Hij gaf zijn bevel en het kwam te voorschijn” (Ps. 33, 9)[b:Ps. 33, 9]. De gehele werkelijkheid brengt dit mysterie tot uitdrukking: “De hemel verkondigt Gods heerlijkheid, het uitspansel toont ons het werk van zijn handen” (Ps. 19, 2)[b:Ps. 19, 2]. Daarom is het de Heilige Schrift zelf die ons uitnodigt om de Schepper te leren kennen door naar de schepping te kijken (Wijsh. 13, 5; Rom. 1, 19-20)[[b:Wijsh. 13, 5; Rom. 1, 19-20]]. De traditie van het christelijke denken heeft dit essentiële element van de symfonie van het Woord weten te verdiepen, wanneer bijvoorbeeld de heilige Bonaventura, die samen met de grote traditie van de Griekse vaders alle mogelijkheden van de schepping in de Logos ziet, vgl: XX,5: Opera Omnia, V, Quaracchi 1891, pp. 425-426[[[1432]]] vgl: I, 8: Opera Omnia, V, Quaracchi 1891, pp. 216-217[[[3505]]] zegt dat “ieder schepsel het woord van God is, omdat het God verkondigt”. Itinerarium mentis in Deum, II,12: Opera Omnia, V, Quaracchi 1891, pp. 302-303[[1588]] vgl: Cap. 1, vers. 11, Quaestiones II, 3: Opera Omnia, VI, Quaracchi 1891, p. 16[[[4036]]] De dogmatische constitutie Dei Verbum[576] had dit gegeven samengevat door te verklaren dat “God, die door zijn Woord dat alles schept (Joh. 1, 3)[[b:Joh. 1, 3]] en in stand houdt, in zijn schepselen aan de mensen een bestendig getuigenis van zichzelf geeft”. Dei Verbum, 3[[576|3]] vgl: Dei Filius, 5[[[115|5]]]
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
De schepping van de mens
De werkelijkheid wordt dus uit het Woord geboren als creatura Verbi en alles is geroepen om het Woord te dienen. De schepping is de plaats waar heel de geschiedenis van de liefde tussen God en zijn schepsel zich afspeelt; daarom is het heil van de mens de drijfveer van alles. Wanneer wij kijken naar de kosmos vanuit het perspectief van de heilsgeschiedenis, dan worden wij ertoe gebracht om de unieke en bijzondere plaats te ontdekken die de mens in de schepping inneemt: “En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; als man en vrouw schiep Hij hen” (Gen. 1, 27)[b:Gen. 1, 27]. Dit staat het ons toe om de kostbare gaven die we van de Schepper hebben ontvangen ten volle te erkennen: de waarde van het eigen lichaam, de gave van de rede, de vrijheid en het bewustzijn. Hierin vinden wij ook wat de filosofische traditie “natuurwet” noemt. vgl: Propositiones, 13[[[2664|13]]] Immers, “ieder menselijk wezen dat tot bewustzijn en verantwoordelijkheidsgevoel komt, ervaart een innerlijke oproep om het goede te doen” Op zoek naar een universele ethiek: een nieuwe blik op de natuurwet, (39)[[2996|(39)]] en derhalve om het kwade te vermijden. Zoals de heilige Thomas van Aquino zegt, zijn op dit principe ook alle andere voorschriften van de natuurwet gebaseerd. vgl: Summa Theologiae, Prima Secundae q. 94 a. 2[[[t:ia-iiae q. 94 a. 2]]] Het luisteren naar het Woord van God brengt ons op de eerste plaats ertoe te waarderen dat we het nodig hebben om volgens deze wet “die in het hart geschreven staat” (Rom. 2, 15; Rom. 7, 23)[[b:Rom. 2, 15; Rom. 7, 23]] te leven. vgl: Bijbel en moraal, (13,32,109)[[[4040|(13.32.109)]]] Jezus Christus geeft vervolgens aan de mensen de nieuwe Wet, de Wet van het evangelie, die de natuurwet in zich opneemt en op sublieme wijze verwezenlijkt door ons te bevrijden van de zonde, waardoor, zoals de heilige Paulus zegt, “de goede wil binnen mijn bereik ligt, maar niet de goede zaak” (Rom. 7, 18)[b:Rom. 7, 18] en die aan de mensen door middel van de genade de deelname geeft aan het goddelijk leven en het vermogen om egoïsme te overwinnen. vgl: Op zoek naar een universele ethiek: een nieuwe blik op de natuurwet, (102)[[[2996|(102)]]]
De werkelijkheid wordt dus uit het Woord geboren als creatura Verbi en alles is geroepen om het Woord te dienen. De schepping is de plaats waar heel de geschiedenis van de liefde tussen God en zijn schepsel zich afspeelt; daarom is het heil van de mens de drijfveer van alles. Wanneer wij kijken naar de kosmos vanuit het perspectief van de heilsgeschiedenis, dan worden wij ertoe gebracht om de unieke en bijzondere plaats te ontdekken die de mens in de schepping inneemt: “En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; als man en vrouw schiep Hij hen” (Gen. 1, 27)[b:Gen. 1, 27]. Dit staat het ons toe om de kostbare gaven die we van de Schepper hebben ontvangen ten volle te erkennen: de waarde van het eigen lichaam, de gave van de rede, de vrijheid en het bewustzijn. Hierin vinden wij ook wat de filosofische traditie “natuurwet” noemt. vgl: Propositiones, 13[[[2664|13]]] Immers, “ieder menselijk wezen dat tot bewustzijn en verantwoordelijkheidsgevoel komt, ervaart een innerlijke oproep om het goede te doen” Op zoek naar een universele ethiek: een nieuwe blik op de natuurwet, (39)[[2996|(39)]] en derhalve om het kwade te vermijden. Zoals de heilige Thomas van Aquino zegt, zijn op dit principe ook alle andere voorschriften van de natuurwet gebaseerd. vgl: Summa Theologiae, Prima Secundae q. 94 a. 2[[[t:ia-iiae q. 94 a. 2]]] Het luisteren naar het Woord van God brengt ons op de eerste plaats ertoe te waarderen dat we het nodig hebben om volgens deze wet “die in het hart geschreven staat” (Rom. 2, 15; Rom. 7, 23)[[b:Rom. 2, 15; Rom. 7, 23]] te leven. vgl: Bijbel en moraal, (13,32,109)[[[4040|(13.32.109)]]] Jezus Christus geeft vervolgens aan de mensen de nieuwe Wet, de Wet van het evangelie, die de natuurwet in zich opneemt en op sublieme wijze verwezenlijkt door ons te bevrijden van de zonde, waardoor, zoals de heilige Paulus zegt, “de goede wil binnen mijn bereik ligt, maar niet de goede zaak” (Rom. 7, 18)[b:Rom. 7, 18] en die aan de mensen door middel van de genade de deelname geeft aan het goddelijk leven en het vermogen om egoïsme te overwinnen. vgl: Op zoek naar een universele ethiek: een nieuwe blik op de natuurwet, (102)[[[2996|(102)]]]
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Het realisme van het Woord
Wie het goddelijk Woord kent, kent ook ten volle de betekenis van ieder schepsel. Als immers alle dingen “bestaan” in Hem die vóór alles bestaat” (Kol. 1, 17)[b:Kol. 1, 17], dan bouwt wie zijn eigen leven op het Woord bouwt, waarlijk op een solide en duurzame wijze. Het Woord van God drijft ons ertoe om ons begrip van realisme te veranderen: realist is hij die in het Woord van God het fundament van alles herkent. vgl: Meditatie bij de Terts, tevens het begin van de beraadslagingen, 2[[[3866|2]]] Hieraan hebben wij vooral behoefte in onze tijd, waarin veel dingen waarop men zijn vertrouwen stelt om het leven op te bouwen, waarop men geneigd is zijn hoop te vestigen, hun vergankelijkheid laten zien. Bezit, genot en macht blijken vervolgens vroeg of laat niet in staat om de diepste verlangens van het hart van de mens te vervullen. Om een eigen leven op te bouwen heeft hij immers solide fundamenten nodig, die ook blijven wanneer de menselijke zekerheden minder worden. In werkelijkheid bouwt hij die op dit Woord het huis van zijn eigen leven bouwt, op de rots (Mt. 7, 24)[[b:Mt. 7, 24]], aangezien “uw woord, Heer, blijft gelden voor eeuwig, het in de hemel vaststaat” en de trouw van de Heer bestendig is “voor alle geslachten” (Ps. 119, 89-90)[b:Ps. 119, 89-90]. Moge ons hart iedere dag tot God kunnen zeggen “Gij zijt mijn schild en beschermer, ik stel mijn hoop op uw woord” (Ps. 119, 114)[b:Ps. 119, 114] en mogen wij, zoals de heilige Petrus, iedere dag handelen in vertrouwen op de Heer Jezus: “op uw woord zal ik de netten uitgooien” (Lc. 5, 5)[b:Lc. 5, 5].
Wie het goddelijk Woord kent, kent ook ten volle de betekenis van ieder schepsel. Als immers alle dingen “bestaan” in Hem die vóór alles bestaat” (Kol. 1, 17)[b:Kol. 1, 17], dan bouwt wie zijn eigen leven op het Woord bouwt, waarlijk op een solide en duurzame wijze. Het Woord van God drijft ons ertoe om ons begrip van realisme te veranderen: realist is hij die in het Woord van God het fundament van alles herkent. vgl: Meditatie bij de Terts, tevens het begin van de beraadslagingen, 2[[[3866|2]]] Hieraan hebben wij vooral behoefte in onze tijd, waarin veel dingen waarop men zijn vertrouwen stelt om het leven op te bouwen, waarop men geneigd is zijn hoop te vestigen, hun vergankelijkheid laten zien. Bezit, genot en macht blijken vervolgens vroeg of laat niet in staat om de diepste verlangens van het hart van de mens te vervullen. Om een eigen leven op te bouwen heeft hij immers solide fundamenten nodig, die ook blijven wanneer de menselijke zekerheden minder worden. In werkelijkheid bouwt hij die op dit Woord het huis van zijn eigen leven bouwt, op de rots (Mt. 7, 24)[[b:Mt. 7, 24]], aangezien “uw woord, Heer, blijft gelden voor eeuwig, het in de hemel vaststaat” en de trouw van de Heer bestendig is “voor alle geslachten” (Ps. 119, 89-90)[b:Ps. 119, 89-90]. Moge ons hart iedere dag tot God kunnen zeggen “Gij zijt mijn schild en beschermer, ik stel mijn hoop op uw woord” (Ps. 119, 114)[b:Ps. 119, 114] en mogen wij, zoals de heilige Petrus, iedere dag handelen in vertrouwen op de Heer Jezus: “op uw woord zal ik de netten uitgooien” (Lc. 5, 5)[b:Lc. 5, 5].
Referenties naar alinea 10: 1
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Christologie van het Woord
Vanuit deze kijk op de werkelijkheid als werk van de heilige Drie-eenheid door middel van het goddelijk Woord kunnen wij de woorden van de schrijver van de Brief aan de Hebreeën begrijpen: “Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot onze vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde der tijden, tot ons gesproken door de Zoon die Hij erfgenaam gemaakt heeft van al wat bestaat en door wie Hij het heelal heeft geschapen” (Hebr. 1, 1-2)[b:Hebr. 1, 1-2]. Het is heel mooi om te zien hoe reeds heel het Oude Testament zich aan ons vertoont als een geschiedenis waarin God zijn Woord meedeelt: immers, “na met Abraham (Gen. 15, 18)[[b:Gen. 15, 18]] en met het volk Israël door Mozes een verbond te zijn aangegaan (Ex. 24, 8)[[b:Ex. 24, 8]], heeft Hij zich aan dat volk dat Hij voor zich had verworven zo door woorden en daden geopenbaard als de enige ware en levende God, dat Israël de wegen van God met de mensen ervoer en deze, door het woord van God in de mond van de profeten, allengs dieper en duidelijker in staat was te begrijpen en in breder kring onder de volkeren gestalte kon geven (Ps. 22, 28-29; Ps. 96, 1-3; Jes. 2, 1-4; Jer. 3, 17)[[b:Ps. 22, 28-29; Ps. 96, 1-3; Jes. 2, 1-4; Jer. 3, 17]]”. Dei Verbum, 14[[576|14]]
Deze welwillendheid van God gaat op onovertrefbare wijze in vervulling in de menswording van het Woord. Het eeuwige Woord dat tot uitdrukking komt in de schepping is in Christus een mens geworden, “geboren uit een vrouw” (Gal. 4, 4)[b:Gal. 4, 4]. Het Woord komt hier vóór alles niet tot uitdrukking in een toespraak, in begrippen of regels. Hier staan wij tegenover de persoon zelf van Jezus. Zijn unieke en bijzondere geschiedenis is het definitieve Woord dat God tot de mensheid spreekt. Van hieruit begrijpt men waarom “christen zijn niet in eerste instantie wordt bepaald door een ethische beslissing of hoogstaand idee, maar door een ontmoeting met een gebeurtenis, met een Persoon die ons leven een nieuwe horizon en daarmee de beslissende richting geeft”. Deus Caritas Est, 1[[715|1]] Het hernieuwen van deze ontmoeting en dit bewustzijn doet in het hart van de gelovigen de verbazing ontstaan over het goddelijk initiatief dat de mens met zijn eigen verstandelijke vermogens en eigen verbeeldingskracht nooit had kunnen bedenken. Het betreft iets nieuws, nog nooit gehoord en menselijk onvoorstelbaar: “het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond” (Joh. 1, 14a)[b:Joh. 1, 14a]. Deze woorden zijn geen retorische figuur, maar een beleefde ervaring! Het is de heilige Johannes, als ooggetuige, die deze vertelt: “Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene van de Vader ontvangt, vol genade en waarheid” (Joh. 1, 14b)[b:Joh. 1, 14b]. Het apostolisch geloof getuigt dat het eeuwig Woord een van ons is geworden. Het goddelijk Woord drukt zich werkelijk uit in menselijke woorden.
Vanuit deze kijk op de werkelijkheid als werk van de heilige Drie-eenheid door middel van het goddelijk Woord kunnen wij de woorden van de schrijver van de Brief aan de Hebreeën begrijpen: “Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot onze vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde der tijden, tot ons gesproken door de Zoon die Hij erfgenaam gemaakt heeft van al wat bestaat en door wie Hij het heelal heeft geschapen” (Hebr. 1, 1-2)[b:Hebr. 1, 1-2]. Het is heel mooi om te zien hoe reeds heel het Oude Testament zich aan ons vertoont als een geschiedenis waarin God zijn Woord meedeelt: immers, “na met Abraham (Gen. 15, 18)[[b:Gen. 15, 18]] en met het volk Israël door Mozes een verbond te zijn aangegaan (Ex. 24, 8)[[b:Ex. 24, 8]], heeft Hij zich aan dat volk dat Hij voor zich had verworven zo door woorden en daden geopenbaard als de enige ware en levende God, dat Israël de wegen van God met de mensen ervoer en deze, door het woord van God in de mond van de profeten, allengs dieper en duidelijker in staat was te begrijpen en in breder kring onder de volkeren gestalte kon geven (Ps. 22, 28-29; Ps. 96, 1-3; Jes. 2, 1-4; Jer. 3, 17)[[b:Ps. 22, 28-29; Ps. 96, 1-3; Jes. 2, 1-4; Jer. 3, 17]]”. Dei Verbum, 14[[576|14]]
Deze welwillendheid van God gaat op onovertrefbare wijze in vervulling in de menswording van het Woord. Het eeuwige Woord dat tot uitdrukking komt in de schepping is in Christus een mens geworden, “geboren uit een vrouw” (Gal. 4, 4)[b:Gal. 4, 4]. Het Woord komt hier vóór alles niet tot uitdrukking in een toespraak, in begrippen of regels. Hier staan wij tegenover de persoon zelf van Jezus. Zijn unieke en bijzondere geschiedenis is het definitieve Woord dat God tot de mensheid spreekt. Van hieruit begrijpt men waarom “christen zijn niet in eerste instantie wordt bepaald door een ethische beslissing of hoogstaand idee, maar door een ontmoeting met een gebeurtenis, met een Persoon die ons leven een nieuwe horizon en daarmee de beslissende richting geeft”. Deus Caritas Est, 1[[715|1]] Het hernieuwen van deze ontmoeting en dit bewustzijn doet in het hart van de gelovigen de verbazing ontstaan over het goddelijk initiatief dat de mens met zijn eigen verstandelijke vermogens en eigen verbeeldingskracht nooit had kunnen bedenken. Het betreft iets nieuws, nog nooit gehoord en menselijk onvoorstelbaar: “het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond” (Joh. 1, 14a)[b:Joh. 1, 14a]. Deze woorden zijn geen retorische figuur, maar een beleefde ervaring! Het is de heilige Johannes, als ooggetuige, die deze vertelt: “Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene van de Vader ontvangt, vol genade en waarheid” (Joh. 1, 14b)[b:Joh. 1, 14b]. Het apostolisch geloof getuigt dat het eeuwig Woord een van ons is geworden. Het goddelijk Woord drukt zich werkelijk uit in menselijke woorden.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
De overlevering van de Vaders en de Middeleeuwen heeft bij het overwegen van deze “christologie van het Woord” een suggestieve uitdrukking gebruikt: “het Woord heeft zich verkort”. vgl: I, 2, 8: SC 252, pp. 127-129: “Ho Logos pachynetai (of brachynetai)”[[[2500]]] “De kerkvaders vonden in de Griekse vertaling van het Oude Testament een woord van de profeet Jesaja dat ook de heilige Paulus aanhaalt om te laten zien hoe de nieuwe wegen van God reeds tevoren werden aangekondigd in het Oude Testament. Daar las men: ‘God heeft zijn woord kort gemaakt, Hij heeft het verkort’ (Jes. 10, 23; Rom. 9, 28)[b:Jes. 10, 23; Rom. 9, 28] (...) De Zoon zelf is het Woord, Hij is de Logos: het eeuwig Woord heeft zich klein gemaakt – zo klein dat het in een kribbe paste. Het is kind geworden, opdat het Woord voor ons grijpbaar wordt”. God heeft zijn Woord ingekort, 2[[1599|2]] Nu is het Woord niet alleen hoorbaar, het heeft niet alleen een stem, nu heeft het Woord een gezicht dat wij dus kunnen zien: Jezus van Nazareth. vgl: Boodschap van de Synodevaders aan het volk van God n.a.v. de Synode over het Woord van God, 4-6[[[2662|4-6]]]
Wanneer wij het verhaal van de evangelies volgen, merken wij op hoe de mensheid zelf van Jezus in al haar bijzonderheid juist met betrekking tot het Woord van God naar voren komt. Hij verwezenlijkt immers in zijn volmaakte mensheid ieder ogenblik de wil van de Vader; Jezus hoort zijn stem en gehoorzaamt daaraan met heel zijn wezen; Hij kent de Vader en onderhoudt zijn woord (Joh. 8, 55)[[b:Joh. 8, 55]]; Hij vertelt aan ons wat de Vader Hem heeft gezegd (Joh. 12, 50)[[b:Joh. 12, 50]]; “de boodschap die Gij Mij hebt meegegeven, heb Ik hun meegedeeld” (Joh. 17, 8)[b:Joh. 17, 8]. Daarom laat Jezus zien dat Hij de goddelijke Logos is die zich aan ons geeft, maar ook de nieuwe Adam, de ware mens: Hij die ieder ogenblik niet zijn eigen wil doet, maar die van de Vader. Hij “nam toe in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen” (Lc. 2, 52)[b:Lc. 2, 52]. Op volmaakte wijze luistert Hij naar het goddelijk Woord, verwezenlijkt het in zich en deelt het aan ons mee. (Lc. 5, 1)[[b:Lc. 5, 1]]
De zending van Jezus vindt ten slotte haar vervulling in het paasmysterie: hier staan wij voor de “prediking van het kruis” (1 Kor. 1, 18)[b:1 Kor. 1, 18]. Het Woord verstomt, het wordt doodse stilte, daar het heeft “gesproken” tot zwijgens toe, zonder iets achter te houden van wat het ons moest mededelen. Wanneer de kerkvaders dit mysterie overwegen, leggen zij op suggestieve wijze de Moeder Gods deze uitdrukking in de mond: “Het Woord van de Vader, dat ieder schepsel dat spreekt heeft gemaakt, is sprakeloos; levenloos zijn de uitgebluste ogen van Hem op wiens woord en wenk zich alles beweegt wat leven heeft”. nr. 89: Testi mariani del primo millennio, 2, Rome 1989, p. 253.[[4048]] Hier wordt ons werkelijk de “grootste” liefde meegedeeld, namelijk dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden. (Joh. 15, 13)[[b:Joh. 15, 13]]
In dit grote mysterie openbaart Jezus zich als het Woord van het Nieuwe en Eeuwigdurende Verbond: de vrijheid van God en de vrijheid van de mens hebben elkaar definitief ontmoet in het gekruisigde vlees, in een onlosmakelijk verbond dat voor altijd geldig is. Jezus zelf had bij het Laatste Avondmaal, bij de instelling van de eucharistie, gesproken over het “Nieuwe en Eeuwigdurende Verbond”, gesloten in zijn vergoten bloed (Mt. 26, 28; Mc. 14, 24; Lc. 22, 20)[[b:Mt. 26, 28; Mc. 14, 24; Lc. 22, 20]] en zo laten zien dat Hij het ware geofferde Lam was, waarin de definitieve bevrijding uit de slavernij tot stand komt. vgl: Sacramentum Caritatis, 9-10[[[1784|9-10]]]
In het zeer lichtende mysterie van de verrijzenis openbaart zich dit zwijgen van het Woord in zijn meest authentieke en definitieve betekenis. Christus, mensgeworden Woord van God, gekruisigd en verrezen, is de Heer van alle dingen; Hij is de Overwinnaar, de Pancrator, en alle dingen zijn zo in Hem onder één hoofd gebracht (Ef. 1, 10)[[b:Ef. 1, 10]]. Christus is dus “het licht van de wereld” (Joh. 8, 12)[b:Joh. 8, 12], dat licht dat “schijnt in de duisternis” (Joh. 1, 5)[b:Joh. 1, 5], en dat de duisternis niet heeft overwonnen. (Joh. 1, 5)[[b:Joh. 1, 5]] Hier begrijpen wij ten volle de betekenis van Psalm 119: “Uw woord is een lamp voor mijn voeten, het is een licht op mijn pad” (Ps. 119, 105)[b:Ps. 119, 105]; het Woord dat verrijst, is dit definitieve licht op onze weg. De Christenen zijn zich vanaf het begin ervan bewust geweest dat in Christus het Woord van God aanwezig is als Persoon. Het Woord van God is het ware licht waaraan de mens behoefte heeft. Ja, in de verrijzenis is de Zoon van God opgegaan als het Licht van de wereld. Nu kunnen wij, in Hem en door Hem levend, leven in het licht.
Wanneer wij het verhaal van de evangelies volgen, merken wij op hoe de mensheid zelf van Jezus in al haar bijzonderheid juist met betrekking tot het Woord van God naar voren komt. Hij verwezenlijkt immers in zijn volmaakte mensheid ieder ogenblik de wil van de Vader; Jezus hoort zijn stem en gehoorzaamt daaraan met heel zijn wezen; Hij kent de Vader en onderhoudt zijn woord (Joh. 8, 55)[[b:Joh. 8, 55]]; Hij vertelt aan ons wat de Vader Hem heeft gezegd (Joh. 12, 50)[[b:Joh. 12, 50]]; “de boodschap die Gij Mij hebt meegegeven, heb Ik hun meegedeeld” (Joh. 17, 8)[b:Joh. 17, 8]. Daarom laat Jezus zien dat Hij de goddelijke Logos is die zich aan ons geeft, maar ook de nieuwe Adam, de ware mens: Hij die ieder ogenblik niet zijn eigen wil doet, maar die van de Vader. Hij “nam toe in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen” (Lc. 2, 52)[b:Lc. 2, 52]. Op volmaakte wijze luistert Hij naar het goddelijk Woord, verwezenlijkt het in zich en deelt het aan ons mee. (Lc. 5, 1)[[b:Lc. 5, 1]]
De zending van Jezus vindt ten slotte haar vervulling in het paasmysterie: hier staan wij voor de “prediking van het kruis” (1 Kor. 1, 18)[b:1 Kor. 1, 18]. Het Woord verstomt, het wordt doodse stilte, daar het heeft “gesproken” tot zwijgens toe, zonder iets achter te houden van wat het ons moest mededelen. Wanneer de kerkvaders dit mysterie overwegen, leggen zij op suggestieve wijze de Moeder Gods deze uitdrukking in de mond: “Het Woord van de Vader, dat ieder schepsel dat spreekt heeft gemaakt, is sprakeloos; levenloos zijn de uitgebluste ogen van Hem op wiens woord en wenk zich alles beweegt wat leven heeft”. nr. 89: Testi mariani del primo millennio, 2, Rome 1989, p. 253.[[4048]] Hier wordt ons werkelijk de “grootste” liefde meegedeeld, namelijk dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden. (Joh. 15, 13)[[b:Joh. 15, 13]]
In dit grote mysterie openbaart Jezus zich als het Woord van het Nieuwe en Eeuwigdurende Verbond: de vrijheid van God en de vrijheid van de mens hebben elkaar definitief ontmoet in het gekruisigde vlees, in een onlosmakelijk verbond dat voor altijd geldig is. Jezus zelf had bij het Laatste Avondmaal, bij de instelling van de eucharistie, gesproken over het “Nieuwe en Eeuwigdurende Verbond”, gesloten in zijn vergoten bloed (Mt. 26, 28; Mc. 14, 24; Lc. 22, 20)[[b:Mt. 26, 28; Mc. 14, 24; Lc. 22, 20]] en zo laten zien dat Hij het ware geofferde Lam was, waarin de definitieve bevrijding uit de slavernij tot stand komt. vgl: Sacramentum Caritatis, 9-10[[[1784|9-10]]]
In het zeer lichtende mysterie van de verrijzenis openbaart zich dit zwijgen van het Woord in zijn meest authentieke en definitieve betekenis. Christus, mensgeworden Woord van God, gekruisigd en verrezen, is de Heer van alle dingen; Hij is de Overwinnaar, de Pancrator, en alle dingen zijn zo in Hem onder één hoofd gebracht (Ef. 1, 10)[[b:Ef. 1, 10]]. Christus is dus “het licht van de wereld” (Joh. 8, 12)[b:Joh. 8, 12], dat licht dat “schijnt in de duisternis” (Joh. 1, 5)[b:Joh. 1, 5], en dat de duisternis niet heeft overwonnen. (Joh. 1, 5)[[b:Joh. 1, 5]] Hier begrijpen wij ten volle de betekenis van Psalm 119: “Uw woord is een lamp voor mijn voeten, het is een licht op mijn pad” (Ps. 119, 105)[b:Ps. 119, 105]; het Woord dat verrijst, is dit definitieve licht op onze weg. De Christenen zijn zich vanaf het begin ervan bewust geweest dat in Christus het Woord van God aanwezig is als Persoon. Het Woord van God is het ware licht waaraan de mens behoefte heeft. Ja, in de verrijzenis is de Zoon van God opgegaan als het Licht van de wereld. Nu kunnen wij, in Hem en door Hem levend, leven in het licht.
Referenties naar alinea 12: 1
Gebed en stilte: Jezus, meester van het gebed ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Nu wij gekomen zijn, om zo te zeggen, bij de kern van de “Christologie van het Woord”, is het noodzakelijk de eenheid van het goddelijk plan in het mensgeworden Woord te onderstrepen: hierdoor houdt het Nieuwe Testament ons het paasmysterie in overeenstemming met de Heilige Schrift als een diepste vervulling voor. De heilige Paulus zegt in de Eerste brief aan de Korintiërs dat Jezus Christus is gestorven voor onze zonden “volgens de Schriften” (1 Kor. 15, 3)[b:1 Kor. 15, 3] en dat Hij is verrezen op de derde dag “volgens de Schriften” (1 Kor. 15, 4)[b:1 Kor. 15, 4]. Hiermee brengt de Apostel de gebeurtenis van de dood en verrijzenis van de Heer in verband met de geschiedenis van het Oude Verbond van God met zijn volk. Wat meer is, hij doet ons begrijpen dat die geschiedenis daardoor haar logica en ware betekenis krijgt. In het paasmysterie gaan “de woorden van de Schrift in vervulling, dat wil zeggen, deze dood, verwezenlijkt ‘volgens de Schriften’, is een gebeurtenis die in zich een logos, een logica bevat: de dood van Christus bewijst dat het Woord van God ten diepste ‘vlees’ is geworden, menselijke ‘geschiedenis’.” Hij is verrezen, (5)[[2928|(5)]] Ook de verrijzenis van Christus gebeurt “op de derde dag volgens de Schriften”: daar volgens de joodse interpretatie het bederf na de derde dag begon, wordt het woord van de Schrift vervuld in Jezus, die verrijst, voordat het bederf begint. Zo onderstreept de heilige Paulus, daarbij trouw de leer van de apostelen doorgevend (1 Kor. 15, 3)[[b:1 Kor. 15, 3]], dat de overwinning van Christus op de dood geschiedt door de scheppende macht van het Woord van God. Deze goddelijke macht brengt hoop en vreugde: dit is definitief de bevrijdende inhoud van de openbaring van Pasen. In Pasen openbaart God zichzelf en de macht van de trinitaire liefde, die de verwoestende krachten van het kwaad en de dood vernietigt.
Wanneer wij deze wezenlijke elementen van ons geloof in herinnering brengen, kunnen wij zo de diepe eenheid tussen schepping en nieuwe schepping en heel de heilsgeschiedenis in Christus aanschouwen. Om het met een beeld uit te drukken: wij kunnen de kosmos vergelijken met een “boek” – zo zei ook Galileo Galilei het – en deze zien als “het werk van een schrijver die zich door middel van de ‘symfonie’ van de schepping uitdrukt. Binnen deze symfonie bevindt zich op een gegeven punt wat men in de taal van de muziek een ‘solo’ zou noemen, een thema dat is toevertrouwd aan één instrument of één stem; en dit thema is zo belangrijk dat hiervan de betekenis van heel het werk afhangt. Deze ‘solo’ is Jezus (...) De Mensenzoon vat in zich hemel en aarde samen, schepping en Schepper, vlees en Geest. Hij is het middelpunt van de kosmos en de geschiedenis, omdat de Schepper en zijn werk zich in Hem verenigen zonder zich te vermengen”. Op Epifanie, de Openbaring van de Heer (Driekoningen), 4[[2807|4]]
Wanneer wij deze wezenlijke elementen van ons geloof in herinnering brengen, kunnen wij zo de diepe eenheid tussen schepping en nieuwe schepping en heel de heilsgeschiedenis in Christus aanschouwen. Om het met een beeld uit te drukken: wij kunnen de kosmos vergelijken met een “boek” – zo zei ook Galileo Galilei het – en deze zien als “het werk van een schrijver die zich door middel van de ‘symfonie’ van de schepping uitdrukt. Binnen deze symfonie bevindt zich op een gegeven punt wat men in de taal van de muziek een ‘solo’ zou noemen, een thema dat is toevertrouwd aan één instrument of één stem; en dit thema is zo belangrijk dat hiervan de betekenis van heel het werk afhangt. Deze ‘solo’ is Jezus (...) De Mensenzoon vat in zich hemel en aarde samen, schepping en Schepper, vlees en Geest. Hij is het middelpunt van de kosmos en de geschiedenis, omdat de Schepper en zijn werk zich in Hem verenigen zonder zich te vermengen”. Op Epifanie, de Openbaring van de Heer (Driekoningen), 4[[2807|4]]
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Voorwoord bij "Normen voor de procedure ter beoordeling van vermeende verschijningen en openbaringen" ->=geentekst=
In ascolto dello Spirito ->=geentekst=
In ascolto dello Spirito ->=geentekst=
In ascolto dello Spirito ->=geentekst=
De eschatalogische dimensie van Gods Woord
Met dit alles brengt de Kerk het bewustzijn tot uitdrukking dat zij met Jezus staat voor het definitieve Woord van God. Hij is “de eerste en de laatste” (Openb. 1, 17)[b:Openb. 1, 17]. Hij heeft de schepping en de geschiedenis haar definitieve zin gegeven; daardoor zijn wij geroepen om in de tijd te leven, de schepping van God te bewonen, binnen dit eschatologische ritme van het Woord; “de christelijke heilsbedeling, die immers het nieuwe en het definitieve verbond is, zal nooit voorbijgaan en er is geen nieuwe publieke openbaring te verwachten vóór de glorievolle verschijning van onze Heer Jezus Christus (1 Tim. 6, 14; Tit. 2, 13)[[b:1 Tim. 6, 14; Tit. 2, 13]]”. Dei Verbum, 4[[576|4]] Zoals immers de synodevaders gedurende de vergadering in herinnering hebben gebracht, “openbaart zich de specificiteit van het christendom in het gebeuren Jezus Christus, hoogtepunt van de openbaring, vervulling van de beloften van God en middelaar van de ontmoeting tussen de mens en God. Hij “die ons God heeft doen kennen” (Joh. 1, 18)[[b:Joh. 1, 18]] is het enige en definitieve Woord dat aan de mensheid is gegeven”. Propositiones, 4[[2664|4]] De heilige Johannes van het Kruis[4029] heeft deze waarheid op bewonderenswaardige wijze verwoord: “Vanaf het ogenblik dat Hij ons zijn Zoon heeft gegeven, die zijn enige, definitieve Woord is, heeft Hij ons alles in een keer in dit ene Woord gezegd en heeft Hij niets meer te zeggen. (...) Immers, wat Hij eens in gedeelten tot de profeten zei, dat heeft Hij in zijn geheel in zijn Zoon gezegd door ons alles te geven wat zijn Zoon is. Wie daarom de Heer nog vragen zou willen stellen en van Hem visioenen of openbaringen zou willen vragen, die zou niet alleen een domheid begaan, maar God ook beledigen, omdat hij zijn blik niet enkel op Christus richt en op zoek is naar andere dingen en nieuwigheden”. II, 22[[1082]]
Dientengevolge heeft de synode aanbevolen “de gelovigen te helpen om het Woord van God goed te onderscheiden van privé-openbaringen” Propositiones, 47[[2664|47]], waarvan de rol “niet is (...) de definitieve openbaring van Christus “aan te vullen”, maar te helpen om deze voller te beleven in een bepaald tijdperk van de geschiedenis”. Catechismus van de Katholieke Kerk, 67[[1|67]] De waarde van privé-openbaringen verschilt wezenlijk van de ene publieke openbaring: deze vraagt om ons geloof; daarin spreekt immers God zelf tot ons door middel van menselijke woorden en door bemiddeling van de levende gemeenschap van de Kerk. Het criterium voor de waarheid van een privé-openbaring is dat het georiënteerd moet zijn op Christus zelf. Wanneer deze van Hem verwijdert, dan komt zij vrij zeker niet van de Heilige Geest, die ons naar het binnenste van het Evangelie brengt en niet daarbuiten. De privé-openbaring is een hulp voor het geloof en blijkt daarom juist geloofwaardig te zijn, omdat zij verwijst naar de ene publieke openbaring. Daarom geeft de kerkelijke goedkeuring van een privé-openbaring in wezen aan dat de betreffende boodschap niets bevat wat met het geloof en de goede zeden in strijd is; het is geoorloofd dit openbaar te maken en de gelovigen mogen op prudente wijze hun instemming hiermee betuigen. Een privé-openbaring kan nieuwe accenten leggen, nieuwe vormen van vroomheid doen ontstaan en oude verdiepen. Zij kan een bepaald profetisch karakter hebben (1 Tess. 5, 19-21)[[b:1 Tess. 5, 19-21]] en een waardevolle hulp zijn om in deze tijd het Evangelie beter te begrijpen en te beleven; daarom mag men dit niet veronachtzamen. Het is een hulp die wordt geboden; maar het is niet verplicht er gebruik van te maken. In elk geval moet het een voeding zijn van geloof, hoop en liefde, die voor allen de permanente weg van het heil zijn. vgl: Ench. Vat. 19, Nr. 974-1021[[[3573]]]
Met dit alles brengt de Kerk het bewustzijn tot uitdrukking dat zij met Jezus staat voor het definitieve Woord van God. Hij is “de eerste en de laatste” (Openb. 1, 17)[b:Openb. 1, 17]. Hij heeft de schepping en de geschiedenis haar definitieve zin gegeven; daardoor zijn wij geroepen om in de tijd te leven, de schepping van God te bewonen, binnen dit eschatologische ritme van het Woord; “de christelijke heilsbedeling, die immers het nieuwe en het definitieve verbond is, zal nooit voorbijgaan en er is geen nieuwe publieke openbaring te verwachten vóór de glorievolle verschijning van onze Heer Jezus Christus (1 Tim. 6, 14; Tit. 2, 13)[[b:1 Tim. 6, 14; Tit. 2, 13]]”. Dei Verbum, 4[[576|4]] Zoals immers de synodevaders gedurende de vergadering in herinnering hebben gebracht, “openbaart zich de specificiteit van het christendom in het gebeuren Jezus Christus, hoogtepunt van de openbaring, vervulling van de beloften van God en middelaar van de ontmoeting tussen de mens en God. Hij “die ons God heeft doen kennen” (Joh. 1, 18)[[b:Joh. 1, 18]] is het enige en definitieve Woord dat aan de mensheid is gegeven”. Propositiones, 4[[2664|4]] De heilige Johannes van het Kruis[4029] heeft deze waarheid op bewonderenswaardige wijze verwoord: “Vanaf het ogenblik dat Hij ons zijn Zoon heeft gegeven, die zijn enige, definitieve Woord is, heeft Hij ons alles in een keer in dit ene Woord gezegd en heeft Hij niets meer te zeggen. (...) Immers, wat Hij eens in gedeelten tot de profeten zei, dat heeft Hij in zijn geheel in zijn Zoon gezegd door ons alles te geven wat zijn Zoon is. Wie daarom de Heer nog vragen zou willen stellen en van Hem visioenen of openbaringen zou willen vragen, die zou niet alleen een domheid begaan, maar God ook beledigen, omdat hij zijn blik niet enkel op Christus richt en op zoek is naar andere dingen en nieuwigheden”. II, 22[[1082]]
Dientengevolge heeft de synode aanbevolen “de gelovigen te helpen om het Woord van God goed te onderscheiden van privé-openbaringen” Propositiones, 47[[2664|47]], waarvan de rol “niet is (...) de definitieve openbaring van Christus “aan te vullen”, maar te helpen om deze voller te beleven in een bepaald tijdperk van de geschiedenis”. Catechismus van de Katholieke Kerk, 67[[1|67]] De waarde van privé-openbaringen verschilt wezenlijk van de ene publieke openbaring: deze vraagt om ons geloof; daarin spreekt immers God zelf tot ons door middel van menselijke woorden en door bemiddeling van de levende gemeenschap van de Kerk. Het criterium voor de waarheid van een privé-openbaring is dat het georiënteerd moet zijn op Christus zelf. Wanneer deze van Hem verwijdert, dan komt zij vrij zeker niet van de Heilige Geest, die ons naar het binnenste van het Evangelie brengt en niet daarbuiten. De privé-openbaring is een hulp voor het geloof en blijkt daarom juist geloofwaardig te zijn, omdat zij verwijst naar de ene publieke openbaring. Daarom geeft de kerkelijke goedkeuring van een privé-openbaring in wezen aan dat de betreffende boodschap niets bevat wat met het geloof en de goede zeden in strijd is; het is geoorloofd dit openbaar te maken en de gelovigen mogen op prudente wijze hun instemming hiermee betuigen. Een privé-openbaring kan nieuwe accenten leggen, nieuwe vormen van vroomheid doen ontstaan en oude verdiepen. Zij kan een bepaald profetisch karakter hebben (1 Tess. 5, 19-21)[[b:1 Tess. 5, 19-21]] en een waardevolle hulp zijn om in deze tijd het Evangelie beter te begrijpen en te beleven; daarom mag men dit niet veronachtzamen. Het is een hulp die wordt geboden; maar het is niet verplicht er gebruik van te maken. In elk geval moet het een voeding zijn van geloof, hoop en liefde, die voor allen de permanente weg van het heil zijn. vgl: Ench. Vat. 19, Nr. 974-1021[[[3573]]]
Referenties naar alinea 14: 5
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Voorwoord bij "Normen voor de procedure ter beoordeling van vermeende verschijningen en openbaringen" ->=geentekst=
In ascolto dello Spirito ->=geentekst=
In ascolto dello Spirito ->=geentekst=
In ascolto dello Spirito ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Het Woord van God en de Heilige Geest
Nadat wij zijn blijven stilstaan bij het laatste en definitieve Woord van God tot de wereld, is het noodzakelijk de zending van de Geest in verband met het goddelijk Woord in herinnering te brengen. Er is immers geen enkel authentiek begrip van de christelijke openbaring buiten de werking van de Helper. Dat komt omdat de mededeling die God over zichzelf doet altijd de relatie impliceert tussen Zoon en Heilige Geest. In feite noemt de heilige Ireneüs van Lyon ze “de twee handen van de Vader” IV, 7, 4: PG 7, 992-993; V, 1, 3: PG 7, 1123; V, 6, 1: PG 7, 1137; V, 28, 4: PG 7,1200[[848]]. Overigens is het de Heilige Schrift die ons wijst op de aanwezigheid van de Heilige Geest in de heilsgeschiedenis en in het bijzonder in het leven van Jezus, die door de werking van de Heilige Geest wordt ontvangen door de Maagd Maria (Mt. 1, 18; Lc. 1, 35)[[b:Mt. 1, 18; Lc. 1, 35]]; aan het begin van zijn openbare zending ziet Hij Hem aan de oevers van de Jordaan op zich neerdalen in de vorm van een duif (Mt. 3, 16)[[b:Mt. 3, 16]]; in deze zelfde Heilige Geest handelt, spreekt en jubelt Jezus het uit (Lc. 10, 21)[[b:Lc. 10, 21]]; en in dezelfde Geest offert Hij zichzelf (Heb. 9, 14)[[b:Heb. 9, 14]]. Tegen het einde van zijn zending brengt, volgens het verhaal van de evangelist Johannes, Jezus zelf de gave van zijn leven duidelijk in verband met het zenden van de Geest aan de zijnen (Joh. 16, 7)[[b:Joh. 16, 7]]. De verrezen Jezus stort vervolgens, terwijl Hij in zijn vlees de tekenen van het lijden draagt, de Geest uit (Joh. 20, 22)[[b:Joh. 20, 22]] en maakt de zijnen deelgenoot van zijn zending zelf (Joh. 20, 21)[[b:Joh. 20, 21]]. De Heilige Geest zal de leerlingen alles leren en hun alles in herinnering brengen wat Christus heeft gezegd (Joh. 14, 26)[[b:Joh. 14, 26]], daar Hij, de Geest der waarheid (Joh. 15, 26)[[b:Joh. 15, 26]], de leerlingen tot de volle waarheid zal brengen (Joh. 16, 13)[[b:Joh. 16, 13]]. Ten slotte daalt de Geest, zoals men in de Handelingen van de Apostelen leest, neer op de twaalf, die met Maria in gebed bijeen zijn op de dag van Pinksteren (Hand. 2, 1-4)[[b:Hand. 2, 1-4]] en Hij geeft hun de moed voor de zending om aan alle volken de Blijde Boodschap te verkondigen. Tametsi Futura Prospicientibus, 12[[1748|12]]
Het Woord van God drukt zich uit in menselijke woorden dankzij de werking van de Heilige Geest. De zending van de Zoon en die van de Heilige Geest zijn onafscheidelijk en vormen één heilseconomie. Dezelfde Geest die werkzaam is bij de menswording van het Woord van God in de schoot van de Maagd Maria, is dezelfde die Jezus leidt gedurende zijn hele zending en die aan de leerlingen wordt beloofd. Dezelfde Geest die gesproken heeft door de profeten, ondersteunt en inspireert de Kerk bij de taak om het Woord van God te verkondigen en bij de prediking van de apostelen; het is ten slotte deze Geest die de schrijvers van de Heilige Schrift inspireert.
Nadat wij zijn blijven stilstaan bij het laatste en definitieve Woord van God tot de wereld, is het noodzakelijk de zending van de Geest in verband met het goddelijk Woord in herinnering te brengen. Er is immers geen enkel authentiek begrip van de christelijke openbaring buiten de werking van de Helper. Dat komt omdat de mededeling die God over zichzelf doet altijd de relatie impliceert tussen Zoon en Heilige Geest. In feite noemt de heilige Ireneüs van Lyon ze “de twee handen van de Vader” IV, 7, 4: PG 7, 992-993; V, 1, 3: PG 7, 1123; V, 6, 1: PG 7, 1137; V, 28, 4: PG 7,1200[[848]]. Overigens is het de Heilige Schrift die ons wijst op de aanwezigheid van de Heilige Geest in de heilsgeschiedenis en in het bijzonder in het leven van Jezus, die door de werking van de Heilige Geest wordt ontvangen door de Maagd Maria (Mt. 1, 18; Lc. 1, 35)[[b:Mt. 1, 18; Lc. 1, 35]]; aan het begin van zijn openbare zending ziet Hij Hem aan de oevers van de Jordaan op zich neerdalen in de vorm van een duif (Mt. 3, 16)[[b:Mt. 3, 16]]; in deze zelfde Heilige Geest handelt, spreekt en jubelt Jezus het uit (Lc. 10, 21)[[b:Lc. 10, 21]]; en in dezelfde Geest offert Hij zichzelf (Heb. 9, 14)[[b:Heb. 9, 14]]. Tegen het einde van zijn zending brengt, volgens het verhaal van de evangelist Johannes, Jezus zelf de gave van zijn leven duidelijk in verband met het zenden van de Geest aan de zijnen (Joh. 16, 7)[[b:Joh. 16, 7]]. De verrezen Jezus stort vervolgens, terwijl Hij in zijn vlees de tekenen van het lijden draagt, de Geest uit (Joh. 20, 22)[[b:Joh. 20, 22]] en maakt de zijnen deelgenoot van zijn zending zelf (Joh. 20, 21)[[b:Joh. 20, 21]]. De Heilige Geest zal de leerlingen alles leren en hun alles in herinnering brengen wat Christus heeft gezegd (Joh. 14, 26)[[b:Joh. 14, 26]], daar Hij, de Geest der waarheid (Joh. 15, 26)[[b:Joh. 15, 26]], de leerlingen tot de volle waarheid zal brengen (Joh. 16, 13)[[b:Joh. 16, 13]]. Ten slotte daalt de Geest, zoals men in de Handelingen van de Apostelen leest, neer op de twaalf, die met Maria in gebed bijeen zijn op de dag van Pinksteren (Hand. 2, 1-4)[[b:Hand. 2, 1-4]] en Hij geeft hun de moed voor de zending om aan alle volken de Blijde Boodschap te verkondigen. Tametsi Futura Prospicientibus, 12[[1748|12]]
Het Woord van God drukt zich uit in menselijke woorden dankzij de werking van de Heilige Geest. De zending van de Zoon en die van de Heilige Geest zijn onafscheidelijk en vormen één heilseconomie. Dezelfde Geest die werkzaam is bij de menswording van het Woord van God in de schoot van de Maagd Maria, is dezelfde die Jezus leidt gedurende zijn hele zending en die aan de leerlingen wordt beloofd. Dezelfde Geest die gesproken heeft door de profeten, ondersteunt en inspireert de Kerk bij de taak om het Woord van God te verkondigen en bij de prediking van de apostelen; het is ten slotte deze Geest die de schrijvers van de Heilige Schrift inspireert.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Zich bewust van deze pneumatologische horizon hebben de synodevaders het belang in herinnering willen brengen van het werken van de Heilige Geest in het leven van de Kerk en in het hart van de gelovigen met betrekking tot de Heilige Schrift Propositiones, 5[[2664|5]]: zonder de doeltreffende werkzaamheid van de “Geest der waarheid” (Joh. 14, 16)[b:Joh. 14, 16] kan men de woorden van de Heer niet begrijpen. Zoals de heilige Ireneüs ook nog zegt: “Zij die geen deel hebben aan de Geest putten uit de borst van hun moeder (de Kerk) niet het voedsel van het leven, zij ontvangen niets uit de bron van het zuiverste water dat opborrelt uit het lichaam van Christus”. III, 24, 1: PG 7, 966[[848]] Zoals het Woord van God tot ons komt in het lichaam van Christus, in het eucharistisch lichaam en in het lichaam van de Schrift door middel van de werking van de Heilige Geest, zo kan het alleen maar werkelijk worden opgenomen en begrepen dankzij dezelfde Geest.
De grote schrijvers uit de christelijke traditie zien unaniem de rol van de Heilige Geest in de relatie die de gelovigen moeten hebben met de Schrift. De heilige Johannes Chrysostomus zegt dat de Schrift “de openbaring van de Geest nodig heeft, willen wij door het ontdekken van de ware betekenis van de dingen die daarin besloten liggen, daarvan volledig profijt hebben”. XXII ,1: PG 53, 185[[928]] Ook de heilige Hiëronymus is er stellig van overtuigd dat wij niet kunnen komen tot een begrip van de Schrift zonder de hulp van de Heilige Geest die haar heeft geïnspireerd”. 120,10: CSEL, 55, pp. 500- 506.[[1052]] De heilige Gregorius de Grote onderstreept vervolgens op suggestieve wijze het werken van dezelfde Geest bij het tot stand komen en de interpretatie van de bijbel: “Hijzelf heeft de woorden van de heilige testamenten geschapen, Hijzelf heeft ze ontsloten”. I, VII, 17: CC 142, p. 94.[[1190]] Richard van Sint Victor zegt dat er “de ogen van een duif”, verlicht en onderwezen door de Geest, nodig zijn om de heilige tekst te begrijpen. 15: PL 196, 450 B. D.: “Oculi ergo devotae animae sunt columbarum quia sensus eius per Spiritum sanctum sunt illuminati et edocti, spiritualia sapientes... Nunc quidem aperitur animae talis sensus, ut intellegat Scripturas”[[4049]] Ik zou nog willen onderstrepen hoe veelbetekenend het getuigenis is dat wij vinden met betrekking tot de relatie tussen de Heilige Geest en de Schrift in de liturgische teksten, waar het Woord van God wordt verkondigd, aanhoord en uitgelegd aan de gelovigen. Dit is het geval met de oude gebeden die in de vorm van een epiclese de Geest aanroepen voor de verkondiging van de lezingen: “Zend uw Heilige Geest, de Helper, in onze geest en doe ons de door Hem geïnspireerde Schrift begrijpen; en vergun het mij deze op een waardige wijze te interpreteren, opdat de hier verzamelde gelovigen profijt ervan hebben”. Op dezelfde wijze vinden wij gebeden die aan het einde van de homilie opnieuw God aanroepen voor de gave van de Geest over de gelovigen: “God, Heiland, (...) wij smeken U voor dit volk: zend hierover de Heilige Geest; moge de Heer Jezus het komen bezoeken, moge Hij tot de geest van allen spreken en naar U onze geest leiden, God van barmhartigheid”. II (XX): Didascalia et Constitutiones apostolorum, ed. F.X. Funk, II, Paderborn 1906, p. 161.[[4051]] Uit dit alles kunnen wij goed begrijpen waarom men de zin van het Woord niet kan begrijpen als men de werking van Geest in de Kerk en in de harten van de gelovigen niet aanneemt.
De grote schrijvers uit de christelijke traditie zien unaniem de rol van de Heilige Geest in de relatie die de gelovigen moeten hebben met de Schrift. De heilige Johannes Chrysostomus zegt dat de Schrift “de openbaring van de Geest nodig heeft, willen wij door het ontdekken van de ware betekenis van de dingen die daarin besloten liggen, daarvan volledig profijt hebben”. XXII ,1: PG 53, 185[[928]] Ook de heilige Hiëronymus is er stellig van overtuigd dat wij niet kunnen komen tot een begrip van de Schrift zonder de hulp van de Heilige Geest die haar heeft geïnspireerd”. 120,10: CSEL, 55, pp. 500- 506.[[1052]] De heilige Gregorius de Grote onderstreept vervolgens op suggestieve wijze het werken van dezelfde Geest bij het tot stand komen en de interpretatie van de bijbel: “Hijzelf heeft de woorden van de heilige testamenten geschapen, Hijzelf heeft ze ontsloten”. I, VII, 17: CC 142, p. 94.[[1190]] Richard van Sint Victor zegt dat er “de ogen van een duif”, verlicht en onderwezen door de Geest, nodig zijn om de heilige tekst te begrijpen. 15: PL 196, 450 B. D.: “Oculi ergo devotae animae sunt columbarum quia sensus eius per Spiritum sanctum sunt illuminati et edocti, spiritualia sapientes... Nunc quidem aperitur animae talis sensus, ut intellegat Scripturas”[[4049]] Ik zou nog willen onderstrepen hoe veelbetekenend het getuigenis is dat wij vinden met betrekking tot de relatie tussen de Heilige Geest en de Schrift in de liturgische teksten, waar het Woord van God wordt verkondigd, aanhoord en uitgelegd aan de gelovigen. Dit is het geval met de oude gebeden die in de vorm van een epiclese de Geest aanroepen voor de verkondiging van de lezingen: “Zend uw Heilige Geest, de Helper, in onze geest en doe ons de door Hem geïnspireerde Schrift begrijpen; en vergun het mij deze op een waardige wijze te interpreteren, opdat de hier verzamelde gelovigen profijt ervan hebben”. Op dezelfde wijze vinden wij gebeden die aan het einde van de homilie opnieuw God aanroepen voor de gave van de Geest over de gelovigen: “God, Heiland, (...) wij smeken U voor dit volk: zend hierover de Heilige Geest; moge de Heer Jezus het komen bezoeken, moge Hij tot de geest van allen spreken en naar U onze geest leiden, God van barmhartigheid”. II (XX): Didascalia et Constitutiones apostolorum, ed. F.X. Funk, II, Paderborn 1906, p. 161.[[4051]] Uit dit alles kunnen wij goed begrijpen waarom men de zin van het Woord niet kan begrijpen als men de werking van Geest in de Kerk en in de harten van de gelovigen niet aanneemt.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Overlevering en Schrift
Door de diepe band tussen de HeiligeGeest en het Woord van God opnieuw tebevestigen hebben wij ook de grondslagengelegd om de zin en de doorslaggevendewaarde te begrijpen van de levende overleveringen de Schrift in de Kerk. Immers,aangezien God “de wereld zo heeft liefgehaddat Hij zijn eniggeboren Zoon heeftgegeven” (Joh. 3, 16)[b:Joh. 3, 16], heeft het goddelijkWoord, uitgesproken in de tijd, zich definitiefgegeven en “overgeleverd” aan de Kerk,opdat de verkondiging van het heil doeltreffendin alle tijden en op alle plaatsenkan worden meegedeeld. Zoals ons de dogmatischeconstitutie Dei Verbum[576] in herinneringbrengt, heeft Jezus Christus zelf “aande apostelen de opdracht gegeven om hetEvangelie, tevoren beloofd door de profetenen door Hemzelf vervuld en met eigenmond afgekondigd, als de bron van alleheilswaarheid en ordening van zeden aanallen te prediken en hen daardoor te doendelen in de goddelijke gaven. Dit is trouwgedaan door de apostelen die door hunmondelinge prediking, hun voorbeeld enhetgeen zij instelden, hebben overgeleverd,wat zij ofwel hadden ontvangen uit demond van Christus, uit zijn omgang methen en zijn daden, ofwel geleerd door deinspraak van de Heilige Geest. Het is eveneensgedaan door die apostelen en apostolischemannen die, onder ingeving vandezelfde Heilige Geest, de boodschap vanhet heil op schrift hebben gesteld”. Dei Verbum, 7[[576|7]] Het Tweede Oecumenisch Vaticaans Concilie[d:4]herinnert er bovendien aan hoe deze overlevering van apostolische oorsprongeen levende en dynamische werkelijkheid is:“zij gaat in de Kerk verder onder bijstandvan de Heilige Geest”; niet in de zin dat zijverandert in haar waarheid, die eeuwig is.Veeleer “groeit (...) het inzicht zowel in deovergeleverde werkelijkheden als in deovergeleverde woorden”, door de beschouwingen door de studie, door begrip datvoortkomt uit een diepere geestelijke ervaringen door middel van de “verkondigingvan hen die met de opvolging in het bisschopsambtde betrouwbare geestesgavevan de waarheid ontvangen hebben”. Dei Verbum, 8[[576|8]] De levende overlevering is essentieel, opdatde Kerk in de tijd groeit in het begrip van dewaarheid, zoals die wordt geopenbaard inde Schrift; immers, “door deze overleveringleert de Kerk de volledige canon van de heiligeboeken kennen en daarin worden deheilige geschriften ook dieper begrepen envoortdurend werkzaam tegenwoordig gesteld”. Dei Verbum, 8[[576|8]] Tenslotte is het de levende overleveringvan de Kerk die ons de Heilige Schriftop passende wijze laat begrijpen. Hoewelhet Woord van God aan de Heilige Schriftvoorafgaat en deze overstijgt, bevat zij hetgoddelijk Woord (2 Tim. 3, 16)[[b:2 Tim. 3, 16]] “op eenheel bijzondere wijze”. vgl: Propositiones, 3[[[2664|3]]]
Door de diepe band tussen de HeiligeGeest en het Woord van God opnieuw tebevestigen hebben wij ook de grondslagengelegd om de zin en de doorslaggevendewaarde te begrijpen van de levende overleveringen de Schrift in de Kerk. Immers,aangezien God “de wereld zo heeft liefgehaddat Hij zijn eniggeboren Zoon heeftgegeven” (Joh. 3, 16)[b:Joh. 3, 16], heeft het goddelijkWoord, uitgesproken in de tijd, zich definitiefgegeven en “overgeleverd” aan de Kerk,opdat de verkondiging van het heil doeltreffendin alle tijden en op alle plaatsenkan worden meegedeeld. Zoals ons de dogmatischeconstitutie Dei Verbum[576] in herinneringbrengt, heeft Jezus Christus zelf “aande apostelen de opdracht gegeven om hetEvangelie, tevoren beloofd door de profetenen door Hemzelf vervuld en met eigenmond afgekondigd, als de bron van alleheilswaarheid en ordening van zeden aanallen te prediken en hen daardoor te doendelen in de goddelijke gaven. Dit is trouwgedaan door de apostelen die door hunmondelinge prediking, hun voorbeeld enhetgeen zij instelden, hebben overgeleverd,wat zij ofwel hadden ontvangen uit demond van Christus, uit zijn omgang methen en zijn daden, ofwel geleerd door deinspraak van de Heilige Geest. Het is eveneensgedaan door die apostelen en apostolischemannen die, onder ingeving vandezelfde Heilige Geest, de boodschap vanhet heil op schrift hebben gesteld”. Dei Verbum, 7[[576|7]] Het Tweede Oecumenisch Vaticaans Concilie[d:4]herinnert er bovendien aan hoe deze overlevering van apostolische oorsprongeen levende en dynamische werkelijkheid is:“zij gaat in de Kerk verder onder bijstandvan de Heilige Geest”; niet in de zin dat zijverandert in haar waarheid, die eeuwig is.Veeleer “groeit (...) het inzicht zowel in deovergeleverde werkelijkheden als in deovergeleverde woorden”, door de beschouwingen door de studie, door begrip datvoortkomt uit een diepere geestelijke ervaringen door middel van de “verkondigingvan hen die met de opvolging in het bisschopsambtde betrouwbare geestesgavevan de waarheid ontvangen hebben”. Dei Verbum, 8[[576|8]] De levende overlevering is essentieel, opdatde Kerk in de tijd groeit in het begrip van dewaarheid, zoals die wordt geopenbaard inde Schrift; immers, “door deze overleveringleert de Kerk de volledige canon van de heiligeboeken kennen en daarin worden deheilige geschriften ook dieper begrepen envoortdurend werkzaam tegenwoordig gesteld”. Dei Verbum, 8[[576|8]] Tenslotte is het de levende overleveringvan de Kerk die ons de Heilige Schriftop passende wijze laat begrijpen. Hoewelhet Woord van God aan de Heilige Schriftvoorafgaat en deze overstijgt, bevat zij hetgoddelijk Woord (2 Tim. 3, 16)[[b:2 Tim. 3, 16]] “op eenheel bijzondere wijze”. vgl: Propositiones, 3[[[2664|3]]]
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Hieruit kan men afleiden hoe belangrijk het is dat het volk van God duidelijk wordt onderricht en gevormd om tot de Heilige Schrift te naderen in verband met de levende overlevering van de Kerk en zo daarin het Woord van God zelf te herkennen. Het is zeer belangrijk deze houding in de gelovigen te doen groeien, gezien vanuit het standpunt van het geestelijk leven. Naar aanleiding hiervan kan het nuttig zijn te herinneren aan een analogie die is ontwikkeld door de kerkvaders, tussen het Woord van God dat “vlees” wordt, en het Woord dat “boek” wordt. vgl: Boodschap van de Synodevaders aan het volk van God n.a.v. de Synode over het Woord van God, 5[[[2662|5]]] De dogmatische constitutie Dei Verbum[576] neemt deze oude overlevering over, volgens welke “het lichaam van de Zoon de Schrift is die aan ons is overgeleverd” – zoals de heilige Ambrosius zegt 6, 33: PL 15, 1677[[852]] – en verklaart: “De woorden van God, uitgedrukt in de talen van de mensen, zijn aan menselijk spreken gelijk geworden, zoals eenmaal het Woord van de eeuwige Vader, door het zwakke vlees van de mensheid aan te nemen, aan de mensen gelijk is geworden.” Dei Verbum, 13[[576|13]] Als de Heilige Schrift zo wordt verstaan, dan presenteert zij zich aan ons ondanks de veelheid van haar vormen en inhoud als één werkelijkheid. Immers, “God zegt door alle woorden van de Heilige Schrift heen slechts één Woord, zijn enig Woord waarin Hij zich geheel uitspreekt (Heb. 1, 1-3)[[b:Heb. 1, 1-3]]”, Catechismus van de Katholieke Kerk, 102[[1|102]] I,6: SC 131, pp. 72-74[[4053]] zoals reeds de heilige Augustinus duidelijk stelde: “Denkt eraan dat er maar één verhaal van God is dat zich in heel de Heilige Schrift ontwikkelt, en één Woord dat weerklinkt op de lippen van alle heilige schrijvers”. 103, IV, 1: PL 37,1378[[838]] vgl: V, 5-6: SC 120, pp. 380-384[[[1136]]]
Kortom, door het werk van de Heilige Geest en onder leiding van het leergezag geeft de Kerk aan alle generaties door wat in Christus is geopenbaard. De Kerk leeft in de zekerheid dat haar Heer, die in het verleden heeft gesproken, niet ophoudt vandaag zijn Woord mee te delen in de levende overlevering van de Kerk en in de Heilige Schrift. Het Woord van God wordt ons immers gegeven in de Heilige Schrift als geïnspireerd getuigenis van de openbaring die met de levende overlevering van de Kerk de hoogste geloofsregel vormt. Dei Verbum, 21[[576|21]]
Kortom, door het werk van de Heilige Geest en onder leiding van het leergezag geeft de Kerk aan alle generaties door wat in Christus is geopenbaard. De Kerk leeft in de zekerheid dat haar Heer, die in het verleden heeft gesproken, niet ophoudt vandaag zijn Woord mee te delen in de levende overlevering van de Kerk en in de Heilige Schrift. Het Woord van God wordt ons immers gegeven in de Heilige Schrift als geïnspireerd getuigenis van de openbaring die met de levende overlevering van de Kerk de hoogste geloofsregel vormt. Dei Verbum, 21[[576|21]]
Referenties naar alinea 18: 1
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Inspiratie en waarheid van de Heilige Schrift ->=geentekst=
Heilige Schrift, inspiratie en waarheid
Een sleutelbegrip om de heilige tekst te verstaan als Woord van God in menselijke woorden is zeker inspiratie. Ook hier is het mogelijk een analogie voor te stellen: zoals het Woord van Christus vlees is geworden door het werk van de Heilige Geest in de schoot van de Maagd Maria, zo wordt de Heilige Schrift geboren uit de schoot van de Kerk door het werk van dezelfde Geest. De Heilige Schrift is “Woord van God, voor zover dit onder aandrift van de Geest schriftelijk wordt vastgelegd”. Dei Verbum, 9[[576|9]] Zo herkent men heel de betekenis van de menselijke auteur die de geïnspireerde teksten heeft geschreven, en tegelijkertijd God zelf als de ware auteur.
Zoals de synodevaders hebben gezegd, komt in alle duidelijkheid naar voren hoezeer het thema van de inspiratie van doorslaggevende betekenis is voor een adequate benadering van de Schrift en de juiste hermeneutiek ervan, vgl: Propositiones, 5,12[[[2664|5.12]]] die op haar beurt in dezelfde Geest moet geschieden als waarin zij is geschreven. Dei Verbum, 12[[576|12]] Wanneer in ons het bewustzijn van de inspiratie afneemt, dan loopt men het risico de Schrift te lezen als een historisch curiosum en niet als een werk van de Heilige Geest, waarin wij de stem zelf van de Heer kunnen horen en zijn aanwezigheid in de geschiedenis kunnen leren kennen.
Bovendien hebben de synodevaders er de aandacht op gevestigd hoe met het thema van de inspiratie ook het thema van de waarheid van de Schrift is verbonden. vgl: Propositiones, 12[[[2664|12]]] Daarom zal een verdieping van de dynamiek van de inspiratie ongetwijfeld ook leiden tot een groter begrip van de waarheid die is vervat in de heilige boeken. Zoals de leer van het concilie over dit thema zegt, leren de geïnspireerde boeken de waarheid: “Men moet dus eraan vasthouden dat al wat de geïnspireerde schrijvers of hagiografen beweren, door de Heilige Geest wordt beweerd. Daarom moet men belijden dat de boeken van de Schrift de waarheid die God omwille van ons heil in de heilige geschriften heeft willen doen optekenen onwankelbaar, trouw en zonder dwaling leren. Dus ‘is de gehele Schrift door God ingegeven en nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden tot gerechtigheid, opdat de man Gods volkomen zij, volkomen toegerust tot elk goed werk’ (2 Tim. 3, 16-17)[b:2 Tim. 3, 16-17]”. Dei Verbum, 11[[576|11]]
De theologische reflectie heeft zeker altijd inspiratie en waarheid als twee sleutelbegrippen beschouwd voor een kerkelijke hermeneutiek van de Heilige Schrift. Toch moet men de tegenwoordige noodzaak erkennen van een adequate verdieping van deze werkelijkheden om beter te kunnen beantwoorden aan de eisen betreffende de interpretatie van de heilige teksten overeenkomstig hun aard. Vanuit dit perspectief gezien zou ik de dringende wens naar voren willen brengen dat het onderzoek op dit terrein vorderingen mag maken en vrucht mag dragen voor de bijbelwetenschap en het geestelijk leven van de gelovigen.
Een sleutelbegrip om de heilige tekst te verstaan als Woord van God in menselijke woorden is zeker inspiratie. Ook hier is het mogelijk een analogie voor te stellen: zoals het Woord van Christus vlees is geworden door het werk van de Heilige Geest in de schoot van de Maagd Maria, zo wordt de Heilige Schrift geboren uit de schoot van de Kerk door het werk van dezelfde Geest. De Heilige Schrift is “Woord van God, voor zover dit onder aandrift van de Geest schriftelijk wordt vastgelegd”. Dei Verbum, 9[[576|9]] Zo herkent men heel de betekenis van de menselijke auteur die de geïnspireerde teksten heeft geschreven, en tegelijkertijd God zelf als de ware auteur.
Zoals de synodevaders hebben gezegd, komt in alle duidelijkheid naar voren hoezeer het thema van de inspiratie van doorslaggevende betekenis is voor een adequate benadering van de Schrift en de juiste hermeneutiek ervan, vgl: Propositiones, 5,12[[[2664|5.12]]] die op haar beurt in dezelfde Geest moet geschieden als waarin zij is geschreven. Dei Verbum, 12[[576|12]] Wanneer in ons het bewustzijn van de inspiratie afneemt, dan loopt men het risico de Schrift te lezen als een historisch curiosum en niet als een werk van de Heilige Geest, waarin wij de stem zelf van de Heer kunnen horen en zijn aanwezigheid in de geschiedenis kunnen leren kennen.
Bovendien hebben de synodevaders er de aandacht op gevestigd hoe met het thema van de inspiratie ook het thema van de waarheid van de Schrift is verbonden. vgl: Propositiones, 12[[[2664|12]]] Daarom zal een verdieping van de dynamiek van de inspiratie ongetwijfeld ook leiden tot een groter begrip van de waarheid die is vervat in de heilige boeken. Zoals de leer van het concilie over dit thema zegt, leren de geïnspireerde boeken de waarheid: “Men moet dus eraan vasthouden dat al wat de geïnspireerde schrijvers of hagiografen beweren, door de Heilige Geest wordt beweerd. Daarom moet men belijden dat de boeken van de Schrift de waarheid die God omwille van ons heil in de heilige geschriften heeft willen doen optekenen onwankelbaar, trouw en zonder dwaling leren. Dus ‘is de gehele Schrift door God ingegeven en nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden tot gerechtigheid, opdat de man Gods volkomen zij, volkomen toegerust tot elk goed werk’ (2 Tim. 3, 16-17)[b:2 Tim. 3, 16-17]”. Dei Verbum, 11[[576|11]]
De theologische reflectie heeft zeker altijd inspiratie en waarheid als twee sleutelbegrippen beschouwd voor een kerkelijke hermeneutiek van de Heilige Schrift. Toch moet men de tegenwoordige noodzaak erkennen van een adequate verdieping van deze werkelijkheden om beter te kunnen beantwoorden aan de eisen betreffende de interpretatie van de heilige teksten overeenkomstig hun aard. Vanuit dit perspectief gezien zou ik de dringende wens naar voren willen brengen dat het onderzoek op dit terrein vorderingen mag maken en vrucht mag dragen voor de bijbelwetenschap en het geestelijk leven van de gelovigen.
Referenties naar alinea 19: 2
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=Inspiratie en waarheid van de Heilige Schrift ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
God de Vader, bron en oorsprong van het Woord
De economie van de openbaring heeft haar begin en oorsprong in God de Vader. Zijn woord “heeft de hemel gemaakt, de geest uit zijn mond schiep de hemelse machten” (Ps. 33, 6)[b:Ps. 33, 6]. Hij is het die “de glans” doet “ontwaren van het Evangelie van de heerlijkheid van Christus die het beeld is van God” (2 Kor. 4, 6)[b:2 Kor. 4, 6] (Mt. 16, 17; Lc. 9, 29)[[b:Mt. 16, 17; Lc. 9, 29]].
In de Zoon, de Logos “die vlees is geworden” (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14] en is gekomen om de wil te doen van Hem die Hem heeft gezonden (Joh. 4, 34)[[b:Joh. 4, 34]], openbaart God, de bron van de openbaring, zich als Vader en voltooit Hij de goddelijke opvoeding van de mens, reeds eerder opgewekt door de woorden van de profeten en de wonderen tot stand gebracht in de schepping en in de geschiedenis van zijn volk en van alle mensen. Het hoogtepunt van de openbaring van God de Vader vindt zijn hoogtepunt in de gave van de Helper door de Zoon (Joh. 14, 16)[[b:Joh. 14, 16]], Geest van de Vader en de Zoon, die ons “tot de volle waarheid zal brengen” (Joh. 16, 13)[b:Joh. 16, 13].
Zo worden alle beloften van God “ja” in Jezus Christus (2 Kor. 1, 20)[[b:2 Kor. 1, 20]]. Op deze wijze doet zich voor de mens de mogelijkheid voor om de weg te gaan die hem brengt tot de Vader (Joh. 14, 6)[[b:Joh. 14, 6]], opdat uiteindelijk “God alles in alles zij” (1 Kor. 15, 28)[b:1 Kor. 15, 28].
De economie van de openbaring heeft haar begin en oorsprong in God de Vader. Zijn woord “heeft de hemel gemaakt, de geest uit zijn mond schiep de hemelse machten” (Ps. 33, 6)[b:Ps. 33, 6]. Hij is het die “de glans” doet “ontwaren van het Evangelie van de heerlijkheid van Christus die het beeld is van God” (2 Kor. 4, 6)[b:2 Kor. 4, 6] (Mt. 16, 17; Lc. 9, 29)[[b:Mt. 16, 17; Lc. 9, 29]].
In de Zoon, de Logos “die vlees is geworden” (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14] en is gekomen om de wil te doen van Hem die Hem heeft gezonden (Joh. 4, 34)[[b:Joh. 4, 34]], openbaart God, de bron van de openbaring, zich als Vader en voltooit Hij de goddelijke opvoeding van de mens, reeds eerder opgewekt door de woorden van de profeten en de wonderen tot stand gebracht in de schepping en in de geschiedenis van zijn volk en van alle mensen. Het hoogtepunt van de openbaring van God de Vader vindt zijn hoogtepunt in de gave van de Helper door de Zoon (Joh. 14, 16)[[b:Joh. 14, 16]], Geest van de Vader en de Zoon, die ons “tot de volle waarheid zal brengen” (Joh. 16, 13)[b:Joh. 16, 13].
Zo worden alle beloften van God “ja” in Jezus Christus (2 Kor. 1, 20)[[b:2 Kor. 1, 20]]. Op deze wijze doet zich voor de mens de mogelijkheid voor om de weg te gaan die hem brengt tot de Vader (Joh. 14, 6)[[b:Joh. 14, 6]], opdat uiteindelijk “God alles in alles zij” (1 Kor. 15, 28)[b:1 Kor. 15, 28].
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Gebed en stilte: Jezus, meester van het gebed ->=geentekst=
Propositiones van de 13e Gewone Bisschoppensynode over de nieuwe evangelisatie ->=geentekst=
Zoals het kruis van Christus laat zien, spreekt God ook door middel van zijn zwijgen. Het zwijgen van God, de ervaring van de afstand van de Almachtige en Vader, is een doorslaggevende fase in de aardse tocht van de Zoon van God, het mensgeworden Woord. Hangend aan het kruishout heeft Hij geklaagd over het verdriet dat bij Hem door het zwijgen teweeg wordt gebracht: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” (Mc. 15, 34; Mt. 27, 46)[b:Mc. 15, 34; Mt. 27, 46]. Tot zijn laatste ademtocht vorderend in de gehoorzaamheid, heeft Jezus de Vader aangeroepen. Aan Hem heeft Hij zich toevertrouwd op het ogenblik van de overgang, door de dood heen, naar het eeuwige leven: “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest”. (Lc. 23, 46)[b:Lc. 23, 46]
Deze ervaring van Jezus is veelzeggend voor de situatie van de mens die na het Woord van God te hebben aanhoort en herkend ook zijn krachten moet meten met Gods zwijgen. Het is een ervaring die door zeer veel heiligen en mystici werd beleefd en die ook in onze tijd deel uitmaakt van de weg van veel gelovigen. Het zwijgen van God verlengt zijn voorafgaande woorden. Op deze donkere ogenblikken spreekt Hij in het mysterie van zijn zwijgen. Daarom verschijnt het zwijgen in de dynamiek van de christelijke openbaring als een belangrijke uitdrukking van het Woord van God.
Deze ervaring van Jezus is veelzeggend voor de situatie van de mens die na het Woord van God te hebben aanhoort en herkend ook zijn krachten moet meten met Gods zwijgen. Het is een ervaring die door zeer veel heiligen en mystici werd beleefd en die ook in onze tijd deel uitmaakt van de weg van veel gelovigen. Het zwijgen van God verlengt zijn voorafgaande woorden. Op deze donkere ogenblikken spreekt Hij in het mysterie van zijn zwijgen. Daarom verschijnt het zwijgen in de dynamiek van de christelijke openbaring als een belangrijke uitdrukking van het Woord van God.
Referenties naar alinea 21: 3
Stilte en woord: weg van de evangelisatie ->=geentekst=Gebed en stilte: Jezus, meester van het gebed ->=geentekst=
Propositiones van de 13e Gewone Bisschoppensynode over de nieuwe evangelisatie ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Het antwoord van de mens op het spreken van God
22
Geroepen om toe te treden tot het Verbond met God
Door de veelvormigheid van het Woord te onderstrepen hebben wij kunnen zien op hoeveel manieren God spreekt en de mens tegemoet komt, waarbij Hij zich laat kennen in de dialoog. Zeker, zoals de synodevaders hebben gezegd, “wanneer de dialoog betrekking heeft op de openbaring, dan impliceert dat het primaatschap van het Woord van God dat tot de mens is gericht”. Propositiones, 4[[2664|4]] Het mysterie van het Verbond brengt de relatie tussen God, die met zijn Woord roept, en de mens, die antwoordt, tot uitdrukking in het helder bewustzijn dat het niet een ontmoeting betreft tussen twee gelijkwaardige contractanten; wat wij Oude en Nieuwe Verbond noemen, is niet een akkoord tussen twee gelijke partijen, maar louter een gave van God. Door middel van deze gave van de liefde overbrugt Hij iedere afstand en maakt Hij ons werkelijk tot zijn “partners” en verwezenlijkt Hij zo het huwelijksmysterie van de liefde tussen Christus en zijn Kerk. In deze visie verschijnt iedere mens als de ontvanger van het Woord, die wordt gevraagd en geroepen om met een vrij antwoord aan deze dialoog van liefde deel te nemen. Ieder van ons wordt door God zo in staat gesteld om naar het goddelijk Woord te luisteren en er antwoord op te geven. De mens wordt geschapen in het Woord en leeft daarin; hij kan alleen maar zichzelf begrijpen als hij zich opent voor deze dialoog. Het Woord van God openbaart dat ons leven van nature kindschap en relatie is. Door genade zijn wij waarlijk geroepen gelijkvormig te worden aan Christus, de Zoon van de Vader, en in Hem te worden veranderd.
Door de veelvormigheid van het Woord te onderstrepen hebben wij kunnen zien op hoeveel manieren God spreekt en de mens tegemoet komt, waarbij Hij zich laat kennen in de dialoog. Zeker, zoals de synodevaders hebben gezegd, “wanneer de dialoog betrekking heeft op de openbaring, dan impliceert dat het primaatschap van het Woord van God dat tot de mens is gericht”. Propositiones, 4[[2664|4]] Het mysterie van het Verbond brengt de relatie tussen God, die met zijn Woord roept, en de mens, die antwoordt, tot uitdrukking in het helder bewustzijn dat het niet een ontmoeting betreft tussen twee gelijkwaardige contractanten; wat wij Oude en Nieuwe Verbond noemen, is niet een akkoord tussen twee gelijke partijen, maar louter een gave van God. Door middel van deze gave van de liefde overbrugt Hij iedere afstand en maakt Hij ons werkelijk tot zijn “partners” en verwezenlijkt Hij zo het huwelijksmysterie van de liefde tussen Christus en zijn Kerk. In deze visie verschijnt iedere mens als de ontvanger van het Woord, die wordt gevraagd en geroepen om met een vrij antwoord aan deze dialoog van liefde deel te nemen. Ieder van ons wordt door God zo in staat gesteld om naar het goddelijk Woord te luisteren en er antwoord op te geven. De mens wordt geschapen in het Woord en leeft daarin; hij kan alleen maar zichzelf begrijpen als hij zich opent voor deze dialoog. Het Woord van God openbaart dat ons leven van nature kindschap en relatie is. Door genade zijn wij waarlijk geroepen gelijkvormig te worden aan Christus, de Zoon van de Vader, en in Hem te worden veranderd.
Referenties naar alinea 22: 1
Propositiones van de 13e Gewone Bisschoppensynode over de nieuwe evangelisatie ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
God luistert naar de mens en geeft antwoord op zijn vragen
In deze dialoog met God begrijpen wij onszelf en vinden wij een antwoord op de diepste vragen die leven in ons hart. Het Woord van God gaat niet tegen de mens in, het onderdrukt zijn authentieke verlangens niet, integendeel, het verlicht deze door ze te zuiveren en tot vervulling te brengen. Wat is het belangrijk voor onze tijd te ontdekken dat alleen God de dorst die er in het hart van ieder mens is, beantwoordt! In onze tijd heeft zich helaas, vooral in het Westen, het idee verbreid dat God niets te maken heeft met het leven en de problemen van de mens en dat, integendeel, zijn aanwezigheid een bedreiging kan zijn voor zijn autonomie. In werkelijkheid laat de hele heilseconomie zien dat God spreekt en ingrijpt in de geschiedenis ten gunste van de mens en zijn algehele heil. Het is dus van pastoraal standpunt uit gezien doorslaggevend het Woord van God te presenteren in zijn vermogen om in dialoog te zijn met de problemen die de mens in het dagelijks leven onder ogen moet zien. Juist Jezus openbaart zich aan ons als degene die is gekomen opdat wij leven hebben in overvloed (Joh. 10, 10)[[b:Joh. 10, 10]]. Daarom moeten wij er alles aan doen om het Woord van God te laten zien als een open staan voor eigen problemen, als een antwoord op eigen vragen, een verbreding van eigen waarden en tegelijkertijd als een vervulling van eigen verlangens. De pastoraal van de Kerk dient goed te illustreren hoe God luistert naar de behoefte van de mens en zijn roep om hulp. De heilige Bonaventura zegt in zijn Breviloquium: “De vrucht van de Heilige Schrift is er niet zo maar een, maar zelfs de volheid van het eeuwig geluk. De Heilige Schrift is immers nu juist het boek waarin woorden van eeuwig leven staan geschreven, opdat wij niet alleen geloven, maar ook het eeuwig leven bezitten, waarin wij zullen zien, liefhebben en al onze verlangens zullen worden verwezenlijkt”. Prol.: Opera Omnia, V, Quaracchi 1891, pp. 201-202.[[3505]]
In deze dialoog met God begrijpen wij onszelf en vinden wij een antwoord op de diepste vragen die leven in ons hart. Het Woord van God gaat niet tegen de mens in, het onderdrukt zijn authentieke verlangens niet, integendeel, het verlicht deze door ze te zuiveren en tot vervulling te brengen. Wat is het belangrijk voor onze tijd te ontdekken dat alleen God de dorst die er in het hart van ieder mens is, beantwoordt! In onze tijd heeft zich helaas, vooral in het Westen, het idee verbreid dat God niets te maken heeft met het leven en de problemen van de mens en dat, integendeel, zijn aanwezigheid een bedreiging kan zijn voor zijn autonomie. In werkelijkheid laat de hele heilseconomie zien dat God spreekt en ingrijpt in de geschiedenis ten gunste van de mens en zijn algehele heil. Het is dus van pastoraal standpunt uit gezien doorslaggevend het Woord van God te presenteren in zijn vermogen om in dialoog te zijn met de problemen die de mens in het dagelijks leven onder ogen moet zien. Juist Jezus openbaart zich aan ons als degene die is gekomen opdat wij leven hebben in overvloed (Joh. 10, 10)[[b:Joh. 10, 10]]. Daarom moeten wij er alles aan doen om het Woord van God te laten zien als een open staan voor eigen problemen, als een antwoord op eigen vragen, een verbreding van eigen waarden en tegelijkertijd als een vervulling van eigen verlangens. De pastoraal van de Kerk dient goed te illustreren hoe God luistert naar de behoefte van de mens en zijn roep om hulp. De heilige Bonaventura zegt in zijn Breviloquium: “De vrucht van de Heilige Schrift is er niet zo maar een, maar zelfs de volheid van het eeuwig geluk. De Heilige Schrift is immers nu juist het boek waarin woorden van eeuwig leven staan geschreven, opdat wij niet alleen geloven, maar ook het eeuwig leven bezitten, waarin wij zullen zien, liefhebben en al onze verlangens zullen worden verwezenlijkt”. Prol.: Opera Omnia, V, Quaracchi 1891, pp. 201-202.[[3505]]
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Een dialoog voeren met God door middel van zijn woorden
Het goddelijke Woord leidt ieder van ons in het gesprek met de Heer: de God die spreekt, leert ons hoe wij met Hem kunnen spreken. Spontaan denkt men hier aan het Boek van de Psalmen, waarin Hij ons de woorden geeft waarmee wij ons tot Hem kunnen richten, ons leven ter sprake kunnen brengen ten overstaan van Hem en zo het leven zelf veranderen in een beweging naar God toe. vgl: De wortels van de Europese cultuur, 5[[[2527|5]]] In de Psalmen vinden wij immers het hele onderscheiden scala aan gevoelens die de mens in zijn bestaan kan ondervinden en die met wijsheid voor God worden gebracht: vreugde en verdriet, angst en hoop, vrees en ongerustheid vinden hier hun uitdrukking. Met de Psalmen denken wij ook aan de talrijke andere teksten van de Heilige Schrift die laten zien hoe de mens zich tot God richt in de vorm van een voorbede (Ex. 33, 12-16)[[b:Ex. 33, 12-16]], een jubelzang om de overwinning (Ex. 15)[[b:Ex. 15]], of een weeklacht bij het vervullen van een eigen zending (Jer. 20, 7-18)[[b:Jer. 20, 7-18]]. Op deze wijze wordt ook het woord dat de mens tot God richt, Woord van God ter bevestiging van het dialoogkarakter van heel de christelijke openbaring Propositiones, 4[[2664|4]] en heel het bestaan van de mens wordt een dialoog met God, die spreekt en luistert, die roept en ons leven in beweging zet. Het Woord van God openbaart hier dat heel het bestaan van de mens staat onder de goddelijke roep. vgl: Relatio post disceptationem, (12)[[[3922|(12)]]]
Het goddelijke Woord leidt ieder van ons in het gesprek met de Heer: de God die spreekt, leert ons hoe wij met Hem kunnen spreken. Spontaan denkt men hier aan het Boek van de Psalmen, waarin Hij ons de woorden geeft waarmee wij ons tot Hem kunnen richten, ons leven ter sprake kunnen brengen ten overstaan van Hem en zo het leven zelf veranderen in een beweging naar God toe. vgl: De wortels van de Europese cultuur, 5[[[2527|5]]] In de Psalmen vinden wij immers het hele onderscheiden scala aan gevoelens die de mens in zijn bestaan kan ondervinden en die met wijsheid voor God worden gebracht: vreugde en verdriet, angst en hoop, vrees en ongerustheid vinden hier hun uitdrukking. Met de Psalmen denken wij ook aan de talrijke andere teksten van de Heilige Schrift die laten zien hoe de mens zich tot God richt in de vorm van een voorbede (Ex. 33, 12-16)[[b:Ex. 33, 12-16]], een jubelzang om de overwinning (Ex. 15)[[b:Ex. 15]], of een weeklacht bij het vervullen van een eigen zending (Jer. 20, 7-18)[[b:Jer. 20, 7-18]]. Op deze wijze wordt ook het woord dat de mens tot God richt, Woord van God ter bevestiging van het dialoogkarakter van heel de christelijke openbaring Propositiones, 4[[2664|4]] en heel het bestaan van de mens wordt een dialoog met God, die spreekt en luistert, die roept en ons leven in beweging zet. Het Woord van God openbaart hier dat heel het bestaan van de mens staat onder de goddelijke roep. vgl: Relatio post disceptationem, (12)[[[3922|(12)]]]
Referenties naar alinea 24: 2
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
Het Woord van God en het geloof
“Aan de openbarende God moet de mens ‘de gehoorzaamheid van het geloof’ (Rom. 16, 26)[b:Rom. 16, 26] (Rom. 1, 5; 2 Kor. 10, 5-6)[[b:Rom. 1, 5; 2 Kor. 10, 5-6]] betonen, waardoor hij zich vrijelijk geheel aan God toevertrouwt, door ‘volledige onderdanigheid van verstand en wil jegens de openbarende God’ te bewijzen en vrijwillig in te stemmen met de door God geschonken openbaring”. Dei Verbum, 5[[576|5]] Met deze woorden heeft de dogmatische constitutie Dei Verbum[576] precies de houding van de mens ten opzichte van God tot uitdrukking gebracht. Het eigen antwoord van de mens aan God die spreekt, is het geloof. Hierin komt naar voren dat “om de openbaring te ontvangen de mens geest en hart moet openen voor het werk van de Heilige Geest, die hem het Woord van God dat in de Heilige Schrift aanwezig is, doet begrijpen”. Propositiones, 4[[2664|4]] Het is inderdaad de prediking van het goddelijk Woord die het geloof doet ontstaan waarmee wij ons van harte aansluiten bij de ons geopenbaarde waarheid en wij ons geheel verlaten op Christus: “Het geloof ontstaat door de prediking, en de prediking geschiedt in opdracht van Christus” (Rom. 10, 17)[b:Rom. 10, 17]. Dit is de hele heilsgeschiedenis die ons in toenemende mate deze innige band tussen Woord van God en geloof, die in de ontmoeting met Christus tot stand komt, laat zien. Met Hem neemt immers het geloof de vorm aan van een ontmoeting met een Persoon aan wie men zijn leven toevertrouwt. Christus Jezus blijft vandaag in de geschiedenis tegenwoordig, in zijn lichaam dat de Kerk is, daarom is onze geloofsact tegelijkertijd een persoonlijke en een kerkelijke act.
“Aan de openbarende God moet de mens ‘de gehoorzaamheid van het geloof’ (Rom. 16, 26)[b:Rom. 16, 26] (Rom. 1, 5; 2 Kor. 10, 5-6)[[b:Rom. 1, 5; 2 Kor. 10, 5-6]] betonen, waardoor hij zich vrijelijk geheel aan God toevertrouwt, door ‘volledige onderdanigheid van verstand en wil jegens de openbarende God’ te bewijzen en vrijwillig in te stemmen met de door God geschonken openbaring”. Dei Verbum, 5[[576|5]] Met deze woorden heeft de dogmatische constitutie Dei Verbum[576] precies de houding van de mens ten opzichte van God tot uitdrukking gebracht. Het eigen antwoord van de mens aan God die spreekt, is het geloof. Hierin komt naar voren dat “om de openbaring te ontvangen de mens geest en hart moet openen voor het werk van de Heilige Geest, die hem het Woord van God dat in de Heilige Schrift aanwezig is, doet begrijpen”. Propositiones, 4[[2664|4]] Het is inderdaad de prediking van het goddelijk Woord die het geloof doet ontstaan waarmee wij ons van harte aansluiten bij de ons geopenbaarde waarheid en wij ons geheel verlaten op Christus: “Het geloof ontstaat door de prediking, en de prediking geschiedt in opdracht van Christus” (Rom. 10, 17)[b:Rom. 10, 17]. Dit is de hele heilsgeschiedenis die ons in toenemende mate deze innige band tussen Woord van God en geloof, die in de ontmoeting met Christus tot stand komt, laat zien. Met Hem neemt immers het geloof de vorm aan van een ontmoeting met een Persoon aan wie men zijn leven toevertrouwt. Christus Jezus blijft vandaag in de geschiedenis tegenwoordig, in zijn lichaam dat de Kerk is, daarom is onze geloofsact tegelijkertijd een persoonlijke en een kerkelijke act.
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
De zonde als een niet luisteren naar het Woord van God
Het Woord van God openbaart onvermijdelijk ook de dramatische mogelijkheid van de kant van de vrijheid van de mens om zich aan deze dialoog van het verbond met God, door wie wij zijn geschapen, te onttrekken. Het goddelijk Woord onthult immers ook de zonde die in het hart van de mens leeft. Heel vaak vinden wij zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament de beschrijving van de zonde als een niet luisteren naar het Woord, als een verbreken van het Verbond en dus als een zich afsluiten ten opzichte van God, die roept tot gemeenschap met Hem. Bijvoorbeeld: Deut....Bijvoorbeeld: Deut. 28,1-2.15.45; 32,1; onder de profeten vgl. Jer. 7,22-28; Ez. 2,8; 3,10; 6,3; 13,2; tot aan de laatste profeten toe: vgl. Zach. 3,8. Voor de heilige Paulus vgl. Rom. 10,14-18; 1 Tess. 2,13. De Heilige Schrift laat ons inderdaad zien hoe de zonde van de mens in wezen ongehoorzaamheid en “een niet luisteren” is. Juist de radicale gehoorzaamheid van Jezus tot de dood op het kruis (Fil. 2, 8)[[b:Fil. 2, 8]] ontmaskert deze zonde tot op de bodem. In zijn gehoorzaamheid komt het Nieuwe Verbond tussen God en de mens tot stand en wordt ons de mogelijkheid tot verzoening gegeven. Jezus is immers door de Vader gezonden als zoenoffer voor onze zonden en die van heel de wereld (1 Joh. 2, 2; 1 Joh. 4, 10; Heb. 7, 27)[[b:1 Joh. 2, 2; 1 Joh. 4, 10; Heb. 7, 27]]. Zo wordt ons de barmhartige mogelijkheid geboden van de verlossing en het begin van een nieuw leven in Christus. Daarom is het belangrijk dat het de gelovigen wordt geleerd om de wortel van het kwaad te herkennen in het niet luisteren naar het Woord van de Heer en in Jezus, het Woord van God, de vergeving te ontvangen die ons openstelt voor het heil.
Het Woord van God openbaart onvermijdelijk ook de dramatische mogelijkheid van de kant van de vrijheid van de mens om zich aan deze dialoog van het verbond met God, door wie wij zijn geschapen, te onttrekken. Het goddelijk Woord onthult immers ook de zonde die in het hart van de mens leeft. Heel vaak vinden wij zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament de beschrijving van de zonde als een niet luisteren naar het Woord, als een verbreken van het Verbond en dus als een zich afsluiten ten opzichte van God, die roept tot gemeenschap met Hem. Bijvoorbeeld: Deut....Bijvoorbeeld: Deut. 28,1-2.15.45; 32,1; onder de profeten vgl. Jer. 7,22-28; Ez. 2,8; 3,10; 6,3; 13,2; tot aan de laatste profeten toe: vgl. Zach. 3,8. Voor de heilige Paulus vgl. Rom. 10,14-18; 1 Tess. 2,13. De Heilige Schrift laat ons inderdaad zien hoe de zonde van de mens in wezen ongehoorzaamheid en “een niet luisteren” is. Juist de radicale gehoorzaamheid van Jezus tot de dood op het kruis (Fil. 2, 8)[[b:Fil. 2, 8]] ontmaskert deze zonde tot op de bodem. In zijn gehoorzaamheid komt het Nieuwe Verbond tussen God en de mens tot stand en wordt ons de mogelijkheid tot verzoening gegeven. Jezus is immers door de Vader gezonden als zoenoffer voor onze zonden en die van heel de wereld (1 Joh. 2, 2; 1 Joh. 4, 10; Heb. 7, 27)[[b:1 Joh. 2, 2; 1 Joh. 4, 10; Heb. 7, 27]]. Zo wordt ons de barmhartige mogelijkheid geboden van de verlossing en het begin van een nieuw leven in Christus. Daarom is het belangrijk dat het de gelovigen wordt geleerd om de wortel van het kwaad te herkennen in het niet luisteren naar het Woord van de Heer en in Jezus, het Woord van God, de vergeving te ontvangen die ons openstelt voor het heil.
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Maria “Mater Verbi Dei” en “Mater fidei”
De synodevaders hebben verklaard dat het wezenlijke doel van de 12e vergadering[d:223] is geweest “het geloof van de Kerk in het Woord van God te hernieuwen”; daarom is het nodig de blik te richten op het punt waar de wederkerigheid tussen Woord van God en geloof volmaakt tot vervulling is gekomen, ofwel de Maagd Maria, “die met haar ja tegen het Woord van het Verbond en haar zending de goddelijke roeping van de mensheid tot vervulling brengt”. Propositiones, 55[[2664|55]] De menselijke werkelijkheid, geschapen door middel van het Woord, vindt haar volmaakte gestalte nu juist in het gehoorzame geloof van Maria. Zij toont zich vanaf de Aankondiging tot Pinksteren aan ons als een vrouw die zich geheel overgeeft aan de wil van God. Zij is de Onbevlekte Ontvangenis, zij is het die door God is “overladen met genade” (Lc. 1, 28)[[b:Lc. 1, 28]], zich onvoorwaardelijk voegt naar het goddelijk Woord (Lc. 1, 38)[[b:Lc. 1, 38]]. Tegenover het initiatief van God geeft haar gehoorzaam geloof ieder moment opnieuw vorm aan haar bestaan. Als Maagd die luistert, leeft zij in volledige overeenstemming met het goddelijk Woord: zij bewaart in haar hart de gebeurtenissen in het leven van haar Zoon en voegt deze als het ware samen tot één mozaïek (Lc. 2, 19.51)[[b:Lc. 2, 19.51]]. vgl: Sacramentum Caritatis, 33[[[1784|33]]]
Het is in onze tijd noodzakelijk dat het de gelovigen wordt geleerd om beter het verband te ontdekken tussen Maria van Nazaret en het gelovig luisteren naar het goddelijk Woord. Ik spoor ook de wetenschappers aan om de relatie tussen mariologie en theologie van het Woord verder te verdiepen. Daaruit kan een grote weldaad voortkomen zowel voor het geestelijk leven als voor de theologische bijbelstudie. Hetgeen immers het geloofsbegrip heeft gezegd met betrekking tot Maria, behoort tot de diepste kern van de christelijke waarheid. In werkelijkheid is de menswording ondenkbaar zonder de vrijheid van deze jonge vrouw die met haar toestemming op doorslaggevende wijze meewerkt aan het binnentreden van de Eeuwige in de tijd. Zij is de gestalte van de Kerk die luistert naar het Woord van God, dat in haar vlees wordt. Maria is ook het symbool van het zich openen voor God en de ander; een actief luisteren dat verinnerlijkt, gelijkvormig maakt, waarbij het Woord een wijze van leven wordt.
De synodevaders hebben verklaard dat het wezenlijke doel van de 12e vergadering[d:223] is geweest “het geloof van de Kerk in het Woord van God te hernieuwen”; daarom is het nodig de blik te richten op het punt waar de wederkerigheid tussen Woord van God en geloof volmaakt tot vervulling is gekomen, ofwel de Maagd Maria, “die met haar ja tegen het Woord van het Verbond en haar zending de goddelijke roeping van de mensheid tot vervulling brengt”. Propositiones, 55[[2664|55]] De menselijke werkelijkheid, geschapen door middel van het Woord, vindt haar volmaakte gestalte nu juist in het gehoorzame geloof van Maria. Zij toont zich vanaf de Aankondiging tot Pinksteren aan ons als een vrouw die zich geheel overgeeft aan de wil van God. Zij is de Onbevlekte Ontvangenis, zij is het die door God is “overladen met genade” (Lc. 1, 28)[[b:Lc. 1, 28]], zich onvoorwaardelijk voegt naar het goddelijk Woord (Lc. 1, 38)[[b:Lc. 1, 38]]. Tegenover het initiatief van God geeft haar gehoorzaam geloof ieder moment opnieuw vorm aan haar bestaan. Als Maagd die luistert, leeft zij in volledige overeenstemming met het goddelijk Woord: zij bewaart in haar hart de gebeurtenissen in het leven van haar Zoon en voegt deze als het ware samen tot één mozaïek (Lc. 2, 19.51)[[b:Lc. 2, 19.51]]. vgl: Sacramentum Caritatis, 33[[[1784|33]]]
Het is in onze tijd noodzakelijk dat het de gelovigen wordt geleerd om beter het verband te ontdekken tussen Maria van Nazaret en het gelovig luisteren naar het goddelijk Woord. Ik spoor ook de wetenschappers aan om de relatie tussen mariologie en theologie van het Woord verder te verdiepen. Daaruit kan een grote weldaad voortkomen zowel voor het geestelijk leven als voor de theologische bijbelstudie. Hetgeen immers het geloofsbegrip heeft gezegd met betrekking tot Maria, behoort tot de diepste kern van de christelijke waarheid. In werkelijkheid is de menswording ondenkbaar zonder de vrijheid van deze jonge vrouw die met haar toestemming op doorslaggevende wijze meewerkt aan het binnentreden van de Eeuwige in de tijd. Zij is de gestalte van de Kerk die luistert naar het Woord van God, dat in haar vlees wordt. Maria is ook het symbool van het zich openen voor God en de ander; een actief luisteren dat verinnerlijkt, gelijkvormig maakt, waarbij het Woord een wijze van leven wordt.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Bij deze gelegenheid wil ik de aandacht vestigen op de vertrouwdheid van Maria met het Woord van God. Dit komt bijzonder doeltreffend naar voren in het Magnificat. Hier ziet men in zekere zin hoe zij zich identificeert met het Woord, daarin binnentreedt; in dit prachtige geloofsgezang prijst de Maagd de Heer met zijn eigen Woord: “Het Magnificat – als het ware een portret van haar ziel – is geheel geweven met de draden van de Heilige Schrift, uit de draden van God Woord. Zo wordt zichtbaar dat zij werkelijk thuis is in Gods Woord, er naar binnen en naar buiten gaat. Ze spreekt en denkt met Gods Woord, Gods Woord wordt haar woord, en haar woord komt voort uit het Woord van God. Zo is ook zichtbaar dat haar gedachten worden gevormd door meedenken met Gods gedachten, dat haar willen meewillen met de wil van God is. Omdat ze ten diepste doordrongen was van Gods Woord, kon ze Moeder van het mensgeworden Woord worden”. vgl: Sacramentum Caritatis, 33[[[1784|33]]] vgl: Deus Caritas Est, 41[[[715|41]]]
Bovendien laat de verwijzing naar de Moeder van God ons zien hoe bij het handelen van God in de wereld altijd onze vrijheid is betrokken, omdat in het geloof het goddelijk Woord ons verandert. Ook ons apostolisch en pastoraal handelen zal nooit doeltreffend kunnen zijn als wij niet van Maria leren om ons te laten vormen door het werk van God in ons: “De devote en liefdevolle aandacht voor de figuur van Maria als model en oerbeeld van het geloof van de Kerk, is van kapitaal belang om ook vandaag een concrete verandering te bewerken in het model van de relatie van de Kerk met het Woord, zowel in de houding van biddend luisteren als in de edelmoedigheid van de inzet voor de zending en de verkondiging”. vgl: Propositiones, 55[[[2664|55]]]
Wanneer wij in de Moeder van God een bestaan zien dat geheel wordt gevormd door het Woord, dan ontdekken wij dat ook wij zijn geroepen om in het mysterie binnen te gaan van het geloof waardoor Christus in ons komt wonen. Iedere christen die gelooft, zo brengt de heilige Ambrosius ons in herinnering, ontvangt en baart in zekere zin het Woord van God in zichzelf: als er één enige Moeder van Christus is naar het vlees, dan is Christus naar het geloof daarentegen de vrucht van allen. vgl: 2, 19: PL 15, 1559-1560[[[852]]] Dus, wat Maria is overkomen, kan ieder van ons iedere dag overkomen bij het luisteren naar het Woord en bij de viering van de Sacramenten.
Bovendien laat de verwijzing naar de Moeder van God ons zien hoe bij het handelen van God in de wereld altijd onze vrijheid is betrokken, omdat in het geloof het goddelijk Woord ons verandert. Ook ons apostolisch en pastoraal handelen zal nooit doeltreffend kunnen zijn als wij niet van Maria leren om ons te laten vormen door het werk van God in ons: “De devote en liefdevolle aandacht voor de figuur van Maria als model en oerbeeld van het geloof van de Kerk, is van kapitaal belang om ook vandaag een concrete verandering te bewerken in het model van de relatie van de Kerk met het Woord, zowel in de houding van biddend luisteren als in de edelmoedigheid van de inzet voor de zending en de verkondiging”. vgl: Propositiones, 55[[[2664|55]]]
Wanneer wij in de Moeder van God een bestaan zien dat geheel wordt gevormd door het Woord, dan ontdekken wij dat ook wij zijn geroepen om in het mysterie binnen te gaan van het geloof waardoor Christus in ons komt wonen. Iedere christen die gelooft, zo brengt de heilige Ambrosius ons in herinnering, ontvangt en baart in zekere zin het Woord van God in zichzelf: als er één enige Moeder van Christus is naar het vlees, dan is Christus naar het geloof daarentegen de vrucht van allen. vgl: 2, 19: PL 15, 1559-1560[[[852]]] Dus, wat Maria is overkomen, kan ieder van ons iedere dag overkomen bij het luisteren naar het Woord en bij de viering van de Sacramenten.
Referenties naar alinea 28: 1
Tweede zondag van de Advent 2010 ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 De hermeneutiek van de H. Schrift in de Kerk
29
De Kerk als plaats van oorsprong van de hermeneutiek van de Bijbel
Een ander belangrijk thema dat gedurende de synode naar voren is gekomen en waarop ik nu de aandacht wil vestigen, is de interpretatie van de Heilige Schrift in de Kerk. Juist het intrinsieke verband tussen Woord en geloof maakt duidelijk dat een authentieke hermeneutiek van de bijbel alleen maar kan plaats vinden binnen het geloof van de Kerk, dat in het ja van Maria zijn model heeft. De heilige Bonaventura zegt naar aanleiding hiervan dat er zonder het geloof geen sleutel is om tot de heilige tekst te naderen: “Dit is de kennis van Jezus Christus, uit wie, als een bron, de zekerheid en het begrip van heel de Heilige Schrift voortkomen. Daarom is het onmogelijk dat iemand tot de kennis daarvan komt als hij niet eerst het ingegeven geloof van Christus heeft, dat een lamp, poort en ook fundament is van heel de Heilige Schrift”. Prol.: Opera Omnia, V, Quaracchi 1891, pp. 201-202[[3505]] En de heilige Thomas van Aquino[d:242] stelt met nadruk, de heilige Augustinus[d:234] citerend: “Ook de letter van het evangelie doodt als de innerlijke, genezende genade van het geloof ontbreekt”. Summa Theologiae, Prima Secundae q. 106 a. 2[[t:ia-iiae q. 106 a. 2]]
Dit vergunt het ons te herinneren aan een fundamenteel criterium van de Bijbelse hermeneutiek: de plaats van oorsprong van de interpretatie van de Schrift is het leven van de Kerk. Deze bewering verwijst niet naar de Kerk als een extrinsiek criterium waarnaar de exegeten zich moeten plooien, maar komt voort uit de werkelijkheid zelf van de Schrift en door de wijze waarop zij in de tijd tot stand is gekomen. Immers, “de geloofstradities vormden de levende omgeving waarin de literaire activiteit van de auteurs van de Heilige Schrift zich invoegt. Dit zich invoegen hield ook in een deelname aan het liturgisch leven en de uiterlijke activiteit van de gemeenschappen, aan hun cultuur en de wederwaardigheden van hun historische bestemming. De interpretatie van de Heilige Schrift vereist daarom op gelijke wijze een deelname van de exegeten aan heel het leven en heel het geloof van de gelovende gemeenschap van hun tijd”.86 “Omdat de Heilige Schrift in dezelfde Geest moet worden gelezen en verklaard waarin zij is geschreven”, Dei Verbum, 12[[576|12]] is het bijgevolg noodzakelijk dat exegeten, theologen en het volk van God haar moeten benaderen voor wat zij werkelijk is, als Woord van God, dat zich aan ons meedeelt door menselijke woorden (1 Tess. 2, 13)[[b:1 Tess. 2, 13]]. Dit is een constant en impliciet gegeven in de Bijbel zelf: “geen profetie van de Schrift laat eigenmachtige uitleg toe. Want profetie is nooit voortgekomen uit menselijke aandrift, door de Heilige Geest gedreven hebben mensen gesproken van Godswege” (2 Pt. 1, 20-21)[b:2 Pt. 1, 20-21]. Het is overigens juist het geloof van de Kerk dat in de Bijbel het Woord van God herkent; zoals op bewonderenswaardige wijze de heilige Augustinus zegt: “Ik zou niet in het Evangelie geloven als het gezag van de katholieke Kerk mij niet daartoe zou brengen”. V, 6: PL 42, 176[[839]] De Heilige Geest, die het leven van de Kerk bezielt, is het die ons in staat stelt om de Schrift op authentieke wijze te interpreteren. De Bijbel is het boek van de Kerk en zij is ingebed in het leven van de Kerk en daarom ontstaat hieruit de ware hermeneutiek.
Een ander belangrijk thema dat gedurende de synode naar voren is gekomen en waarop ik nu de aandacht wil vestigen, is de interpretatie van de Heilige Schrift in de Kerk. Juist het intrinsieke verband tussen Woord en geloof maakt duidelijk dat een authentieke hermeneutiek van de bijbel alleen maar kan plaats vinden binnen het geloof van de Kerk, dat in het ja van Maria zijn model heeft. De heilige Bonaventura zegt naar aanleiding hiervan dat er zonder het geloof geen sleutel is om tot de heilige tekst te naderen: “Dit is de kennis van Jezus Christus, uit wie, als een bron, de zekerheid en het begrip van heel de Heilige Schrift voortkomen. Daarom is het onmogelijk dat iemand tot de kennis daarvan komt als hij niet eerst het ingegeven geloof van Christus heeft, dat een lamp, poort en ook fundament is van heel de Heilige Schrift”. Prol.: Opera Omnia, V, Quaracchi 1891, pp. 201-202[[3505]] En de heilige Thomas van Aquino[d:242] stelt met nadruk, de heilige Augustinus[d:234] citerend: “Ook de letter van het evangelie doodt als de innerlijke, genezende genade van het geloof ontbreekt”. Summa Theologiae, Prima Secundae q. 106 a. 2[[t:ia-iiae q. 106 a. 2]]
Dit vergunt het ons te herinneren aan een fundamenteel criterium van de Bijbelse hermeneutiek: de plaats van oorsprong van de interpretatie van de Schrift is het leven van de Kerk. Deze bewering verwijst niet naar de Kerk als een extrinsiek criterium waarnaar de exegeten zich moeten plooien, maar komt voort uit de werkelijkheid zelf van de Schrift en door de wijze waarop zij in de tijd tot stand is gekomen. Immers, “de geloofstradities vormden de levende omgeving waarin de literaire activiteit van de auteurs van de Heilige Schrift zich invoegt. Dit zich invoegen hield ook in een deelname aan het liturgisch leven en de uiterlijke activiteit van de gemeenschappen, aan hun cultuur en de wederwaardigheden van hun historische bestemming. De interpretatie van de Heilige Schrift vereist daarom op gelijke wijze een deelname van de exegeten aan heel het leven en heel het geloof van de gelovende gemeenschap van hun tijd”.86 “Omdat de Heilige Schrift in dezelfde Geest moet worden gelezen en verklaard waarin zij is geschreven”, Dei Verbum, 12[[576|12]] is het bijgevolg noodzakelijk dat exegeten, theologen en het volk van God haar moeten benaderen voor wat zij werkelijk is, als Woord van God, dat zich aan ons meedeelt door menselijke woorden (1 Tess. 2, 13)[[b:1 Tess. 2, 13]]. Dit is een constant en impliciet gegeven in de Bijbel zelf: “geen profetie van de Schrift laat eigenmachtige uitleg toe. Want profetie is nooit voortgekomen uit menselijke aandrift, door de Heilige Geest gedreven hebben mensen gesproken van Godswege” (2 Pt. 1, 20-21)[b:2 Pt. 1, 20-21]. Het is overigens juist het geloof van de Kerk dat in de Bijbel het Woord van God herkent; zoals op bewonderenswaardige wijze de heilige Augustinus zegt: “Ik zou niet in het Evangelie geloven als het gezag van de katholieke Kerk mij niet daartoe zou brengen”. V, 6: PL 42, 176[[839]] De Heilige Geest, die het leven van de Kerk bezielt, is het die ons in staat stelt om de Schrift op authentieke wijze te interpreteren. De Bijbel is het boek van de Kerk en zij is ingebed in het leven van de Kerk en daarom ontstaat hieruit de ware hermeneutiek.
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
De heilige Hiëronymus herinnert eraan dat wij nooit alleen de Heilige Schrift kunnen lezen. Wij vinden teveel gesloten deuren en komen gemakkelijk tot dwalingen. De bijbel is geschreven door het volk van God en voor het volk van God onder inspiratie van de Heilige Geest. Alleen in deze gemeenschap met het volk van God kunnen wij werkelijk als collectief doordringen tot kern van de waarheid die God zelf ons wil zeggen. vgl: H. Hieronymus (2) - zijn werken, 4[[[2102|4]]] De grote geleerde, voor wie “het niet kennen van de Schrift het niet kennen van Christus is”, Prol.: PL 24, 17[[1810]] zegt dat de kerkelijke dimensie van de interpretatie van de bijbel niet een eis is die van buiten wordt opgelegd: het Boek is nu juist de stem van het pelgrimerende volk van God en alleen in het geloof van dit volk zijn wij om zo te zeggen in de juiste toonsoort om de Heilige Schrift te begrijpen. Een authentieke interpretatie van de Bijbel moet altijd in harmonische overeenstemming zijn met het geloof van de katholieke Kerk. De heilige Hiëronymus richtte zich als volgt tot een priester: “Houd stevig vast aan de traditionele leer die u is geleerd, opdat u volgens de gezonde leer kunt aansporen en hen kunt weerleggen die deze tegenspreken”. 52, 7: CSEL 54, S. 426[[1052]]
Een benadering van de heilige tekst die afziet van het geloof, kan interessante elementen aan de hand doen door stil te staan bij de structuur van de tekst en de vormen ervan; een dergelijke poging zou echter onvermijdelijk alleen maar inleidend en structureel onaf zijn. Immers, zoals door de Pauselijke Bijbelcommissie is gesteld en in de moderne hermeneutiek algemeen als beginsel is aanvaard, “is een juiste kennis van de tekst van de bijbel slechts toegankelijk voor degene die een ervaren affiniteit heeft met datgene waarover de tekst spreekt”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 56-57[[2510|56-57]] Dit alles legt de nadruk op de relatie tussen het geestelijk leven en de hermeneutiek van de Schrift. “Immers, met het groeien van het leven in de Geest groeit in de lezer ook het begrip van de werkelijkheid waarover de tekst van de Bijbel spreekt”. II, A,2: Ench. Vat. 13, nr. 2991[[2510]] De intensiteit van een authentieke kerkelijke ervaring kan alleen maar een authentiek gelovig begrip ten opzichte van het Woord van God vergroten; omgekeerd moet men zeggen dat een gelovig lezen van de Schrift het kerkelijk leven zelf doet groeien. Op grond hiervan kunnen wij de bekende woorden van de heilige Gregorius de Grote op een nieuwe wijze verstaan: “de goddelijke woorden vergroeien met wie ze leest”. I, VII, 8: PL 76, 843 D.[[1190]] Zo staat het luisteren naar het Woord van God aan het begin van de kerkelijke gemeenschap met allen die onderweg zijn in het geloof en doet deze groeien.
Een benadering van de heilige tekst die afziet van het geloof, kan interessante elementen aan de hand doen door stil te staan bij de structuur van de tekst en de vormen ervan; een dergelijke poging zou echter onvermijdelijk alleen maar inleidend en structureel onaf zijn. Immers, zoals door de Pauselijke Bijbelcommissie is gesteld en in de moderne hermeneutiek algemeen als beginsel is aanvaard, “is een juiste kennis van de tekst van de bijbel slechts toegankelijk voor degene die een ervaren affiniteit heeft met datgene waarover de tekst spreekt”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 56-57[[2510|56-57]] Dit alles legt de nadruk op de relatie tussen het geestelijk leven en de hermeneutiek van de Schrift. “Immers, met het groeien van het leven in de Geest groeit in de lezer ook het begrip van de werkelijkheid waarover de tekst van de Bijbel spreekt”. II, A,2: Ench. Vat. 13, nr. 2991[[2510]] De intensiteit van een authentieke kerkelijke ervaring kan alleen maar een authentiek gelovig begrip ten opzichte van het Woord van God vergroten; omgekeerd moet men zeggen dat een gelovig lezen van de Schrift het kerkelijk leven zelf doet groeien. Op grond hiervan kunnen wij de bekende woorden van de heilige Gregorius de Grote op een nieuwe wijze verstaan: “de goddelijke woorden vergroeien met wie ze leest”. I, VII, 8: PL 76, 843 D.[[1190]] Zo staat het luisteren naar het Woord van God aan het begin van de kerkelijke gemeenschap met allen die onderweg zijn in het geloof en doet deze groeien.
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
“De ziel van de heilige theologie”
“De studie van de Heilige Schrift moet als het ware de ziel vormen van de heilige theologie” Dei Verbum, 24[[576|24]] vgl: Providentissimus Deus, 45-47[[[615|45-47]]] vgl: Pars III: AAS 12 (1920), 385-422[[[616]]]: deze woorden van de dogmatische constitutie Dei Verbum[576] zijn ons in deze jaren steeds vertrouwder geworden. Wij kunnen zeggen dat men in de tijd na het Tweede Vaticaans Concilie[d:4], voor wat de theologische en exegetische studie betreft, herhaaldelijk heeft verwezen naar deze woorden als symbool van de hernieuwde belangstelling voor de Heilige Schrift. Ook de 12e vergadering van de Bisschoppensynode[d:223] heeft vaak verwezen naar deze bekende uitspraak om met betrekking tot de heilige tekst de relatie aan te geven tussen historisch onderzoek en hermeneutiek van het geloof. In dit perspectief hebben de synodevaders met vreugde erkend dat de studie van het woord van God in de Kerk gedurende de laatste decennia is toegenomen en hebben ze hun hartelijke dank tot uitdrukking gebracht aan de talrijke exegeten en theologen die met hun toewijding, inzet en bekwaamheid een wezenlijke bijdrage hebben geleverd en leveren aan een beter begrip van de Schrift door zich bezig te houden met de complexe problemen waarvoor onze tijd het Bijbelonderzoek stelt. vgl: Propositiones, 26[[[2664|26]]] Gevoelens van oprechte dankbaarheid ook voor al de leden van de Pauselijke Bijbelcommissie[d:128] die elkaar in deze jaren zijn opgevolgd en die in nauwe samenwerking met de Congregatie voor de Geloofsleer[d:106] hun gekwalificeerde bijdragen blijven leveren door zich bezig te houden met bijzondere problemen die op het bestuderen van de Heilige Schrift betrekking hebben. De synode heeft bovendien de behoefte gevoeld om na te denken over de stand van de huidige bijbelstudie en haar belang op theologisch gebied. Van een vruchtbare relatie tussen exegese en theologie hangt immers voor een groot gedeelte de pastorale doeltreffendheid van het kerkelijk handelen en het geestelijk leven van de gelovigen af. Daarom vind ik het belangrijk enkele overwegingen te hernemen die in de gevoerde discussie over dit thema bij de werkzaamheden van de synode naar voren zijn gekomen.
“De studie van de Heilige Schrift moet als het ware de ziel vormen van de heilige theologie” Dei Verbum, 24[[576|24]] vgl: Providentissimus Deus, 45-47[[[615|45-47]]] vgl: Pars III: AAS 12 (1920), 385-422[[[616]]]: deze woorden van de dogmatische constitutie Dei Verbum[576] zijn ons in deze jaren steeds vertrouwder geworden. Wij kunnen zeggen dat men in de tijd na het Tweede Vaticaans Concilie[d:4], voor wat de theologische en exegetische studie betreft, herhaaldelijk heeft verwezen naar deze woorden als symbool van de hernieuwde belangstelling voor de Heilige Schrift. Ook de 12e vergadering van de Bisschoppensynode[d:223] heeft vaak verwezen naar deze bekende uitspraak om met betrekking tot de heilige tekst de relatie aan te geven tussen historisch onderzoek en hermeneutiek van het geloof. In dit perspectief hebben de synodevaders met vreugde erkend dat de studie van het woord van God in de Kerk gedurende de laatste decennia is toegenomen en hebben ze hun hartelijke dank tot uitdrukking gebracht aan de talrijke exegeten en theologen die met hun toewijding, inzet en bekwaamheid een wezenlijke bijdrage hebben geleverd en leveren aan een beter begrip van de Schrift door zich bezig te houden met de complexe problemen waarvoor onze tijd het Bijbelonderzoek stelt. vgl: Propositiones, 26[[[2664|26]]] Gevoelens van oprechte dankbaarheid ook voor al de leden van de Pauselijke Bijbelcommissie[d:128] die elkaar in deze jaren zijn opgevolgd en die in nauwe samenwerking met de Congregatie voor de Geloofsleer[d:106] hun gekwalificeerde bijdragen blijven leveren door zich bezig te houden met bijzondere problemen die op het bestuderen van de Heilige Schrift betrekking hebben. De synode heeft bovendien de behoefte gevoeld om na te denken over de stand van de huidige bijbelstudie en haar belang op theologisch gebied. Van een vruchtbare relatie tussen exegese en theologie hangt immers voor een groot gedeelte de pastorale doeltreffendheid van het kerkelijk handelen en het geestelijk leven van de gelovigen af. Daarom vind ik het belangrijk enkele overwegingen te hernemen die in de gevoerde discussie over dit thema bij de werkzaamheden van de synode naar voren zijn gekomen.
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
32
Ontwikkeling van het Bijbelonderzoek en kerkelijk leerambt
Het is vóór alles noodzakelijk het nut te erkennen dat in het leven van de Kerk is voortgekomen uit de historisch-kritische exegese en de andere methoden van tekstanalyse die zich recentelijk hebben ontwikkeld. vgl: A-B: Ench. Vat. 13, nr. 2846-3150.[[[2510]]] Voor de katholieke opvatting over de Heilige Schrift is de aandacht voor deze methoden onmisbaar en verbonden met het realisme van de menswording: “Deze noodzaak is het gevolg van het christelijk principe, zoals dat is geformuleerd in het Evangelie volgens Johannes 1,11: Verbum caro factum est. (Joh. 1, 11)[b:Joh. 1, 11] Het historische feit is een essentiële dimensie van het christelijk geloof. De heilsgeschiedenis is niet een mythologie, maar een ware geschiedenis en dient daarom te worden bestudeerd met de methoden van serieus historisch onderzoek”. Reflexie over het thema van de 12e Bisschoppensynode, 1[[2650|1]] vgl: Propositiones, 25[[[2664|25]]] Daarom vereist het bestuderen van de Bijbel de kennis en het juiste gebruik van deze onderzoeksmethoden. Weliswaar is in wetenschappelijke kring de gevoeligheid hiervoor in de moderne tijd sterker geworden, zij het niet overal in gelijke mate, toch is er in de gezonde kerkelijke overlevering altijd liefde geweest voor het bestuderen van de “letter”. Het zij voldoende hier te herinneren aan de monastieke cultuur waaraan wij uiteindelijk het fundament van de Europese cultuur hebben te danken, aan de oorsprong waarvan de belangstelling voor het woord staat. Het verlangen naar God sluit de liefde in voor het woord in al zijn dimensies: “daar in het woord van de Bijbel God onderweg is naar ons en wij naar Hem, moet men leren door te dringen tot het geheim van de taal, haar leren begrijpen in haar structuur en haar wijze van uitdrukken. Zo worden juist vanwege het zoeken naar God de profane wetenschappen belangrijk die ons de wegen wijzen naar de taal.” Reflexie over het thema van de 12e Bisschoppensynode, 1[[2650|1]] De wortels van de Europese cultuur, 3[[2527|3]]
Het is vóór alles noodzakelijk het nut te erkennen dat in het leven van de Kerk is voortgekomen uit de historisch-kritische exegese en de andere methoden van tekstanalyse die zich recentelijk hebben ontwikkeld. vgl: A-B: Ench. Vat. 13, nr. 2846-3150.[[[2510]]] Voor de katholieke opvatting over de Heilige Schrift is de aandacht voor deze methoden onmisbaar en verbonden met het realisme van de menswording: “Deze noodzaak is het gevolg van het christelijk principe, zoals dat is geformuleerd in het Evangelie volgens Johannes 1,11: Verbum caro factum est. (Joh. 1, 11)[b:Joh. 1, 11] Het historische feit is een essentiële dimensie van het christelijk geloof. De heilsgeschiedenis is niet een mythologie, maar een ware geschiedenis en dient daarom te worden bestudeerd met de methoden van serieus historisch onderzoek”. Reflexie over het thema van de 12e Bisschoppensynode, 1[[2650|1]] vgl: Propositiones, 25[[[2664|25]]] Daarom vereist het bestuderen van de Bijbel de kennis en het juiste gebruik van deze onderzoeksmethoden. Weliswaar is in wetenschappelijke kring de gevoeligheid hiervoor in de moderne tijd sterker geworden, zij het niet overal in gelijke mate, toch is er in de gezonde kerkelijke overlevering altijd liefde geweest voor het bestuderen van de “letter”. Het zij voldoende hier te herinneren aan de monastieke cultuur waaraan wij uiteindelijk het fundament van de Europese cultuur hebben te danken, aan de oorsprong waarvan de belangstelling voor het woord staat. Het verlangen naar God sluit de liefde in voor het woord in al zijn dimensies: “daar in het woord van de Bijbel God onderweg is naar ons en wij naar Hem, moet men leren door te dringen tot het geheim van de taal, haar leren begrijpen in haar structuur en haar wijze van uitdrukken. Zo worden juist vanwege het zoeken naar God de profane wetenschappen belangrijk die ons de wegen wijzen naar de taal.” Reflexie over het thema van de 12e Bisschoppensynode, 1[[2650|1]] De wortels van de Europese cultuur, 3[[2527|3]]
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
Het levende leergezag van de Kerk waaraan het toekomt “op authentieke wijze het geschreven en overgeleverde woord van God te verklaren”, Dei Verbum, 10[[576|10]] heeft met wijze evenwichtigheid een bijdrage geleverd met betrekking tot het juiste standpunt dat dient te worden ingenomen ten opzichte van het introduceren van nieuwe methoden van historische analyse. In het bijzonder verwijs ik hier naar de encyclieken Providentissimus Deus[615] van Paus Leo XIII en Divino afflante Spiritu[614] van Paus Pius XII. Het was mijn eerbiedwaardige voorganger Johannes Paulus II die ter gelegenheid van respectievelijk de honderdste en vijftigste verjaardag van hun promulgatie vgl: Bij gelegenheid van het eerste eeuwfeest van de Encycliek "Providentissimus Deus" en de 50e verjaardag van de Encycliek "Divino Afflante Spiritu"[[[3923]]] herinnerde aan het belang van deze documenten voor de exegese en de theologie. De bijdrage van Paus Leo XIII had de verdienste dat zij de katholieke interpretatie van de Bijbel beschermde tegen de aanvallen van het rationalisme zonder echter haar toevlucht te nemen tot een spirituele betekenis los van de geschiedenis. Zonder te vluchten voor de wetenschappelijke kritiek wantrouwde zij alleen “vooropgezette meningen die voorgeven zich op de wetenschap te baseren, maar in werkelijkheid op slinkse wijze de wetenschap de grenzen van haar gebied doen overschrijden. Bij gelegenheid van het eerste eeuwfeest van de Encycliek "Providentissimus Deus" en de 50e verjaardag van de Encycliek "Divino Afflante Spiritu", (4)[[3923|(4)]] Paus Pius XII werd daarentegen geconfronteerd met de aanvallen van de aanhangers van een zogenaamde mystieke exegese, die welke wetenschappelijke benadering dan ook afwees. De encycliek Divino afflante Spiritu[614] heeft met grote fijngevoeligheid vermeden om het idee te laten ontstaan van een dichotomie tussen “wetenschappelijke exegese” voor apologetisch gebruik en “geestelijke interpretatie, voorbehouden aan intern gebruik” en bevestigt integendeel zowel de “theologische draagwijdte van de letterlijke, methodisch gedefinieerde betekenis”, als het feit dat het “bepalen van de geestelijke betekenis (...) tot het gebied van de exegetische wetenschap hoort.” Bij gelegenheid van het eerste eeuwfeest van de Encycliek "Providentissimus Deus" en de 50e verjaardag van de Encycliek "Divino Afflante Spiritu", (5)[[3923|(5)]] Zo wijzen beide documenten “een breuk tussen het menselijke en het goddelijke, tussen wetenschappelijk onderzoek en de visie van het geloof” af. Bij gelegenheid van het eerste eeuwfeest van de Encycliek "Providentissimus Deus" en de 50e verjaardag van de Encycliek "Divino Afflante Spiritu", (5)[[3923|(5)]] Dit evenwicht is later vervolgens tot uitdrukking gebracht in het document van de Pauselijke Bijbelcommissie[d:128] van 1993: “Bij hun interpretatiewerkzaamheden moeten de katholieke exegeten nooit vergeten dat hetgeen zij interpreteren het Woord van God is. Hun taak houdt niet op, wanneer zij eenmaal de bronnen hebben onderscheiden, de vormen hebben bepaald of literaire procedés hebben verklaard. Het doel van hun werk wordt slechts dan bereikt, wanneer zij de betekenis van de tekst van de bijbel hebben verhelderd als Woord van God voor vandaag”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 87-89[[2510|87-89]]
Referenties naar alinea 33: 1
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
De hermeneutiek van de bijbel volgens het concilie: een suggestie waaraan gehoor dient te worden gegeven
Tegen deze achtergrond kan men deze belangrijke principes van de interpretatie van de katholieke exegese meer waarderen, zoals die tot uitdrukking worden gebracht door het Tweede Vaticaans Concilie[d:4], vooral in de dogmatische constitutie Dei Verbum[576]: “Aangezien God in de Heilige Schrift door mensen op menselijke wijze heeft gesproken, moet de schriftverklaarder, om te doorzien wat Hij ons heeft willen meedelen, aandachtig onderzoeken wat de gewijde schrijvers werkelijk hebben bedoeld uit te drukken en wat God door hun woorden heeft willen bekend maken”. Dei Verbum, 12[[576|12]] Enerzijds onderstreept het Concilie het bestuderen van de literaire genres en de contextualisering om de betekenis te begrijpen, zoals die door de gewijde schrijvers is verstaan. Anderzijds geeft de dogmatische constitutie drie basiscriteria aan om rekening te houden met de goddelijke dimensie van de bijbel, omdat de Schrift moet worden geïnterpreteerd in de Geest waarin zij is geschreven:
De synodevaders hebben terecht gesteld dat het positieve resultaat dat het gebruik van het moderne historisch-kritische onderzoek heeft opgeleverd, onmiskenbaar is. Terwijl de huidige academische, ook katholieke, exegese, wat de historisch-kritische methode betreft, ook met inbegrip van de meest recente aanvullingen, op hoog niveau werkzaam is, is het gepast een vergelijkbaar bestuderen van de theologische dimensie van de Bijbelteksten te eisen, opdat de verdieping verder gaat overeenkomstig de drie elementen die worden aangegeven door de dogmatische constitutie Dei Verbum[576]. vgl: Propositiones, 25[[[2664|25]]]
Tegen deze achtergrond kan men deze belangrijke principes van de interpretatie van de katholieke exegese meer waarderen, zoals die tot uitdrukking worden gebracht door het Tweede Vaticaans Concilie[d:4], vooral in de dogmatische constitutie Dei Verbum[576]: “Aangezien God in de Heilige Schrift door mensen op menselijke wijze heeft gesproken, moet de schriftverklaarder, om te doorzien wat Hij ons heeft willen meedelen, aandachtig onderzoeken wat de gewijde schrijvers werkelijk hebben bedoeld uit te drukken en wat God door hun woorden heeft willen bekend maken”. Dei Verbum, 12[[576|12]] Enerzijds onderstreept het Concilie het bestuderen van de literaire genres en de contextualisering om de betekenis te begrijpen, zoals die door de gewijde schrijvers is verstaan. Anderzijds geeft de dogmatische constitutie drie basiscriteria aan om rekening te houden met de goddelijke dimensie van de bijbel, omdat de Schrift moet worden geïnterpreteerd in de Geest waarin zij is geschreven:
- de tekst interpreteren met inachtneming van de eenheid van de Schrift, dit heet tegenwoordig canonieke exegese;
- de levende overlevering van heel de Kerk voor ogen houden; en ten slotte
- letten op de analogie van het geloof.
De synodevaders hebben terecht gesteld dat het positieve resultaat dat het gebruik van het moderne historisch-kritische onderzoek heeft opgeleverd, onmiskenbaar is. Terwijl de huidige academische, ook katholieke, exegese, wat de historisch-kritische methode betreft, ook met inbegrip van de meest recente aanvullingen, op hoog niveau werkzaam is, is het gepast een vergelijkbaar bestuderen van de theologische dimensie van de Bijbelteksten te eisen, opdat de verdieping verder gaat overeenkomstig de drie elementen die worden aangegeven door de dogmatische constitutie Dei Verbum[576]. vgl: Propositiones, 25[[[2664|25]]]
Referenties naar alinea 34: 1
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
35
Het gevaar van dualisme en de geseculariseerde hermeneutiek
Wat dit betreft, is het noodzakelijk om in onze tijd het ernstige risico te signaleren van een dualisme dat men creëert bij de benadering van de Heilige Schrift. Immers, wanneer men de twee niveaus waarop men de bijbel benadert, onderscheidt, dan wil men deze daarmee volstrekt niet van elkaar scheiden, noch tegenover elkaar stellen, noch eenvoudigweg naast elkaar stellen. Zij hebben alleen maar recht van bestaan, indien zij elkaar wederzijds bevruchten. Helaas is niet zelden het gevolg van een onvruchtbare scheiding tussen de twee benaderingen dat exegese en theologie vreemd tegenover elkaar komen te staan “ook op het hoogste academische niveau”. Propositiones, 27[[2664|27]] Ik zou hier de meest onrustbarende gevolgen willen vermelden die dienen te worden vermeden.
Wat dit betreft, is het noodzakelijk om in onze tijd het ernstige risico te signaleren van een dualisme dat men creëert bij de benadering van de Heilige Schrift. Immers, wanneer men de twee niveaus waarop men de bijbel benadert, onderscheidt, dan wil men deze daarmee volstrekt niet van elkaar scheiden, noch tegenover elkaar stellen, noch eenvoudigweg naast elkaar stellen. Zij hebben alleen maar recht van bestaan, indien zij elkaar wederzijds bevruchten. Helaas is niet zelden het gevolg van een onvruchtbare scheiding tussen de twee benaderingen dat exegese en theologie vreemd tegenover elkaar komen te staan “ook op het hoogste academische niveau”. Propositiones, 27[[2664|27]] Ik zou hier de meest onrustbarende gevolgen willen vermelden die dienen te worden vermeden.
- Vóór alles: indien de exegetische activiteit alleen maar tot het eerste niveau wordt teruggebracht, dan wordt de Heilige Schrift slechts een tekst uit het verleden: “Men kan hieruit morele consequenties trekken, men kan de geschiedenis leren, maar het Boek als zodanig spreekt alleen over het verleden en de exegese is in werkelijkheid niet meer theologisch, maar wordt pure geschiedschrijving, literatuurgeschiedenis”. vgl: Reflexie over het thema van de 12e Bisschoppensynode, 3[[[2650|3]]] vgl: Propositiones, 26[[[2664|26]]] Het is duidelijk dat men met een dergelijke beperking op geen enkele wijze het gebeuren kan begrijpen van de openbaring van God door middel van zijn Woord, dat aan ons wordt overgeleverd in de levende overlevering en de Schrift.
- Het gebrek aan een hermeneutiek in geloof aan de Schrift krijgt vervolgens niet alleen gestalte in termen van afwezigheid; in de plaats hiervan komt ongetwijfeld een andere hermeneutiek, een geseculariseerde, positivistische hermeneutiek, waarvan de essentiële sleutel de overtuiging is dat het goddelijke niet verschijnt in de menselijke geschiedenis. Wanneer het schijnt dat er een goddelijk element is, dan moet men volgens deze hermeneutiek dat op een andere wijze uitleggen en alles terugbrengen tot het menselijk element. Dientengevolge worden er interpretaties voorgesteld die de historiciteit van de goddelijke elementen ontkennen. vgl: Reflexie over het thema van de 12e Bisschoppensynode, 3[[[2650|3]]] vgl: Propositiones, 26[[[2664|26]]]
- Een dergelijk standpunt kan het leven van de Kerk alleen maar schade berokkenen door twijfel te zaaien aangaande de fundamentele mysteries van het christendom en hun historische waarden, zoals bijvoorbeeld de instelling van de eucharistie en de verrijzenis van Christus. Zo wordt immers een filosofische hermeneutiek opgedrongen die de mogelijkheid ontkent van het binnentreden en de aanwezigheid van het goddelijke in de geschiedenis. Het overnemen van een dergelijke hermeneutiek binnen de theologische studie introduceert onvermijdelijk een ernstig dualisme tussen een exegese die zich alleen maar op het eerste niveau beweegt, en een theologie die afdrijft naar een vergeestelijking van de betekenis van de Schrift die geen rekening houdt met het historisch karakter van de openbaring.
Referenties naar alinea 35: 1
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Geloof en rede bij de benadering van de Schrift
Ik geloof dat hetgeen door paus Johannes Paulus II over dit onderwerp is geschreven in de encycliek Fides et Ratio[10] een bijdrage kan leveren aan een vollediger begrip van de exegese en dus van haar relatie tot de gehele theologie. Hij stelde immers dat men niet “het gevaar” moet onderschatten “dat schuilt in de opzet om de waarheid van de Heilige Schrift naar voren te brengen met gebruik van slechts één methode, en daarbij de noodzaak van exegese in ruimere zin te negeren, terwijl die toch de volle betekenis van de teksten laat vinden, samen met de hele Kerk. Allen die zich aan de bijbelstudie wijden moeten steeds voor ogen houden dat ook aan de verschillende hermeneutische methoden een filosofische opvatting ten grondslag ligt: die moet vóór haar toepassing op de heilige teksten grondig beproefd worden”. Fides et Ratio, 49-50[[10|49-50]]
Deze vooruitziende bespiegeling maakt het ons mogelijk te zien hoe bij een hermeneutische benadering van de Heilige Schrift de juiste relatie tussen geloof en rede op het spel staat. Geseculariseerde hermeneutiek van de Heilige Schrift wordt immers bedreven door een rede die structureel niets wil weten van de mogelijkheid dat God binnenkomt in het leven van de mensen en dat Hij in menselijke woorden tot de mensen spreekt. Ook in dit geval is het daarom noodzakelijk ertoe uit te nodigen om de reikwijdte van de eigen rationaliteit te verbreden. vgl: Het getuigenis van de verrezen Christus - Over de aanwezigheid van de Kerk in de samenleving[[[1463]]] Daarvoor zal men bij het gebruik van de methode van de historische analyse moeten vermijden dat men daar waar deze zich voordoen, criteria overneemt die bij voorbaat de openbaring van God in het leven van de mensen uitsluiten. De eenheid van de twee niveaus van het interpreteren van de Heilige Schrift veronderstelt uiteindelijk een harmonie tussen geloof en rede. Enerzijds is er een geloof nodig dat door een passende relatie met de juiste rede nooit ontaardt in fideïsme, dat een fundamentalistische lezing van de Schrift zou begunstigen. Anderzijds is er een rede noodzakelijk die bij het onderzoek naar de in de bijbel aanwezige historische elementen open blijft staan en niet a priori alles afwijst wat de eigen maat te boven gaat. Overigens zal de godsdienst van de mens geworden Logos de mens die de waarheid van de uiteindelijke zin van het eigen leven en van de geschiedenis zoekt, alleen maar meer als ten diepste redelijk voorkomen.
Ik geloof dat hetgeen door paus Johannes Paulus II over dit onderwerp is geschreven in de encycliek Fides et Ratio[10] een bijdrage kan leveren aan een vollediger begrip van de exegese en dus van haar relatie tot de gehele theologie. Hij stelde immers dat men niet “het gevaar” moet onderschatten “dat schuilt in de opzet om de waarheid van de Heilige Schrift naar voren te brengen met gebruik van slechts één methode, en daarbij de noodzaak van exegese in ruimere zin te negeren, terwijl die toch de volle betekenis van de teksten laat vinden, samen met de hele Kerk. Allen die zich aan de bijbelstudie wijden moeten steeds voor ogen houden dat ook aan de verschillende hermeneutische methoden een filosofische opvatting ten grondslag ligt: die moet vóór haar toepassing op de heilige teksten grondig beproefd worden”. Fides et Ratio, 49-50[[10|49-50]]
Deze vooruitziende bespiegeling maakt het ons mogelijk te zien hoe bij een hermeneutische benadering van de Heilige Schrift de juiste relatie tussen geloof en rede op het spel staat. Geseculariseerde hermeneutiek van de Heilige Schrift wordt immers bedreven door een rede die structureel niets wil weten van de mogelijkheid dat God binnenkomt in het leven van de mensen en dat Hij in menselijke woorden tot de mensen spreekt. Ook in dit geval is het daarom noodzakelijk ertoe uit te nodigen om de reikwijdte van de eigen rationaliteit te verbreden. vgl: Het getuigenis van de verrezen Christus - Over de aanwezigheid van de Kerk in de samenleving[[[1463]]] Daarvoor zal men bij het gebruik van de methode van de historische analyse moeten vermijden dat men daar waar deze zich voordoen, criteria overneemt die bij voorbaat de openbaring van God in het leven van de mensen uitsluiten. De eenheid van de twee niveaus van het interpreteren van de Heilige Schrift veronderstelt uiteindelijk een harmonie tussen geloof en rede. Enerzijds is er een geloof nodig dat door een passende relatie met de juiste rede nooit ontaardt in fideïsme, dat een fundamentalistische lezing van de Schrift zou begunstigen. Anderzijds is er een rede noodzakelijk die bij het onderzoek naar de in de bijbel aanwezige historische elementen open blijft staan en niet a priori alles afwijst wat de eigen maat te boven gaat. Overigens zal de godsdienst van de mens geworden Logos de mens die de waarheid van de uiteindelijke zin van het eigen leven en van de geschiedenis zoekt, alleen maar meer als ten diepste redelijk voorkomen.
Referenties naar alinea 36: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
Letterlijke en spirituele betekenis
Een veelbetekenende bijdrage aan een herstel van een adequate hermeneutiek van de Schrift, zoals dat is bepaald in de vergadering van de synode, komt ook van een hernieuwd luisteren naar de kerkvaders en hun exegetische benadering. vgl: Propositiones, 6[[[2664|6]]] De kerkvaders laten ons ook vandaag nog een theologie van grote waarde zien, omdat in het middelpunt hiervan het bestuderen van de Heilige Schrift in haar geheel staat. De vaders zijn immers op de eerste plaats en in wezen “commentatoren van de Heilige Schrift”. III, XXI,59: PL 32, 1300[[836]] vgl: II, I, 2: PL 42, 845[[[905]]] Hun voorbeeld kan “de moderne exegeten een werkelijk godsdienstige benadering leren van de Heilige Schrift, als ook een interpretatie die zich voortdurend houdt aan het criterium van de communio met de ervaring van de Kerk, die door de geschiedenis heen op weg is onder leiding van de Heilige Geest”. Inspectis dierum, (26)[[2623|(26)]]
Hoewel de patristische en middeleeuwse traditie natuurlijk de middelen van filologische en historische aard die de moderne exegese ter beschikking staan, niet kende, wist zij toch de verschillende betekenissen van de Schrift te onderkennen, te beginnen bij de letterlijke, d.w.z. de betekenis “die door de woorden van de Schrift tot uitdrukking wordt gebracht en die door de exegese die de regels van de juiste interpretatie volgt, ontdekt wordt.” Catechismus van de Katholieke Kerk, 116[[1|116]] De heilige Thomas van Aquino zegt: “Alle betekenissen van de Heilige Schrift zijn gebaseerd op de letterlijke”. Summa Theologiae, Prima Pars q. 1 a. 10 ad 1[[t:ia q. 1 a. 10 ad 1]] Men moet echter eraan herinneren dat in de tijd van de vaders en in de Middeleeuwen iedere vorm van exegese, ook de letterlijke, werd bedreven op grond van het geloof en dat er niet noodzakelijkerwijs een letterlijke en een geestelijke betekenis was. Men denke, wat dit betreft, aan het klassieke distichon dat de relatie weergeeft tussen de verschillende betekenissen van de Schrift:
Kortom, zonder af te doen aan de waarde en noodzaak van de historisch-kritische methode, al heeft deze haar beperkingen, kunnen we van de patristische exegese leren dat “men alleen maar trouw is aan de bedoeling van de teksten van de bijbel in de mate dat men tracht in de kern van hun formulering de geloofswerkelijkheid te vinden die de teksten tot uitdrukking brengen, en als men deze werkelijkheid verbindt met de geloofservaring van onze wereld”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 56[[2510|56]] Alleen in dit perspectief kan men herkennen dat het Woord van God levend is en zich richt tot ieder in de tegenwoordige tijd van ons leven. In die zin blijft de uitspraak van de Pauselijke Bijbelcommissie[d:128] gelden die de spirituele betekenis volgens het christelijk geloof definieert als “de betekenis die door de teksten van de bijbel tot uitdrukking wordt gebracht, wanneer zij worden gelezen onder invloed van de Heilige Geest in de context van het paasmysterie van Christus en het nieuwe dat daaruit voortkomt. Deze context bestaat werkelijk. Het Nieuwe Testament herkent hierin de vervulling van de Schrift. Daarom is het normaal om de Schriften opnieuw te lezen in het licht van deze nieuwe context, die van het leven in de Geest”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 62[[2510|62]]
Een veelbetekenende bijdrage aan een herstel van een adequate hermeneutiek van de Schrift, zoals dat is bepaald in de vergadering van de synode, komt ook van een hernieuwd luisteren naar de kerkvaders en hun exegetische benadering. vgl: Propositiones, 6[[[2664|6]]] De kerkvaders laten ons ook vandaag nog een theologie van grote waarde zien, omdat in het middelpunt hiervan het bestuderen van de Heilige Schrift in haar geheel staat. De vaders zijn immers op de eerste plaats en in wezen “commentatoren van de Heilige Schrift”. III, XXI,59: PL 32, 1300[[836]] vgl: II, I, 2: PL 42, 845[[[905]]] Hun voorbeeld kan “de moderne exegeten een werkelijk godsdienstige benadering leren van de Heilige Schrift, als ook een interpretatie die zich voortdurend houdt aan het criterium van de communio met de ervaring van de Kerk, die door de geschiedenis heen op weg is onder leiding van de Heilige Geest”. Inspectis dierum, (26)[[2623|(26)]]
Hoewel de patristische en middeleeuwse traditie natuurlijk de middelen van filologische en historische aard die de moderne exegese ter beschikking staan, niet kende, wist zij toch de verschillende betekenissen van de Schrift te onderkennen, te beginnen bij de letterlijke, d.w.z. de betekenis “die door de woorden van de Schrift tot uitdrukking wordt gebracht en die door de exegese die de regels van de juiste interpretatie volgt, ontdekt wordt.” Catechismus van de Katholieke Kerk, 116[[1|116]] De heilige Thomas van Aquino zegt: “Alle betekenissen van de Heilige Schrift zijn gebaseerd op de letterlijke”. Summa Theologiae, Prima Pars q. 1 a. 10 ad 1[[t:ia q. 1 a. 10 ad 1]] Men moet echter eraan herinneren dat in de tijd van de vaders en in de Middeleeuwen iedere vorm van exegese, ook de letterlijke, werd bedreven op grond van het geloof en dat er niet noodzakelijkerwijs een letterlijke en een geestelijke betekenis was. Men denke, wat dit betreft, aan het klassieke distichon dat de relatie weergeeft tussen de verschillende betekenissen van de Schrift:
“Littera gesta docet, quid credas allegoria, Moralis quid agas, quo tendas anagogia.
De letterlijke betekenis leert de gebeurtenissen, de allegorie wat men moet geloven; de morele betekenis wat men moet doen, en de anagogie waarnaar men moet streven”. Catechismus van de Katholieke Kerk, 118[[1|118]]Hier zien wij de eenheid in de onderverdeling tussen letterlijke en geestelijke betekenis, welke laatste op haar beurt wordt onderverdeeld in drie betekenissen waarmee de inhoud van geloof, moraal en eschatologisch streven wordt beschreven.
Kortom, zonder af te doen aan de waarde en noodzaak van de historisch-kritische methode, al heeft deze haar beperkingen, kunnen we van de patristische exegese leren dat “men alleen maar trouw is aan de bedoeling van de teksten van de bijbel in de mate dat men tracht in de kern van hun formulering de geloofswerkelijkheid te vinden die de teksten tot uitdrukking brengen, en als men deze werkelijkheid verbindt met de geloofservaring van onze wereld”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 56[[2510|56]] Alleen in dit perspectief kan men herkennen dat het Woord van God levend is en zich richt tot ieder in de tegenwoordige tijd van ons leven. In die zin blijft de uitspraak van de Pauselijke Bijbelcommissie[d:128] gelden die de spirituele betekenis volgens het christelijk geloof definieert als “de betekenis die door de teksten van de bijbel tot uitdrukking wordt gebracht, wanneer zij worden gelezen onder invloed van de Heilige Geest in de context van het paasmysterie van Christus en het nieuwe dat daaruit voortkomt. Deze context bestaat werkelijk. Het Nieuwe Testament herkent hierin de vervulling van de Schrift. Daarom is het normaal om de Schriften opnieuw te lezen in het licht van deze nieuwe context, die van het leven in de Geest”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 62[[2510|62]]
Referenties naar alinea 37: 1
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
De noodzakelijke transcendentie van de “letter”
Bij de afstemming van de verschillende betekenissen van de Schrift, is het dus van het grootste belang de overgang van letter naar geest te begrijpen. Het betreft geen automatische en spontane overgang; er is veeleer een transcendentie van de letter nodig: “het Woord van God zelf is immers nooit reeds aanwezig in de eenvoudige letterlijkheid van de tekst. Om dit Woord te bereiken is een transcendentie en een begripsproces noodzakelijk, dat zich laat leiden door de innerlijke beweging van het geheel en daarom ook een levensproces moet worden”. De wortels van de Europese cultuur, 8[[2527|8]] Zo ontdekken wij waarom een authentiek interpretatieproces nooit alleen een intellectueel proces maar ook een levensproces is, waarbij een volledige betrokkenheid bij het leven van de Kerk wordt gevraagd, als een leven “naar de Geest” (Gal. 5, 16)[b:Gal. 5, 16]. Zo worden de criteria waarop door de dogmatische constitutie Dei Verbum[576] de aandacht wordt gevestigd, duidelijker en een dergelijke transcendentie kan bij elk afzonderlijk literair fragment alleen maar geschieden in verband met het geheel van de Schrift. Het is immers één Woord waarnaar wij zijn geroepen te transcenderen. Een dergelijk proces heeft een innerlijke dramatiek, aangezien in het transcendentieproces de overgang die plaatsvindt krachtens de Geest, onvermijdelijk ook van doen heeft met de vrijheid van ieder. De heilige Paulus heeft deze overgang ten volle beleefd in zijn eigen bestaan. Wat de transcendentie van de letter en het begrip ervan alleen vanuit het geheel gezien betekent, heeft hij op radicale wijze tot uitdrukking gebracht in de zin: “De letter doodt, maar de Geest maakt levend (2 Kor. 3, 6)[b:2 Kor. 3, 6]”. De heilige Paulus ontdekt dat “de Geest die vrijmaakt een naam heeft en dat de vrijheid derhalve een innerlijke maat heeft: “De Heer nu is de Geest, en waar de Geest des Heren is, daar is de vrijheid” (2 Kor. 3, 17)[b:2 Kor. 3, 17]. De Geest die vrijmaakt, is niet eenvoudigweg het eigen idee, de persoonlijke visie van degene die interpreteert. De Geest is Christus en Christus is de Heer die ons de weg wijst.” De wortels van de Europese cultuur, 9[[2527|9]] Wij weten hoe deze overgang ook voor de heilige Augustinus tegelijkertijd dramatisch en bevrijdend was; hij gelooft in de Schriften, die hem aanvankelijk onderling zo verschillend leken en soms zo vol grofheden leken te staan, juist door deze transcendentie die hij leerde van de heilige Ambrosius door middel van de typologische interpretatie, volgens welke heel het Oude Testament een weg is naar Jezus Christus. Voor de heilige Augustinus heeft de transcendentie vanuit de letter de letter zelf geloofwaardig gemaakt en het hem mogelijk gemaakt uiteindelijk het antwoord te vinden op de diepe onrust van de eigen ziel, die dorstte naar de waarheid. vgl: H. Augustinus van Hippo (1) - zijn leven, 3[[[2183|3]]]
Bij de afstemming van de verschillende betekenissen van de Schrift, is het dus van het grootste belang de overgang van letter naar geest te begrijpen. Het betreft geen automatische en spontane overgang; er is veeleer een transcendentie van de letter nodig: “het Woord van God zelf is immers nooit reeds aanwezig in de eenvoudige letterlijkheid van de tekst. Om dit Woord te bereiken is een transcendentie en een begripsproces noodzakelijk, dat zich laat leiden door de innerlijke beweging van het geheel en daarom ook een levensproces moet worden”. De wortels van de Europese cultuur, 8[[2527|8]] Zo ontdekken wij waarom een authentiek interpretatieproces nooit alleen een intellectueel proces maar ook een levensproces is, waarbij een volledige betrokkenheid bij het leven van de Kerk wordt gevraagd, als een leven “naar de Geest” (Gal. 5, 16)[b:Gal. 5, 16]. Zo worden de criteria waarop door de dogmatische constitutie Dei Verbum[576] de aandacht wordt gevestigd, duidelijker en een dergelijke transcendentie kan bij elk afzonderlijk literair fragment alleen maar geschieden in verband met het geheel van de Schrift. Het is immers één Woord waarnaar wij zijn geroepen te transcenderen. Een dergelijk proces heeft een innerlijke dramatiek, aangezien in het transcendentieproces de overgang die plaatsvindt krachtens de Geest, onvermijdelijk ook van doen heeft met de vrijheid van ieder. De heilige Paulus heeft deze overgang ten volle beleefd in zijn eigen bestaan. Wat de transcendentie van de letter en het begrip ervan alleen vanuit het geheel gezien betekent, heeft hij op radicale wijze tot uitdrukking gebracht in de zin: “De letter doodt, maar de Geest maakt levend (2 Kor. 3, 6)[b:2 Kor. 3, 6]”. De heilige Paulus ontdekt dat “de Geest die vrijmaakt een naam heeft en dat de vrijheid derhalve een innerlijke maat heeft: “De Heer nu is de Geest, en waar de Geest des Heren is, daar is de vrijheid” (2 Kor. 3, 17)[b:2 Kor. 3, 17]. De Geest die vrijmaakt, is niet eenvoudigweg het eigen idee, de persoonlijke visie van degene die interpreteert. De Geest is Christus en Christus is de Heer die ons de weg wijst.” De wortels van de Europese cultuur, 9[[2527|9]] Wij weten hoe deze overgang ook voor de heilige Augustinus tegelijkertijd dramatisch en bevrijdend was; hij gelooft in de Schriften, die hem aanvankelijk onderling zo verschillend leken en soms zo vol grofheden leken te staan, juist door deze transcendentie die hij leerde van de heilige Ambrosius door middel van de typologische interpretatie, volgens welke heel het Oude Testament een weg is naar Jezus Christus. Voor de heilige Augustinus heeft de transcendentie vanuit de letter de letter zelf geloofwaardig gemaakt en het hem mogelijk gemaakt uiteindelijk het antwoord te vinden op de diepe onrust van de eigen ziel, die dorstte naar de waarheid. vgl: H. Augustinus van Hippo (1) - zijn leven, 3[[[2183|3]]]
Referenties naar alinea 38: 1
Aperuit illis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
De intrinsieke eenheid van de Bijbel
In de school van de grote overlevering van de Kerk leren wij bij het overgaan van de letter naar de geest ook de eenheid van heel de Schrift te begrijpen, daar het Woord van God, dat ons voortdurend vragen stelt en oproept tot bekering, één is. vgl: Propositiones, 41-45[[[2664|41-45]]] Voor ons blijven de woorden van Hugo van Sint Victor een vaste leidraad: “Heel de goddelijke Schrift vormt één boek en dit ene boek is Christus, spreekt over Christus en vindt in Christus zijn vervulling”. 2, 8; PL 176, 642 C-D[[2676]] Zeker, de bijbel is, bezien vanuit zuiver historisch of literair standpunt, niet eenvoudigweg een boek, maar een verzameling literaire teksten, waarvan de samenstelling zich uitstrekt over meer dan een millennium en waarvan de afzonderlijke boeken niet gemakkelijk zijn te herkennen als deel uitmakend van een innerlijke eenheid; er bestaan juist zichtbare spanningen daartussen. Dit geldt al binnen de Bijbel van Israël, die wij Christenen het Oude Testament noemen. Dat geldt nog meer, wanneer wij als Christenen het Nieuwe Testament en zijn geschriften als hermeneutische sleutel in verband brengen met de bijbel van Israël door deze te interpreteren als een weg naar Christus. In het Nieuwe Testament wordt in het algemeen niet de term “de Schrift” gebruikt (Rom. 4, 3; 1 Pt. 2, 6)[[b:Rom. 4, 3; 1 Pt. 2, 6]], maar “de Schriften” (Mt. 21, 43; Joh. 5, 39; Rom. 1, 2; 2 Pt. 3, 16)[[b:Mt. 21, 43; Joh. 5, 39; Rom. 1, 2; 2 Pt. 3, 16]], die echter vervolgens in hun geheel worden beschouwd als het ene Woord van God dat tot ons is gericht. vgl: De wortels van de Europese cultuur, 7[[[2527|7]]] Hieruit blijkt duidelijk hoe het de persoon van Christus is die eenheid geeft aan alle “Schriften” met betrekking tot het ene “Woord”. Zo begrijpt men wat wordt gesteld onder nummer 12[576|12] van de dogmatische constitutie Dei Verbum[576], waar wordt gewezen op de innerlijke eenheid van heel de Bijbel als doorslaggevend criterium voor een juiste hermeneutiek van het geloof.
In de school van de grote overlevering van de Kerk leren wij bij het overgaan van de letter naar de geest ook de eenheid van heel de Schrift te begrijpen, daar het Woord van God, dat ons voortdurend vragen stelt en oproept tot bekering, één is. vgl: Propositiones, 41-45[[[2664|41-45]]] Voor ons blijven de woorden van Hugo van Sint Victor een vaste leidraad: “Heel de goddelijke Schrift vormt één boek en dit ene boek is Christus, spreekt over Christus en vindt in Christus zijn vervulling”. 2, 8; PL 176, 642 C-D[[2676]] Zeker, de bijbel is, bezien vanuit zuiver historisch of literair standpunt, niet eenvoudigweg een boek, maar een verzameling literaire teksten, waarvan de samenstelling zich uitstrekt over meer dan een millennium en waarvan de afzonderlijke boeken niet gemakkelijk zijn te herkennen als deel uitmakend van een innerlijke eenheid; er bestaan juist zichtbare spanningen daartussen. Dit geldt al binnen de Bijbel van Israël, die wij Christenen het Oude Testament noemen. Dat geldt nog meer, wanneer wij als Christenen het Nieuwe Testament en zijn geschriften als hermeneutische sleutel in verband brengen met de bijbel van Israël door deze te interpreteren als een weg naar Christus. In het Nieuwe Testament wordt in het algemeen niet de term “de Schrift” gebruikt (Rom. 4, 3; 1 Pt. 2, 6)[[b:Rom. 4, 3; 1 Pt. 2, 6]], maar “de Schriften” (Mt. 21, 43; Joh. 5, 39; Rom. 1, 2; 2 Pt. 3, 16)[[b:Mt. 21, 43; Joh. 5, 39; Rom. 1, 2; 2 Pt. 3, 16]], die echter vervolgens in hun geheel worden beschouwd als het ene Woord van God dat tot ons is gericht. vgl: De wortels van de Europese cultuur, 7[[[2527|7]]] Hieruit blijkt duidelijk hoe het de persoon van Christus is die eenheid geeft aan alle “Schriften” met betrekking tot het ene “Woord”. Zo begrijpt men wat wordt gesteld onder nummer 12[576|12] van de dogmatische constitutie Dei Verbum[576], waar wordt gewezen op de innerlijke eenheid van heel de Bijbel als doorslaggevend criterium voor een juiste hermeneutiek van het geloof.
Referenties naar alinea 39: 1
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
40
De relatie tussen Oude en Nieuwe Testament
In het perspectief van de eenheid van de Schriften in Christus is het zowel voor theologen als voor herders noodzakelijk zich bewust te zijn van de relaties tussen Oude en Nieuwe Testament. Vóór alles is duidelijk dat het Nieuwe Testament het Oude Testament erkent als Woord van God en daarom het gezag van de Heilige Schriften van het joodse volk aanvaardt. vgl: Propositiones, 10[[[2664|10]]] vgl: Het Joodse volk en zijn heilige geschriften in de Christelijke Bijbel, (3-5)[[[2582|(3-5)]]] Het erkent deze impliciet door dezelfde taal te gebruiken en dikwijls te zinspelen op gedeelten van deze Schriften. Het erkent deze expliciet, omdat het vele gedeelten ervan citeert en er gebruik van maakt om te argumenteren. Een argumentatie die is gebaseerd op de teksten van het Oude Testament heeft zo in het Nieuwe Testament een doorslaggevende waarde, hoger dan die van eenvoudigweg menselijke redeneringen. In het vierde evangelie verklaart Jezus wat dit betreft dat “de Schrift bindende kracht heeft” (Joh. 10, 35)[b:Joh. 10, 35], en de heilige Paulus preciseert specifiek dat de openbaring van het Oude Testament blijft gelden voor ons Christenen (Rom. 15, 4; 1 Kor. 10, 11)[[b:Rom. 15, 4; 1 Kor. 10, 11]]. vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 121-122[[[1|121-122]]] Bovendien zeggen wij dat “Jezus van Nazareth een jood is geweest en het Heilig Land het moederland is van de Kerk”. Propositiones, 52[[2664|52]] De wortel van het christendom is gelegen in het Oude Testament en het christendom voedt zich altijd aan deze wortel. Daarom heeft de gezonde christelijke leer altijd iedere vorm van steeds terugkerend marcionisme afgewezen, dat op verschillende manieren de neiging heeft Oude en Nieuwe Testament tegenover elkaar te stellen. vgl: Het Joodse volk en zijn heilige geschriften in de Christelijke Bijbel, (19)[[[2582|(19)]]] vgl: 9,4: SC 415,238-242[[[1844]]]
Bovendien zegt het Nieuwe Testament zelf dat het overeenkomt met het Oude en verkondigt het dat in het mysterie van het leven, de dood en de verrijzenis van Christus de Schriften van het joodse volk hun volmaakte vervulling hebben gevonden. Men moet echter opmerken dat het begrip vervulling van de Schriften complex is, omdat het een drievoudige dimensie inhoudt: een fundamenteel aspect van continuïteit met de openbaring van het Oude Testament, een aspect van breuk en een aspect van vervulling en transcendentie. Het mysterie van Christus bestaat in de continuïteit met de offercultus van het Oude Testament wat het doel betreft; het heeft zich echter verwezenlijkt op een heel andere wijze die overeenkomt met de verschillende voorspellingen van de profeten en zo een nooit eerder verworven volmaaktheid bereikt. Het Oude Testament is immers vol van spanningen tussen zijn institutionele aspecten en zijn profetische aspecten. Het paasmysterie van Christus komt ten volle overeen met de profetieën en het typologische aspect van de Schriften – zij het op een wijze die niet was te voorzien. Het laat echter duidelijk aspecten zien van discontinuïteit wat de instellingen van het Oude Testament betreft.
In het perspectief van de eenheid van de Schriften in Christus is het zowel voor theologen als voor herders noodzakelijk zich bewust te zijn van de relaties tussen Oude en Nieuwe Testament. Vóór alles is duidelijk dat het Nieuwe Testament het Oude Testament erkent als Woord van God en daarom het gezag van de Heilige Schriften van het joodse volk aanvaardt. vgl: Propositiones, 10[[[2664|10]]] vgl: Het Joodse volk en zijn heilige geschriften in de Christelijke Bijbel, (3-5)[[[2582|(3-5)]]] Het erkent deze impliciet door dezelfde taal te gebruiken en dikwijls te zinspelen op gedeelten van deze Schriften. Het erkent deze expliciet, omdat het vele gedeelten ervan citeert en er gebruik van maakt om te argumenteren. Een argumentatie die is gebaseerd op de teksten van het Oude Testament heeft zo in het Nieuwe Testament een doorslaggevende waarde, hoger dan die van eenvoudigweg menselijke redeneringen. In het vierde evangelie verklaart Jezus wat dit betreft dat “de Schrift bindende kracht heeft” (Joh. 10, 35)[b:Joh. 10, 35], en de heilige Paulus preciseert specifiek dat de openbaring van het Oude Testament blijft gelden voor ons Christenen (Rom. 15, 4; 1 Kor. 10, 11)[[b:Rom. 15, 4; 1 Kor. 10, 11]]. vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 121-122[[[1|121-122]]] Bovendien zeggen wij dat “Jezus van Nazareth een jood is geweest en het Heilig Land het moederland is van de Kerk”. Propositiones, 52[[2664|52]] De wortel van het christendom is gelegen in het Oude Testament en het christendom voedt zich altijd aan deze wortel. Daarom heeft de gezonde christelijke leer altijd iedere vorm van steeds terugkerend marcionisme afgewezen, dat op verschillende manieren de neiging heeft Oude en Nieuwe Testament tegenover elkaar te stellen. vgl: Het Joodse volk en zijn heilige geschriften in de Christelijke Bijbel, (19)[[[2582|(19)]]] vgl: 9,4: SC 415,238-242[[[1844]]]
Bovendien zegt het Nieuwe Testament zelf dat het overeenkomt met het Oude en verkondigt het dat in het mysterie van het leven, de dood en de verrijzenis van Christus de Schriften van het joodse volk hun volmaakte vervulling hebben gevonden. Men moet echter opmerken dat het begrip vervulling van de Schriften complex is, omdat het een drievoudige dimensie inhoudt: een fundamenteel aspect van continuïteit met de openbaring van het Oude Testament, een aspect van breuk en een aspect van vervulling en transcendentie. Het mysterie van Christus bestaat in de continuïteit met de offercultus van het Oude Testament wat het doel betreft; het heeft zich echter verwezenlijkt op een heel andere wijze die overeenkomt met de verschillende voorspellingen van de profeten en zo een nooit eerder verworven volmaaktheid bereikt. Het Oude Testament is immers vol van spanningen tussen zijn institutionele aspecten en zijn profetische aspecten. Het paasmysterie van Christus komt ten volle overeen met de profetieën en het typologische aspect van de Schriften – zij het op een wijze die niet was te voorzien. Het laat echter duidelijk aspecten zien van discontinuïteit wat de instellingen van het Oude Testament betreft.
Referenties naar alinea 40: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
41
Deze beschouwingen laten zo het onvervangbare belang van het Oude Testament voor alle Christenen zien, maar tegelijkertijd vestigen zij ook de aandacht op de originaliteit van de christelijke lezing. Vanaf de tijd van de apostelen en vervolgens in de levende overlevering heeft de Kerk de eenheid van het goddelijk plan in de beide Testamenten belicht dankzij de typologie, die niet een willekeurig karakter heeft, maar intrinsiek is aan de door de heilige tekst verhaalde gebeurtenissen en daarom de gehele Schrift betreft. De typologie “ziet in de werking van God onder het Oude Verbond voorafbeeldingen van hetgeen God in de volheid van de tijd voltooid heeft in de persoon van zijn mensgeworden Zoon”. Catechismus van de Katholieke Kerk, 128[[1|128]] De Christenen lezen het Oude Testament derhalve in het licht van de gestorven en verrezen Christus. Hoewel de typologische lezing de onuitputtelijke inhoud blootlegt van het Oude Testament met betrekking tot het Nieuwe, mag zij toch niet doen vergeten dat het Oude Testament zijn eigen openbaringswaarde behoudt, bevestigd door onze Heer zelf (Mc. 12, 29-31)[[b:Mc. 12, 29-31]]. Daarom “vraagt het Nieuwe Testament er om ook gelezen te worden in het licht van het Oude Testament. De catechese van de eerste christenen doet er voortdurend een beroep op (1 Kor. 5, 6-8; 1 Kor. 10, 1-11)[[b:1 Kor. 5, 6-8; 1 Kor. 10, 1-11]]”. Catechismus van de Katholieke Kerk, 129[[1|129]] Op grond hiervan hebben de synodevaders gezegd dat “het joodse begrip van de Bijbel de Christenen kan helpen bij het verstaan en de bestudering van de Schriften”. Propositiones, 52[[2664|52]]
“Het Nieuwe Testament is verborgen in het Oude en het Oude is zichtbaar in het Nieuwe”, 2,73: PL 34, 623[[2606]] zo drukte zich met scherpzinnige wijsheid de heilige Augustinus uit over dit thema. Het is dus belangrijk dat zowel in de pastoraal als in academische kring duidelijk wordt gewezen op de innige band tussen de beide Testamenten door met de heilige Gregorius de Grote eraan te herinneren dat wat “het Oude Testament heeft beloofd, het Nieuwe Testament heeft laten zien; wat het ene verkondigt op duistere wijze, het andere openlijk verkondigt als aanwezig. Daarom is het Oude Testament profetie van het Nieuwe Testament; en is het beste commentaar op het Oude Testament het Nieuwe Testament”. I,VI,15: PL 76, 836[[3937]]
“Het Nieuwe Testament is verborgen in het Oude en het Oude is zichtbaar in het Nieuwe”, 2,73: PL 34, 623[[2606]] zo drukte zich met scherpzinnige wijsheid de heilige Augustinus uit over dit thema. Het is dus belangrijk dat zowel in de pastoraal als in academische kring duidelijk wordt gewezen op de innige band tussen de beide Testamenten door met de heilige Gregorius de Grote eraan te herinneren dat wat “het Oude Testament heeft beloofd, het Nieuwe Testament heeft laten zien; wat het ene verkondigt op duistere wijze, het andere openlijk verkondigt als aanwezig. Daarom is het Oude Testament profetie van het Nieuwe Testament; en is het beste commentaar op het Oude Testament het Nieuwe Testament”. I,VI,15: PL 76, 836[[3937]]
Referenties naar alinea 41: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
42
De “duistere” bladzijden van de Bijbel
In de context van de relatie tussen Oude en Nieuwe Testament heeft de synode zich ook beziggehouden met het thema van de bladzijden van de Bijbel die duister en moeilijk blijken te zijn op grond van het geweld en de immoraliteit die zij soms bevatten. Wat dit betreft moet men voor ogen houden dat de Bijbelse openbaring diep geworteld is in de geschiedenis. Gods plan wordt daarin geleidelijk zichtbaar en verwezenlijkt zich langzaam in opeenvolgende fases ondanks het verzet van de mensen. God kiest een volk en brengt geduldig de opvoeding ervan tot stand. De openbaring past zich aan het culturele en morele niveau van lang vervlogen tijden aan en bericht derhalve over feiten en gebruiken, bijvoorbeeld frauduleuze manoeuvres en gewelddaden, genocide, zonder expliciet de immoraliteit ervan aan te klagen. Dit kan men verklaren door de historische context, maar het kan de moderne lezer verrassen, vooral wanneer men de vele “duistere” kanten van het menselijk gedrag vergeet die er eeuwen lang, ook in onze dagen, zijn geweest. In het Oude Testament verheffen de profeten in hun prediking krachtig hun stem tegen iedere vorm van ongerechtigheid en geweld, collectief of individueel, en zo is dit het instrument van opvoeding dat God aan zijn volk heeft gegeven ter voorbereiding op het Evangelie. Daarom zou het verkeerd zijn geen aandacht te schenken aan de stukken van de Schrift die ons problematisch lijken. Men moet zich er juist van bewust zijn dat het lezen van deze bladzijden vraagt om een adequate deskundigheid, verworven door een vorming die de teksten weet te lezen in hun historisch-literaire context en in christelijk perspectief met als uiteindelijke hermeneutische sleutel “het evangelie en het nieuwe gebod van Jezus Christus, dat in het paasmysterie is vervuld”. Propositiones, 29[[2664|29]] Daarom spoor ik de geleerden en herders aan om alle gelovigen te helpen ook tot deze bladzijden te naderen door middel van een lezing die hun betekenis laat ontdekken in het licht van het mysterie van Christus.
In de context van de relatie tussen Oude en Nieuwe Testament heeft de synode zich ook beziggehouden met het thema van de bladzijden van de Bijbel die duister en moeilijk blijken te zijn op grond van het geweld en de immoraliteit die zij soms bevatten. Wat dit betreft moet men voor ogen houden dat de Bijbelse openbaring diep geworteld is in de geschiedenis. Gods plan wordt daarin geleidelijk zichtbaar en verwezenlijkt zich langzaam in opeenvolgende fases ondanks het verzet van de mensen. God kiest een volk en brengt geduldig de opvoeding ervan tot stand. De openbaring past zich aan het culturele en morele niveau van lang vervlogen tijden aan en bericht derhalve over feiten en gebruiken, bijvoorbeeld frauduleuze manoeuvres en gewelddaden, genocide, zonder expliciet de immoraliteit ervan aan te klagen. Dit kan men verklaren door de historische context, maar het kan de moderne lezer verrassen, vooral wanneer men de vele “duistere” kanten van het menselijk gedrag vergeet die er eeuwen lang, ook in onze dagen, zijn geweest. In het Oude Testament verheffen de profeten in hun prediking krachtig hun stem tegen iedere vorm van ongerechtigheid en geweld, collectief of individueel, en zo is dit het instrument van opvoeding dat God aan zijn volk heeft gegeven ter voorbereiding op het Evangelie. Daarom zou het verkeerd zijn geen aandacht te schenken aan de stukken van de Schrift die ons problematisch lijken. Men moet zich er juist van bewust zijn dat het lezen van deze bladzijden vraagt om een adequate deskundigheid, verworven door een vorming die de teksten weet te lezen in hun historisch-literaire context en in christelijk perspectief met als uiteindelijke hermeneutische sleutel “het evangelie en het nieuwe gebod van Jezus Christus, dat in het paasmysterie is vervuld”. Propositiones, 29[[2664|29]] Daarom spoor ik de geleerden en herders aan om alle gelovigen te helpen ook tot deze bladzijden te naderen door middel van een lezing die hun betekenis laat ontdekken in het licht van het mysterie van Christus.
Referenties naar alinea 42: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
43
Christenen en joden met betrekking tot de Heilige Schrift
Wanneer men de nauwe relaties die het Nieuwe Testament met het Oude verbinden in aanmerking neemt, dan is het vanzelfsprekend dat er nu aandacht wordt besteed aan de bijzondere band die daaruit voortvloeit tussen christenen en joden, een band die men nooit zou mogen vergeten. Paus Johannes Paulus II heeft tegen de joden gezegd: “U bent onze ‘welbeminde broeders’ in het geloof van Abraham, onze aartsvader.” Aan de Opperrabbijn van Rome, Dr. Riccardo di Segni, (2)[[3938|(2)]] Zeker, deze woorden betekenen niet een miskenning van de breuk die in het Nieuwe testament wordt verwoord ten opzichte van de instellingen van het Oude Testament, en nog minder van de vervulling van de Schriften in het mysterie van Jezus Christus, die wordt erkend als Messias en Zoon van God. Dit diepe en radicale verschil impliceert echter in het geheel niet wederzijdse vijandschap. Het voorbeeld van de heilige Paulus (Rom. 9-11)[[b:Rom. 9-11]] laat juist zien dat “een houding van respect, achting en liefde voor het joodse volk de enige waarlijk christelijke houding is in deze situatie, die op mysterieuze wijze deel uitmaakt van Gods geheel positieve plan”. Het Joodse volk en zijn heilige geschriften in de Christelijke Bijbel, (87)[[2582|(87)]] Paulus zegt immers dat de joden “Gods vrienden blijven krachtens zijn uitverkiezing, omwille van de aartsvaders. Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping” (Rom. 11, 28-29)[b:Rom. 11, 28-29].
Bovendien gebruikt Paulus het mooie beeld van de olijfboom om de zeer nauwe relaties tussen Christendom en joden te beschrijven: de Kerk van de heidenen is als een loot van een wilde olijfboom, geënt op de goede olijfboom, die het volk van het Verbond is (Rom. 11, 17-24)[[b:Rom. 11, 17-24]]. Laten wij derhalve ons voedsel halen uit dezelfde geestelijke wortels. Laten wij elkaar ontmoeten als broeders, broeders die op zekere ogenblikken in hun geschiedenis een gespannen verhouding hebben gehad, maar die zich nu vastbesloten ervoor inzetten om bruggen van duurzame vriendschap te slaan. Afscheidsceremonie op de Internationale vlieghaven “Ben Gurion” - Tel Aviv, 2[[3346|2]] Paus Johannes Paulus II zei ook nog: “Wij hebben veel gemeen. Wij kunnen samen veel doen voor de vrede, de gerechtigheid en een broederlijkere en menselijkere wereld”. Tot het Opperrabinaat "Hechal Shlomo"[[3939]]
Ik wens er nogmaals op te wijzen hoe kostbaar de dialoog met de joden voor de Kerk is. Het is goed dat waar men gelegenheid ziet, er mogelijkheden, ook publiekelijk, worden geschapen voor ontmoeting en discussie. Deze begunstigen een toename van de kennis van elkaar, van wederzijdse achting en samenwerking, ook in de bestudering zelf van de Heilige Schriften.
Wanneer men de nauwe relaties die het Nieuwe Testament met het Oude verbinden in aanmerking neemt, dan is het vanzelfsprekend dat er nu aandacht wordt besteed aan de bijzondere band die daaruit voortvloeit tussen christenen en joden, een band die men nooit zou mogen vergeten. Paus Johannes Paulus II heeft tegen de joden gezegd: “U bent onze ‘welbeminde broeders’ in het geloof van Abraham, onze aartsvader.” Aan de Opperrabbijn van Rome, Dr. Riccardo di Segni, (2)[[3938|(2)]] Zeker, deze woorden betekenen niet een miskenning van de breuk die in het Nieuwe testament wordt verwoord ten opzichte van de instellingen van het Oude Testament, en nog minder van de vervulling van de Schriften in het mysterie van Jezus Christus, die wordt erkend als Messias en Zoon van God. Dit diepe en radicale verschil impliceert echter in het geheel niet wederzijdse vijandschap. Het voorbeeld van de heilige Paulus (Rom. 9-11)[[b:Rom. 9-11]] laat juist zien dat “een houding van respect, achting en liefde voor het joodse volk de enige waarlijk christelijke houding is in deze situatie, die op mysterieuze wijze deel uitmaakt van Gods geheel positieve plan”. Het Joodse volk en zijn heilige geschriften in de Christelijke Bijbel, (87)[[2582|(87)]] Paulus zegt immers dat de joden “Gods vrienden blijven krachtens zijn uitverkiezing, omwille van de aartsvaders. Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping” (Rom. 11, 28-29)[b:Rom. 11, 28-29].
Bovendien gebruikt Paulus het mooie beeld van de olijfboom om de zeer nauwe relaties tussen Christendom en joden te beschrijven: de Kerk van de heidenen is als een loot van een wilde olijfboom, geënt op de goede olijfboom, die het volk van het Verbond is (Rom. 11, 17-24)[[b:Rom. 11, 17-24]]. Laten wij derhalve ons voedsel halen uit dezelfde geestelijke wortels. Laten wij elkaar ontmoeten als broeders, broeders die op zekere ogenblikken in hun geschiedenis een gespannen verhouding hebben gehad, maar die zich nu vastbesloten ervoor inzetten om bruggen van duurzame vriendschap te slaan. Afscheidsceremonie op de Internationale vlieghaven “Ben Gurion” - Tel Aviv, 2[[3346|2]] Paus Johannes Paulus II zei ook nog: “Wij hebben veel gemeen. Wij kunnen samen veel doen voor de vrede, de gerechtigheid en een broederlijkere en menselijkere wereld”. Tot het Opperrabinaat "Hechal Shlomo"[[3939]]
Ik wens er nogmaals op te wijzen hoe kostbaar de dialoog met de joden voor de Kerk is. Het is goed dat waar men gelegenheid ziet, er mogelijkheden, ook publiekelijk, worden geschapen voor ontmoeting en discussie. Deze begunstigen een toename van de kennis van elkaar, van wederzijdse achting en samenwerking, ook in de bestudering zelf van de Heilige Schriften.
Referenties naar alinea 43: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
44
Fundamentalistische interpretatie van de Heilige Schrift
De aandacht die wij tot nu toe hebben willen schenken aan het thema van de hermeneutiek van de Bijbel in haar verschillende aspecten, maakt het ons mogelijk ons bezig te houden met het onderwerp van de fundamentalistische interpretatie van de Heilige Schrift, dat meerdere malen naar voren is gekomen in het synodale debat. vgl: Propositiones, 46,47[[[2664|46.47]]] Over dit thema heeft de Pauselijke Bijbelcommissie[d:128] in het document Interpretatie van de Bijbel in de Kerk[2510] belangrijke aanwijzingen geformuleerd. In deze context zou ik vooral de aandacht willen vestigen op de manieren van lezing die de natuur van de heilige tekst niet respecteren doordat ze subjectieve en willekeurige interpretaties propageren. “Letterlijke interpretatie”, waarvoor een fundamentalistische lezing opkomt, is in werkelijkheid verraad aan zowel de letterlijke als de geestelijke betekenis en maakt de weg vrij voor verschillende vormen van instrumentalisering door bijvoorbeeld antikerkelijke interpretaties van de Schriften zelf te verspreiden. Het problematische aspect van “een fundamentalistische lezing is dat zij weigert rekening te houden met het historische karakter van de Bijbelse openbaring en het zichzelf daardoor onmogelijk maakt ten volle de waarheid van de menswording zelf te aanvaarden. Het fundamentalisme gaat de nauwe relatie van het goddelijke en het menselijke in de betrekkingen met God uit de weg. (...) Om deze reden neigt het ertoe de tekst van de Bijbel te behandelen als was hij woord voor woord gedicteerd door de Geest, en het komt niet ertoe om te erkennen dat het Woord van God is geformuleerd in een taal en een fraseologie die werden bepaald door een gegeven tijdperk”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 50[[2510|50]] Het Christendom ziet daarentegen ín de woorden hét Woord van God, de Logos zelf, die zijn mysterie laat zien door middel van deze verscheidenheid en de werkelijkheid van een menselijke geschiedenis. vgl: De wortels van de Europese cultuur, 8[[[2527|8]]] Het ware antwoord op een fundamentalistische lezing is: “de gelovige lezing van de Heilige Schrift”. Deze lezing, “die vanaf de oudheid in de overlevering van de Kerk is toegepast, zoekt de bevrijdende waarheid voor het leven van de individuele gelovige en voor de Kerk. Deze lezing erkent de historische waarde van de Bijbelse overlevering. Juist omwille van deze waarde van historisch getuigenis wil zij opnieuw de levende betekenis ontdekken van de Heilige Schriften, die ook bestemd zijn voor het leven van de gelovigen van vandaag”, Propositiones, 46[[2664|46]] zonder derhalve de menselijke tussenkomst van de geïnspireerde tekst en zijn literaire genres te negeren.
De aandacht die wij tot nu toe hebben willen schenken aan het thema van de hermeneutiek van de Bijbel in haar verschillende aspecten, maakt het ons mogelijk ons bezig te houden met het onderwerp van de fundamentalistische interpretatie van de Heilige Schrift, dat meerdere malen naar voren is gekomen in het synodale debat. vgl: Propositiones, 46,47[[[2664|46.47]]] Over dit thema heeft de Pauselijke Bijbelcommissie[d:128] in het document Interpretatie van de Bijbel in de Kerk[2510] belangrijke aanwijzingen geformuleerd. In deze context zou ik vooral de aandacht willen vestigen op de manieren van lezing die de natuur van de heilige tekst niet respecteren doordat ze subjectieve en willekeurige interpretaties propageren. “Letterlijke interpretatie”, waarvoor een fundamentalistische lezing opkomt, is in werkelijkheid verraad aan zowel de letterlijke als de geestelijke betekenis en maakt de weg vrij voor verschillende vormen van instrumentalisering door bijvoorbeeld antikerkelijke interpretaties van de Schriften zelf te verspreiden. Het problematische aspect van “een fundamentalistische lezing is dat zij weigert rekening te houden met het historische karakter van de Bijbelse openbaring en het zichzelf daardoor onmogelijk maakt ten volle de waarheid van de menswording zelf te aanvaarden. Het fundamentalisme gaat de nauwe relatie van het goddelijke en het menselijke in de betrekkingen met God uit de weg. (...) Om deze reden neigt het ertoe de tekst van de Bijbel te behandelen als was hij woord voor woord gedicteerd door de Geest, en het komt niet ertoe om te erkennen dat het Woord van God is geformuleerd in een taal en een fraseologie die werden bepaald door een gegeven tijdperk”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 50[[2510|50]] Het Christendom ziet daarentegen ín de woorden hét Woord van God, de Logos zelf, die zijn mysterie laat zien door middel van deze verscheidenheid en de werkelijkheid van een menselijke geschiedenis. vgl: De wortels van de Europese cultuur, 8[[[2527|8]]] Het ware antwoord op een fundamentalistische lezing is: “de gelovige lezing van de Heilige Schrift”. Deze lezing, “die vanaf de oudheid in de overlevering van de Kerk is toegepast, zoekt de bevrijdende waarheid voor het leven van de individuele gelovige en voor de Kerk. Deze lezing erkent de historische waarde van de Bijbelse overlevering. Juist omwille van deze waarde van historisch getuigenis wil zij opnieuw de levende betekenis ontdekken van de Heilige Schriften, die ook bestemd zijn voor het leven van de gelovigen van vandaag”, Propositiones, 46[[2664|46]] zonder derhalve de menselijke tussenkomst van de geïnspireerde tekst en zijn literaire genres te negeren.
Referenties naar alinea 44: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
45
Dialoog tussen herders, theologen en exegeten
De authentieke hermeneutiek van hetgeloof brengt enkele belangrijke gevolgenmet zich mee op het gebied van de pastoraleactiviteit van de Kerk. Juist de synodevadershebben, wat dit betreft, bijvoorbeeldeen regelmatiger contact aanbevolen tussenherders, exegeten en theologen. Het is goedals de bisschoppenconferenties deze ontmoetingenbevorderen met “het doel eengrotere saamhorigheid te begunstigen in dedienst aan het Woord van God”. Propositiones, 28[[2664|28]] Een dergelijkesamenwerking zal allen helpen heteigen werk ten dienste van heel de Kerkbeter te verrichten. Zich verplaatsen in hetperspectief van het pastoraal werken wilook voor de geleerden zeggen dat men deheilige tekst benadert in zijn natuur van eenmededeling die de Heer aan de mensen doetmet het oog op hun heil. Daarom beveeltmen aan, zoals de dogmatische constitutieDei Verbum[576] heeft gezegd, dat “de katholiekeexegeten en de anderen die de heilige theologiebeoefenen in oprechte samenwerkingernaar moeten streven, onder de waakzameleiding van het heilig leraarsambt, met degeschikte hulpmiddelen de goddelijke geschriftenzo te onderzoeken en uiteen te zettendat zoveel mogelijk bedienaars van hetgoddelijk woord aan het volk van God metvrucht het voedsel van de geschriften kunnenbieden, waardoor de geest wordt verlicht,de wil versterkt en het hart van demensen wordt opgewekt tot de liefde vanGod”. Dei Verbum, 23[[576|23]]
De authentieke hermeneutiek van hetgeloof brengt enkele belangrijke gevolgenmet zich mee op het gebied van de pastoraleactiviteit van de Kerk. Juist de synodevadershebben, wat dit betreft, bijvoorbeeldeen regelmatiger contact aanbevolen tussenherders, exegeten en theologen. Het is goedals de bisschoppenconferenties deze ontmoetingenbevorderen met “het doel eengrotere saamhorigheid te begunstigen in dedienst aan het Woord van God”. Propositiones, 28[[2664|28]] Een dergelijkesamenwerking zal allen helpen heteigen werk ten dienste van heel de Kerkbeter te verrichten. Zich verplaatsen in hetperspectief van het pastoraal werken wilook voor de geleerden zeggen dat men deheilige tekst benadert in zijn natuur van eenmededeling die de Heer aan de mensen doetmet het oog op hun heil. Daarom beveeltmen aan, zoals de dogmatische constitutieDei Verbum[576] heeft gezegd, dat “de katholiekeexegeten en de anderen die de heilige theologiebeoefenen in oprechte samenwerkingernaar moeten streven, onder de waakzameleiding van het heilig leraarsambt, met degeschikte hulpmiddelen de goddelijke geschriftenzo te onderzoeken en uiteen te zettendat zoveel mogelijk bedienaars van hetgoddelijk woord aan het volk van God metvrucht het voedsel van de geschriften kunnenbieden, waardoor de geest wordt verlicht,de wil versterkt en het hart van demensen wordt opgewekt tot de liefde vanGod”. Dei Verbum, 23[[576|23]]
Referenties naar alinea 45: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
46
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Bijbel en oecumene
In het bewustzijn dat de Kerk haar fundament heeft in Christus, het mensgeworden Woord van God, heeft de synode de centrale plaats van de Bijbelstudie willen onderstrepen in de oecumenische dialoog met het oog op een volledig tot uitdrukking brengen van de eenheid van alle gelovigen in Christus. In ieder geval wordt eraan...In ieder geval wordt eraan herinnerd dat, wat de zogenaamde deuterocanonieke boeken van het Oude Testament en hun geïnspireerd zijn betreft, katholieken en orthodoxen niet precies dezelfde canon hebben als de anglicanen en de protestanten. In de Schrift zelf vinden wij immers het hartstochtelijke gebed van Jezus tot de Vader dat zijn leerlingen één zijn, opdat de wereld gelooft (Joh. 17, 21)[[b:Joh. 17, 21]]. Dit alles versterkt ons in de overtuiging dat samen naar de Schriften luisteren en ze samen overdenken ons een ware saamhorigheid laat beleven, ook al is die nog niet volledig; vgl: Relatio post disceptationem, (36)[[[3922|(36)]]] “Het gemeenschappelijk luisteren naar de Schriften zet daarom aan tot een dialoog van liefde en doet de dialoog van de waarheid groeien”. Propositiones, 36[[2664|36]] Samen luisteren naar het Woord van God, de lectio divina van de Bijbel beoefenen, zich laten verrassen door de nieuwheid, die nooit veroudert en uitgeput raakt, van het Woord van God, onze doofheid overwinnen voor die woorden die niet overeenkomen met onze meningen of vooroordelen, luisteren en studeren in de gemeenschap van de gelovigen van alle tijden: dit alles is een weg die moet worden afgelegd om de eenheid in het geloof te bereiken, als antwoord op het luisteren naar het Woord. vgl: Toespraak op de 11e Gewone Vergadering van het Secretariaat van de Bisschoppensynode[[[4096]]] De woorden van het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] waren werkelijk verhelderend: “De Heilige Schrift is juist bij de (oecumenische) dialoog een uitstekend hulpmiddel in Gods machtige hand voor het verkrijgen van die eenheid die onze Verlosser alle mensen aanbiedt”. Unitatis Redintegratio, 21[[618|21]] Daarom is het goed de studie, de discussie en de oecumenische vieringen van het Woord van God te doen toenemen met respect voor de geldende regels en de verschillende tradities. vgl: Propositiones, 36[[[2664|36]]] Deze vieringen dienen de oecumenische zaak en wanneer zij in hun ware betekenis worden gevierd, vormen zij intense ogenblikken van authentiek gebed om God te vragen de vurig verlangde dag te verhaasten waarop wij allen naast elkaar kunnen gaan zitten aan dezelfde tafel en drinken uit één beker. Ook al is het juist en prijzenswaardig deze momenten te bevorderen, men dient er echter voor te zorgen dat deze ogenblikken niet worden voorgesteld als vervanging van de verplichte deelname aan de heilige mis op zon- en feestdagen.
In dit werk van studie en gebed onderkennen wij in alle rust ook de aspecten die vragen om verdieping en waarin wij zien dat wij nog van elkaar verwijderd zijn, zoals bijvoorbeeld het begrip van de Kerk als gezaghebbend orgaan bij de interpretatie en de beslissende rol van het leerambt. vgl: Dei Verbum, 10[[[576|10]]]
Ik zou bovendien willen onderstrepen hetgeen gezegd is door de synodevaders omtrent het belang in dit oecumenische werk van de Bijbelvertalingen in de verschillende talen. Wij weten immers dat een tekst vertalen geen puur mechanisch werk is, maar in zekere zin deel uitmaakt van het interpreteren. Wat dit betreft, heeft de eerbiedwaardige Johannes Paulus II gezegd: “Wie zich herinnert hoezeer de debatten rondom de Heilige Schrift vooral in het Avondland de afsplitsingen beïnvloed hebben kan begrijpen wat voor een aanzienlijke vooruitgang deze gemeenschappelijke vertalingen betekenen”. Ut Unum Sint, 44[[73|44]] Daarom is het bevorderen van gemeenschappelijke vertalingen van de Bijbel een deel van het oecumenisch werk. Ik wens hier al degenen te bedanken die zich inzetten voor deze belangrijke taak en hen aanmoedigen om hun werk voort te zetten.
In het bewustzijn dat de Kerk haar fundament heeft in Christus, het mensgeworden Woord van God, heeft de synode de centrale plaats van de Bijbelstudie willen onderstrepen in de oecumenische dialoog met het oog op een volledig tot uitdrukking brengen van de eenheid van alle gelovigen in Christus. In ieder geval wordt eraan...In ieder geval wordt eraan herinnerd dat, wat de zogenaamde deuterocanonieke boeken van het Oude Testament en hun geïnspireerd zijn betreft, katholieken en orthodoxen niet precies dezelfde canon hebben als de anglicanen en de protestanten. In de Schrift zelf vinden wij immers het hartstochtelijke gebed van Jezus tot de Vader dat zijn leerlingen één zijn, opdat de wereld gelooft (Joh. 17, 21)[[b:Joh. 17, 21]]. Dit alles versterkt ons in de overtuiging dat samen naar de Schriften luisteren en ze samen overdenken ons een ware saamhorigheid laat beleven, ook al is die nog niet volledig; vgl: Relatio post disceptationem, (36)[[[3922|(36)]]] “Het gemeenschappelijk luisteren naar de Schriften zet daarom aan tot een dialoog van liefde en doet de dialoog van de waarheid groeien”. Propositiones, 36[[2664|36]] Samen luisteren naar het Woord van God, de lectio divina van de Bijbel beoefenen, zich laten verrassen door de nieuwheid, die nooit veroudert en uitgeput raakt, van het Woord van God, onze doofheid overwinnen voor die woorden die niet overeenkomen met onze meningen of vooroordelen, luisteren en studeren in de gemeenschap van de gelovigen van alle tijden: dit alles is een weg die moet worden afgelegd om de eenheid in het geloof te bereiken, als antwoord op het luisteren naar het Woord. vgl: Toespraak op de 11e Gewone Vergadering van het Secretariaat van de Bisschoppensynode[[[4096]]] De woorden van het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] waren werkelijk verhelderend: “De Heilige Schrift is juist bij de (oecumenische) dialoog een uitstekend hulpmiddel in Gods machtige hand voor het verkrijgen van die eenheid die onze Verlosser alle mensen aanbiedt”. Unitatis Redintegratio, 21[[618|21]] Daarom is het goed de studie, de discussie en de oecumenische vieringen van het Woord van God te doen toenemen met respect voor de geldende regels en de verschillende tradities. vgl: Propositiones, 36[[[2664|36]]] Deze vieringen dienen de oecumenische zaak en wanneer zij in hun ware betekenis worden gevierd, vormen zij intense ogenblikken van authentiek gebed om God te vragen de vurig verlangde dag te verhaasten waarop wij allen naast elkaar kunnen gaan zitten aan dezelfde tafel en drinken uit één beker. Ook al is het juist en prijzenswaardig deze momenten te bevorderen, men dient er echter voor te zorgen dat deze ogenblikken niet worden voorgesteld als vervanging van de verplichte deelname aan de heilige mis op zon- en feestdagen.
In dit werk van studie en gebed onderkennen wij in alle rust ook de aspecten die vragen om verdieping en waarin wij zien dat wij nog van elkaar verwijderd zijn, zoals bijvoorbeeld het begrip van de Kerk als gezaghebbend orgaan bij de interpretatie en de beslissende rol van het leerambt. vgl: Dei Verbum, 10[[[576|10]]]
Ik zou bovendien willen onderstrepen hetgeen gezegd is door de synodevaders omtrent het belang in dit oecumenische werk van de Bijbelvertalingen in de verschillende talen. Wij weten immers dat een tekst vertalen geen puur mechanisch werk is, maar in zekere zin deel uitmaakt van het interpreteren. Wat dit betreft, heeft de eerbiedwaardige Johannes Paulus II gezegd: “Wie zich herinnert hoezeer de debatten rondom de Heilige Schrift vooral in het Avondland de afsplitsingen beïnvloed hebben kan begrijpen wat voor een aanzienlijke vooruitgang deze gemeenschappelijke vertalingen betekenen”. Ut Unum Sint, 44[[73|44]] Daarom is het bevorderen van gemeenschappelijke vertalingen van de Bijbel een deel van het oecumenisch werk. Ik wens hier al degenen te bedanken die zich inzetten voor deze belangrijke taak en hen aanmoedigen om hun werk voort te zetten.
Referenties naar alinea 46: 2
H. Laurentius van Brindisi ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
47
Gevolgen voor de opzet van de theologische studie
Een andere consequentie die voortvloeit uit een adequate hermeneutiek van het geloof, betreft de noodzaak om de implicaties ervan te laten zien voor de exegetische en theologische vorming, in het bijzonder van de priesterkandidaten. Men moet ervoor zorgen dat de studie van de Heilige Schrift werkelijk de ziel is van de theologie, omdat men daarin het Woord van God herkent, dat zich vandaag richt tot de wereld, tot de Kerk en tot ieder persoonlijk. Het is belangrijk dat er aan de criteria die door nummer 12[576|12] van de dogmatische constitutie Dei Verbum[576] worden aangegeven, daadwerkelijk aandacht wordt besteed en dat deze tot onderwerp van verdieping worden gemaakt. Men dient te vermijden dat er een opvatting van wetenschappelijk onderzoek op na wordt gehouden die zich neutraal acht ten opzichte van de Schrift. Daarom is het samen met de studie van de eigen talen waarin de bijbel is geschreven, en van de adequate interpretatiemethoden noodzakelijk dat de studenten een diep geestelijk leven hebben, zodat men begrijpt dat de Schrift alleen maar kan worden begrepen, als men haar beleeft. In dit perspectief beveel ik aan dat de studie van het overgeleverde en geschreven Woord van God steeds geschiedt in een diepe kerkelijke geest en dat men bij de academische vorming terdege rekening houdt met de bijdragen over deze onderwerpen van de kant van het leergezag, dat “niet boven het woord van God staat, maar het dient. Want het leert enkel, wat overgeleverd is, door dit krachtens goddelijke opdracht en onder bijstand van de Heilige Geest, vroom te aanhoren, heilig te bewaren en trouw uiteen te zetten”. Dei Verbum, 10[[576|10]] Daarom dient men er zorg voor te dragen dat de studie geschiedt met erkenning van het feit dat “de heilige overlevering, de Heilige Schrift en het leraarsambt van de Kerk derhalve, volgens het wijze raadsbesluit van God, zo met elkaar verbonden en verenigd blijken te zijn, dat het een zonder het ander geen stand houdt”. Dei Verbum, 10[[576|10]] Ik wens daarom dat volgens de leer van het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] de studie van de Heilige Schrift, gelezen in de gemeenschap van de universele Kerk, werkelijk als het ware de ziel van de theologische studie is. vgl: Dei Verbum, 24[[[576|24]]]
Een andere consequentie die voortvloeit uit een adequate hermeneutiek van het geloof, betreft de noodzaak om de implicaties ervan te laten zien voor de exegetische en theologische vorming, in het bijzonder van de priesterkandidaten. Men moet ervoor zorgen dat de studie van de Heilige Schrift werkelijk de ziel is van de theologie, omdat men daarin het Woord van God herkent, dat zich vandaag richt tot de wereld, tot de Kerk en tot ieder persoonlijk. Het is belangrijk dat er aan de criteria die door nummer 12[576|12] van de dogmatische constitutie Dei Verbum[576] worden aangegeven, daadwerkelijk aandacht wordt besteed en dat deze tot onderwerp van verdieping worden gemaakt. Men dient te vermijden dat er een opvatting van wetenschappelijk onderzoek op na wordt gehouden die zich neutraal acht ten opzichte van de Schrift. Daarom is het samen met de studie van de eigen talen waarin de bijbel is geschreven, en van de adequate interpretatiemethoden noodzakelijk dat de studenten een diep geestelijk leven hebben, zodat men begrijpt dat de Schrift alleen maar kan worden begrepen, als men haar beleeft. In dit perspectief beveel ik aan dat de studie van het overgeleverde en geschreven Woord van God steeds geschiedt in een diepe kerkelijke geest en dat men bij de academische vorming terdege rekening houdt met de bijdragen over deze onderwerpen van de kant van het leergezag, dat “niet boven het woord van God staat, maar het dient. Want het leert enkel, wat overgeleverd is, door dit krachtens goddelijke opdracht en onder bijstand van de Heilige Geest, vroom te aanhoren, heilig te bewaren en trouw uiteen te zetten”. Dei Verbum, 10[[576|10]] Daarom dient men er zorg voor te dragen dat de studie geschiedt met erkenning van het feit dat “de heilige overlevering, de Heilige Schrift en het leraarsambt van de Kerk derhalve, volgens het wijze raadsbesluit van God, zo met elkaar verbonden en verenigd blijken te zijn, dat het een zonder het ander geen stand houdt”. Dei Verbum, 10[[576|10]] Ik wens daarom dat volgens de leer van het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] de studie van de Heilige Schrift, gelezen in de gemeenschap van de universele Kerk, werkelijk als het ware de ziel van de theologische studie is. vgl: Dei Verbum, 24[[[576|24]]]
Referenties naar alinea 47: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
48
De Heiligen en de interpretatie van de Schrift
De interpretatie van de Heilige Schrift zou onvolledig blijven, als men ook niet zou luisteren naar wie waarlijk het Woord van God hebben beleefd, oftewel de heiligen. vgl: Propositiones, 22[[[2664|22]]] Immers, viva lectio est vita bonorum”. XXIV, VIII, 16: PL 76, 295[[847]] De diepste interpretatie van de Schrift komt inderdaad van hen die zich door het Woord van God hebben laten vormen door ernaar te luisteren, het te lezen en het voortdurend te overwegen.
Het is zeker niet toevallig dat de grote geestelijke stromingen die op de geschiedenis van de Kerk hun stempel hebben gedrukt, zijn voortgekomen uit een expliciete verwijzing naar de Schrift.
De interpretatie van de Heilige Schrift zou onvolledig blijven, als men ook niet zou luisteren naar wie waarlijk het Woord van God hebben beleefd, oftewel de heiligen. vgl: Propositiones, 22[[[2664|22]]] Immers, viva lectio est vita bonorum”. XXIV, VIII, 16: PL 76, 295[[847]] De diepste interpretatie van de Schrift komt inderdaad van hen die zich door het Woord van God hebben laten vormen door ernaar te luisteren, het te lezen en het voortdurend te overwegen.
Het is zeker niet toevallig dat de grote geestelijke stromingen die op de geschiedenis van de Kerk hun stempel hebben gedrukt, zijn voortgekomen uit een expliciete verwijzing naar de Schrift.
- Ik denk bijvoorbeeld aan de heilige Antonius abt, die werd bewogen door te luisteren naar de woorden van de Heer: “Wilt ge volmaakt zijn, ga dan naar huis, verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen, daarmee zult ge een schat in de hemel bezitten. En kom dan terug om Mij te volgen” (Mt. 19, 21)[b:Mt. 19, 21]. vgl: II: PL 73, 127[[[1897]]]
- Niet minder suggestief is de heilige Basilius de Grote, die zich in zijn werk Moralia[1952] afvraagt: “Wat is eigen aan het geloof? De volledige en onbetwiste zekerheid van de door God geïnspireerde woorden. (…) Wat is eigen aan de gelovige? Zich met die volledige zekerheid conformeren aan de betekenis van de woorden van de Schrift en het niet wagen ook maar iets hieraan af te doen of hieraan toe te voegen.” LXXX, XXII; PG 31, 867[[1952]]
- De heilige Benedictus verwijst in zijn Regel[934] naar de Schrift als “de meest juiste norm van het leven van de mens”. 73, 3: SC 182, p. 672[[934|+991]]
- “Toen de heilige Franciscus van Assisi hoorde”, zo schrijft Thomas van Celano, “dat de leerlingen van Christus geen goud, geen zilver, geen geld mogen bezitten, noch een reiszak, noch brood, noch een stok voor onderweg mogen meenemen, noch schoeisel, noch twee onderkleden mogen hebben, (...) riep hij, jubelend in de Heilige Geest, uit: dit wil ik, dit vraag ik, dit verlang ik met heel mijn hart!” IX, 22: FF 356[[3338]]
- De heilige Clara neemt de ervaring van de heilige Franciscus volledig over: “De levenswijze van de Arme Zusters (...) is dit: het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus naleven”. I, 1-2; FF 2750[[4097]]
- De heilige Dominicus de Guzman, vervolgens “toonde zich overal een man van het evangelie, in woorden als ook in werken” 16, p. 75[[3366]] en hij wilde dat ook zijn broeders in de prediking zo waren, “mannen van het Evangelie”. II, XXXI[[4098]]
- De karmelietes, de heilige Theresia van Jezus, die in haar geschriften voortdurend gebruik maakt van Bijbelse beelden om haar mystieke ervaring tot uitdrukking te brengen, herinnert eraan dat Jezus zelf haar openbaart dat “heel het kwaad van de wereld voortkomt uit het niet duidelijk kennen van de waarheden van de Heilige Schrift”. 40, 1[[3986]]
- De heilige Theresia van het Kindje Jezus vindt de Liefde als haar persoonlijke roeping in het onderzoeken van de Schrift, in het bijzonder de hoofdstukken 12 en 13 van de Eerste brief aan de Korintiërs; Ms. B 3r[[4023]] dezelfde heilige beschrijft de aantrekkingskracht van de Schrift: “Ik hoef maar een blik te werpen op het Evangelie, of ik ruik onmiddellijk de geuren van het leven van Jezus en weet waarheen ik moet snellen”. Ms. C 35v[[4023]]
- zo denken wij bovendien aan de heilige Ignatius van Loyola in zijn zoeken naar de waarheid en in de onderscheiding der geesten;
- de heilige Johannes Bosco in zijn hartstocht voor de opvoeding van de jeugd;
- de heilige Johannes Maria Vianney in zijn bewustzijn van de grootsheid van het priesterschap als gave en taak;
- de heilige Pio van Pietralcina in zijn instrument zijn van de goddelijke barmhartigheid;
- de heilige Josemaría Escrivá in zijn prediking over de universele roeping tot heiligheid;
- de zalige Teresa van Calcutta, Zuster van Naastenliefde voor de armsten der armen;
- tot en met de martelaren van het nazisme en het communisme, die enerzijds worden vertegenwoordigd door de karmelietes, de heilige Theresia Benedicta van het Kruis (Edith Stein) en anderzijds door de zalige Aloysius Stepinac, kardinaal-aartsbisschop van Zagreb.
Referenties naar alinea 48: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
49
De heiligheid met betrekking tot het Woord van God hoort zo in zekere zin tot de profetische overlevering, waarin het Woord van God het leven zelf van de profeet in dienst neemt. In deze zin vertegenwoordigt de heiligheid in de Kerk een hermeneutiek van de Schrift die men niet over het hoofd mag zien. De Heilige Geest die de gewijde schrijvers heeft geïnspireerd, is dezelfde die de heiligen bezielt om hun leven te geven voor het Evangelie. Bij hen in de leer gaan is een zekere weg om te komen tot een levende en doeltreffende hermeneutiek van het Woord van God.
Van dit verband tussen Woord van God en heiligheid hebben wij een rechtstreeks getuigenis gehad gedurende de 12e vergadering van de synode[d:223], toen op 12 oktober op het Sint Pietersplein de heiligverklaring heeft plaatsgevonden van vier nieuwe heiligen: de heilige priester Gaetano Errico, stichter van de Congregatie van de Heilige Harten van Jezus en Maria; moeder Maria Bernarda Bütler, geboren in Zwitserland en missiezuster in Ecuador en Colombia; zuster Alfonsa van de Onbevlekte Ontvangenis, de eerste vrouwelijke heilige die in India is geboren; de jonge Ecuadoriaanse vrouwelijke leek Narcisa de Gesù Martillo Morán. Met hun leven hebben zij voor de wereld en de Kerk getuigenis afgelegd van de altijddurende vruchtbaarheid van het Evangelie van Christus. Vragen wij de Heer dat op voorspraak van de heiligen die juist tijdens de dagen van de synodale vergadering over het Woord van God heilig zijn verklaard, ons leven “die goede grond” zal zijn waarop de goddelijke Zaaier het Woord kan zaaien, opdat het in ons vrucht draagt van heiligheid, “dertig-, zestig- en honderdvoudig” (Mc. 4, 20)[b:Mc. 4, 20].
Van dit verband tussen Woord van God en heiligheid hebben wij een rechtstreeks getuigenis gehad gedurende de 12e vergadering van de synode[d:223], toen op 12 oktober op het Sint Pietersplein de heiligverklaring heeft plaatsgevonden van vier nieuwe heiligen: de heilige priester Gaetano Errico, stichter van de Congregatie van de Heilige Harten van Jezus en Maria; moeder Maria Bernarda Bütler, geboren in Zwitserland en missiezuster in Ecuador en Colombia; zuster Alfonsa van de Onbevlekte Ontvangenis, de eerste vrouwelijke heilige die in India is geboren; de jonge Ecuadoriaanse vrouwelijke leek Narcisa de Gesù Martillo Morán. Met hun leven hebben zij voor de wereld en de Kerk getuigenis afgelegd van de altijddurende vruchtbaarheid van het Evangelie van Christus. Vragen wij de Heer dat op voorspraak van de heiligen die juist tijdens de dagen van de synodale vergadering over het Woord van God heilig zijn verklaard, ons leven “die goede grond” zal zijn waarop de goddelijke Zaaier het Woord kan zaaien, opdat het in ons vrucht draagt van heiligheid, “dertig-, zestig- en honderdvoudig” (Mc. 4, 20)[b:Mc. 4, 20].
Referenties naar alinea 49: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 2 Verbum in Ecclesia - Het Woord in de Kerk
- HOOFDSTUK 1 Het Woord van God en de Kerk
50
De Kerk aanvaardt het Woord
De Heer verkondigt zijn Woord, opdat het door hen die juist “door middel van” hetzelfde Woord zijn geschapen wordt aanvaard. “Hij kwam in het zijne” (Joh. 1, 11)[b:Joh. 1, 11]: het Woord is ons oorspronkelijk niet vreemd en de schepping is gewild in een relatie van vertrouwelijkheid met het goddelijk leven. De Proloog van het vierde evangelie confronteert ons met de weigering ten opzichte van het Woord van God door de “zijnen” die “het niet aanvaardden” (Joh. 1, 11)[b:Joh. 1, 11]. Het niet aanvaarden betekent niet luisteren naar zijn stem, niet gelijkvormig worden aan de Logos. Waar de mens, ook al is hij broos en zondig, zich oprecht openstelt voor de ontmoeting met Christus, begint daarentegen een radicale verandering: “aan allen die Hem echter wel aanvaardden, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden” (Joh. 1, 12)[b:Joh. 1, 12]. Het Woord aanvaarden wil zeggen zich door Hem laten vormen, zodat men door de kracht van de Heilige Geest gelijkvormig wordt gemaakt aan Christus, “de Eniggeborene van de Vader” (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14]. Het is het begin van een nieuwe schepping, het nieuwe schepsel wordt geboren, een nieuw volk. Zij die geloven, ofwel zij die de gehoorzaamheid van het geloof beleven, “zijn uit God geboren” (Joh. 1, 13)[b:Joh. 1, 13], worden deelgenoot gemaakt aan het goddelijk leven: zonen in de Zoon (Gal. 4, 5-6; Rom. 8, 14-17)[[b:Gal. 4, 5-6; Rom. 8, 14-17]]. Wanneer de heilige Augustinus deze passage in het evangelie van Johannes becommentarieert, merkt hij suggestief op: “door middel van het Woord ben je geschapen, maar het is noodzakelijk dat je door middel van het Woord wordt herschapen”. I, 12: PL 35, 1385[[859]] Hier zien we dat het gelaat van de Kerk zich aftekent, als werkelijkheid die wordt bepaald door het aanvaarden van het Woord van God, dat door mens te worden is gekomen om zijn verblijf onder ons te nemen (Joh. 1, 14)[[b:Joh. 1, 14]]. Dit verblijf van God onder de mensen, dit shekinah (Ex. 26, 1)[[b:Ex. 26, 1]], voorafgebeeld in het Oude Testament, komt nu tot stand in de definitieve tegenwoordigheid van God onder de mensen.
De Heer verkondigt zijn Woord, opdat het door hen die juist “door middel van” hetzelfde Woord zijn geschapen wordt aanvaard. “Hij kwam in het zijne” (Joh. 1, 11)[b:Joh. 1, 11]: het Woord is ons oorspronkelijk niet vreemd en de schepping is gewild in een relatie van vertrouwelijkheid met het goddelijk leven. De Proloog van het vierde evangelie confronteert ons met de weigering ten opzichte van het Woord van God door de “zijnen” die “het niet aanvaardden” (Joh. 1, 11)[b:Joh. 1, 11]. Het niet aanvaarden betekent niet luisteren naar zijn stem, niet gelijkvormig worden aan de Logos. Waar de mens, ook al is hij broos en zondig, zich oprecht openstelt voor de ontmoeting met Christus, begint daarentegen een radicale verandering: “aan allen die Hem echter wel aanvaardden, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden” (Joh. 1, 12)[b:Joh. 1, 12]. Het Woord aanvaarden wil zeggen zich door Hem laten vormen, zodat men door de kracht van de Heilige Geest gelijkvormig wordt gemaakt aan Christus, “de Eniggeborene van de Vader” (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14]. Het is het begin van een nieuwe schepping, het nieuwe schepsel wordt geboren, een nieuw volk. Zij die geloven, ofwel zij die de gehoorzaamheid van het geloof beleven, “zijn uit God geboren” (Joh. 1, 13)[b:Joh. 1, 13], worden deelgenoot gemaakt aan het goddelijk leven: zonen in de Zoon (Gal. 4, 5-6; Rom. 8, 14-17)[[b:Gal. 4, 5-6; Rom. 8, 14-17]]. Wanneer de heilige Augustinus deze passage in het evangelie van Johannes becommentarieert, merkt hij suggestief op: “door middel van het Woord ben je geschapen, maar het is noodzakelijk dat je door middel van het Woord wordt herschapen”. I, 12: PL 35, 1385[[859]] Hier zien we dat het gelaat van de Kerk zich aftekent, als werkelijkheid die wordt bepaald door het aanvaarden van het Woord van God, dat door mens te worden is gekomen om zijn verblijf onder ons te nemen (Joh. 1, 14)[[b:Joh. 1, 14]]. Dit verblijf van God onder de mensen, dit shekinah (Ex. 26, 1)[[b:Ex. 26, 1]], voorafgebeeld in het Oude Testament, komt nu tot stand in de definitieve tegenwoordigheid van God onder de mensen.
Referenties naar alinea 50: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
51
Kerk is missie ->=geentekst=
Gelijktijdigheid van Christus in het leven van de Kerk
De relatie tussen Christus, Woord van de Vader, en de Kerk kan niet worden verstaan in termen van eenvoudigweg een voorbije gebeurtenis, maar het betreft een vitale relatie, waartoe iedere gelovige wordt geroepen om persoonlijk toe te treden. Wij spreken immers van de tegenwoordigheid van het Woord van God vandaag onder ons: “Ziet Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld” (Mt. 28, 20)[b:Mt. 28, 20]. Zoals Paus Johannes Paulus II heeft gezegd: “De gelijktijdigheid van Christus met de mens van iedere tijd wordt verwezenlijkt in zijn lichaam, dat de Kerk is. Daarom beloofde de Heer zijn leerlingen de Heilige Geest die hun zijn geboden “in herinnering zou brengen” en zou doen begrijpen (Joh. 14, 26)[[b:Joh. 14, 26]] en een bron zou zijn van nieuw leven in de wereld (Joh. 3, 5-8; Rom. 8, 1-13)[[b:Joh. 3, 5-8; Rom. 8, 1-13]]. Veritatis Splendor, 25[[83|25]] De dogmatische constitutie Dei Verbum[576] drukt dit mysterie in de Bijbelse termen van een huwelijksdialoog uit: “God, die weleer heeft gesproken, onderhoudt zich ononderbroken met de bruid van zijn beminde Zoon en leidt de Heilige Geest, door wie de levende stem van het evangelie in de Kerk en door haar in de wereld weerklinkt, de gelovigen tot de volle waarheid en doet het woord van Christus overvloedig in hen wonen (Kol. 3, 16)[[b:Kol. 3, 16]]”. Dei Verbum, 8[[576|8]]
De Bruid van Christus, leermeester in het luisteren, herhaalt ook vandaag met geloof: “Spreek, Heer, uw Kerk luistert”. Relatio Ante Disceptationem, (11)[[4027|(11)]] Daarom begint de dogmatische constitutie Dei Verbum[576] met de woorden: “Het woord van God met heilige eerbied beluisterend en met vrijmoedigheid verkondigend, geeft de heilige kerkvergadering...”. Dei Verbum, 1[[576|1]] Het betreft inderdaad een dynamische definitie van het leven van de Kerk. “Het zijn woorden waarmee het concilie een kenmerkend aspect van de Kerk aangeeft: zij is een gemeenschap die het Woord van God aanhoort en verkondigt. De Kerk leeft niet uit zichzelf, maar uit het evangelie en uit het evangelie haalt zij altijd en steeds opnieuw de richting voor haar tocht. Het is een kanttekening die iedere christen moet aanvaarden en toepassen op zichzelf: alleen wie vóór alles luistert naar het Woord van God, kan ook de verkondiger ervan worden”. Tot de deelnemers aan het internationaal Congres "De Heilige Schrift in het leven van de Kerk"[[2659]] In het verkondigde en aanhoorde Woord en in de sacramenten zegt Jezus vandaag, hier en nu aan iedereen: “Ik ben van jou, Ik geef mij aan jou”, opdat de mens kan aanvaarden en op zijn beurt kan antwoorden: “Ik ben van jou”. vgl: Relatio Ante Disceptationem, (10)[[[4027|(10)]]] De Kerk blijkt zo de plaats te zijn waar wij door genade kunnen ervaren hetgeen de Proloog van Johannes vertelt: “aan hen die Hem wél aanvaardden, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden” (Joh. 1, 12)[b:Joh. 1, 12].
De relatie tussen Christus, Woord van de Vader, en de Kerk kan niet worden verstaan in termen van eenvoudigweg een voorbije gebeurtenis, maar het betreft een vitale relatie, waartoe iedere gelovige wordt geroepen om persoonlijk toe te treden. Wij spreken immers van de tegenwoordigheid van het Woord van God vandaag onder ons: “Ziet Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld” (Mt. 28, 20)[b:Mt. 28, 20]. Zoals Paus Johannes Paulus II heeft gezegd: “De gelijktijdigheid van Christus met de mens van iedere tijd wordt verwezenlijkt in zijn lichaam, dat de Kerk is. Daarom beloofde de Heer zijn leerlingen de Heilige Geest die hun zijn geboden “in herinnering zou brengen” en zou doen begrijpen (Joh. 14, 26)[[b:Joh. 14, 26]] en een bron zou zijn van nieuw leven in de wereld (Joh. 3, 5-8; Rom. 8, 1-13)[[b:Joh. 3, 5-8; Rom. 8, 1-13]]. Veritatis Splendor, 25[[83|25]] De dogmatische constitutie Dei Verbum[576] drukt dit mysterie in de Bijbelse termen van een huwelijksdialoog uit: “God, die weleer heeft gesproken, onderhoudt zich ononderbroken met de bruid van zijn beminde Zoon en leidt de Heilige Geest, door wie de levende stem van het evangelie in de Kerk en door haar in de wereld weerklinkt, de gelovigen tot de volle waarheid en doet het woord van Christus overvloedig in hen wonen (Kol. 3, 16)[[b:Kol. 3, 16]]”. Dei Verbum, 8[[576|8]]
De Bruid van Christus, leermeester in het luisteren, herhaalt ook vandaag met geloof: “Spreek, Heer, uw Kerk luistert”. Relatio Ante Disceptationem, (11)[[4027|(11)]] Daarom begint de dogmatische constitutie Dei Verbum[576] met de woorden: “Het woord van God met heilige eerbied beluisterend en met vrijmoedigheid verkondigend, geeft de heilige kerkvergadering...”. Dei Verbum, 1[[576|1]] Het betreft inderdaad een dynamische definitie van het leven van de Kerk. “Het zijn woorden waarmee het concilie een kenmerkend aspect van de Kerk aangeeft: zij is een gemeenschap die het Woord van God aanhoort en verkondigt. De Kerk leeft niet uit zichzelf, maar uit het evangelie en uit het evangelie haalt zij altijd en steeds opnieuw de richting voor haar tocht. Het is een kanttekening die iedere christen moet aanvaarden en toepassen op zichzelf: alleen wie vóór alles luistert naar het Woord van God, kan ook de verkondiger ervan worden”. Tot de deelnemers aan het internationaal Congres "De Heilige Schrift in het leven van de Kerk"[[2659]] In het verkondigde en aanhoorde Woord en in de sacramenten zegt Jezus vandaag, hier en nu aan iedereen: “Ik ben van jou, Ik geef mij aan jou”, opdat de mens kan aanvaarden en op zijn beurt kan antwoorden: “Ik ben van jou”. vgl: Relatio Ante Disceptationem, (10)[[[4027|(10)]]] De Kerk blijkt zo de plaats te zijn waar wij door genade kunnen ervaren hetgeen de Proloog van Johannes vertelt: “aan hen die Hem wél aanvaardden, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden” (Joh. 1, 12)[b:Joh. 1, 12].
Referenties naar alinea 51: 2
Relatio Ante Disceptationem ->=geentekst=Kerk is missie ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 De liturgie: de bevoorrechte plaats van het Woord van God
52
Het woord van God in de heilige liturgie
Wanneer men de Kerk beschouwt als “huis van het Woord” Boodschap van de Synodevaders aan het volk van God n.a.v. de Synode over het Woord van God, 7[[2662|7]], dan moet men vóór alles aandacht besteden aan de heilige liturgie. Dat is immers de bevoorrechte plaats waar God tot ons spreekt in het heden van ons leven, vandaag spreekt tot zijn volk, dat luistert en antwoordt. Iedere liturgische handeling is van nature doordrenkt van de Heilige Schrift. Zoals de constitutie Sacrosanctum Concilium[570] zegt, “de Heilige Schrift is bij de viering van de liturgie van de hoogste betekenis. Daaruit worden immers de lezingen gehouden en in de homilie nader verklaard, alsook de psalmen gezongen; uit haar inspiratie en geest zijn de smeekbeden, de oraties en de liturgische gezangen voortgekomen; aan haar ontlenen handelingen en tekenen hun zin”. Sacrosanctum Concilium, 24[[570|24]] Meer nog, men moet zeggen dat Christus zelf “aanwezig is in zijn woord, want Hijzelf spreekt, wanneer de heilige Schriften in de Kerk gelezen worden”. Sacrosanctum Concilium, 7[[570|7]] “In de liturgie wordt het Woord van God dus voortdurend aangeboden, is het levend en werkzaam door de kracht van de Heilige Geest en openbaart het de liefde van de Vader, welke actief en onuitputtelijk is in haar werkdadigheid met betrekking tot de mensen”. Ordo Lectionum Missae, 4[[1799|4]] De Kerk heeft immers altijd getoond zich ervan bewust te zijn dat bij het liturgisch handelen het Woord van God gepaard gaat met de innerlijke werking van de Heilige Geest, die het werkzaam maakt in het hart van de gelovigen. In werkelijkheid is het dankzij de Helper dat “het Woord van God tot fundament wordt van de liturgische handeling en tot norm en steun voor het gehele leven. (...) Door de werking van de Heilige Geest zelf (...) wordt ook aan ieders hart al datgene ingegeven, wat in de verkondiging van het Woord van God wordt uitgesproken voor de hele samenkomst van de gelovigen. En terwijl de eenheid van allen erdoor wordt vergroot, wordt daardoor tevens de verscheidenheid van de charismata bevorderd en de veelvoudige werking ervan verhoogd”. Ordo Lectionum Missae, 9[[1799|9]] Daarom is het nodig de wezenlijke waarde van het liturgisch handelen voor het begrip van het Woord van God te begrijpen en te beleven. In zekere zin moet de hermeneutiek van het geloof ten opzichte van de Heilige Schrift altijd de liturgie als referentiepunt hebben, waar het Woord van God wordt gevierd als actueel en levend woord: “Zo volgt de Kerk in de liturgie trouw dezelfde wijze van lezen en verklaren van de Heilige Schrift, als die waarvan gebruik is gemaakt door Christus, die aanspoort om uitgaande van het “heden” van het gebeuren in Hem alle Schriften te onderzoeken”. Ordo Lectionum Missae, 3[[1799|3]] (Lc. 4, 16-21; Lc. 24, 25-35.44-49)[[b:Lc. 4, 16-21; Lc. 24, 25-35.44-49]]
Hier blijkt ook de wijze pedagogie van de Kerk die de Heilige Geest verkondigt en aanhoort, daarbij het ritme van het liturgische jaar volgend. Dit uitbreiding van het Woord van God in de tijd komt in het bijzonder tot stand in de Eucharistieviering en in het getijdengebed. In het middelpunt van alles straalt het paasmysterie, waarin alle mysteries van Christus en de heilsgeschiedenis samenkomen, die sacramenteel tegenwoordig worden gesteld. “Door zo de verlossingsmysteries te vieren, ontsluit zij (de Kerk) voor de gelovigen de rijke schat van heilsdaden en verdiensten van haar Heer; en wel zo, dat deze mysteries te allen tijde in zekere zin tegenwoordig worden gesteld, opdat de gelovigen ermee in contact komen en van heilsgenade worden vervuld”. Sacrosanctum Concilium, 102[[570|102]] Ik spoor de herders van de Kerk en degenen die werkzaam zijn in de pastoraal derhalve aan ervoor te zorgen dat alle gelovigen de diepe betekenis smaken van het Woord van God dat zich ontvouwt in de liturgie gedurende het jaar, door hun de fundamentele mysteries van ons geloof te laten zien. Daarvan hangt ook een juiste benadering van de Heilige Schrift af.
Wanneer men de Kerk beschouwt als “huis van het Woord” Boodschap van de Synodevaders aan het volk van God n.a.v. de Synode over het Woord van God, 7[[2662|7]], dan moet men vóór alles aandacht besteden aan de heilige liturgie. Dat is immers de bevoorrechte plaats waar God tot ons spreekt in het heden van ons leven, vandaag spreekt tot zijn volk, dat luistert en antwoordt. Iedere liturgische handeling is van nature doordrenkt van de Heilige Schrift. Zoals de constitutie Sacrosanctum Concilium[570] zegt, “de Heilige Schrift is bij de viering van de liturgie van de hoogste betekenis. Daaruit worden immers de lezingen gehouden en in de homilie nader verklaard, alsook de psalmen gezongen; uit haar inspiratie en geest zijn de smeekbeden, de oraties en de liturgische gezangen voortgekomen; aan haar ontlenen handelingen en tekenen hun zin”. Sacrosanctum Concilium, 24[[570|24]] Meer nog, men moet zeggen dat Christus zelf “aanwezig is in zijn woord, want Hijzelf spreekt, wanneer de heilige Schriften in de Kerk gelezen worden”. Sacrosanctum Concilium, 7[[570|7]] “In de liturgie wordt het Woord van God dus voortdurend aangeboden, is het levend en werkzaam door de kracht van de Heilige Geest en openbaart het de liefde van de Vader, welke actief en onuitputtelijk is in haar werkdadigheid met betrekking tot de mensen”. Ordo Lectionum Missae, 4[[1799|4]] De Kerk heeft immers altijd getoond zich ervan bewust te zijn dat bij het liturgisch handelen het Woord van God gepaard gaat met de innerlijke werking van de Heilige Geest, die het werkzaam maakt in het hart van de gelovigen. In werkelijkheid is het dankzij de Helper dat “het Woord van God tot fundament wordt van de liturgische handeling en tot norm en steun voor het gehele leven. (...) Door de werking van de Heilige Geest zelf (...) wordt ook aan ieders hart al datgene ingegeven, wat in de verkondiging van het Woord van God wordt uitgesproken voor de hele samenkomst van de gelovigen. En terwijl de eenheid van allen erdoor wordt vergroot, wordt daardoor tevens de verscheidenheid van de charismata bevorderd en de veelvoudige werking ervan verhoogd”. Ordo Lectionum Missae, 9[[1799|9]] Daarom is het nodig de wezenlijke waarde van het liturgisch handelen voor het begrip van het Woord van God te begrijpen en te beleven. In zekere zin moet de hermeneutiek van het geloof ten opzichte van de Heilige Schrift altijd de liturgie als referentiepunt hebben, waar het Woord van God wordt gevierd als actueel en levend woord: “Zo volgt de Kerk in de liturgie trouw dezelfde wijze van lezen en verklaren van de Heilige Schrift, als die waarvan gebruik is gemaakt door Christus, die aanspoort om uitgaande van het “heden” van het gebeuren in Hem alle Schriften te onderzoeken”. Ordo Lectionum Missae, 3[[1799|3]] (Lc. 4, 16-21; Lc. 24, 25-35.44-49)[[b:Lc. 4, 16-21; Lc. 24, 25-35.44-49]]
Hier blijkt ook de wijze pedagogie van de Kerk die de Heilige Geest verkondigt en aanhoort, daarbij het ritme van het liturgische jaar volgend. Dit uitbreiding van het Woord van God in de tijd komt in het bijzonder tot stand in de Eucharistieviering en in het getijdengebed. In het middelpunt van alles straalt het paasmysterie, waarin alle mysteries van Christus en de heilsgeschiedenis samenkomen, die sacramenteel tegenwoordig worden gesteld. “Door zo de verlossingsmysteries te vieren, ontsluit zij (de Kerk) voor de gelovigen de rijke schat van heilsdaden en verdiensten van haar Heer; en wel zo, dat deze mysteries te allen tijde in zekere zin tegenwoordig worden gesteld, opdat de gelovigen ermee in contact komen en van heilsgenade worden vervuld”. Sacrosanctum Concilium, 102[[570|102]] Ik spoor de herders van de Kerk en degenen die werkzaam zijn in de pastoraal derhalve aan ervoor te zorgen dat alle gelovigen de diepe betekenis smaken van het Woord van God dat zich ontvouwt in de liturgie gedurende het jaar, door hun de fundamentele mysteries van ons geloof te laten zien. Daarvan hangt ook een juiste benadering van de Heilige Schrift af.
Referenties naar alinea 52: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
53
De Heilige Schrift en de Sacramenten
Toen de Bisschoppensynode[d:223] zich bezighield met het thema van de waarde van de liturgie voor het begrip van het Woord van God heeft zij ook de relatie onderstreept tussen Heilige Schrift en sacramenteel handelen. Het is uitermate zinvol om het verband tussen Woord van God en Sacrament te verdiepen, zowel in de pastoraal van de Kerk als in het theologisch onderzoek. vgl: Sacramentum Caritatis, 44-45[[[1784|44-45]]] Zeker, “de liturgie van het Woord is een doorslaggevend element in de viering van ieder Sacrament van de Kerk”; Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 110[[2510|110]] in de pastorale praktijk zijn de gelovigen zich echter niet altijd bewust van dit verband en begrijpen zij niet altijd de eenheid van handeling en woord. Het is “de taak van priesters en diakens, vooral wanneer zij de Sacramenten toedienen, de eenheid te belichten die Woord en Sacrament vormen in het dienstwerk van de Kerk”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 83[[2510|83]] Immers, in de relatie tussen Woord en sacramentele handeling laat zich in liturgische vorm het eigen handelen van God in de geschiedenis zien door middel van het performatieve karakter van het Woord zelf. In de heilsgeschiedenis is er immers geen scheiding tussen wat God zegt en wat Hij doet; zijn Woord zelf is levend en krachtig (Heb. 4, 12)[[b:Heb. 4, 12]], zoals overigens de betekenis van de Hebreeuwse uitdrukking dabar aangeeft. Op dezelfde wijze staan wij in het liturgisch handelen tegenover zijn Woord dat verwezenlijkt hetgeen het zegt. Door het volk van God het performatieve karakter van het Woord van God in de liturgie te leren ontdekken helpt men het ook het handelen van God te begrijpen in de heilsgeschiedenis en in het persoonlijke leven van ieder van zijn leden.
Toen de Bisschoppensynode[d:223] zich bezighield met het thema van de waarde van de liturgie voor het begrip van het Woord van God heeft zij ook de relatie onderstreept tussen Heilige Schrift en sacramenteel handelen. Het is uitermate zinvol om het verband tussen Woord van God en Sacrament te verdiepen, zowel in de pastoraal van de Kerk als in het theologisch onderzoek. vgl: Sacramentum Caritatis, 44-45[[[1784|44-45]]] Zeker, “de liturgie van het Woord is een doorslaggevend element in de viering van ieder Sacrament van de Kerk”; Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 110[[2510|110]] in de pastorale praktijk zijn de gelovigen zich echter niet altijd bewust van dit verband en begrijpen zij niet altijd de eenheid van handeling en woord. Het is “de taak van priesters en diakens, vooral wanneer zij de Sacramenten toedienen, de eenheid te belichten die Woord en Sacrament vormen in het dienstwerk van de Kerk”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 83[[2510|83]] Immers, in de relatie tussen Woord en sacramentele handeling laat zich in liturgische vorm het eigen handelen van God in de geschiedenis zien door middel van het performatieve karakter van het Woord zelf. In de heilsgeschiedenis is er immers geen scheiding tussen wat God zegt en wat Hij doet; zijn Woord zelf is levend en krachtig (Heb. 4, 12)[[b:Heb. 4, 12]], zoals overigens de betekenis van de Hebreeuwse uitdrukking dabar aangeeft. Op dezelfde wijze staan wij in het liturgisch handelen tegenover zijn Woord dat verwezenlijkt hetgeen het zegt. Door het volk van God het performatieve karakter van het Woord van God in de liturgie te leren ontdekken helpt men het ook het handelen van God te begrijpen in de heilsgeschiedenis en in het persoonlijke leven van ieder van zijn leden.
Referenties naar alinea 53: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
54
Het Woord van God en de Eucharistie
Wat over het algemeen wordt gezegd met betrekking tot de relatie tussen Woord en sacramenten, krijgt een diepere betekenis wanneer wij verwijzen naar de eucharistieviering. Overigens is de diepe eenheid tussen Woord en eucharistie geworteld in het getuigenis van de Schrift (Joh. 6; Lc. 24)[[b:Joh. 6; Lc. 24]]. Hiervan hebben de kerkvaders getuigd en het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] heeft het opnieuw bevestigd. vgl: Sacrosanctum Concilium, 48,51,56[[[570|48.51.56]]] vgl: Dei Verbum, 21,26[[[576|21.26]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 6,15[[[703|6.15]]] vgl: Presbyterorum Ordinis, 18[[[704|18]]] vgl: Perfectae Caritatis, 6[[[677|6]]] In de grote overlevering van...In de grote overlevering van de Kerk vinden wij veelbetekenende uitdrukkingen als: “Corpus Christi intelligitur etiam (...) Scriptura Dei” (ook de Schrift van God wordt als Lichaam van Christus beschouwd): Waltramus, De unitate Ecclesiae conservanda, 1, 14, ed. W. Schwenkenbecher, Hannoverae 1883, p. 33 Wat dit betreft denken wij aan de grote rede van Jezus over het brood van leven in de synagoge van Kafarnaüm (Joh. 6, 22-69)[[b:Joh. 6, 22-69]] met op de achtergrond de vergelijking tussen Mozes en Jezus, tussen hem die met God sprak van aangezicht tot aangezicht (Ex. 33, 11)[[b:Ex. 33, 11]], en Hem die God heeft geopenbaard (Joh. 1, 18)[[b:Joh. 1, 18]]. De rede over het brood brengt de gave van God in herinnering die Mozes voor zijn volk kreeg met het manna in de woestijn en dat in werkelijkheid de Torah is. Het Woord van God doet leven (Ps. 119; Pred. 9, 5)[[b:Ps. 119; Pred. 9, 5]]. Jezus brengt in zichzelf het oude beeld tot vervulling. “Het brood van God daalt uit de hemel neer en geeft leven aan de wereld (...) Ik ben het brood des levens” (Joh. 6, 33-35)[b:Joh. 6, 33-35]. Hier “is de wet een persoon geworden. In de ontmoeting met Jezus voeden wij ons, om zo te zeggen, met dezelfde levende God, eten wij werkelijk ‘het brood des levens’.” Milaan 2007, 311[[3675]] In de rede van Kafarnaüm wordt de Proloog van Johannes verdiept: als de Logos daar vlees wordt, dan wordt dit vlees hier “brood”, gegeven voor het leven van de wereld (Joh. 6, 5)[[b:Joh. 6, 5]], en is zo een toespeling op de gave die Jezus van zichzelf zal doen in het mysterie van het kruis, bevestigd door de woorden over zijn bloed dat te drinken wordt gegeven (Joh. 6, 53)[[b:Joh. 6, 53]]. Zo wordt in het mysterie van de eucharistie zichtbaar wat het ware manna is, het ware brood des hemels: het is de vleesgeworden Logos van God, die zich voor ons heeft gegeven in het paasmysterie.
Het verhaal van Lucas over de leerlingen van Emmaüs maakt het ons mogelijk verder te reflecteren over het verband tussen het luisteren naar het Woord en het breken van het brood (Lc. 24, 13-35)[[b:Lc. 24, 13-35]]. Jezus ging hun tegemoet op de dag na de sabbat, aanhoorde de woorden van hun teleurgestelde hoop, werd hun reisgezel en “verklaarde hun wat in al de Schriften op Hem betrekking had” (Lc. 24, 27)[b:Lc. 24, 27]. De twee leerlingen beginnen op een nieuwe manier naar de Schriften te kijken samen met deze reiziger, die zich zo onverwacht vertrouwd toont met hun leven. Wat in die dagen is geschied, komt hun niet meer voor als een mislukking, maar als een vervulling en een nieuw begin. Ook deze woorden lijken echter de twee leerlingen nog niet voldoende. Het evangelie van Lucas zegt ons dat “hun ogen opengingen en zij Hem herkenden” (Lc. 24, 31)[b:Lc. 24, 31]. Pas toen Jezus het brood nam, de zegen uitsprak, het brak en het hun toereikte, terwijl eerst “hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen” (Lc. 24, 16)[b:Lc. 24, 16]. De aanwezigheid van Jezus, eerst met woorden, vervolgens met de handeling van het breken van het brood, heeft het de leerlingen mogelijk gemaakt Hem te herkennen en zij kunnen op een nieuwe wijze weer voelen wat zij reeds tevoren met Hem hadden beleefd: “Brandde ons hart niet in ons, terwijl Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?” (Lc. 24, 32)[b:Lc. 24, 32].
Wat over het algemeen wordt gezegd met betrekking tot de relatie tussen Woord en sacramenten, krijgt een diepere betekenis wanneer wij verwijzen naar de eucharistieviering. Overigens is de diepe eenheid tussen Woord en eucharistie geworteld in het getuigenis van de Schrift (Joh. 6; Lc. 24)[[b:Joh. 6; Lc. 24]]. Hiervan hebben de kerkvaders getuigd en het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] heeft het opnieuw bevestigd. vgl: Sacrosanctum Concilium, 48,51,56[[[570|48.51.56]]] vgl: Dei Verbum, 21,26[[[576|21.26]]] vgl: Ad Gentes Divinitus, 6,15[[[703|6.15]]] vgl: Presbyterorum Ordinis, 18[[[704|18]]] vgl: Perfectae Caritatis, 6[[[677|6]]] In de grote overlevering van...In de grote overlevering van de Kerk vinden wij veelbetekenende uitdrukkingen als: “Corpus Christi intelligitur etiam (...) Scriptura Dei” (ook de Schrift van God wordt als Lichaam van Christus beschouwd): Waltramus, De unitate Ecclesiae conservanda, 1, 14, ed. W. Schwenkenbecher, Hannoverae 1883, p. 33 Wat dit betreft denken wij aan de grote rede van Jezus over het brood van leven in de synagoge van Kafarnaüm (Joh. 6, 22-69)[[b:Joh. 6, 22-69]] met op de achtergrond de vergelijking tussen Mozes en Jezus, tussen hem die met God sprak van aangezicht tot aangezicht (Ex. 33, 11)[[b:Ex. 33, 11]], en Hem die God heeft geopenbaard (Joh. 1, 18)[[b:Joh. 1, 18]]. De rede over het brood brengt de gave van God in herinnering die Mozes voor zijn volk kreeg met het manna in de woestijn en dat in werkelijkheid de Torah is. Het Woord van God doet leven (Ps. 119; Pred. 9, 5)[[b:Ps. 119; Pred. 9, 5]]. Jezus brengt in zichzelf het oude beeld tot vervulling. “Het brood van God daalt uit de hemel neer en geeft leven aan de wereld (...) Ik ben het brood des levens” (Joh. 6, 33-35)[b:Joh. 6, 33-35]. Hier “is de wet een persoon geworden. In de ontmoeting met Jezus voeden wij ons, om zo te zeggen, met dezelfde levende God, eten wij werkelijk ‘het brood des levens’.” Milaan 2007, 311[[3675]] In de rede van Kafarnaüm wordt de Proloog van Johannes verdiept: als de Logos daar vlees wordt, dan wordt dit vlees hier “brood”, gegeven voor het leven van de wereld (Joh. 6, 5)[[b:Joh. 6, 5]], en is zo een toespeling op de gave die Jezus van zichzelf zal doen in het mysterie van het kruis, bevestigd door de woorden over zijn bloed dat te drinken wordt gegeven (Joh. 6, 53)[[b:Joh. 6, 53]]. Zo wordt in het mysterie van de eucharistie zichtbaar wat het ware manna is, het ware brood des hemels: het is de vleesgeworden Logos van God, die zich voor ons heeft gegeven in het paasmysterie.
Het verhaal van Lucas over de leerlingen van Emmaüs maakt het ons mogelijk verder te reflecteren over het verband tussen het luisteren naar het Woord en het breken van het brood (Lc. 24, 13-35)[[b:Lc. 24, 13-35]]. Jezus ging hun tegemoet op de dag na de sabbat, aanhoorde de woorden van hun teleurgestelde hoop, werd hun reisgezel en “verklaarde hun wat in al de Schriften op Hem betrekking had” (Lc. 24, 27)[b:Lc. 24, 27]. De twee leerlingen beginnen op een nieuwe manier naar de Schriften te kijken samen met deze reiziger, die zich zo onverwacht vertrouwd toont met hun leven. Wat in die dagen is geschied, komt hun niet meer voor als een mislukking, maar als een vervulling en een nieuw begin. Ook deze woorden lijken echter de twee leerlingen nog niet voldoende. Het evangelie van Lucas zegt ons dat “hun ogen opengingen en zij Hem herkenden” (Lc. 24, 31)[b:Lc. 24, 31]. Pas toen Jezus het brood nam, de zegen uitsprak, het brak en het hun toereikte, terwijl eerst “hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen” (Lc. 24, 16)[b:Lc. 24, 16]. De aanwezigheid van Jezus, eerst met woorden, vervolgens met de handeling van het breken van het brood, heeft het de leerlingen mogelijk gemaakt Hem te herkennen en zij kunnen op een nieuwe wijze weer voelen wat zij reeds tevoren met Hem hadden beleefd: “Brandde ons hart niet in ons, terwijl Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?” (Lc. 24, 32)[b:Lc. 24, 32].
Referenties naar alinea 54: 1
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
55
Uit deze verhalen komt naar voren hoede Schrift zelf de richting aangeeft om haaronlosmakelijk verband met de Eucharistie tebegrijpen. “Daarom dient men altijd voorogen te houden dat het goddelijk woord datdoor de Kerk in de liturgie wordt gelezen enverkondigd, als het ware naar het offer vanhet verbond en het gastmaal van de genadevoert, namelijk naar de Eucharistie”. Ordo Lectionum Missae, 10[[1799|10]]Woord en Eucharistie horen zo nauw bijelkaar dat de een niet zonder de ander kanworden begrepen: het Woord van Godwordt sacramenteel vlees in het eucharistischgebeuren. De eucharistie stelt ons openvoor het begrijpen van de Heilige Schrift,evenals de Heilige Schrift op haar beurt hetmysterie van de Eucharistie belicht en verklaart.Wanneer men de tegenwoordigheidvan de Heer in de eucharistie niet erkent,blijft het begrip van de Schrift inderdaadonvolledig. Daarom “heeft de Kerk aan hetWoord van God en aan het mysterie van de eucharistie altijd dezelfde verering, maarniet dezelfde cultus gebracht; dit heeft zijaltijd en overal nagestreefd alsook verordend,aangezien zij, daartoe aangezet doorhet voorbeeld van haar Stichter, nooit heeftopgehouden zijn paasmysterie te vierendoor in eenheid samen te komen om ‘in alde Schriften’ te lezen ‘wat op Hem betrekkinghad’ (Lc. 24, 27)[b:Lc. 24, 27], en om het heilswerkuit te oefenen door middel van de gedachtenisvieringvan de Heer en door de Sacramenten”. Ordo Lectionum Missae, 10[[1799|10]]
Referenties naar alinea 55: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
56
De sacramentaliteit van het Woord
Het verwijzen naar het performatieve karakter van het Woord van God in het sacramentele handelen en de verdieping van de relatie tussen Woord en Eucharistie brengen ons nu ertoe om dieper in te gaan op een belangrijk thema betreffende de sacramentaliteit van het Woord, dat gedurende de vergadering van de synode naar voren is gekomen. vgl: Propositiones, 7[[[2664|7]]] Het is nuttig, wat dit betreft, dat Paus Johannes Paulus II had gewezen “op het sacramentele karakter van de openbaring en in het bijzonder op het teken van de Eucharistie, waar de onlosmakelijke eenheid tussen de werkelijkheid en haar betekenis het mogelijk maakt, de diepte van het mysterie te bevatten”. Fides et Ratio, 13[[10|13]] Op grond hiervan begrijpen wij dat aan de oorsprong van de sacramentaliteit van het Woord van God nu juist het mysterie van de menswording staat: “het Woord is vlees geworden” (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14], de werkelijkheid van het geopenbaarde mysterie biedt zich aan ons aan in het “vlees” van de Zoon. Het Woord van God maakt zich waarneembaar voor het geloof door het “teken” van menselijke woorden en handelingen. Het geloof herkent dus het Woord door de handelingen en woorden te aanvaarden waarmee Hij zelf zich aan ons toont. Het sacramentele karakter van de openbaring geeft daarom de heilshistorische wijze aan waarop het Woord van God binnentreedt in tijd en ruimte door gesprekspartner van de mens te worden, die is geroepen om in geloof zijn gave te aanvaarden.
De sacramentaliteit van het Woord laat zich zo begrijpen naar analogie van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus onder de gedaante van het geconsacreerde brood en de geconsacreerde wijn. Catechismus van de Katholieke Kerk, 1373-1374[[1|1373-1374]] Wanneer wij tot het altaar naderen en aan het gastmaal deelnemen, delen wij in werkelijkheid in het lichaam en bloed van Christus. De verkondiging van het Woord van God in de viering brengt met zich mee dat wij erkennen dat het Christus zelf is die aanwezig is en zich tot ons richt vgl: Sacrosanctum Concilium, 7[[[570|7]]] om te worden aanhoord. Over de houding die wij moeten aannemen zowel ten opzichte van de Eucharistie als van het Woord zegt de heilige Hiëronymus:
Het verwijzen naar het performatieve karakter van het Woord van God in het sacramentele handelen en de verdieping van de relatie tussen Woord en Eucharistie brengen ons nu ertoe om dieper in te gaan op een belangrijk thema betreffende de sacramentaliteit van het Woord, dat gedurende de vergadering van de synode naar voren is gekomen. vgl: Propositiones, 7[[[2664|7]]] Het is nuttig, wat dit betreft, dat Paus Johannes Paulus II had gewezen “op het sacramentele karakter van de openbaring en in het bijzonder op het teken van de Eucharistie, waar de onlosmakelijke eenheid tussen de werkelijkheid en haar betekenis het mogelijk maakt, de diepte van het mysterie te bevatten”. Fides et Ratio, 13[[10|13]] Op grond hiervan begrijpen wij dat aan de oorsprong van de sacramentaliteit van het Woord van God nu juist het mysterie van de menswording staat: “het Woord is vlees geworden” (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14], de werkelijkheid van het geopenbaarde mysterie biedt zich aan ons aan in het “vlees” van de Zoon. Het Woord van God maakt zich waarneembaar voor het geloof door het “teken” van menselijke woorden en handelingen. Het geloof herkent dus het Woord door de handelingen en woorden te aanvaarden waarmee Hij zelf zich aan ons toont. Het sacramentele karakter van de openbaring geeft daarom de heilshistorische wijze aan waarop het Woord van God binnentreedt in tijd en ruimte door gesprekspartner van de mens te worden, die is geroepen om in geloof zijn gave te aanvaarden.
De sacramentaliteit van het Woord laat zich zo begrijpen naar analogie van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus onder de gedaante van het geconsacreerde brood en de geconsacreerde wijn. Catechismus van de Katholieke Kerk, 1373-1374[[1|1373-1374]] Wanneer wij tot het altaar naderen en aan het gastmaal deelnemen, delen wij in werkelijkheid in het lichaam en bloed van Christus. De verkondiging van het Woord van God in de viering brengt met zich mee dat wij erkennen dat het Christus zelf is die aanwezig is en zich tot ons richt vgl: Sacrosanctum Concilium, 7[[[570|7]]] om te worden aanhoord. Over de houding die wij moeten aannemen zowel ten opzichte van de Eucharistie als van het Woord zegt de heilige Hiëronymus:
“Wij lezen de Heilige Schrift. Ik denk dat het evangelie het lichaam van Christus is; ik denk dat de Heilige Schrift zijn onderricht is. En wanneer Hij zegt: Wie mijn vlees niet eet en mijn bloed niet drinkt (Joh. 6, 53)[b:Joh. 6, 53], kan men deze woorden weliswaar ook begrijpen in de zin van het mysterie (van de Eucharistie), maar het lichaam van Christus en zijn bloed is toch werkelijk het woord van de Schrift, het is het onderricht van God. Wanneer wij tot het mysterie (van de Eucharistie) naderen, voelen wij ons verloren als er een kruimel op de grond valt. En wanneer wij aan het luisteren zijn naar het Woord van God en het Woord van God en het vlees van God en zijn bloed in onze oren worden gegoten, en wij aan iets anders denken, in wat voor groot gevaar komen wij dan terecht?”. 147: CCL 78, 337-338[[2080]]Christus die werkelijk tegenwoordig is in de gedaanten van brood en wijn, is op analoge wijze ook tegenwoordig in het Woord dat in de liturgie wordt verkondigd. Het begrip van de sacramentaliteit van het Woord verdiepen kan dus bevorderen dat wij de openbaring “in daden en woorden die innerlijk met elkaar verbonden zijn”, Dei Verbum, 2[[576|2]] meer als een eenheid verstaan tot nut van het geestelijk leven van de gelovigen en het pastoraal handelen van de Kerk.
Referenties naar alinea 56: 1
Aperuit illis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
57
De Heilige Schrift en het lectionarium
Door het verband tussen Woord en Eucharistie te onderstrepen heeft de synode[d:223] terecht ook de aandacht willen vestigen op enkele aspecten van de viering die betrekking hebben op de dienst van het Woord. Ik zou vóór alles willen wijzen op het belang van het lectionarium. De door het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] gewilde hervorming vgl: Sacrosanctum Concilium, 107-108[[[570|107-108]]] heeft haar vruchten getoond door de toegang te verrijken tot de Heilige Schrift die in overvloed wordt aangeboden, vooral in de liturgie van de zondag. Behalve dat de huidige structuur veelvuldig de belangrijkste teksten van de Schrift aanbiedt, bevordert zij ook het begrip van de eenheid van het goddelijk plan door middel van de onderlinge samenhang van de lezingen uit het Oude en het Nieuwe Testament, “waarvan het centrum Christus is, van Wie het paasmysterie gevierd dient te worden”. Ordo Lectionum Missae, 66[[1799|66]] Sommige moeilijkheden die blijven bij het begrijpen van de relatie tussen de lezingen van de twee Testamenten, moeten worden gezien in het licht van de canonieke lezing, ofwel van de intrinsieke eenheid van de hele bijbel. Daar waar de noodzaak zich voordoet, kunnen de bevoegde organen voorzien in de publicatie van ondersteunende middelen die het begrip vergemakkelijken van het onderlinge verband van de door het lectionarium aangeboden lezingen, die alle moeten worden gelezen in de liturgische bijeenkomst, zoals voorzien door de liturgie van de dag. Eventuele andere problemen en moeilijkheden dienen aan de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten[d:108] te worden voorgelegd. Wij moeten bovendien niet vergeten dat het huidige lectionarium van de Latijnse ritus ook een oecumenische betekenis heeft, daar het ook door Kerken wordt gebruikt en gewaardeerd die nog niet in volledige eenheid met de katholieke Kerk zijn. Op een andere wijze doet zich het probleem voor van het lectionarium in de liturgie van de oosterse katholieke Kerken; de synode[d:223] vraagt dat dit “op gezagvolle wijze wordt onderzocht”, Propositiones, 16[[2664|16]] overeenkomstig de eigen traditie en de bevoegdheden van de Kerken sui iuris en ook hier rekening houdend met de oecumenische context.
Door het verband tussen Woord en Eucharistie te onderstrepen heeft de synode[d:223] terecht ook de aandacht willen vestigen op enkele aspecten van de viering die betrekking hebben op de dienst van het Woord. Ik zou vóór alles willen wijzen op het belang van het lectionarium. De door het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] gewilde hervorming vgl: Sacrosanctum Concilium, 107-108[[[570|107-108]]] heeft haar vruchten getoond door de toegang te verrijken tot de Heilige Schrift die in overvloed wordt aangeboden, vooral in de liturgie van de zondag. Behalve dat de huidige structuur veelvuldig de belangrijkste teksten van de Schrift aanbiedt, bevordert zij ook het begrip van de eenheid van het goddelijk plan door middel van de onderlinge samenhang van de lezingen uit het Oude en het Nieuwe Testament, “waarvan het centrum Christus is, van Wie het paasmysterie gevierd dient te worden”. Ordo Lectionum Missae, 66[[1799|66]] Sommige moeilijkheden die blijven bij het begrijpen van de relatie tussen de lezingen van de twee Testamenten, moeten worden gezien in het licht van de canonieke lezing, ofwel van de intrinsieke eenheid van de hele bijbel. Daar waar de noodzaak zich voordoet, kunnen de bevoegde organen voorzien in de publicatie van ondersteunende middelen die het begrip vergemakkelijken van het onderlinge verband van de door het lectionarium aangeboden lezingen, die alle moeten worden gelezen in de liturgische bijeenkomst, zoals voorzien door de liturgie van de dag. Eventuele andere problemen en moeilijkheden dienen aan de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten[d:108] te worden voorgelegd. Wij moeten bovendien niet vergeten dat het huidige lectionarium van de Latijnse ritus ook een oecumenische betekenis heeft, daar het ook door Kerken wordt gebruikt en gewaardeerd die nog niet in volledige eenheid met de katholieke Kerk zijn. Op een andere wijze doet zich het probleem voor van het lectionarium in de liturgie van de oosterse katholieke Kerken; de synode[d:223] vraagt dat dit “op gezagvolle wijze wordt onderzocht”, Propositiones, 16[[2664|16]] overeenkomstig de eigen traditie en de bevoegdheden van de Kerken sui iuris en ook hier rekening houdend met de oecumenische context.
Referenties naar alinea 57: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
58
Over de toelating van vrouwen tot de ambten van lectoraat en acolytaat ->=geentekst=
Verkondiging van het Woord en de dienst van het lectoraat
Reeds in de synodale vergadering over de Eucharistie[d:82] was gevraagd om een grotere zorg voor de verkondiging van het Woord van God. vgl: Sacramentum Caritatis, 45[[[1784|45]]] Zoals bekend worden de eerste en tweede lezing in de Latijnse traditie verkondigd door een lector of lectrice die daartoe de opdracht heeft gekregen, terwijl het Evangelie wordt verkondigd door de priester of de diaken. Ik zou hier de spreekbuis willen zijn van de synodevaders, die ook op dit punt de noodzaak hebben onderstreept om door een adequate vorming vgl: Propositiones, 14[[[2664|14]]] te zorgen voor het uitoefenen van de munus van lector in de eucharistieviering vgl: § 2[[[30|230]]] vgl: § 1[[[30|204]]] en in het bijzonder de dienst van het lectoraat, die als zodanig in de Latijnse ritus een dienst van de leek is. Het is noodzakelijk dat de lectoren die deze taak hebben, ook al zouden zij niet een aanstelling hebben ontvangen, werkelijk geschikt en terdege voorbereid zijn. Deze voorbereiding moet zowel Bijbels en liturgisch, als technisch zijn. “De Bijbelse vorming moet ernaar streven dat de lectoren de lezingen in hun eigen context kunnen begrijpen en de kern van de geopenbaarde boodschap verstaan door het licht van het geloof. De liturgische vorming moet de lectoren enige mogelijkheid bieden om de betekenis en de structuur van de liturgie van het woord te vatten, alsook de wijzen waarop de liturgie van het woord met de eucharistische liturgie verbonden is. De technische voorbereiding moet de lectoren van dag tot dag geschikter maken voor de kunst om te lezen ten overstaan van het volk zowel met eigen stemgeluid als met behulp van meer recente hulpmiddelen om dit stemgeluid te versterken”. Ordo Lectionum Missae, 55[[1799|55]]
Reeds in de synodale vergadering over de Eucharistie[d:82] was gevraagd om een grotere zorg voor de verkondiging van het Woord van God. vgl: Sacramentum Caritatis, 45[[[1784|45]]] Zoals bekend worden de eerste en tweede lezing in de Latijnse traditie verkondigd door een lector of lectrice die daartoe de opdracht heeft gekregen, terwijl het Evangelie wordt verkondigd door de priester of de diaken. Ik zou hier de spreekbuis willen zijn van de synodevaders, die ook op dit punt de noodzaak hebben onderstreept om door een adequate vorming vgl: Propositiones, 14[[[2664|14]]] te zorgen voor het uitoefenen van de munus van lector in de eucharistieviering vgl: § 2[[[30|230]]] vgl: § 1[[[30|204]]] en in het bijzonder de dienst van het lectoraat, die als zodanig in de Latijnse ritus een dienst van de leek is. Het is noodzakelijk dat de lectoren die deze taak hebben, ook al zouden zij niet een aanstelling hebben ontvangen, werkelijk geschikt en terdege voorbereid zijn. Deze voorbereiding moet zowel Bijbels en liturgisch, als technisch zijn. “De Bijbelse vorming moet ernaar streven dat de lectoren de lezingen in hun eigen context kunnen begrijpen en de kern van de geopenbaarde boodschap verstaan door het licht van het geloof. De liturgische vorming moet de lectoren enige mogelijkheid bieden om de betekenis en de structuur van de liturgie van het woord te vatten, alsook de wijzen waarop de liturgie van het woord met de eucharistische liturgie verbonden is. De technische voorbereiding moet de lectoren van dag tot dag geschikter maken voor de kunst om te lezen ten overstaan van het volk zowel met eigen stemgeluid als met behulp van meer recente hulpmiddelen om dit stemgeluid te versterken”. Ordo Lectionum Missae, 55[[1799|55]]
Referenties naar alinea 58: 2
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=Over de toelating van vrouwen tot de ambten van lectoraat en acolytaat ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
59
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Het belang van de homilie
“Verschillende taken en ambten met betrekking tot het Woord van God komen toe aan afzonderlijke personen. Dit heeft tot gevolg dat de gelovigen weliswaar luisteren naar dit woord en het overwegen, maar dat de uitleg ervan alleen wordt gegeven door degenen die op grond van hun heilige wijding het ambt dragen van het leergezag, ofwel zij aan wie de uitoefening van deze bediening wordt toevertrouwd”, Ordo Lectionum Missae, 8[[1799|8]] dat wil zeggen, bisschoppen, priesters en diakens. Op grond hiervan begrijpt men de aandacht die in de synode is besteed aan het thema van de homilie. Reeds in de postsynodale apostolische exhortatie Sacramentum Caritatis[1784] had ik eraan herinnerd dat “in relatie tot het belang van het Woord van God zich de noodzaak stelt de kwaliteit van de homilie te verbeteren; zij is immers een deel van de liturgische handeling; zij heeft de taak om dieper begrip van het Woord van God en een grotere uitwerking ervan in het leven van de gelovigen te bevorderen”. Sacramentum Caritatis, 46[[1784|46]] De homilie is een actualiseren van de boodschap van de Schrift, en wel zo dat de gelovigen ertoe worden gebracht de tegenwoordigheid en de uitwerking van het Woord van God te ontdekken in het heden van het eigen leven. Zij moet leiden tot het begrip van het mysterie dat wordt gevierd, uitnodigen tot zending en de verzamelde gelovigen voorbereiden op de geloofsbelijdenis, het universele gebed en de eucharistische liturgie. Dientengevolge moet degenen die op grond van hun specifieke dienst de prediking tot taak hebben, deze opdracht ter harte gaan. Zij moeten algemene of abstracte homilieën vermijden die de eenvoud van het Woord van God verbergen, evenals nutteloze uitwijdingen die het risico in zich hebben meer de aandacht te richten op de predikant dan op de kern van de evangelische boodschap. Het moet de gelovigen duidelijk zijn dat het de predikant erom gaat Christus te tonen, die in het middelpunt moet staan van iedere homilie. Daarom is het noodzakelijk dat de predikanten vertrouwd zijn en voortdurend contact hebben met de heilige tekst, vgl: Dei Verbum, 25[[[576|25]]] zich in overweging en gebed voorbereiden op de homilie, opdat zij met overtuiging en enthousiasme preken. De synodale vergadering[d:223] heeft ook ertoe aangespoord dat men de volgende vragen voor ogen houdt: “Wat zeggen de lezingen? Wat zeggen zij mij persoonlijk? Wat moet ik tot de verzamelde gelovigen zeggen, rekening houdend met de concrete situatie?” Propositiones, 15[[2664|15]] De predikant moet zich “op de eerste plaats laten ondervragen door het Woord van God dat hij verkondigt”, Propositiones, 15[[2664|15]] omdat het, zoals de heilige Augustinus zegt, “ongetwijfeld vruchteloos is wie uiterlijk het Woord van God verkondigt, maar innerlijk niet luistert”. 179, 1: PL 38,966[[880]] Men moet met bijzondere aandacht de preek voor de zondag en hoogfeesten verzorgen; maar evenmin mag men gedurende de week in de missen cum populo verzuimen, wanneer mogelijk, om korte overwegingen te bieden, toegespitst op de omstandigheden, om de gelovigen te helpen het aanhoorde Woord te aanvaarden en vruchtbaar te laten worden.
“Verschillende taken en ambten met betrekking tot het Woord van God komen toe aan afzonderlijke personen. Dit heeft tot gevolg dat de gelovigen weliswaar luisteren naar dit woord en het overwegen, maar dat de uitleg ervan alleen wordt gegeven door degenen die op grond van hun heilige wijding het ambt dragen van het leergezag, ofwel zij aan wie de uitoefening van deze bediening wordt toevertrouwd”, Ordo Lectionum Missae, 8[[1799|8]] dat wil zeggen, bisschoppen, priesters en diakens. Op grond hiervan begrijpt men de aandacht die in de synode is besteed aan het thema van de homilie. Reeds in de postsynodale apostolische exhortatie Sacramentum Caritatis[1784] had ik eraan herinnerd dat “in relatie tot het belang van het Woord van God zich de noodzaak stelt de kwaliteit van de homilie te verbeteren; zij is immers een deel van de liturgische handeling; zij heeft de taak om dieper begrip van het Woord van God en een grotere uitwerking ervan in het leven van de gelovigen te bevorderen”. Sacramentum Caritatis, 46[[1784|46]] De homilie is een actualiseren van de boodschap van de Schrift, en wel zo dat de gelovigen ertoe worden gebracht de tegenwoordigheid en de uitwerking van het Woord van God te ontdekken in het heden van het eigen leven. Zij moet leiden tot het begrip van het mysterie dat wordt gevierd, uitnodigen tot zending en de verzamelde gelovigen voorbereiden op de geloofsbelijdenis, het universele gebed en de eucharistische liturgie. Dientengevolge moet degenen die op grond van hun specifieke dienst de prediking tot taak hebben, deze opdracht ter harte gaan. Zij moeten algemene of abstracte homilieën vermijden die de eenvoud van het Woord van God verbergen, evenals nutteloze uitwijdingen die het risico in zich hebben meer de aandacht te richten op de predikant dan op de kern van de evangelische boodschap. Het moet de gelovigen duidelijk zijn dat het de predikant erom gaat Christus te tonen, die in het middelpunt moet staan van iedere homilie. Daarom is het noodzakelijk dat de predikanten vertrouwd zijn en voortdurend contact hebben met de heilige tekst, vgl: Dei Verbum, 25[[[576|25]]] zich in overweging en gebed voorbereiden op de homilie, opdat zij met overtuiging en enthousiasme preken. De synodale vergadering[d:223] heeft ook ertoe aangespoord dat men de volgende vragen voor ogen houdt: “Wat zeggen de lezingen? Wat zeggen zij mij persoonlijk? Wat moet ik tot de verzamelde gelovigen zeggen, rekening houdend met de concrete situatie?” Propositiones, 15[[2664|15]] De predikant moet zich “op de eerste plaats laten ondervragen door het Woord van God dat hij verkondigt”, Propositiones, 15[[2664|15]] omdat het, zoals de heilige Augustinus zegt, “ongetwijfeld vruchteloos is wie uiterlijk het Woord van God verkondigt, maar innerlijk niet luistert”. 179, 1: PL 38,966[[880]] Men moet met bijzondere aandacht de preek voor de zondag en hoogfeesten verzorgen; maar evenmin mag men gedurende de week in de missen cum populo verzuimen, wanneer mogelijk, om korte overwegingen te bieden, toegespitst op de omstandigheden, om de gelovigen te helpen het aanhoorde Woord te aanvaarden en vruchtbaar te laten worden.
Referenties naar alinea 59: 2
Nota con indicazioni pastorali per l’Anno della fede ->=geentekst=Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
60
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
De doelmatigheid van een preekdirectorium
Preken op een adequate manier met betrekking tot het lectionarium is werkelijk een kunst die moet worden aangeleerd. Daarom vraag ik in verband met hetgeen is gevraagd in de vorige synode[d:82] vgl: Sacramentum Caritatis, 93[[[1784|93]]], aan de bevoegde instanties dat men in de lijn van het Compendium Eucharisticum[3226] ook denkt over passende instrumenten en ondersteuning om de bedienaren te helpen op de beste manier hun taak te verrichten, zoals bijvoorbeeld een directorium over de homilie[5808] N.v.d.r.: gepubliceerd in 2015N.v.d.r.: gepubliceerd in 2015, zodat de predikanten daarin nuttige hulp kunnen vinden om zich voor te bereiden op het uitoefenen van hun ambt. Zoals de heilige Hiëronymus in herinnering brengt, moet vervolgens de prediking vergezeld gaan van het getuigenis van het eigen leven: “Uw handelingen moeten uw woorden niet logenstraffen, opdat het niet gebeurt dat, wanneer u in de kerk preekt, iemand in zijn binnenste als commentaar geeft: ‘Waarom handel jij er dan zelf niet naar?’. (...) In een priester van Christus moeten geest en woord met elkaar overeenstemmen”. 52, 7: CSEL 54, 426-427[[1052]]
Preken op een adequate manier met betrekking tot het lectionarium is werkelijk een kunst die moet worden aangeleerd. Daarom vraag ik in verband met hetgeen is gevraagd in de vorige synode[d:82] vgl: Sacramentum Caritatis, 93[[[1784|93]]], aan de bevoegde instanties dat men in de lijn van het Compendium Eucharisticum[3226] ook denkt over passende instrumenten en ondersteuning om de bedienaren te helpen op de beste manier hun taak te verrichten, zoals bijvoorbeeld een directorium over de homilie[5808] N.v.d.r.: gepubliceerd in 2015N.v.d.r.: gepubliceerd in 2015, zodat de predikanten daarin nuttige hulp kunnen vinden om zich voor te bereiden op het uitoefenen van hun ambt. Zoals de heilige Hiëronymus in herinnering brengt, moet vervolgens de prediking vergezeld gaan van het getuigenis van het eigen leven: “Uw handelingen moeten uw woorden niet logenstraffen, opdat het niet gebeurt dat, wanneer u in de kerk preekt, iemand in zijn binnenste als commentaar geeft: ‘Waarom handel jij er dan zelf niet naar?’. (...) In een priester van Christus moeten geest en woord met elkaar overeenstemmen”. 52, 7: CSEL 54, 426-427[[1052]]
Referenties naar alinea 60: 2
Nota con indicazioni pastorali per l’Anno della fede ->=geentekst=Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
61
Woord van God, verzoening en ziekenzalving
Hoewel in het middelpunt van de relatie tussen Woord van God en de Sacramenten ongetwijfeld de eucharistie staat, is het toch goed het belang van de Heilige Schrift ook bij de andere Sacramenten te onderstrepen, in het bijzonder bij die van de genezing: ofwel het sacrament van verzoening of boete en het sacrament van de ziekenzalving. Vaak wordt de verwijzing naar de Heilige Schrift bij deze Sacramenten verwaarloosd. Het is echter juist noodzakelijk dat daaraan de ruimte wordt gegeven die haar toekomt. Men moet immers nooit vergeten dat “het Woord van God het woord van verzoening is, opdat daarin God alles met zich verzoent. (2 Kor. 5, 18-20; Ef. 1, 10)[[b:2 Kor. 5, 18-20; Ef. 1, 10]] De barmhartige vergiffenis van God, mensgeworden in Jezus Christus, richt de zondaar op”. Propositiones, 8[[2664|8]] Door het Woord van God “wordt de boeteling verlicht om zijn zonden te leren kennen, wordt hij tot bekering opgeroepen en uitgenodigd te vertrouwen op Gods barmhartigheid”. Ordo Lectionum Missae, 17[[1799|17]] Opdat de verzoenende kracht van het Woord van God zich verdiept, beveelt men aan dat de individuele boeteling zich op de Biecht voorbereidt door een passende passage uit de Heilige Schrift te overdenken en zijn Biecht te beginnen door middel van het lezen van of het luisteren naar een Bijbelse vermaning, waarin is voorzien door de eigen ritus. Bij het tonen van zijn berouw is het vervolgens goed dat de boeteling “een gebed gebruikt dat is samengesteld uit teksten van de Heilige Schrift”, Ordo Lectionum Missae, 19[[1799|19]] Het is goed, indien mogelijk, dat op bijzondere ogenblikken in het jaar of wanneer de gelegenheid zich voordoet, de persoonlijke biecht door meer boetelingen plaatsvindt binnen boetevieringen, zoals voorzien door het rituale, met eerbied voor de verschillende liturgische tradities, waarin veel ruimte kan worden gelaten voor het vieren van het Woord met gebruik van de passende lezingen.
Ook wat het Sacrament van de Ziekenzalving betreft, dient men niet te vergeten dat “de genezende kracht van het Woord van God een levend beroep is op een constante persoonlijke bekering in de luisteraar zelf”. Propositiones, 8[[2664|8]] De Heilige Schrift bevat talrijke bladzijden van de troost, de steun en de genezing die te danken zijn aan de tussenkomst van God. Men dient vooral eraan te herinneren hoe Jezus de lijdenden nabij was en dat Hijzelf, mensgeworden Woord van God, al onze smarten op zich heeft genomen en heeft geleden uit liefde voor de mens door zo ziekte en sterven een zin te geven. Het is goed dat men in de parochies en vooral in de ziekenhuizen al naar gelang de omstandigheden het Sacrament van de Ziekenzalving in gemeenschappelijke vorm viert. Bij deze gelegenheid moet veel ruimte worden gelaten voor de viering van het Woord van God en dient men de zieken te helpen om met geloof de eigen toestand van ziekte te beleven in vereniging met het verlossend offer van Christus, die ons van het kwaad bevrijdt.
Hoewel in het middelpunt van de relatie tussen Woord van God en de Sacramenten ongetwijfeld de eucharistie staat, is het toch goed het belang van de Heilige Schrift ook bij de andere Sacramenten te onderstrepen, in het bijzonder bij die van de genezing: ofwel het sacrament van verzoening of boete en het sacrament van de ziekenzalving. Vaak wordt de verwijzing naar de Heilige Schrift bij deze Sacramenten verwaarloosd. Het is echter juist noodzakelijk dat daaraan de ruimte wordt gegeven die haar toekomt. Men moet immers nooit vergeten dat “het Woord van God het woord van verzoening is, opdat daarin God alles met zich verzoent. (2 Kor. 5, 18-20; Ef. 1, 10)[[b:2 Kor. 5, 18-20; Ef. 1, 10]] De barmhartige vergiffenis van God, mensgeworden in Jezus Christus, richt de zondaar op”. Propositiones, 8[[2664|8]] Door het Woord van God “wordt de boeteling verlicht om zijn zonden te leren kennen, wordt hij tot bekering opgeroepen en uitgenodigd te vertrouwen op Gods barmhartigheid”. Ordo Lectionum Missae, 17[[1799|17]] Opdat de verzoenende kracht van het Woord van God zich verdiept, beveelt men aan dat de individuele boeteling zich op de Biecht voorbereidt door een passende passage uit de Heilige Schrift te overdenken en zijn Biecht te beginnen door middel van het lezen van of het luisteren naar een Bijbelse vermaning, waarin is voorzien door de eigen ritus. Bij het tonen van zijn berouw is het vervolgens goed dat de boeteling “een gebed gebruikt dat is samengesteld uit teksten van de Heilige Schrift”, Ordo Lectionum Missae, 19[[1799|19]] Het is goed, indien mogelijk, dat op bijzondere ogenblikken in het jaar of wanneer de gelegenheid zich voordoet, de persoonlijke biecht door meer boetelingen plaatsvindt binnen boetevieringen, zoals voorzien door het rituale, met eerbied voor de verschillende liturgische tradities, waarin veel ruimte kan worden gelaten voor het vieren van het Woord met gebruik van de passende lezingen.
Ook wat het Sacrament van de Ziekenzalving betreft, dient men niet te vergeten dat “de genezende kracht van het Woord van God een levend beroep is op een constante persoonlijke bekering in de luisteraar zelf”. Propositiones, 8[[2664|8]] De Heilige Schrift bevat talrijke bladzijden van de troost, de steun en de genezing die te danken zijn aan de tussenkomst van God. Men dient vooral eraan te herinneren hoe Jezus de lijdenden nabij was en dat Hijzelf, mensgeworden Woord van God, al onze smarten op zich heeft genomen en heeft geleden uit liefde voor de mens door zo ziekte en sterven een zin te geven. Het is goed dat men in de parochies en vooral in de ziekenhuizen al naar gelang de omstandigheden het Sacrament van de Ziekenzalving in gemeenschappelijke vorm viert. Bij deze gelegenheid moet veel ruimte worden gelaten voor de viering van het Woord van God en dient men de zieken te helpen om met geloof de eigen toestand van ziekte te beleven in vereniging met het verlossend offer van Christus, die ons van het kwaad bevrijdt.
Referenties naar alinea 61: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
62
Het Woord van God en de liturgie der getijden
Tot de vormen van gebed die de Heilige Schrift op de voorgrond plaatst, hoort ongetwijfeld de liturgie der getijden. De synodevaders hebben bevestigd dat het “een bevoorrechte vorm” is “van het luisteren naar het Woord van God, omdat het de gelovigen in contact met de Heilige Schrift en de levende overlevering van de Kerk brengt”. Propositiones, 19[[2664|19]] Men moet vóór alles herinneren aan de diepe theologische en kerkelijke waardigheid van het gebed. Immers, “in de getijden wordt door de Kerk, die de priesterlijke taak van Christus, haar hoofd, uitoefent, ‘zonder ophouden’ (1 Tess. 5, 17)[b:1 Tess. 5, 17] een lofoffer aan God aangeboden, namelijk de hulde van lippen die zijn Naam verheerlijken (Heb. 13, 15)[[b:Heb. 13, 15]]. Dit gebed is ‘de stem van de bruid zelf, die tot haar bruidegom spreekt, of nog beter, het gebed van Christus tot zijn Vader, samen met dat van zijn lichaam’”. Hfd. 1, 15[[1865]] Het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] zei hierover: “Allen die dit goddelijk officie verrichten, vervullen derhalve een taak van de Kerk en delen tevens in de hoogste eer die aan de bruid van Christus toekomt, want bij de vervulling van hun taak om God te loven, staan zij voor de troon van God in naam van onze moeder de Kerk”. Sacrosanctum Concilium, 85[[570|85]] In de liturgie der getijden, als publiek gebed van de Kerk, toont zich het christelijk ideaal van de heiliging van de hele dag op het ritme van het luisteren naar het Woord van God en het bidden van de psalmen, zodat iedere activiteit haar referentiepunt vindt in de aan God gebrachte lof.
Zij die door hun levensstaat aan het bidden van de liturgie der getijden zijn gehouden, moeten deze plicht trouw vervullen ten nutte van heel de Kerk. Bisschoppen, priesters en diakens die aspirant zijn voor het priesterschap, hebben van de Kerk de opdracht gekregen om deze liturgie te vieren en hebben derhalve de plicht iedere dag haar in haar geheel te voltrekken. vgl: § 3[[[30|276]]] vgl: § 1[[[30|1174]]] Wat het verplichte karakter van deze liturgie betreft in de oosterse Kerken sui iuris, dient men te volgen wat in het eigen recht wordt aangegeven. Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium, (377,473,538,881)[[574|(377.473.538.881)]] Bovendien moedig ik de gemeenschappen van gewijd leven aan een voorbeeld te zijn in de viering van de liturgie der getijden, zodat zij referentiepunt en inspiratie voor het geestelijk en pastoraal leven van heel de Kerk kunnen zijn.
De synode[d:223] heeft de wens geuit dat dit type gebed zich meer verbreidt onder het volk van God, vooral het bidden van de Lauden en de Vespers. Een dergelijke toename kan onder de gelovigen alleen maar de vertrouwdheid met het Woord van God vergroten. Men dient ook de waarde te onderstrepen van het getijdengebed dat is voorzien voor de eerste Vespers van zon- en feestdagen, in het bijzonder voor de oosterse katholieke Kerken. Met dit doel beveel ik aan dat, waar mogelijk, de parochies en de gemeenschappen van religieus leven dit gebed bevorderen door de deelname van de gelovigen.
Tot de vormen van gebed die de Heilige Schrift op de voorgrond plaatst, hoort ongetwijfeld de liturgie der getijden. De synodevaders hebben bevestigd dat het “een bevoorrechte vorm” is “van het luisteren naar het Woord van God, omdat het de gelovigen in contact met de Heilige Schrift en de levende overlevering van de Kerk brengt”. Propositiones, 19[[2664|19]] Men moet vóór alles herinneren aan de diepe theologische en kerkelijke waardigheid van het gebed. Immers, “in de getijden wordt door de Kerk, die de priesterlijke taak van Christus, haar hoofd, uitoefent, ‘zonder ophouden’ (1 Tess. 5, 17)[b:1 Tess. 5, 17] een lofoffer aan God aangeboden, namelijk de hulde van lippen die zijn Naam verheerlijken (Heb. 13, 15)[[b:Heb. 13, 15]]. Dit gebed is ‘de stem van de bruid zelf, die tot haar bruidegom spreekt, of nog beter, het gebed van Christus tot zijn Vader, samen met dat van zijn lichaam’”. Hfd. 1, 15[[1865]] Het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] zei hierover: “Allen die dit goddelijk officie verrichten, vervullen derhalve een taak van de Kerk en delen tevens in de hoogste eer die aan de bruid van Christus toekomt, want bij de vervulling van hun taak om God te loven, staan zij voor de troon van God in naam van onze moeder de Kerk”. Sacrosanctum Concilium, 85[[570|85]] In de liturgie der getijden, als publiek gebed van de Kerk, toont zich het christelijk ideaal van de heiliging van de hele dag op het ritme van het luisteren naar het Woord van God en het bidden van de psalmen, zodat iedere activiteit haar referentiepunt vindt in de aan God gebrachte lof.
Zij die door hun levensstaat aan het bidden van de liturgie der getijden zijn gehouden, moeten deze plicht trouw vervullen ten nutte van heel de Kerk. Bisschoppen, priesters en diakens die aspirant zijn voor het priesterschap, hebben van de Kerk de opdracht gekregen om deze liturgie te vieren en hebben derhalve de plicht iedere dag haar in haar geheel te voltrekken. vgl: § 3[[[30|276]]] vgl: § 1[[[30|1174]]] Wat het verplichte karakter van deze liturgie betreft in de oosterse Kerken sui iuris, dient men te volgen wat in het eigen recht wordt aangegeven. Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium, (377,473,538,881)[[574|(377.473.538.881)]] Bovendien moedig ik de gemeenschappen van gewijd leven aan een voorbeeld te zijn in de viering van de liturgie der getijden, zodat zij referentiepunt en inspiratie voor het geestelijk en pastoraal leven van heel de Kerk kunnen zijn.
De synode[d:223] heeft de wens geuit dat dit type gebed zich meer verbreidt onder het volk van God, vooral het bidden van de Lauden en de Vespers. Een dergelijke toename kan onder de gelovigen alleen maar de vertrouwdheid met het Woord van God vergroten. Men dient ook de waarde te onderstrepen van het getijdengebed dat is voorzien voor de eerste Vespers van zon- en feestdagen, in het bijzonder voor de oosterse katholieke Kerken. Met dit doel beveel ik aan dat, waar mogelijk, de parochies en de gemeenschappen van religieus leven dit gebed bevorderen door de deelname van de gelovigen.
Referenties naar alinea 62: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
63
Het Woord van God en het benedictionale
Ook bij het gebruik van het benedictionale dient men aandacht te schenken aan de ruimte die voorzien is voor de verkondiging, het aanhoren en het uitleggen van het Woord van God, door middel van korte aansporingen. Immers, het gebaar van de zegening mag in de gevallen waarin door de Kerk daarin is voorzien en wanneer door de gelovigen daarom wordt gevraagd, niet als zodanig worden geïsoleerd, maar dient in de daarbij passende mate in verband te worden gebracht met het liturgisch leven van het volk van God. In deze zin “ontleent” de zegening, als waarlijk heilig teken, “zin en doeltreffendheid aan de verkondiging van het Woord van God”. Praenotanda, 21[[1827]] Daarom is het belangrijk ook van deze omstandigheden gebruik te maken om in de gelovigen opnieuw de honger en de dorst op te wekken naar ieder woord dat uit de mond van God komt (Mt. 4, 4)[[b:Mt. 4, 4]].
Ook bij het gebruik van het benedictionale dient men aandacht te schenken aan de ruimte die voorzien is voor de verkondiging, het aanhoren en het uitleggen van het Woord van God, door middel van korte aansporingen. Immers, het gebaar van de zegening mag in de gevallen waarin door de Kerk daarin is voorzien en wanneer door de gelovigen daarom wordt gevraagd, niet als zodanig worden geïsoleerd, maar dient in de daarbij passende mate in verband te worden gebracht met het liturgisch leven van het volk van God. In deze zin “ontleent” de zegening, als waarlijk heilig teken, “zin en doeltreffendheid aan de verkondiging van het Woord van God”. Praenotanda, 21[[1827]] Daarom is het belangrijk ook van deze omstandigheden gebruik te maken om in de gelovigen opnieuw de honger en de dorst op te wekken naar ieder woord dat uit de mond van God komt (Mt. 4, 4)[[b:Mt. 4, 4]].
Referenties naar alinea 63: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
64
Suggesties en voorstellen voor een liturgische bezieling
Na aan de fundamentele elementen tehebben herinnerd van de relatie tussenliturgie en Woord van God, wens ik nuenkele voorstellen en suggesties samen tevatten en tot hun recht te laten komen diedoor de synodevaders zijn aanbevolen omonder het volk van God een steeds groterevertrouwdheid met het Woord van God tebevorderen op het gebied van liturgischehandelingen of wat daarmee verband houdt.
Na aan de fundamentele elementen tehebben herinnerd van de relatie tussenliturgie en Woord van God, wens ik nuenkele voorstellen en suggesties samen tevatten en tot hun recht te laten komen diedoor de synodevaders zijn aanbevolen omonder het volk van God een steeds groterevertrouwdheid met het Woord van God tebevorderen op het gebied van liturgischehandelingen of wat daarmee verband houdt.
Referenties naar alinea 64: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
65
a) Vieringen van het Woord van God
De synodevaders hebben alle herdersaangespoord om in de hun toevertrouwdegemeenschappen meer gelegenheden tescheppen voor vieringen van het Woord: vgl: Propositiones, 18[[[2664|18]]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 35[[[570|35]]]het zijn bevoorrechte gelegenheden om deHeer te ontmoeten. Daarom kan een dergelijkepraktijk alleen maar van groot nut zijnen dient als een belangrijk element van deliturgische pastoraal te worden beschouwd.Deze vieringen krijgen een bijzonder belangbij de voorbereiding op de eucharistie vande zondag, zodat de gelovigen de mogelijkheidhebben dieper door te dringen in derijkdom van het lectionarium om de HeiligeSchrift te overwegen en te bidden, vooral inde sterke liturgische tijden, Advent enKerstmis, Veertigdagentijd en Pasen. De vieringvan het Woord van God wordt vervolgenszeer aanbevolen in gemeenschappenwaar het ten gevolge van de schaarste aanpriesters niet mogelijk is het eucharistischoffer te vieren op de verplichte feestdagen.Rekening houdend met de aanwijzingen diereeds werden verwoord in de postsynodaleapostolische exhortatie Sacramentum caritatisomtrent de zondagse bijeenkomsten inafwachting van een priester, vgl: Sacramentum Caritatis, 75[[[1784|75]]] beveel ik aandat er door de bevoegde autoriteiten directoriavoor de riten worden vervaardigd metgebruikmaking van de ervaring van de particuliereKerken. Op deze wijze zullen indeze situaties vieringen van het Woord wordenbevorderd die het geloof van de gelovigenvoeden, waarbij echter moet wordenvermeden dat deze worden verward meteucharistievieringen; “het zouden bij uitstekaanleidingen moeten zijn om tot God tebidden dat Hij heilige priesters naar zijnhart zendt”. Sacramentum Caritatis, 75[[1784|75]] Bovendien hebben de synodevaders ertoeuitgenodigd om ook het Woord van God tevieren ter gelegenheid van bedevaarten, bijzonderefeesten, volksmissies, retraites enbijzondere dagen van boetedoening, eerherstelen vergeving. Wat de verschillende vormenvan volksvroomheid betreft, is het, ookal zijn dit geen liturgische handelingen enmogen zij niet worden verward met liturgischevieringen, echter goed dat zij zich hierdoorlaten inspireren en vooral de passenderuimte laten voor het verkondigen en hetaanhoren van het Woord van God; immers,“in het woord van de bijbel zal de volksvroomheideen onuitputtelijke bron vaninspiratie, niet te overtreffen voorbeeldenvan gebed en vruchtbare voorstellen voorthema’s vinden”. Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen, 87[[1096|87]]
De synodevaders hebben alle herdersaangespoord om in de hun toevertrouwdegemeenschappen meer gelegenheden tescheppen voor vieringen van het Woord: vgl: Propositiones, 18[[[2664|18]]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 35[[[570|35]]]het zijn bevoorrechte gelegenheden om deHeer te ontmoeten. Daarom kan een dergelijkepraktijk alleen maar van groot nut zijnen dient als een belangrijk element van deliturgische pastoraal te worden beschouwd.Deze vieringen krijgen een bijzonder belangbij de voorbereiding op de eucharistie vande zondag, zodat de gelovigen de mogelijkheidhebben dieper door te dringen in derijkdom van het lectionarium om de HeiligeSchrift te overwegen en te bidden, vooral inde sterke liturgische tijden, Advent enKerstmis, Veertigdagentijd en Pasen. De vieringvan het Woord van God wordt vervolgenszeer aanbevolen in gemeenschappenwaar het ten gevolge van de schaarste aanpriesters niet mogelijk is het eucharistischoffer te vieren op de verplichte feestdagen.Rekening houdend met de aanwijzingen diereeds werden verwoord in de postsynodaleapostolische exhortatie Sacramentum caritatisomtrent de zondagse bijeenkomsten inafwachting van een priester, vgl: Sacramentum Caritatis, 75[[[1784|75]]] beveel ik aandat er door de bevoegde autoriteiten directoriavoor de riten worden vervaardigd metgebruikmaking van de ervaring van de particuliereKerken. Op deze wijze zullen indeze situaties vieringen van het Woord wordenbevorderd die het geloof van de gelovigenvoeden, waarbij echter moet wordenvermeden dat deze worden verward meteucharistievieringen; “het zouden bij uitstekaanleidingen moeten zijn om tot God tebidden dat Hij heilige priesters naar zijnhart zendt”. Sacramentum Caritatis, 75[[1784|75]] Bovendien hebben de synodevaders ertoeuitgenodigd om ook het Woord van God tevieren ter gelegenheid van bedevaarten, bijzonderefeesten, volksmissies, retraites enbijzondere dagen van boetedoening, eerherstelen vergeving. Wat de verschillende vormenvan volksvroomheid betreft, is het, ookal zijn dit geen liturgische handelingen enmogen zij niet worden verward met liturgischevieringen, echter goed dat zij zich hierdoorlaten inspireren en vooral de passenderuimte laten voor het verkondigen en hetaanhoren van het Woord van God; immers,“in het woord van de bijbel zal de volksvroomheideen onuitputtelijke bron vaninspiratie, niet te overtreffen voorbeeldenvan gebed en vruchtbare voorstellen voorthema’s vinden”. Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen, 87[[1096|87]]
Referenties naar alinea 65: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
66
b) Het Woord en de stilte
Een niet gering aantal bijdragen van de synodevaders hebben de waarde benadrukt van de stilte in verband met het Woord van God en het opnemen ervan in het leven van de gelovigen. vgl: Propositiones, 14[[[2664|14]]] Het woord kan immers alleen maar in innerlijke en uiterlijke stilte worden verkondigd en gehoord. Onze tijd bevordert geen inkeer en soms heeft men de indruk dat er als het ware angst is om, al is het maar voor een ogenblik, los te komen van de instrumenten van de massamedia. Daarom is het in onze dagen noodzakelijk het volk van God op te voeden in de waarde van de stilte. De centrale plaats van het Woord van God in het leven van de Kerk ontdekken wil zeggen ook de zin van de inkeer en de innerlijke rust opnieuw ontdekken. De grote traditie van de vaders leert ons dat de mysteries van Christus verbonden zijn met de stilte vgl: XV, 2: Patres Apostolici, ed. F.X. Funk, Tübingen 1901, I, 224[[[853|+50]]] en alleen daarin kan het Woord verblijf in ons vinden, zoals bij Maria is gebeurd, een vrouw in wie Woord en stilte onafscheidelijk zijn. Onze liturgieën moeten dit authentiek aanhoren vergemakkelijken: Verbo crescente, verba deficiunt. vgl: 288, 5: PL 38, 1307[[[880]]] vgl: 120, 2: PL 38, 677[[[880]]]
Deze waarde moet in het bijzonder in de liturgie van het Woord schitteren, “die zo moet worden gevierd dat zij de overweging bevordert”. Institutio Generalis Missalis Romani, 56[[1798|56]] De stilte moet, als hierin is voorzien, beschermd worden “als een deel van de viering”. Institutio Generalis Missalis Romani, 45[[1798|45]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 30[[[570|30]]] Daarom spoor ik de herders aan om de ogenblikken van inkeer te bemoedigen, omdat daardoor met de hulp van de Heilige Geest het Woord van God wordt ontvangen in het hart.
Een niet gering aantal bijdragen van de synodevaders hebben de waarde benadrukt van de stilte in verband met het Woord van God en het opnemen ervan in het leven van de gelovigen. vgl: Propositiones, 14[[[2664|14]]] Het woord kan immers alleen maar in innerlijke en uiterlijke stilte worden verkondigd en gehoord. Onze tijd bevordert geen inkeer en soms heeft men de indruk dat er als het ware angst is om, al is het maar voor een ogenblik, los te komen van de instrumenten van de massamedia. Daarom is het in onze dagen noodzakelijk het volk van God op te voeden in de waarde van de stilte. De centrale plaats van het Woord van God in het leven van de Kerk ontdekken wil zeggen ook de zin van de inkeer en de innerlijke rust opnieuw ontdekken. De grote traditie van de vaders leert ons dat de mysteries van Christus verbonden zijn met de stilte vgl: XV, 2: Patres Apostolici, ed. F.X. Funk, Tübingen 1901, I, 224[[[853|+50]]] en alleen daarin kan het Woord verblijf in ons vinden, zoals bij Maria is gebeurd, een vrouw in wie Woord en stilte onafscheidelijk zijn. Onze liturgieën moeten dit authentiek aanhoren vergemakkelijken: Verbo crescente, verba deficiunt. vgl: 288, 5: PL 38, 1307[[[880]]] vgl: 120, 2: PL 38, 677[[[880]]]
Deze waarde moet in het bijzonder in de liturgie van het Woord schitteren, “die zo moet worden gevierd dat zij de overweging bevordert”. Institutio Generalis Missalis Romani, 56[[1798|56]] De stilte moet, als hierin is voorzien, beschermd worden “als een deel van de viering”. Institutio Generalis Missalis Romani, 45[[1798|45]] vgl: Sacrosanctum Concilium, 30[[[570|30]]] Daarom spoor ik de herders aan om de ogenblikken van inkeer te bemoedigen, omdat daardoor met de hulp van de Heilige Geest het Woord van God wordt ontvangen in het hart.
Referenties naar alinea 66: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
67
c) De plechtige verkondiging van het Woord van God
Een andere suggestie die uit de synode naar voren is gekomen, was om – zeker bij belangrijke liturgische vieringen – de verkondiging van het Woord, vooral het Evangelie, een plechtiger karakter te geven door het evangeliarium te gebruiken dat gedurende de openingsriten in processie wordt meegedragen en vervolgens door de diaken of de priester naar de ambo wordt gebracht voor de verkondiging. Zo helpt men het volk van God om te beseffen dat “de lezing van het evangelie het hoogtepunt vormt van de liturgie van het Woord zelf”. Institutio Generalis Missalis Romani, 13[[1798|13]] Volgens de aanwijzingen die zijn vervat in de Ordening voor de lezingen van de Mis[1799] is het goed de verkondiging van het Woord van God, in het bijzonder het Evangelie, beter tot haar recht te laten komen met gezang, vooral bij bepaalde feesten. Het zou goed zijn de begroeting, de aanhef aan het begin (“Uit het Evangelie van...”) en de woorden op het einde (“Woord van de Heer”) zingend voor te dragen om het belang te onderstrepen van hetgeen wordt gelezen. Ordo Lectionum Missae, 17[[1799|17]]
Een andere suggestie die uit de synode naar voren is gekomen, was om – zeker bij belangrijke liturgische vieringen – de verkondiging van het Woord, vooral het Evangelie, een plechtiger karakter te geven door het evangeliarium te gebruiken dat gedurende de openingsriten in processie wordt meegedragen en vervolgens door de diaken of de priester naar de ambo wordt gebracht voor de verkondiging. Zo helpt men het volk van God om te beseffen dat “de lezing van het evangelie het hoogtepunt vormt van de liturgie van het Woord zelf”. Institutio Generalis Missalis Romani, 13[[1798|13]] Volgens de aanwijzingen die zijn vervat in de Ordening voor de lezingen van de Mis[1799] is het goed de verkondiging van het Woord van God, in het bijzonder het Evangelie, beter tot haar recht te laten komen met gezang, vooral bij bepaalde feesten. Het zou goed zijn de begroeting, de aanhef aan het begin (“Uit het Evangelie van...”) en de woorden op het einde (“Woord van de Heer”) zingend voor te dragen om het belang te onderstrepen van hetgeen wordt gelezen. Ordo Lectionum Missae, 17[[1799|17]]
Referenties naar alinea 67: 1
Gids voor grote vieringen ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
68
d) Het Woord van God in het christelijke kerkgebouw
Om het luisteren naar het Woord van God te bevorderen moet men de middelen niet veronachtzamen die de aandacht van de gelovigen kunnen vergroten. In deze zin is het noodzakelijk dat de akoestiek in kerkgebouwen nooit wordt verwaarloosd en dat liturgische en architectonische normen in acht worden genomen. “De bisschoppen dienen er bij de bouw van kerken, daarbij naar behoren geholpen, zorg voor te dragen dat dit plaatsen zijn die geschikt zijn voor de verkondiging van het Woord, de overweging en de viering van de Eucharistie. De heilige ruimten moeten ook buiten het liturgisch handelen uitdrukkingsvol zijn door het christelijk mysterie met betrekking tot het Woord van God te tonen”. Propositiones, 40[[2664|40]] In het bijzonder dient aandacht te worden geschonken aan de ambo, als liturgische plaats waarvandaan het Woord van God wordt verkondigd. Deze moet op een goed zichtbare plaats worden opgesteld, waarop de aandacht van de gelovigen zich spontaan richt gedurende de dienst van het Woord. Het is goed dat deze een vaste plaats heeft en een plastisch element vormt dat in esthetische harmonie is met het altaar, zodat het ook zichtbaar de theologische betekenis symboliseert van de dubbele tafel van het Woord en van de Eucharistie. Vanaf de ambo worden de lezingen verkondigd, de antwoordpsalm en het Exsultet; daar kan bovendien de homilie worden gehouden en het gebed van de gelovigen worden uitgesproken. vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 309[[[1798|309]]]
De synodevaders stellen bovendien voor dat er in de kerken een bijzondere plaats is waar de Heilige Schrift ook buiten de viering vgl: Propositiones, 14[[[2664|14]]] wordt opgesteld. Het is immers goed dat het boek dat het Woord van God bevat, een zichtbare ereplaats heeft binnen het christelijk kerkgebouw, zonder echter aan de centrale plaats die het tabernakel, dat het Allerheiligste Sacrament bevat, toekomt, afbreuk te doen. vgl: Sacramentum Caritatis, 69[[[1784|69]]]
Om het luisteren naar het Woord van God te bevorderen moet men de middelen niet veronachtzamen die de aandacht van de gelovigen kunnen vergroten. In deze zin is het noodzakelijk dat de akoestiek in kerkgebouwen nooit wordt verwaarloosd en dat liturgische en architectonische normen in acht worden genomen. “De bisschoppen dienen er bij de bouw van kerken, daarbij naar behoren geholpen, zorg voor te dragen dat dit plaatsen zijn die geschikt zijn voor de verkondiging van het Woord, de overweging en de viering van de Eucharistie. De heilige ruimten moeten ook buiten het liturgisch handelen uitdrukkingsvol zijn door het christelijk mysterie met betrekking tot het Woord van God te tonen”. Propositiones, 40[[2664|40]] In het bijzonder dient aandacht te worden geschonken aan de ambo, als liturgische plaats waarvandaan het Woord van God wordt verkondigd. Deze moet op een goed zichtbare plaats worden opgesteld, waarop de aandacht van de gelovigen zich spontaan richt gedurende de dienst van het Woord. Het is goed dat deze een vaste plaats heeft en een plastisch element vormt dat in esthetische harmonie is met het altaar, zodat het ook zichtbaar de theologische betekenis symboliseert van de dubbele tafel van het Woord en van de Eucharistie. Vanaf de ambo worden de lezingen verkondigd, de antwoordpsalm en het Exsultet; daar kan bovendien de homilie worden gehouden en het gebed van de gelovigen worden uitgesproken. vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 309[[[1798|309]]]
De synodevaders stellen bovendien voor dat er in de kerken een bijzondere plaats is waar de Heilige Schrift ook buiten de viering vgl: Propositiones, 14[[[2664|14]]] wordt opgesteld. Het is immers goed dat het boek dat het Woord van God bevat, een zichtbare ereplaats heeft binnen het christelijk kerkgebouw, zonder echter aan de centrale plaats die het tabernakel, dat het Allerheiligste Sacrament bevat, toekomt, afbreuk te doen. vgl: Sacramentum Caritatis, 69[[[1784|69]]]
Referenties naar alinea 68: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
69
e) De exclusiviteit van de bijbeltekst in de liturgie
De synode heeft bovendien nadrukkelijk herhaald wat overigens al door de liturgische norm van de Kerk was bepaald, vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 57[[[1798|57]]] namelijk dat de lezingen die aan de Heilige Schrift zijn ontleend, nooit worden vervangen door andere teksten, hoe belangrijk zij vanuit pastoraal of geestelijk standpunt ook zijn: “geen enkele tekst uit de spiritualiteit of literatuur kan de waarde of de rijkdom bereiken die ligt vervat in de Heilige Schrift, die het Woord van God is”. Propositiones, 14[[2664|14]] Het betreft een oude bepaling van de Kerk, die dient te worden gehandhaafd. vgl: Decreten, (47)[[[5440|(47)]]] vgl: Canones, (36)[[[4125|(36)]]] N.v.d.r.: Het Denzingernummer...N.v.d.r.: Het Denzingernummer hoort bij die van de 3e Synode van Carthago, in het origineel wordt verwezen naar de Synode van Hippo Met betrekking tot enkele misbruiken had paus Johannes Paulus II er al aan herinnerd dat het belangrijk was de Heilige Schrift nooit door andere lezingen te vervangen. vgl: Vicesimus Quintus Annus, 13[[[1125|13]]] vgl: Redemptionis Sacramentum, 62[[[569|62]]] Wij wijzen erop dat ook de antwoordpsalm het Woord van God is waarmee wij antwoorden op de stem van de Heer, en dat deze daarom niet mag worden vervangen door andere teksten: het is wel zeer passend dat deze wordt gezongen.
De synode heeft bovendien nadrukkelijk herhaald wat overigens al door de liturgische norm van de Kerk was bepaald, vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 57[[[1798|57]]] namelijk dat de lezingen die aan de Heilige Schrift zijn ontleend, nooit worden vervangen door andere teksten, hoe belangrijk zij vanuit pastoraal of geestelijk standpunt ook zijn: “geen enkele tekst uit de spiritualiteit of literatuur kan de waarde of de rijkdom bereiken die ligt vervat in de Heilige Schrift, die het Woord van God is”. Propositiones, 14[[2664|14]] Het betreft een oude bepaling van de Kerk, die dient te worden gehandhaafd. vgl: Decreten, (47)[[[5440|(47)]]] vgl: Canones, (36)[[[4125|(36)]]] N.v.d.r.: Het Denzingernummer...N.v.d.r.: Het Denzingernummer hoort bij die van de 3e Synode van Carthago, in het origineel wordt verwezen naar de Synode van Hippo Met betrekking tot enkele misbruiken had paus Johannes Paulus II er al aan herinnerd dat het belangrijk was de Heilige Schrift nooit door andere lezingen te vervangen. vgl: Vicesimus Quintus Annus, 13[[[1125|13]]] vgl: Redemptionis Sacramentum, 62[[[569|62]]] Wij wijzen erop dat ook de antwoordpsalm het Woord van God is waarmee wij antwoorden op de stem van de Heer, en dat deze daarom niet mag worden vervangen door andere teksten: het is wel zeer passend dat deze wordt gezongen.
Referenties naar alinea 69: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
70
f) Het liturgische, door de Bijbel geïnspireerde gezang
In het kader van de pogingen om hetWoord van God gedurende de liturgischeviering beter tot zijn recht te laten komendient men ook aandacht te schenken aanhet gezang op de ogenblikken waarin doorde eigen rite wordt voorzien, en daarbij devoorkeur te geven aan het gezang met eenduidelijke Bijbelse inspiratie, dat door middelvan de harmonische overeenstemmingtussen woorden en muziek de schoonheidvan het goddelijk Woord tot uitdrukkingweet te brengen. In deze zin is het goed diegezangen te gebruiken die de overleveringvan de Kerk ons in handen heeft gegeven endie aan dit criterium voldoen. Ik denk in hetbijzonder aan het belang van de Gregoriaansezang. vgl: Sacrosanctum Concilium, 116[[[570|116]]] vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 41[[[1798|41]]]
In het kader van de pogingen om hetWoord van God gedurende de liturgischeviering beter tot zijn recht te laten komendient men ook aandacht te schenken aanhet gezang op de ogenblikken waarin doorde eigen rite wordt voorzien, en daarbij devoorkeur te geven aan het gezang met eenduidelijke Bijbelse inspiratie, dat door middelvan de harmonische overeenstemmingtussen woorden en muziek de schoonheidvan het goddelijk Woord tot uitdrukkingweet te brengen. In deze zin is het goed diegezangen te gebruiken die de overleveringvan de Kerk ons in handen heeft gegeven endie aan dit criterium voldoen. Ik denk in hetbijzonder aan het belang van de Gregoriaansezang. vgl: Sacrosanctum Concilium, 116[[[570|116]]] vgl: Institutio Generalis Missalis Romani, 41[[[1798|41]]]
Referenties naar alinea 70: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
71
g) Bijzondere aandacht voor blinden en doven
In deze context zou ik ook eraan willenherinneren dat de synode[d:223] heeft aanbevolenin het bijzonder aandacht te schenken aanhen die op grond van hun persoonlijkegezondheidstoestand problemen hebbenmet de actieve deelname aan de liturgie, bijvoorbeeldblinden en doven. Ik moedig dechristelijke gemeenschappen aan, voorzover mogelijk, met adequate instrumentenvoorzieningen te treffen om de broeders enzusters die onder deze moeilijkheden lijden,tegemoet te komen, opdat ook zij de mogelijkheidkrijgen een levend contact met hetWoord van God te hebben. vgl: Propositiones, 14[[[2664|14]]]
In deze context zou ik ook eraan willenherinneren dat de synode[d:223] heeft aanbevolenin het bijzonder aandacht te schenken aanhen die op grond van hun persoonlijkegezondheidstoestand problemen hebbenmet de actieve deelname aan de liturgie, bijvoorbeeldblinden en doven. Ik moedig dechristelijke gemeenschappen aan, voorzover mogelijk, met adequate instrumentenvoorzieningen te treffen om de broeders enzusters die onder deze moeilijkheden lijden,tegemoet te komen, opdat ook zij de mogelijkheidkrijgen een levend contact met hetWoord van God te hebben. vgl: Propositiones, 14[[[2664|14]]]
Referenties naar alinea 71: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Het Woord van God in het kerkelijk leven
72
Het Woord van God ontmoeten in de Heilige Schrift
Als het waar is dat de liturgie de bevoorrechte plaats is voor het verkondigen, het aanhoren en het vieren van het Woord van God, dan is het evenzeer waar dat deze ontmoeting moet worden voorbereid in de harten van de gelovigen en vooral door hen moet worden verdiept en eigengemaakt. Het christelijk leven wordt immers in wezen gekenmerkt door de ontmoeting met Jezus Christus, die ons roept om Hem te volgen. Daarom heeft de Bisschoppensynode meermalen op het belang gewezen van de pastoraal in de christelijke gemeenschappen als omgeving waarin een persoonlijke en gemeenschappelijke weg kan worden afgelegd ten opzichte van het Woord van God, zodat dat werkelijk tot fundament is van het geestelijk leven. Samen met de synodevaders uit ik de vurige wens dat “een nieuwe tijd van een grotere liefde voor de Heilige Schrift van de kant van alle leden van het volk van God” opbloeit, “zodat door hun biddende en trouwe lezing de relatie met de persoon zelf van Jezus zich in de tijd verdiept”. Propositiones, 9[[2664|9]]
Het ontbreekt in de geschiedenis van de Kerk niet aan aanbevelingen door de heiligen aangaande de noodzaak de Schrift te kennen om te groeien in de liefde van Christus. Dit is een bijzonder duidelijk gegeven bij de kerkvaders. De heilige Hiëronymus[2097], die zeer “verliefd” was op het Woord van God, vroeg zich af: “Hoe zou men kunnen leven zonder de kennis van de Schriften, waardoor men Christus zelf leert kennen, die het leven van de gelovigen is?” 30,7: CSEL 54, p. 246[[1052]] Hij was er zich goed van bewust dat de Bijbel het instrument is “waarmee God iedere dag tot de gelovigen spreekt”. 133, 13: CSEL 56, p. 260[[1052]] Zo raadt hij de Romeinse matrona Laeta aan voor de opvoeding van haar dochter: “Verzeker je ervan dat zij iedere dag enkele passages uit de Schrift bestudeert (...) Zij moet op het gebed de lezing laten volgen en op de lezing het gebed (...) Laat zij in plaats van juwelen en zijden kleren de goddelijke boeken beminnen”. 107, 9.12: CSEL 55, p. 300.302[[1052]] Voor ons geldt wat de heilige Hiëronymus schreef aan de priester Nepotianus: “Lees de goddelijke Schriften met grote regelmaat; meer nog, leg het Heilige Boek nooit uit handen. Leer hier wat je moet onderrichten”. 52,7: CSEL 54, p. 426[[1052]] Laten wij naar het voorbeeld van de grote heilige, die zijn leven aan de studie van de Bijbel wijdde en die de Kerk de Latijnse vertaling, de zogenaamde Vulgaat[d:70], schonk, en van alle heiligen die in het middelpunt van hun geestelijk leven de ontmoeting met Christus hebben geplaatst, onze inzet hernieuwen om het Woord te verdiepen dat God aan de Kerk heeft gegeven; wij zullen zo kunnen streven naar die “hoge mate van het gewone geestelijke leven” Novo millennio ineunte, 31[[9|31]] die door Paus Johannes Paulus II[d:126] aan het begin van het derde christelijke millennium zozeer werd gewenst en die zich voortdurend voedt met het luisteren naar het Woord van God.
Als het waar is dat de liturgie de bevoorrechte plaats is voor het verkondigen, het aanhoren en het vieren van het Woord van God, dan is het evenzeer waar dat deze ontmoeting moet worden voorbereid in de harten van de gelovigen en vooral door hen moet worden verdiept en eigengemaakt. Het christelijk leven wordt immers in wezen gekenmerkt door de ontmoeting met Jezus Christus, die ons roept om Hem te volgen. Daarom heeft de Bisschoppensynode meermalen op het belang gewezen van de pastoraal in de christelijke gemeenschappen als omgeving waarin een persoonlijke en gemeenschappelijke weg kan worden afgelegd ten opzichte van het Woord van God, zodat dat werkelijk tot fundament is van het geestelijk leven. Samen met de synodevaders uit ik de vurige wens dat “een nieuwe tijd van een grotere liefde voor de Heilige Schrift van de kant van alle leden van het volk van God” opbloeit, “zodat door hun biddende en trouwe lezing de relatie met de persoon zelf van Jezus zich in de tijd verdiept”. Propositiones, 9[[2664|9]]
Het ontbreekt in de geschiedenis van de Kerk niet aan aanbevelingen door de heiligen aangaande de noodzaak de Schrift te kennen om te groeien in de liefde van Christus. Dit is een bijzonder duidelijk gegeven bij de kerkvaders. De heilige Hiëronymus[2097], die zeer “verliefd” was op het Woord van God, vroeg zich af: “Hoe zou men kunnen leven zonder de kennis van de Schriften, waardoor men Christus zelf leert kennen, die het leven van de gelovigen is?” 30,7: CSEL 54, p. 246[[1052]] Hij was er zich goed van bewust dat de Bijbel het instrument is “waarmee God iedere dag tot de gelovigen spreekt”. 133, 13: CSEL 56, p. 260[[1052]] Zo raadt hij de Romeinse matrona Laeta aan voor de opvoeding van haar dochter: “Verzeker je ervan dat zij iedere dag enkele passages uit de Schrift bestudeert (...) Zij moet op het gebed de lezing laten volgen en op de lezing het gebed (...) Laat zij in plaats van juwelen en zijden kleren de goddelijke boeken beminnen”. 107, 9.12: CSEL 55, p. 300.302[[1052]] Voor ons geldt wat de heilige Hiëronymus schreef aan de priester Nepotianus: “Lees de goddelijke Schriften met grote regelmaat; meer nog, leg het Heilige Boek nooit uit handen. Leer hier wat je moet onderrichten”. 52,7: CSEL 54, p. 426[[1052]] Laten wij naar het voorbeeld van de grote heilige, die zijn leven aan de studie van de Bijbel wijdde en die de Kerk de Latijnse vertaling, de zogenaamde Vulgaat[d:70], schonk, en van alle heiligen die in het middelpunt van hun geestelijk leven de ontmoeting met Christus hebben geplaatst, onze inzet hernieuwen om het Woord te verdiepen dat God aan de Kerk heeft gegeven; wij zullen zo kunnen streven naar die “hoge mate van het gewone geestelijke leven” Novo millennio ineunte, 31[[9|31]] die door Paus Johannes Paulus II[d:126] aan het begin van het derde christelijke millennium zozeer werd gewenst en die zich voortdurend voedt met het luisteren naar het Woord van God.
Referenties naar alinea 72: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
73
De Bijbelse bezieling van de pastoraal
In deze lijn heeft de synode[d:223] uitgenodigd tot een bijzondere pastorale inzet om de centrale plaats van het Woord van God in het kerkelijk leven naar voren te doen komen door aan te bevelen ‘“de Bijbelse pastoraal” te bevorderen als Bijbelse bezieling van heel de pastoraal en niet te plaatsen naast de andere vormen van de pastoraal”. Propositiones, 30[[2664|30]] vgl: Dei Verbum, 24[[[576|24]]] Het gaat er dus niet om enkele ontmoetingen toe te voegen in parochie of bisdom, maar te onderzoeken of in de gewone activiteit van de christelijke gemeenschappen, in de parochies, in de verenigingen en in de bewegingen de persoonlijke ontmoeting met Christus, die zich aan ons in zijn Woord meedeelt, werkelijk ter harte wordt genomen. Daar het “niet kennen van de Schriften een niet kennen van Christus is”, Prol.: PL 24, 17B[[1810]] zal de Bijbelse bezieling van heel de gewone en buitengewone pastoraal leiden tot een grotere kennis van de persoon van Christus, die de Vader en de volheid van de goddelijke openbaring openbaart. Daarom spoor ik herders en gelovigen aan om rekening te houden met het belang van deze bezieling: het zal ook de beste manier zijn om enkele pastorale problemen het hoofd te bieden die gedurende de synodale vergadering naar voren zijn gekomen en bijvoorbeeld verband houden met een toename van sekten, die een verwrongen en instrumentele lezing van de Heilige Schrift verspreiden. Daar waar de gelovigen niet worden gevormd tot kennis van de bijbel overeenkomstig het geloof van de Kerk in de bedding van haar levende overlevering, laat men in feite een pastorale leegte achter waar werkelijkheden zoals sekten een voedingsbodem kunnen vinden om wortel te schieten. Daarom is het noodzakelijk ook te voorzien in een adequate voorbereiding van priesters en leken die het volk van God kunnen onderrichten in een echte benadering van de Schriften.
Bovendien is het, zoals is onderstreept tijdens de synodale werkzaamheden, goed dat bij de pastorale activiteit ook de verbreiding wordt begunstigd van kleine gemeenschappen, “die worden gevormd door gezinnen of zijn geworteld in de parochies of verbonden zijn met de verschillende kerkelijke bewegingen en nieuwe gemeenschappen” Propositiones, 21[[2664|21]] waarin de vorming, het gebed en de kennis van de Bijbel volgens het geloof van de Kerk kunnen worden bevorderd.
In deze lijn heeft de synode[d:223] uitgenodigd tot een bijzondere pastorale inzet om de centrale plaats van het Woord van God in het kerkelijk leven naar voren te doen komen door aan te bevelen ‘“de Bijbelse pastoraal” te bevorderen als Bijbelse bezieling van heel de pastoraal en niet te plaatsen naast de andere vormen van de pastoraal”. Propositiones, 30[[2664|30]] vgl: Dei Verbum, 24[[[576|24]]] Het gaat er dus niet om enkele ontmoetingen toe te voegen in parochie of bisdom, maar te onderzoeken of in de gewone activiteit van de christelijke gemeenschappen, in de parochies, in de verenigingen en in de bewegingen de persoonlijke ontmoeting met Christus, die zich aan ons in zijn Woord meedeelt, werkelijk ter harte wordt genomen. Daar het “niet kennen van de Schriften een niet kennen van Christus is”, Prol.: PL 24, 17B[[1810]] zal de Bijbelse bezieling van heel de gewone en buitengewone pastoraal leiden tot een grotere kennis van de persoon van Christus, die de Vader en de volheid van de goddelijke openbaring openbaart. Daarom spoor ik herders en gelovigen aan om rekening te houden met het belang van deze bezieling: het zal ook de beste manier zijn om enkele pastorale problemen het hoofd te bieden die gedurende de synodale vergadering naar voren zijn gekomen en bijvoorbeeld verband houden met een toename van sekten, die een verwrongen en instrumentele lezing van de Heilige Schrift verspreiden. Daar waar de gelovigen niet worden gevormd tot kennis van de bijbel overeenkomstig het geloof van de Kerk in de bedding van haar levende overlevering, laat men in feite een pastorale leegte achter waar werkelijkheden zoals sekten een voedingsbodem kunnen vinden om wortel te schieten. Daarom is het noodzakelijk ook te voorzien in een adequate voorbereiding van priesters en leken die het volk van God kunnen onderrichten in een echte benadering van de Schriften.
Bovendien is het, zoals is onderstreept tijdens de synodale werkzaamheden, goed dat bij de pastorale activiteit ook de verbreiding wordt begunstigd van kleine gemeenschappen, “die worden gevormd door gezinnen of zijn geworteld in de parochies of verbonden zijn met de verschillende kerkelijke bewegingen en nieuwe gemeenschappen” Propositiones, 21[[2664|21]] waarin de vorming, het gebed en de kennis van de Bijbel volgens het geloof van de Kerk kunnen worden bevorderd.
Referenties naar alinea 73: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
74
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
De Bijbelse dimensie van de catechese
Een belangrijk ogenblik van de pastorale bezieling van de Kerk waarop men de centrale plaats van het Woord van God op verstandige wijze opnieuw kan ontdekken, is de catechese, die in haar verschillende vormen en fases altijd het volk van God moet begeleiden. De ontmoeting van de leerlingen van Emmaüs met Jezus, die door de evangelist Lucas wordt beschreven (Lc. 24, 13-35)[[b:Lc. 24, 13-35]] vertegenwoordigt in zekere zin het model van een catechese in het middelpunt waarvan de “uitleg van de Schriften” staat, die alleen Jezus in staat is te geven (Lc. 24, 27-28)[[b:Lc. 24, 27-28]] door de vervulling ervan in Hemzelf te laten zien. vgl: Propositiones, 23[[[2664|23]]] Zo wordt de hoop opnieuw geboren die sterker is dan alle nederlagen en die van die leerlingen overtuigde en geloofwaardige getuigen maakt van de Verrezene. In het Algemeen directorium voor de catechese[894] vinden wij waardevolle aanwijzingen om op Bijbelse wijze de catechese te bezielen en hiernaar verwijs ik gaarne. vgl: Directorium Catechisticum Generale, (94-96)[[[894|(94-96)]]] vgl: Catechesi Tradendae, 27[[[572|27]]] Bij deze gelegenheid wens ik vooral te onderstrepen dat de catechese “zich moet laten doordrenken en doortrekken van een Bijbelse en evangelische wijze van denken, geest en houding door middel van een regelmatig contact met de getuigen zelf; maar dit betekent evenzo dat men eraan denkt dat de catechese des te rijker en doeltreffender zal zijn, naarmate zij meer de teksten leest met het verstand en het hart van de Kerk”, Directorium Catechisticum Generale, (127)[[894|(127)]] Catechesi Tradendae, 27[[572|27]] en naarmate zij zich meer laat inspireren door de reflectie en het tweeduizendjarig leven van de Kerk zelf. Men moet dus de kennis aanmoedigen van de figuren, gebeurtenissen en fundamentele woorden van de heilige tekst; daarom kan ook een verstandig memoriseren van enkele bijzonder welsprekende passages met betrekking tot de christelijke mysteries van nut zijn. De catechetische activiteit impliceert altijd dat men de Schrift nadert in geloof en in de geest van de overlevering van de Kerk, zodat die woorden worden waargenomen als levend, zoals Christus vandaag levend is waar twee of drie zich in zijn naam verenigen (Mt. 18, 20)[[b:Mt. 18, 20]]. Zij moet op een vitale wijze de heilsgeschiedenis en de inhoud van het geloof van de Kerk overdragen, opdat iedere gelovige beseft dat ook zijn persoonlijk leven daartoe behoort.
In dit perspectief is het belangrijk de relatie te onderstrepen tussen de Heilige Schrift en de Catechismus van de Katholieke Kerk[1], zoals het Algemeen directorium voor de catechese[894] heeft gezegd: “De Heilige Schrift, als ‘woord van God op schrift gezet onder de inspiratie van de Heilige Geest’ en de Catechismus van de Katholieke Kerk[1] als belangrijke hedendaagse uitdrukking van de levende overlevering van de Kerk, zijn immers geroepen, ieder op zijn eigen wijze en overeenkomstig zijn eigen specifieke gezag, de catechese in de Kerk van onze tijd te bevruchten”. Directorium Catechisticum Generale, (128)[[894|(128)]]
Een belangrijk ogenblik van de pastorale bezieling van de Kerk waarop men de centrale plaats van het Woord van God op verstandige wijze opnieuw kan ontdekken, is de catechese, die in haar verschillende vormen en fases altijd het volk van God moet begeleiden. De ontmoeting van de leerlingen van Emmaüs met Jezus, die door de evangelist Lucas wordt beschreven (Lc. 24, 13-35)[[b:Lc. 24, 13-35]] vertegenwoordigt in zekere zin het model van een catechese in het middelpunt waarvan de “uitleg van de Schriften” staat, die alleen Jezus in staat is te geven (Lc. 24, 27-28)[[b:Lc. 24, 27-28]] door de vervulling ervan in Hemzelf te laten zien. vgl: Propositiones, 23[[[2664|23]]] Zo wordt de hoop opnieuw geboren die sterker is dan alle nederlagen en die van die leerlingen overtuigde en geloofwaardige getuigen maakt van de Verrezene. In het Algemeen directorium voor de catechese[894] vinden wij waardevolle aanwijzingen om op Bijbelse wijze de catechese te bezielen en hiernaar verwijs ik gaarne. vgl: Directorium Catechisticum Generale, (94-96)[[[894|(94-96)]]] vgl: Catechesi Tradendae, 27[[[572|27]]] Bij deze gelegenheid wens ik vooral te onderstrepen dat de catechese “zich moet laten doordrenken en doortrekken van een Bijbelse en evangelische wijze van denken, geest en houding door middel van een regelmatig contact met de getuigen zelf; maar dit betekent evenzo dat men eraan denkt dat de catechese des te rijker en doeltreffender zal zijn, naarmate zij meer de teksten leest met het verstand en het hart van de Kerk”, Directorium Catechisticum Generale, (127)[[894|(127)]] Catechesi Tradendae, 27[[572|27]] en naarmate zij zich meer laat inspireren door de reflectie en het tweeduizendjarig leven van de Kerk zelf. Men moet dus de kennis aanmoedigen van de figuren, gebeurtenissen en fundamentele woorden van de heilige tekst; daarom kan ook een verstandig memoriseren van enkele bijzonder welsprekende passages met betrekking tot de christelijke mysteries van nut zijn. De catechetische activiteit impliceert altijd dat men de Schrift nadert in geloof en in de geest van de overlevering van de Kerk, zodat die woorden worden waargenomen als levend, zoals Christus vandaag levend is waar twee of drie zich in zijn naam verenigen (Mt. 18, 20)[[b:Mt. 18, 20]]. Zij moet op een vitale wijze de heilsgeschiedenis en de inhoud van het geloof van de Kerk overdragen, opdat iedere gelovige beseft dat ook zijn persoonlijk leven daartoe behoort.
In dit perspectief is het belangrijk de relatie te onderstrepen tussen de Heilige Schrift en de Catechismus van de Katholieke Kerk[1], zoals het Algemeen directorium voor de catechese[894] heeft gezegd: “De Heilige Schrift, als ‘woord van God op schrift gezet onder de inspiratie van de Heilige Geest’ en de Catechismus van de Katholieke Kerk[1] als belangrijke hedendaagse uitdrukking van de levende overlevering van de Kerk, zijn immers geroepen, ieder op zijn eigen wijze en overeenkomstig zijn eigen specifieke gezag, de catechese in de Kerk van onze tijd te bevruchten”. Directorium Catechisticum Generale, (128)[[894|(128)]]
Referenties naar alinea 74: 2
Nota con indicazioni pastorali per l’Anno della fede ->=geentekst=Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
75
De Bijbelse vorming van de Christenen
Om het door de synode[d:223] gewenste doel van een groter bijbels karakter van heel de pastoraal van de Kerk te bereiken is het noodzakelijk dat er een adequate vorming van de christenen en in het bijzonder van de catecheten is. Wat dit betreft, is het nodig aan het Bijbelapostolaat aandacht te schenken.Dit is een zeer waardevolle methode voor jongeren om dit doel te bereiken, zoals de kerkelijke ervaring laat zien. De synodevaders hebben bovendien aanbevolen dat er, zo mogelijk gebruikmakend van reeds bestaande academische structuren, vormingscentra voor leken en missionarissen worden ingericht waar men leert het Woord van God te begrijpen, te beleven en te verkondigen,en dat er – waar men daartoe de noodzaak voelt – instituten worden opgericht die gespecialiseerd zijn in Bijbelstudie,opdat de exegeten een solide theologisch begrip van en een adequaat gevoel voor de context van hun zending krijgen. vgl: Propositiones, (33)[[[2664|(33)]]]
Om het door de synode[d:223] gewenste doel van een groter bijbels karakter van heel de pastoraal van de Kerk te bereiken is het noodzakelijk dat er een adequate vorming van de christenen en in het bijzonder van de catecheten is. Wat dit betreft, is het nodig aan het Bijbelapostolaat aandacht te schenken.Dit is een zeer waardevolle methode voor jongeren om dit doel te bereiken, zoals de kerkelijke ervaring laat zien. De synodevaders hebben bovendien aanbevolen dat er, zo mogelijk gebruikmakend van reeds bestaande academische structuren, vormingscentra voor leken en missionarissen worden ingericht waar men leert het Woord van God te begrijpen, te beleven en te verkondigen,en dat er – waar men daartoe de noodzaak voelt – instituten worden opgericht die gespecialiseerd zijn in Bijbelstudie,opdat de exegeten een solide theologisch begrip van en een adequaat gevoel voor de context van hun zending krijgen. vgl: Propositiones, (33)[[[2664|(33)]]]
Referenties naar alinea 75: 1
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
76
De Heilige Schrift in grote kerkelijke bijeenkomsten
Onder de talrijke initiatieven die kunnen worden genomen, suggereert de synode[d:223] dat bij bijeenkomsten, zowel op diocesaan, als op nationaal of internationaal niveau, meer het belang wordt onderstreept van hetWoord van God, van het luisteren hiernaar en van het gelovig en biddend lezen van de Bijbel. Daarom is het prijzenswaardig,indien men in het kader van nationale en internationale eucharistische congressen,wereldjongerendagen en andere ontmoetingenmeer ruimte vindt voor de vieringen van het Woord en ogenblikken van vorming met een bijbels karakter. vgl: Propositiones, (45)[[[2664|(45)]]]
Onder de talrijke initiatieven die kunnen worden genomen, suggereert de synode[d:223] dat bij bijeenkomsten, zowel op diocesaan, als op nationaal of internationaal niveau, meer het belang wordt onderstreept van hetWoord van God, van het luisteren hiernaar en van het gelovig en biddend lezen van de Bijbel. Daarom is het prijzenswaardig,indien men in het kader van nationale en internationale eucharistische congressen,wereldjongerendagen en andere ontmoetingenmeer ruimte vindt voor de vieringen van het Woord en ogenblikken van vorming met een bijbels karakter. vgl: Propositiones, (45)[[[2664|(45)]]]
Referenties naar alinea 76: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
77
Het Woord van God en roepingen
Wanneer de synode de intrinsieke eis van het geloof onderstreept om onder ons de relatie met Christus, Woord van God, te verdiepen, heeft zij ook de aandacht willen vestigen op het feit dat dit Woord ieder persoonlijk roept, en zo openbaart dat het leven zelf een roeping is met betrekking tot God. Dit wil zeggen dat, hoe meer wij onze persoonlijke relatie met de Heer Jezus verdiepen, wij des te meer gewaar worden dat Hij ons roept tot heiligheid door middel van definitieve keuzes, waarmee ons leven beantwoordt aan zijn liefde door taken en diensten op ons te nemen om de Kerk op te bouwen. Tegen deze achtergrond begrijpt men de uitnodigingen die door de synode aan alle christenen zijn gedaan om de relatie met het Woord van God te verdiepen, als gedoopten, maar ook als mensen die zijn geroepen om te leven overeenkomstig de verschillende levensstaten. Hier roeren wij een van de kernpunten van het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] aan, dat de roeping tot heiligheid van iedere gelovige heeft onderstreept, ieder in zijn eigen levensstaat. vgl: Lumen Gentium, 39-42[[[617|39-42]]] In de Heilige Schrift vinden wij onze roeping tot heiligheid geopenbaard: “Wees heilig, omdat Ik heilig ben” (Lev. 11, 44; Lev. 19, 2; Lev. 20, 7)[b:Lev. 11, 44; Lev. 19, 2; Lev. 20, 7]. De heilige Paulus zal vervolgens op de christologische wortel hiervan de aandacht vestigen: de Vader “heeft ons” in Christus “uitverkoren vóór de grondlegging der wereld om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht” (Ef. 1, 4)[b:Ef. 1, 4]. Zo kunnen wij ook zijn groet aan de broeders en zusters van de gemeenschap van Rome beschouwen als tot ons gericht: “God heeft u lief en riep u tot zijn heilige gemeente. Genade en vrede voor u vanwege God onze Vader en de Heer Jezus Christus” (Rom. 1, 7)[b:Rom. 1, 7].
Wanneer de synode de intrinsieke eis van het geloof onderstreept om onder ons de relatie met Christus, Woord van God, te verdiepen, heeft zij ook de aandacht willen vestigen op het feit dat dit Woord ieder persoonlijk roept, en zo openbaart dat het leven zelf een roeping is met betrekking tot God. Dit wil zeggen dat, hoe meer wij onze persoonlijke relatie met de Heer Jezus verdiepen, wij des te meer gewaar worden dat Hij ons roept tot heiligheid door middel van definitieve keuzes, waarmee ons leven beantwoordt aan zijn liefde door taken en diensten op ons te nemen om de Kerk op te bouwen. Tegen deze achtergrond begrijpt men de uitnodigingen die door de synode aan alle christenen zijn gedaan om de relatie met het Woord van God te verdiepen, als gedoopten, maar ook als mensen die zijn geroepen om te leven overeenkomstig de verschillende levensstaten. Hier roeren wij een van de kernpunten van het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] aan, dat de roeping tot heiligheid van iedere gelovige heeft onderstreept, ieder in zijn eigen levensstaat. vgl: Lumen Gentium, 39-42[[[617|39-42]]] In de Heilige Schrift vinden wij onze roeping tot heiligheid geopenbaard: “Wees heilig, omdat Ik heilig ben” (Lev. 11, 44; Lev. 19, 2; Lev. 20, 7)[b:Lev. 11, 44; Lev. 19, 2; Lev. 20, 7]. De heilige Paulus zal vervolgens op de christologische wortel hiervan de aandacht vestigen: de Vader “heeft ons” in Christus “uitverkoren vóór de grondlegging der wereld om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht” (Ef. 1, 4)[b:Ef. 1, 4]. Zo kunnen wij ook zijn groet aan de broeders en zusters van de gemeenschap van Rome beschouwen als tot ons gericht: “God heeft u lief en riep u tot zijn heilige gemeente. Genade en vrede voor u vanwege God onze Vader en de Heer Jezus Christus” (Rom. 1, 7)[b:Rom. 1, 7].
Referenties naar alinea 77: 1
Jongeren, geloof en de onderscheiding van de roeping (Slotdocument) ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
78
a) Het Woord van God en de gewijde ambtsdragers
Vóór alles breng ik, nu ik mij richt tot de gewijde ambtsdragers, in herinnering hetgeen door de synode is gezegd: “Het Woord van God is onmisbaar om het hart te vormen van een goede herder, bedienaar van het Woord”. Propositiones, (31)[[2664|(31)]] Bisschoppen, priesters en diakens kunnen op geen enkele wijze denken dat zij hun roeping en zending beleven zonder een vastberaden en hernieuwde inzet voor heiliging die een van zijn steunpilaren heeft in het contact met de Bijbel.
Vóór alles breng ik, nu ik mij richt tot de gewijde ambtsdragers, in herinnering hetgeen door de synode is gezegd: “Het Woord van God is onmisbaar om het hart te vormen van een goede herder, bedienaar van het Woord”. Propositiones, (31)[[2664|(31)]] Bisschoppen, priesters en diakens kunnen op geen enkele wijze denken dat zij hun roeping en zending beleven zonder een vastberaden en hernieuwde inzet voor heiliging die een van zijn steunpilaren heeft in het contact met de Bijbel.
Referenties naar alinea 78: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
79
Degenen die zijn geroepen tot het bisschopsambt en de eerste en meest gezaghebbende verkondigers van het Woord zijn, wens ik opnieuw te wijzen op hetgeen door paus Johannes Paulus II is gezegd in de postsynodale apostolische exhortatie Pastores Gregis[711]. Om het geestelijk leven te voeden en te doen vorderen moet de bisschop altijd “het lezen en het overwegen van het Woord van God op de eerste plaats” laten komen. “Iedere bisschop zal zich altijd moeten toevertrouwen en toevertrouwd moeten voelen ‘aan de Heer en het woord van zijn genade, dat de macht bezit op te bouwen en u het erfdeel te verlenen met alle heiligen’ (Hand. 20, 32)[b:Hand. 20, 32]. Alvorens iemand te zijn die het Woord doorgeeft, moet de bisschop dan ook, tezamen met zijn priesters en evenals iedere gelovige, ja net als de Kerk zelf, iemand zijn die luistert naar het Woord. Hij moet als het ware ‘in’ het Woord zijn om zich erdoor te laten verzorgen en voeden als door een eeuwige moederschoot”. Pastores Gregis, (26)[[711|(26)]] Naar het voorbeeld van Maria, Virgo audiens en Koningin van de apostelen, beveel ik bij alle broeders in het bisschopsambt een geregelde persoonlijke lezing en een voortdurende studie van de Heilige Schrift aan.
Referenties naar alinea 79: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
80
Ook wat de priesters betreft, zou ik willen herinneren aan de woorden van paus Johannes Paulus II, die in de postsynodale apostolische exhortatie Pastores Dabo Vobis[724] erop heeft gewezen dat “de priester vooral bedienaar van het Woord Gods is. Hij is gewijd en gezonden om aan allen het evangelie van het Rijk te verkondigen, iedere mens tot de gehoorzaamheid van het geloof op te roepen en de gelovigen te brengen tot een steeds diepere kennis van en gemeenschap met het mysterie van God, dat aan ons geopenbaard en meegedeeld is in Christus. Hiervoor moet de priester zelf als eerste een grote persoonlijke vertrouwdheid met het woord van God ontwikkelen. Het is voor hem niet voldoende het taalkundige of exegetische aspect daarvan te kennen, wat ook noodzakelijk is. Het is voor hem nodig met een volgzaam en biddend hart tot het woord te naderen, opdat dit tot in de grond van zijn gedachten en gevoelens doordringt en in hem een nieuwe mentaliteit verwekt – ‘de gedachte van Christus’ (1 Kor. 2, 16)[b:1 Kor. 2, 16]”. Pastores Dabo Vobis, 26[[724|26]] Dientengevolge moeten zijn woorden, zijn keuzes en zijn gedragingen steeds meer het Evangelie laten doorschijnen, verkondigen en tonen; “alleen als de priester in het woord ‘blijft’, zal hij een volmaakte leerling van de Heer worden, de waarheid kennen en werkelijk vrij zijn”. Pastores Dabo Vobis, 26[[724|26]]
Kortom, de roeping tot het priesterschap vraagt dat men is gewijd “in de waarheid”. Jezus zelf verwoordt deze eis ten opzichte van Zijn leerlingen: “Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid. Zoals Gij Mij in de wereld gezonden heb, zo zend Ik hen in de wereld” (Joh. 17, 17-18)[b:Joh. 17, 17-18]. De leerlingen worden in zekere zin “God binnengetrokken, doordat zij ondergedompeld zijn in het Woord van God. Het Woord van God is, om zo te zeggen, het bad dat hen reinigt, de scheppende kracht die hen verandert in het van God zijn”. Heilig hen in de waarheid, Uw woord is waarheid (Joh. 17, 17), 3[[3007|3]] En daar Christus zelf het mensgeworden Woord van God is (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14], “de Waarheid” (Joh. 14, 6)[b:Joh. 14, 6] is, wil het gebed van Jezus tot de Vader “Wijd hen U toe in de waarheid” ten diepste zeggen: “maak hen één met Mij, Christus. Bind hen aan Mij. Trek hen binnen in Mij. En er bestaat inderdaad maar één priester van het Nieuwe Verbond, dezelfde Jezus Christus”. Heilig hen in de waarheid, Uw woord is waarheid (Joh. 17, 17), 4[[3007|4]] Het is dus noodzakelijk dat de priesters steeds dieper het bewustzijn van deze werkelijkheid vernieuwen.
Kortom, de roeping tot het priesterschap vraagt dat men is gewijd “in de waarheid”. Jezus zelf verwoordt deze eis ten opzichte van Zijn leerlingen: “Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid. Zoals Gij Mij in de wereld gezonden heb, zo zend Ik hen in de wereld” (Joh. 17, 17-18)[b:Joh. 17, 17-18]. De leerlingen worden in zekere zin “God binnengetrokken, doordat zij ondergedompeld zijn in het Woord van God. Het Woord van God is, om zo te zeggen, het bad dat hen reinigt, de scheppende kracht die hen verandert in het van God zijn”. Heilig hen in de waarheid, Uw woord is waarheid (Joh. 17, 17), 3[[3007|3]] En daar Christus zelf het mensgeworden Woord van God is (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14], “de Waarheid” (Joh. 14, 6)[b:Joh. 14, 6] is, wil het gebed van Jezus tot de Vader “Wijd hen U toe in de waarheid” ten diepste zeggen: “maak hen één met Mij, Christus. Bind hen aan Mij. Trek hen binnen in Mij. En er bestaat inderdaad maar één priester van het Nieuwe Verbond, dezelfde Jezus Christus”. Heilig hen in de waarheid, Uw woord is waarheid (Joh. 17, 17), 4[[3007|4]] Het is dus noodzakelijk dat de priesters steeds dieper het bewustzijn van deze werkelijkheid vernieuwen.
Referenties naar alinea 80: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
81
Ik zou ook willen wijzen op de plaats van het Woord van God in het leven van hen die zijn geroepen tot het ambt van diaken, niet alleen als stadium voorafgaand aan het priesterschap, maar ook als permanente dienst. Het Directorium voor het permanente diaconaat[4127] zegt dat “uit de theologische identiteit van de diaken duidelijk de lijnen voortkomen van zijn specifieke spiritualiteit, die in wezen de spiritualiteit van het dienstwerk blijkt te zijn. Het voorbeeld bij uitstek is Christus, de dienaar, die geheel heeft geleefd in dienst van God tot welzijn van de mensen”. Fundamentele normen voor de vorming van de permanente diakens - Directorium voor de dienst en het leven van permanente diakens, (11)[[4127|(11)]] In dit perspectief begrijpt men hoe in de verschillende dimensies van het diaconale dienstwerk “een element dat de diaconale spiritualiteit kenmerkt, het Woord van God is en de diaken is geroepen daarvan een gezaghebbend verkondiger te zijn, gelovend in hetgeen hij verkondigt, onderrichtend hetgeen hij gelooft, belevend hetgeen hij onderricht”. Fundamentele normen voor de vorming van de permanente diakens - Directorium voor de dienst en het leven van permanente diakens, (74)[[4127|(74)]] Daarom beveel ik aan dat de diakens in hun eigen leven een gelovig lezen van de Heilige Schrift voeden met studie en gebed. Zij moeten worden ingeleid in de Heilige Schrift en de juiste interpretatie ervan; de onderlinge relatie tussen Schrift en overlevering; in het bijzonder het gebruik van de Schriften in de prediking, de catechese en de pastorale activiteit in het algemeen. vgl: Fundamentele normen voor de vorming van de permanente diakens - Directorium voor de dienst en het leven van permanente diakens, (81)[[[4127|(81)]]]
Referenties naar alinea 81: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
82
b) Woord van God en kandidaten voor de heilige wijding
De synode heeft in het bijzonder belang gehecht aan de beslissende rol van het Woord van God in het geestelijk leven van de kandidaten voor het ambtelijk priesterschap: “De kandidaten voor het priesterschap moeten leren het Woord van God lief te hebben. De Schrift moet derhalve de ziel van de theologische vorming zijn en de kringloop van exegese, theologie, spiritualiteit en zending onderstrepen”. Propositiones, 32[[2664|32]] De aspiranten voor het ambtelijk priesterschap zijn geroepen tot een diepe persoonlijke relatie met het Woord van God, in het bijzonder in de lectio divina, omdat de roeping zelf zich door deze relatie voedt: het is het licht van de kracht van het Woord van God dat de eigen roeping kon worden ontdekt, begrepen, bemind en gevolgd, en de eigen zending kan worden voltooid door de gedachten van God in het hart te voeden, zodat het geloof, als antwoord op het Woord, het nieuwe criterium wordt voor de beoordeling en inschatting van mensen en dingen, gebeurtenissen en problemen. vgl: Pastores Dabo Vobis, 47[[[724|47]]]
Deze aandacht voor het biddende lezen van de Schrift mag op geen enkele wijze een dichotomie voeden met betrekking tot de exegetische studie die in de tijd van de vorming wordt gevraagd. De synode heeft aanbevolen dat de seminaristen concreet worden geholpen om de relatie tussen de Bijbelstudie en het bidden met de Schrift te zien. De Schriften bestuderen moet bijdragen tot een grotere bewustwording van het mysterie van de goddelijke openbaring en een houding voeden van een biddend antwoord aan de Heer die spreekt. Overigens kan een authentiek gebedsleven alleen maar in de ziel van de kandidaat het verlangen doen groeien om God, die zich in zijn Woord als oneindige liefde heeft geopenbaard, steeds meer te leren kennen. Daarom zal men de grootste zorg eraan moeten besteden dat in het leven van de seminaristen deze wederkerigheid tussen studie en gebed wordt onderhouden. Hiertoe is het nuttig dat de kandidaten worden ingeleid in een studie van de Heilige Schrift door middel van methoden die een dergelijke integrale benadering bevorderen.
De synode heeft in het bijzonder belang gehecht aan de beslissende rol van het Woord van God in het geestelijk leven van de kandidaten voor het ambtelijk priesterschap: “De kandidaten voor het priesterschap moeten leren het Woord van God lief te hebben. De Schrift moet derhalve de ziel van de theologische vorming zijn en de kringloop van exegese, theologie, spiritualiteit en zending onderstrepen”. Propositiones, 32[[2664|32]] De aspiranten voor het ambtelijk priesterschap zijn geroepen tot een diepe persoonlijke relatie met het Woord van God, in het bijzonder in de lectio divina, omdat de roeping zelf zich door deze relatie voedt: het is het licht van de kracht van het Woord van God dat de eigen roeping kon worden ontdekt, begrepen, bemind en gevolgd, en de eigen zending kan worden voltooid door de gedachten van God in het hart te voeden, zodat het geloof, als antwoord op het Woord, het nieuwe criterium wordt voor de beoordeling en inschatting van mensen en dingen, gebeurtenissen en problemen. vgl: Pastores Dabo Vobis, 47[[[724|47]]]
Deze aandacht voor het biddende lezen van de Schrift mag op geen enkele wijze een dichotomie voeden met betrekking tot de exegetische studie die in de tijd van de vorming wordt gevraagd. De synode heeft aanbevolen dat de seminaristen concreet worden geholpen om de relatie tussen de Bijbelstudie en het bidden met de Schrift te zien. De Schriften bestuderen moet bijdragen tot een grotere bewustwording van het mysterie van de goddelijke openbaring en een houding voeden van een biddend antwoord aan de Heer die spreekt. Overigens kan een authentiek gebedsleven alleen maar in de ziel van de kandidaat het verlangen doen groeien om God, die zich in zijn Woord als oneindige liefde heeft geopenbaard, steeds meer te leren kennen. Daarom zal men de grootste zorg eraan moeten besteden dat in het leven van de seminaristen deze wederkerigheid tussen studie en gebed wordt onderhouden. Hiertoe is het nuttig dat de kandidaten worden ingeleid in een studie van de Heilige Schrift door middel van methoden die een dergelijke integrale benadering bevorderen.
Referenties naar alinea 82: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
83
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Drie evangelische iconen van de Opdracht van Jezus in de Tempel ->=geentekst=
c) Het Woord van God en het godgewijde leven
In verband met het godgewijde leven heeft de synode vóór alles eraan herinnerd dat dit “voortkomt uit het luisteren naar het Woord van God en het evangelie aanvaardt als zijn levensstijl”. Propositiones, 24[[2664|24]] Leven in navolging van de kuise, arme en gehoorzame Christus is "zo een levende 'exegese' van het Woord van God”. Tot de mannelijke en vrouwelijke religieuzen aan het eind van de Eucharistie op het Feest van de Opdracht van de Heer, (4)[[4134|(4)]] vgl: Vita Consecrata, 82[[[758|82]]] De Heilige Geest, in wiens kracht de Bijbel is geschreven, is dezelfde die “stichters en stichteressen het Woord van God in een nieuw licht” laat zien. “Daaruit komt ieder charisma voort en daarvan wil iedere regel een uitdrukking zijn”, Ripartire da Cristo, (24)[[4135|(24)]] en zo ontstonden wegen van christelijk leven die worden gekenmerkt door evangelische radicaliteit.
Ik zou eraan willen herinneren dat de grote monastieke traditie altijd als fundamentele factor van de eigen spiritualiteit het overwegen van de Heilige Schrift heeft gehad, in het bijzonder in de vorm van de lectio divina. Ook vandaag zijn de oude en de nieuwe vormen van bijzondere toewijding geroepen echte scholen van geestelijk leven te zijn, waarin de Schriften worden gelezen in overeenstemming met de Heilige Geest in de Kerk, zodat heel het volk van God er profijt van kan hebben. De synode[d:223] beveelt daarom aan dat het in de gemeenschappen van godgewijd leven nooit ontbreekt aan een solide vorming in het gelovig lezen van de Bijbel. vgl: Propositiones, 24[[[2664|24]]]
Ik wens nogmaals de aandacht en de dankbaarheid te herhalen die de synode heeft geuit voor de vormen van contemplatief leven die door een specifiek charisma veel tijd van hun dagen wijden aan het navolgen van de Moeder van God, die voortdurend de woorden en alles wat Hem overkwam, overwoog (Lc. 2, 9.51)[[b:Lc. 2, 9.51]] en van Maria van Bethanië, die, gezeten aan de voeten van de Heer, luisterde naar zijn woorden (Lc. 10, 38)[[b:Lc. 10, 38]]. Mijn gedachten gaan in het bijzonder uit naar de monniken en monialen in de slotkloosters, die in de vorm van een afscheiding van de wereld inniger met Christus, het hart van de wereld, zijn verbonden. De Kerk heeft meer dan ooit behoefte aan het getuigenis van degene die zich ervoor inzet “niets te stellen boven de liefde voor Christus”. IV, 21: SC 181, pp. 456-458[[934|+141]] De wereld van vandaag wordt vaak te zeer in beslag genomen door uiterlijke werkzaamheden, waarin men dreigt zich te verliezen. De mannelijke en vrouwelijke contemplatieven herinneren ons met hun leven van gebed, hun aanhoren en overwegen van het Woord van God eraan dat de mens niet leeft van brood alleen, maar van ieder woord dat komt uit de mond van God (Mt. 4, 4)[[b:Mt. 4, 4]]. Daarom moeten alle gelovigen goed voor ogen houden dat een dergelijke vorm van leven “de wereld van vandaag wijst op hetgeen het belangrijkste is, uiteindelijk het enige doorslaggevende is: er is een uiteindelijke reden waarom het de moeite waard is om te leven, dat wil zeggen God en zijn ondoorgrondelijke liefde”. De liturgie volkomen gecentreerd op God is een blik op de eeuwigheid, [[2029|+10]]
In verband met het godgewijde leven heeft de synode vóór alles eraan herinnerd dat dit “voortkomt uit het luisteren naar het Woord van God en het evangelie aanvaardt als zijn levensstijl”. Propositiones, 24[[2664|24]] Leven in navolging van de kuise, arme en gehoorzame Christus is "zo een levende 'exegese' van het Woord van God”. Tot de mannelijke en vrouwelijke religieuzen aan het eind van de Eucharistie op het Feest van de Opdracht van de Heer, (4)[[4134|(4)]] vgl: Vita Consecrata, 82[[[758|82]]] De Heilige Geest, in wiens kracht de Bijbel is geschreven, is dezelfde die “stichters en stichteressen het Woord van God in een nieuw licht” laat zien. “Daaruit komt ieder charisma voort en daarvan wil iedere regel een uitdrukking zijn”, Ripartire da Cristo, (24)[[4135|(24)]] en zo ontstonden wegen van christelijk leven die worden gekenmerkt door evangelische radicaliteit.
Ik zou eraan willen herinneren dat de grote monastieke traditie altijd als fundamentele factor van de eigen spiritualiteit het overwegen van de Heilige Schrift heeft gehad, in het bijzonder in de vorm van de lectio divina. Ook vandaag zijn de oude en de nieuwe vormen van bijzondere toewijding geroepen echte scholen van geestelijk leven te zijn, waarin de Schriften worden gelezen in overeenstemming met de Heilige Geest in de Kerk, zodat heel het volk van God er profijt van kan hebben. De synode[d:223] beveelt daarom aan dat het in de gemeenschappen van godgewijd leven nooit ontbreekt aan een solide vorming in het gelovig lezen van de Bijbel. vgl: Propositiones, 24[[[2664|24]]]
Ik wens nogmaals de aandacht en de dankbaarheid te herhalen die de synode heeft geuit voor de vormen van contemplatief leven die door een specifiek charisma veel tijd van hun dagen wijden aan het navolgen van de Moeder van God, die voortdurend de woorden en alles wat Hem overkwam, overwoog (Lc. 2, 9.51)[[b:Lc. 2, 9.51]] en van Maria van Bethanië, die, gezeten aan de voeten van de Heer, luisterde naar zijn woorden (Lc. 10, 38)[[b:Lc. 10, 38]]. Mijn gedachten gaan in het bijzonder uit naar de monniken en monialen in de slotkloosters, die in de vorm van een afscheiding van de wereld inniger met Christus, het hart van de wereld, zijn verbonden. De Kerk heeft meer dan ooit behoefte aan het getuigenis van degene die zich ervoor inzet “niets te stellen boven de liefde voor Christus”. IV, 21: SC 181, pp. 456-458[[934|+141]] De wereld van vandaag wordt vaak te zeer in beslag genomen door uiterlijke werkzaamheden, waarin men dreigt zich te verliezen. De mannelijke en vrouwelijke contemplatieven herinneren ons met hun leven van gebed, hun aanhoren en overwegen van het Woord van God eraan dat de mens niet leeft van brood alleen, maar van ieder woord dat komt uit de mond van God (Mt. 4, 4)[[b:Mt. 4, 4]]. Daarom moeten alle gelovigen goed voor ogen houden dat een dergelijke vorm van leven “de wereld van vandaag wijst op hetgeen het belangrijkste is, uiteindelijk het enige doorslaggevende is: er is een uiteindelijke reden waarom het de moeite waard is om te leven, dat wil zeggen God en zijn ondoorgrondelijke liefde”. De liturgie volkomen gecentreerd op God is een blik op de eeuwigheid, [[2029|+10]]
Referenties naar alinea 83: 4
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Drie evangelische iconen van de Opdracht van Jezus in de Tempel ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
84
d) Het Woord van God en de lekengelovigen
Aan de lekengelovigen heeft de synode vele malen aandacht besteed en hen daarbij bedankt voor hun edelmoedige inzet bij de verspreiding van het evangelie op de verschillende terreinen van het dagelijks leven, in het werk, op school, in het gezin en in de opvoeding. vgl: Propositiones, 30[[[2664|30]]] Deze taak, die voortvloeit uit het Doopsel, moet zich kunnen ontwikkelen door middel van een christelijk leven dat zich er steeds meer van bewust is, en in staat is “rekenschap van de hoop” te geven die in ons is (1 Pt. 3, 15)[[b:1 Pt. 3, 15]]. Jezus wijst er in het Evangelie van Matteüs op dat “de akker de wereld is” en dat “het goede zaad de kinderen van het Rijk zijn” (Mt. 13, 38)[b:Mt. 13, 38]. Deze woorden gelden in het bijzonder voor de christelijke leken die de eigen roeping tot heiligheid beleven met een leven volgens de Geest dat zich “op bijzondere wijze uitdrukt in hun inschakeling in de tijdelijke aangelegenheden en in hun deelname aan de aardse activiteiten”. Christifideles laici, 17[[692|17]] Zij hebben behoefte eraan om de wil van God te onderscheiden door middel van een vertrouwdheid met het Woord van God, gelezen en bestudeerd in de Kerk onder leiding van de rechtmatige herders. Mogen zij deze vorming kunnen putten uit de scholen van de grote spirituele stromingen in de Kerk, aan de basis waarvan steeds de Heilige Schrift staat. Mogen de bisdommen zelf naar de mogelijkheden in deze zin gelegenheid tot vorming bieden voor leken met bijzondere kerkelijke verantwoordelijkheden. vgl: Propositiones, 33[[[2664|33]]]
Aan de lekengelovigen heeft de synode vele malen aandacht besteed en hen daarbij bedankt voor hun edelmoedige inzet bij de verspreiding van het evangelie op de verschillende terreinen van het dagelijks leven, in het werk, op school, in het gezin en in de opvoeding. vgl: Propositiones, 30[[[2664|30]]] Deze taak, die voortvloeit uit het Doopsel, moet zich kunnen ontwikkelen door middel van een christelijk leven dat zich er steeds meer van bewust is, en in staat is “rekenschap van de hoop” te geven die in ons is (1 Pt. 3, 15)[[b:1 Pt. 3, 15]]. Jezus wijst er in het Evangelie van Matteüs op dat “de akker de wereld is” en dat “het goede zaad de kinderen van het Rijk zijn” (Mt. 13, 38)[b:Mt. 13, 38]. Deze woorden gelden in het bijzonder voor de christelijke leken die de eigen roeping tot heiligheid beleven met een leven volgens de Geest dat zich “op bijzondere wijze uitdrukt in hun inschakeling in de tijdelijke aangelegenheden en in hun deelname aan de aardse activiteiten”. Christifideles laici, 17[[692|17]] Zij hebben behoefte eraan om de wil van God te onderscheiden door middel van een vertrouwdheid met het Woord van God, gelezen en bestudeerd in de Kerk onder leiding van de rechtmatige herders. Mogen zij deze vorming kunnen putten uit de scholen van de grote spirituele stromingen in de Kerk, aan de basis waarvan steeds de Heilige Schrift staat. Mogen de bisdommen zelf naar de mogelijkheden in deze zin gelegenheid tot vorming bieden voor leken met bijzondere kerkelijke verantwoordelijkheden. vgl: Propositiones, 33[[[2664|33]]]
Referenties naar alinea 84: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
85
e. Het Woord van God, huwelijk en gezin
De synode heeft het noodzakelijk geacht om ook de relatie te onderstrepen tussen Woord van God, huwelijk en christelijk gezin. Immers, “door de verkondiging van Gods Woord openbaart de Kerk aan het christelijk gezin zijn ware identiteit, dat wat het is en moet zijn volgens Gods bedoeling”. Familiaris Consortio, 49[[267|49]] Daarom mag men nooit uit het oog verliezen dat het Woord van God aan de oorsprong staat van het huwelijk (Gen. 2, 24)[[b:Gen. 2, 24]] en dat Jezus zelf het huwelijk heeft willen opnemen onder de instellingen van zijn Rijk (Mt. 19, 4-8)[[b:Mt. 19, 4-8]] door tot Sacrament te verheffen hetgeen oorspronkelijk stond geschreven in de menselijke natuur. “In de sacramentele viering spreken man en vrouw een profetisch woord uit van wederzijdse gave, het “één vlees” zijn, teken van het mysterie van de eenheid van Christus en de Kerk (Ef. 5, 31-32)[[b:Ef. 5, 31-32]]”. Propositiones, 20[[2664|20]] De trouw aan het Woord van God brengt ons ook ertoe erop te wijzen dat deze instelling vandaag in vele opzichten door de gangbare mentaliteit wordt aangevallen. Tegenover de wijdverbreide ongeordendheid van de gevoelens en het opkomen van opvattingen die het menselijk lichaam en het verschil in geslacht banaliseren, bevestigt het Woord van God de oorspronkelijke voortreffelijkheid van de mens, die is geschapen als man en vrouw en geroepen tot trouwe, wederzijdse en vruchtbare liefde.
Uit het grote mysterie van het huwelijk vloeit een onontbeerlijke verantwoordelijkheid van de ouders ten opzichte van de kinderen voort. Tot een authentiek vader- en moederschap hoort immers het meedelen en getuigen van de zin van het leven in Christus: door middel van de trouw en de eenheid van het gezinsleven zijn de gehuwden tegenover hun kinderen de eerste verkondigers van het Woord van God. De kerkgemeenschap moet hen ondersteunen en helpen om het gebed in het gezin, het luisteren naar het Woord, de kennis van de bijbel te ontwikkelen. Daarom wenst de synode[d:223] dat ieder huis zijn Bijbel heeft en deze op waardige wijze bewaart, zodat die kan worden gelezen en worden gebruikt voor het gebed. De noodzakelijke hulp hierbij kan worden geboden door priesters, diakens en goed voorbereide leken. De synode heeft ook de vorming aanbevolen van kleine gemeenschappen tussen gezinnen waarin men zich kan wijden aan het gebed en het gemeenschappelijk overwegen van geschikte passages uit de Schrift. vgl: Propositiones, 21[[[2664|21]]] De gehuwden dienen vervolgens eraan te denken dat “het Woord van God ook een kostbare steun is bij moeilijkheden in het huwelijks- en gezinsleven”. Propositiones, 20[[2664|20]]
In deze context wens ik ook erop te wijzendat de synode aanbevelingen heeft gedaanten opzichte van de taak van de vrouw metbetrekking tot het Woord van God. De bijdragevan “het vrouwelijke genie”, zoalsPaus Johannes Paulus II dit noemt, vgl: Mulieris Dignitatem, 31[[[94|31]]] aan dekennis van de Schrift en heel het leven vande Kerk is in onze tijd veel groter dan in hetverleden en betreft intussen ook het terreinvan de bijbelstudie. De synode[d:223] is in het bijzonderstil blijven staan bij de onmisbarerol van de vrouw in het gezin, in de opvoeding,in de catechese en in het overdragenvan waarden. Immers, zij “weet het aanhorenvan het Woord, de persoonlijke relatiemet God op te wekken en de zin van vergevingen evangelisch delen over te brengen”, Propositiones, 17[[2664|17]] als ook brengster van liefde te zijn,leermeester in barmhartigheid en stichtervan vrede; zij deelt warmte en menselijkheidmee in een wereld die te vaak de personenmeet met koude criteria van uitbuitingen profijt.
De synode heeft het noodzakelijk geacht om ook de relatie te onderstrepen tussen Woord van God, huwelijk en christelijk gezin. Immers, “door de verkondiging van Gods Woord openbaart de Kerk aan het christelijk gezin zijn ware identiteit, dat wat het is en moet zijn volgens Gods bedoeling”. Familiaris Consortio, 49[[267|49]] Daarom mag men nooit uit het oog verliezen dat het Woord van God aan de oorsprong staat van het huwelijk (Gen. 2, 24)[[b:Gen. 2, 24]] en dat Jezus zelf het huwelijk heeft willen opnemen onder de instellingen van zijn Rijk (Mt. 19, 4-8)[[b:Mt. 19, 4-8]] door tot Sacrament te verheffen hetgeen oorspronkelijk stond geschreven in de menselijke natuur. “In de sacramentele viering spreken man en vrouw een profetisch woord uit van wederzijdse gave, het “één vlees” zijn, teken van het mysterie van de eenheid van Christus en de Kerk (Ef. 5, 31-32)[[b:Ef. 5, 31-32]]”. Propositiones, 20[[2664|20]] De trouw aan het Woord van God brengt ons ook ertoe erop te wijzen dat deze instelling vandaag in vele opzichten door de gangbare mentaliteit wordt aangevallen. Tegenover de wijdverbreide ongeordendheid van de gevoelens en het opkomen van opvattingen die het menselijk lichaam en het verschil in geslacht banaliseren, bevestigt het Woord van God de oorspronkelijke voortreffelijkheid van de mens, die is geschapen als man en vrouw en geroepen tot trouwe, wederzijdse en vruchtbare liefde.
Uit het grote mysterie van het huwelijk vloeit een onontbeerlijke verantwoordelijkheid van de ouders ten opzichte van de kinderen voort. Tot een authentiek vader- en moederschap hoort immers het meedelen en getuigen van de zin van het leven in Christus: door middel van de trouw en de eenheid van het gezinsleven zijn de gehuwden tegenover hun kinderen de eerste verkondigers van het Woord van God. De kerkgemeenschap moet hen ondersteunen en helpen om het gebed in het gezin, het luisteren naar het Woord, de kennis van de bijbel te ontwikkelen. Daarom wenst de synode[d:223] dat ieder huis zijn Bijbel heeft en deze op waardige wijze bewaart, zodat die kan worden gelezen en worden gebruikt voor het gebed. De noodzakelijke hulp hierbij kan worden geboden door priesters, diakens en goed voorbereide leken. De synode heeft ook de vorming aanbevolen van kleine gemeenschappen tussen gezinnen waarin men zich kan wijden aan het gebed en het gemeenschappelijk overwegen van geschikte passages uit de Schrift. vgl: Propositiones, 21[[[2664|21]]] De gehuwden dienen vervolgens eraan te denken dat “het Woord van God ook een kostbare steun is bij moeilijkheden in het huwelijks- en gezinsleven”. Propositiones, 20[[2664|20]]
In deze context wens ik ook erop te wijzendat de synode aanbevelingen heeft gedaanten opzichte van de taak van de vrouw metbetrekking tot het Woord van God. De bijdragevan “het vrouwelijke genie”, zoalsPaus Johannes Paulus II dit noemt, vgl: Mulieris Dignitatem, 31[[[94|31]]] aan dekennis van de Schrift en heel het leven vande Kerk is in onze tijd veel groter dan in hetverleden en betreft intussen ook het terreinvan de bijbelstudie. De synode[d:223] is in het bijzonderstil blijven staan bij de onmisbarerol van de vrouw in het gezin, in de opvoeding,in de catechese en in het overdragenvan waarden. Immers, zij “weet het aanhorenvan het Woord, de persoonlijke relatiemet God op te wekken en de zin van vergevingen evangelisch delen over te brengen”, Propositiones, 17[[2664|17]] als ook brengster van liefde te zijn,leermeester in barmhartigheid en stichtervan vrede; zij deelt warmte en menselijkheidmee in een wereld die te vaak de personenmeet met koude criteria van uitbuitingen profijt.
Referenties naar alinea 85: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
86
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Misericordia et Misera ->=geentekst=
Het biddend lezen van de Heilige Schrift en de “lectio divina”
De synode heeft meermalen aangedrongen op de noodzaak van een biddend naderen tot de heilige tekst als een fundamenteel element van het geestelijk leven van elke gelovige, in de verschillende ambten en levensstaten, met een bijzondere verwijzing naar de lectio divina. vgl: Propositiones, 9,22[[[2664|9.22]]] Het Woord van God ligt immers ten grondslag aan iedere christelijke spiritualiteit. De synodevaders stemmen daarin overeen met hetgeen de dogmatische constitutie Dei Verbum[576] zegt: “Alle christengelovigen (...) moeten dus graag tot de heilige tekst zelf gaan, ofwel door middel van de heilige liturgie die doordrongen is van goddelijke woorden, ofwel door vrome lezing, ofwel door geschikte initiatieven en andere hulpmiddelen, die met goedkeuring en onder de zorg van de herders van de Kerk in onze tijd overal worden verbreid, hetgeen zeer te prijzen valt. Zij dienen echter te bedenken dat de lezing van de Heilige Schrift samen moet gaan met gebed”. Dei Verbum, 25[[576|25]] De overweging van het concilie wilde de grote patristische traditie weer opnemen die altijd heeft aanbevolen tot de Schrift te naderen in dialoog met God. Zoals de heilige Augustinus zegt: “Uw gebed is uw woord dat tot God is gericht. Wanneer u leest, is het God die tot u spreekt, wanneer u bidt, bent u het die tot God spreekt”. 85, 7: PL 37, 1086[[838]] Origenes, een van de meesters in deze manier van de Bijbel lezen, zegt dat een begrip van de Schrift een hechte relatie met Christus en het gebed verlangt, meer nog dan studie. Hij is immers ervan overtuigd dat de bevoorrechte weg om God te kennen de liefde is, en dat er geen authentieke scientia Christi bestaat zonder verliefd te worden op Hem. In de Brief aan Gregorius[1841] beveelt de grote Alexandrijnse theoloog aan: “Wijd u aan de lectio van de goddelijke Schriften; leg u hierop met volharding toe. Houd u met de lectio divina bezig met de bedoeling om te geloven en God te behagen. Indien u tijdens de lectio voor een gesloten deur staat, klop dan en de portier van wie Jezus heeft gezegd: ‘De deurwachter zal deze voor hem opendoen’, zal u opendoen. Zoek door u zo toe te leggen op de lectio divina eerlijk en met een onwankelbaar vertrouwen op God de betekenis van de goddelijke Schriften die daarin overvloedig verborgen is. U moet er echter geen genoegen mee nemen te kloppen en te zoeken: om de dingen van God te begrijpen is de oratio absoluut noodzakelijk. Juist om ons hiertoe aan te sporen heeft de Heiland ons niet alleen gezegd: ‘Zoekt en gij zult vinden’ en ‘Klopt en er zal u worden opengedaan’, maar Hij heeft eraan toegevoegd: ‘Vraagt en ge zult verkrijgen’”. 3: PG 11, 92[[1841]]
Wat dit betreft, moet men echter het risico van een individualistische benadering vermijden door voor ogen te houden dat het Woord van God ons nu juist is gegeven om gemeenschap te vormen, om ons op onze weg naar God te verenigen in de Waarheid. Het is een Woord dat zich richt tot ieder persoonlijk, maar het is ook een Woord dat gemeenschap vormt, dat de Kerk vormt. Daarom moet men tot de heilige tekst altijd naderen in de gemeenschap van de Kerk. Inderdaad, “het gemeenschappelijk lezen is zeer belangrijk, omdat het levend subject van de Schrift het volk van God is, de Kerk is (...) de Schrift behoort niet tot het verleden, omdat haar subject, het door God zelf geïnspireerde volk van God, altijd hetzelfde is en het Woord dus altijd levend is in het levende subject. Daarom is het belangrijk de Heilige Schrift te lezen en de Heilige Schrift te horen in de gemeenschap van de Kerk, dat wil zeggen met al de grote getuigen van dit Woord, te beginnen bij de eerste vaders tot de heiligen van vandaag, tot aan het leergezag van vandaag”. Over de prioriteit van het boetesacrament, (1)[[1791|(1)]]
Daarom is de liturgie de bevoorrechte plaats bij het biddend lezen van de Heilige Schrift; in het bijzonder de Eucharistie, waarin door de viering van het Lichaam en Bloed van Christus in het sacrament onder ons het Woord zelf wordt tegenwoordig gesteld. In zekere zin moet het persoonlijk en gemeenschappelijk biddend lezen altijd worden beleefd in verband met de eucharistieviering. Zoals door de eucharistische aanbidding de liturgie van de eucharistie wordt begeleid en voortgezet, Sacramentum Caritatis, 66[[1784|66]] zo wordt door het persoonlijk en gemeenschappelijk biddend lezen voorbereid, begeleid en verdiept dat wat de Kerk in een liturgisch kader viert met de verkondiging van het Woord. Door de lectio en de liturgie zo nauw met elkaar in verband te brengen kan men beter de criteria begrijpen die dit lezen moeten leiden in de context van de pastoraal en het geestelijk leven van het volk van God.
De synode heeft meermalen aangedrongen op de noodzaak van een biddend naderen tot de heilige tekst als een fundamenteel element van het geestelijk leven van elke gelovige, in de verschillende ambten en levensstaten, met een bijzondere verwijzing naar de lectio divina. vgl: Propositiones, 9,22[[[2664|9.22]]] Het Woord van God ligt immers ten grondslag aan iedere christelijke spiritualiteit. De synodevaders stemmen daarin overeen met hetgeen de dogmatische constitutie Dei Verbum[576] zegt: “Alle christengelovigen (...) moeten dus graag tot de heilige tekst zelf gaan, ofwel door middel van de heilige liturgie die doordrongen is van goddelijke woorden, ofwel door vrome lezing, ofwel door geschikte initiatieven en andere hulpmiddelen, die met goedkeuring en onder de zorg van de herders van de Kerk in onze tijd overal worden verbreid, hetgeen zeer te prijzen valt. Zij dienen echter te bedenken dat de lezing van de Heilige Schrift samen moet gaan met gebed”. Dei Verbum, 25[[576|25]] De overweging van het concilie wilde de grote patristische traditie weer opnemen die altijd heeft aanbevolen tot de Schrift te naderen in dialoog met God. Zoals de heilige Augustinus zegt: “Uw gebed is uw woord dat tot God is gericht. Wanneer u leest, is het God die tot u spreekt, wanneer u bidt, bent u het die tot God spreekt”. 85, 7: PL 37, 1086[[838]] Origenes, een van de meesters in deze manier van de Bijbel lezen, zegt dat een begrip van de Schrift een hechte relatie met Christus en het gebed verlangt, meer nog dan studie. Hij is immers ervan overtuigd dat de bevoorrechte weg om God te kennen de liefde is, en dat er geen authentieke scientia Christi bestaat zonder verliefd te worden op Hem. In de Brief aan Gregorius[1841] beveelt de grote Alexandrijnse theoloog aan: “Wijd u aan de lectio van de goddelijke Schriften; leg u hierop met volharding toe. Houd u met de lectio divina bezig met de bedoeling om te geloven en God te behagen. Indien u tijdens de lectio voor een gesloten deur staat, klop dan en de portier van wie Jezus heeft gezegd: ‘De deurwachter zal deze voor hem opendoen’, zal u opendoen. Zoek door u zo toe te leggen op de lectio divina eerlijk en met een onwankelbaar vertrouwen op God de betekenis van de goddelijke Schriften die daarin overvloedig verborgen is. U moet er echter geen genoegen mee nemen te kloppen en te zoeken: om de dingen van God te begrijpen is de oratio absoluut noodzakelijk. Juist om ons hiertoe aan te sporen heeft de Heiland ons niet alleen gezegd: ‘Zoekt en gij zult vinden’ en ‘Klopt en er zal u worden opengedaan’, maar Hij heeft eraan toegevoegd: ‘Vraagt en ge zult verkrijgen’”. 3: PG 11, 92[[1841]]
Wat dit betreft, moet men echter het risico van een individualistische benadering vermijden door voor ogen te houden dat het Woord van God ons nu juist is gegeven om gemeenschap te vormen, om ons op onze weg naar God te verenigen in de Waarheid. Het is een Woord dat zich richt tot ieder persoonlijk, maar het is ook een Woord dat gemeenschap vormt, dat de Kerk vormt. Daarom moet men tot de heilige tekst altijd naderen in de gemeenschap van de Kerk. Inderdaad, “het gemeenschappelijk lezen is zeer belangrijk, omdat het levend subject van de Schrift het volk van God is, de Kerk is (...) de Schrift behoort niet tot het verleden, omdat haar subject, het door God zelf geïnspireerde volk van God, altijd hetzelfde is en het Woord dus altijd levend is in het levende subject. Daarom is het belangrijk de Heilige Schrift te lezen en de Heilige Schrift te horen in de gemeenschap van de Kerk, dat wil zeggen met al de grote getuigen van dit Woord, te beginnen bij de eerste vaders tot de heiligen van vandaag, tot aan het leergezag van vandaag”. Over de prioriteit van het boetesacrament, (1)[[1791|(1)]]
Daarom is de liturgie de bevoorrechte plaats bij het biddend lezen van de Heilige Schrift; in het bijzonder de Eucharistie, waarin door de viering van het Lichaam en Bloed van Christus in het sacrament onder ons het Woord zelf wordt tegenwoordig gesteld. In zekere zin moet het persoonlijk en gemeenschappelijk biddend lezen altijd worden beleefd in verband met de eucharistieviering. Zoals door de eucharistische aanbidding de liturgie van de eucharistie wordt begeleid en voortgezet, Sacramentum Caritatis, 66[[1784|66]] zo wordt door het persoonlijk en gemeenschappelijk biddend lezen voorbereid, begeleid en verdiept dat wat de Kerk in een liturgisch kader viert met de verkondiging van het Woord. Door de lectio en de liturgie zo nauw met elkaar in verband te brengen kan men beter de criteria begrijpen die dit lezen moeten leiden in de context van de pastoraal en het geestelijk leven van het volk van God.
Referenties naar alinea 86: 3
Evangelii Gaudium ->=geentekst=Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Misericordia et Misera ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
87
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Misericordia et Misera ->=geentekst=
In de documenten die ter voorbereiding en in de loop van deze synode[d:223] zijn opgesteld, heeft men gesproken over verschillende methoden om met vrucht in geloof tot de Heilige Schrift te naderen. De grootste aandacht is echter geschonken aan de lectio divina, die werkelijk “in staat is om de gelovigen de schat van het Woord van God te ontsluiten, maar ook de ontmoeting tot stand te brengen met de Christus, het levende goddelijke Woord”. Boodschap van de Synodevaders aan het volk van God n.a.v. de Synode over het Woord van God, 9[[2662|9]] Ik zou hier in het kort de wezenlijke stappen ervan in herinnering willen brengen. Zij begint met het lezen (lectio) van de tekst, die de vraag oproept omtrent een authentieke kennis van de inhoud ervan: wat zegt de Bijbeltekst op zich? Zonder dit ogenblik loopt men het risico dat de tekst alleen maar een voorwendsel wordt om nooit verder dan de eigen ideeën te komen. Vervolgens komt de overweging (meditatio), waarbij de vraag is: wat zegt de Bijbeltekst ons? Hoe moet ieder zich persoonlijk, maar ook als gemeenschap laten raken en zich ter discussie laten stellen, daar het er niet om gaat over woorden na te denken die in het verleden zijn gesproken, maar in het heden. Hierna komt men aan het ogenblik van het gebed (oratio) dat de vraag veronderstelt: wat zeggen wij tegen de Heer als antwoord op zijn Woord? Het gebed als smeekbede, voorbede, dank en lof is de eerste manier waarop het Woord ons verandert.
Ten slotte wordt de lectio divina afgesloten met de contemplatie (contemplatio), waarbij wij als een geschenk van God zijn zienswijze overnemen op de dingen en ons afvragen: welke bekering van geest, hart en leven vraagt de Heer van ons? De heilige Paulus zegt in de Brief aan de Romeinen: “Stemt uw gedrag niet af op deze wereld. Wordt andere mensen met een nieuwe visie. Dan zijt ge in staat om uit te maken wat God van u wil en wat goed is, wat zeer goed is en volmaakt” (Rom. 12, 2)[b:Rom. 12, 2]. De contemplatie is er immers op gericht om in ons een visie van wijsheid op de werkelijkheid, volgens God, tot stand te brengen en in ons “de gedachte van de Heer” (1 Kor. 2, 16)[b:1 Kor. 2, 16] te vormen.
Het Woord van God blijkt hier het criterium van onderscheid te zijn: het is “levend en krachtig. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard en dringt door tot het raakpunt van ziel en geest, van gewrichten en merg. Het ontleedt de bedoelingen en gedachten van de mens” (Heb. 4, 12)[b:Heb. 4, 12]. Het is goed er vervolgens aan te herinneren dat de lectio divina in haar dynamiek niet wordt afgesloten, zolang zij niet komt tot handelen (actio), dat het gelovige leven ertoe aanzet van zichzelf voor anderen een geschenk te maken in de liefde.
Deze passages vinden wij in de hoogste mate verenigd en samengevat in de figuur van de Moeder Gods. Als voorbeeld voor iedere gelovige van een volgzaam aanvaarden van het Woord van God “bewaarde zij al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf” (Lc. 2, 19)[b:Lc. 2, 19] (Lc. 2, 51)[[b:Lc. 2, 51]], wist zij de diepe band te vinden die gebeurtenissen, daden en dingen die schijnbaar los van elkaar staan, in het goddelijke plan verbindt. Boodschap van de Synodevaders aan het volk van God n.a.v. de Synode over het Woord van God, 9[[2662|9]]
Ik zou bovendien in herinnering willen brengen hetgeen gedurende de synode[d:223] is aanbevolen omtrent het belang van het persoonlijk lezen van de Schrift, ook als praktijk die in de mogelijkheid voorziet volgens de gewone bepalingen van de Kerk een aflaat voor zichzelf of voor de overledenen te verwerven. § 1: “Plenaria indulgentia conceditur christifideli qui Sacram Scripturam, iuxta textum a competenti auctoritate adprobatum, cum veneratione divino eloquio debita et ad modum lectionis spiritalis, per dimidiam saltem horam legerit; si per minus tempus id egerit indulgentia erit partialis”[[1605|(30)]] De praktijk van de aflaat vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 1471-1479[[[1|1471-1479]]] houdt de leer in van de oneindige verdiensten van Christus, die de Kerk, als bedienaar van de verlossing uitdeelt en toepast, maar zij houdt ook die van de gemeenschap van de heiligen in en zegt ons “hoe innig wij met elkaar in Christus zijn verbonden en hoezeer het bovennatuurlijke leven van ieder de ander tot nut kan zijn”. Indulgentiarum Doctrina, 9[[89|9]] In dit perspectief ondersteunt het lezen van het Woord van God de weg van boete en bekering; het maakt het ons mogelijk de betekenis van het behoren tot de Kerk te verdiepen en het ondersteunt ons in een grotere vertrouwelijkheid met God. Zoals de heilige Ambrosius zei: wanneer wij met geloof de Heilige Schrift in handen nemen en deze lezen met de Kerk, dan wandelt de mens uiteindelijk met God in het paradijs. vgl: 49, 3: PL 16, 1204A[[[1395]]]
Ten slotte wordt de lectio divina afgesloten met de contemplatie (contemplatio), waarbij wij als een geschenk van God zijn zienswijze overnemen op de dingen en ons afvragen: welke bekering van geest, hart en leven vraagt de Heer van ons? De heilige Paulus zegt in de Brief aan de Romeinen: “Stemt uw gedrag niet af op deze wereld. Wordt andere mensen met een nieuwe visie. Dan zijt ge in staat om uit te maken wat God van u wil en wat goed is, wat zeer goed is en volmaakt” (Rom. 12, 2)[b:Rom. 12, 2]. De contemplatie is er immers op gericht om in ons een visie van wijsheid op de werkelijkheid, volgens God, tot stand te brengen en in ons “de gedachte van de Heer” (1 Kor. 2, 16)[b:1 Kor. 2, 16] te vormen.
Het Woord van God blijkt hier het criterium van onderscheid te zijn: het is “levend en krachtig. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard en dringt door tot het raakpunt van ziel en geest, van gewrichten en merg. Het ontleedt de bedoelingen en gedachten van de mens” (Heb. 4, 12)[b:Heb. 4, 12]. Het is goed er vervolgens aan te herinneren dat de lectio divina in haar dynamiek niet wordt afgesloten, zolang zij niet komt tot handelen (actio), dat het gelovige leven ertoe aanzet van zichzelf voor anderen een geschenk te maken in de liefde.
Deze passages vinden wij in de hoogste mate verenigd en samengevat in de figuur van de Moeder Gods. Als voorbeeld voor iedere gelovige van een volgzaam aanvaarden van het Woord van God “bewaarde zij al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf” (Lc. 2, 19)[b:Lc. 2, 19] (Lc. 2, 51)[[b:Lc. 2, 51]], wist zij de diepe band te vinden die gebeurtenissen, daden en dingen die schijnbaar los van elkaar staan, in het goddelijke plan verbindt. Boodschap van de Synodevaders aan het volk van God n.a.v. de Synode over het Woord van God, 9[[2662|9]]
Ik zou bovendien in herinnering willen brengen hetgeen gedurende de synode[d:223] is aanbevolen omtrent het belang van het persoonlijk lezen van de Schrift, ook als praktijk die in de mogelijkheid voorziet volgens de gewone bepalingen van de Kerk een aflaat voor zichzelf of voor de overledenen te verwerven. § 1: “Plenaria indulgentia conceditur christifideli qui Sacram Scripturam, iuxta textum a competenti auctoritate adprobatum, cum veneratione divino eloquio debita et ad modum lectionis spiritalis, per dimidiam saltem horam legerit; si per minus tempus id egerit indulgentia erit partialis”[[1605|(30)]] De praktijk van de aflaat vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk, 1471-1479[[[1|1471-1479]]] houdt de leer in van de oneindige verdiensten van Christus, die de Kerk, als bedienaar van de verlossing uitdeelt en toepast, maar zij houdt ook die van de gemeenschap van de heiligen in en zegt ons “hoe innig wij met elkaar in Christus zijn verbonden en hoezeer het bovennatuurlijke leven van ieder de ander tot nut kan zijn”. Indulgentiarum Doctrina, 9[[89|9]] In dit perspectief ondersteunt het lezen van het Woord van God de weg van boete en bekering; het maakt het ons mogelijk de betekenis van het behoren tot de Kerk te verdiepen en het ondersteunt ons in een grotere vertrouwelijkheid met God. Zoals de heilige Ambrosius zei: wanneer wij met geloof de Heilige Schrift in handen nemen en deze lezen met de Kerk, dan wandelt de mens uiteindelijk met God in het paradijs. vgl: 49, 3: PL 16, 1204A[[[1395]]]
Referenties naar alinea 87: 3
Evangelii Gaudium ->=geentekst=Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Misericordia et Misera ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
88
Het Woord van God en het gebed tot Maria
De onlosmakelijke band tussen Woord van God en Maria van Nazareth indachtig, nodig ik samen met de synodevaders ertoe uit om onder de gelovigen, vooral in het gezinsleven, de gebeden tot Maria te bevorderen als hulp om de heilige geheimen te overdenken die door de Schrift worden verteld. Een instrument van groot nut is bijvoorbeeld het persoonlijk of gemeenschappelijk bidden van de heilige rozenkrans, vgl: Decreet ter goedkeuring van het Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen, (197-202)[[[3540|(197-202)]]] die samen met Maria opnieuw de geheimen van het leven van Christus doorlopen vgl: Propositiones, 55[[[2664|55]]] en dat paus Johannes Paulus II heeft willen verrijken met de geheimen van het licht. vgl: Rosarium Virginis Mariae[[[79]]] Het is nuttig dat de verkondiging van de afzonderlijke geheimen gepaard gaat met korte passages uit de bijbel die betrekking hebben op het uitgesproken geheim, zodat het memoriseren van enkele veelbetekenende uitdrukking van de Schrift in verband met de geheimen van het leven van Christus wordt bevorderd.
De synode[d:223] heeft bovendien aanbevolen onder de gelovigen het bidden van het gebed van de Engel des Heren te bevorderen. Het betreft een eenvoudig en diep gebed dat het ons mogelijk maakt “dagelijks het mensgeworden Woord te gedenken”. Propositiones, 55[[2664|55]] Het is juist dat het volk van God, de gezinnen en de gemeenschappen van godgewijde personen trouw zijn aan dit Mariagebed, dat de traditie ons uitnodigt te bidden bij de dageraad, om twaalf uur ‘s middags en bij zonsondergang. In het gebed van de Engel des Heren vragen wij aan God dat het op voorspraak van Maria ook ons gegeven mag zijn zoals zij de wil van God te volbrengen en in ons zijn Woord op te nemen. Deze praktijk kan ons helpen een authentieke liefde tot het geheim van de menswording te versterken.
Ook enkele antieke gebeden van het christelijke Oosten, die door verwijzing naar de Theotokos, de Moeder Gods, de hele heilsgeschiedenis doorlopen, verdienen het om te worden gekend, gewaardeerd en verspreid. Wij verwijzen in het bijzonder naar de Akathistos en de Paraklesis. Het betreft hymnen van lofprijzing, in de vorm van een litanie, gezongen en doordrenkt van kerkelijk geloof en verwijzingen naar de Bijbel, die de gelovigen helpen om samen met Maria de geheimen van Christus te overdenken. In het bijzonder vertegenwoordigt de zogenaamde eerbiedwaardige Akathistoshymne – ofwel hymne die staande wordt gezongen – tot de Moeder Gods een van de hoogste uitdrukkingen van Mariadevotie uit de Byzantijnse traditie. vgl: Decreet ter goedkeuring van het Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen, (207)[[[3540|(207)]]] Door met deze woorden te bidden wordt de ziel verruimt en wordt zij bereid gemaakt tot de vrede die van boven komt van God, tot de vrede die Christus zelf is, geboren uit Maria tot ons heil.
De onlosmakelijke band tussen Woord van God en Maria van Nazareth indachtig, nodig ik samen met de synodevaders ertoe uit om onder de gelovigen, vooral in het gezinsleven, de gebeden tot Maria te bevorderen als hulp om de heilige geheimen te overdenken die door de Schrift worden verteld. Een instrument van groot nut is bijvoorbeeld het persoonlijk of gemeenschappelijk bidden van de heilige rozenkrans, vgl: Decreet ter goedkeuring van het Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen, (197-202)[[[3540|(197-202)]]] die samen met Maria opnieuw de geheimen van het leven van Christus doorlopen vgl: Propositiones, 55[[[2664|55]]] en dat paus Johannes Paulus II heeft willen verrijken met de geheimen van het licht. vgl: Rosarium Virginis Mariae[[[79]]] Het is nuttig dat de verkondiging van de afzonderlijke geheimen gepaard gaat met korte passages uit de bijbel die betrekking hebben op het uitgesproken geheim, zodat het memoriseren van enkele veelbetekenende uitdrukking van de Schrift in verband met de geheimen van het leven van Christus wordt bevorderd.
De synode[d:223] heeft bovendien aanbevolen onder de gelovigen het bidden van het gebed van de Engel des Heren te bevorderen. Het betreft een eenvoudig en diep gebed dat het ons mogelijk maakt “dagelijks het mensgeworden Woord te gedenken”. Propositiones, 55[[2664|55]] Het is juist dat het volk van God, de gezinnen en de gemeenschappen van godgewijde personen trouw zijn aan dit Mariagebed, dat de traditie ons uitnodigt te bidden bij de dageraad, om twaalf uur ‘s middags en bij zonsondergang. In het gebed van de Engel des Heren vragen wij aan God dat het op voorspraak van Maria ook ons gegeven mag zijn zoals zij de wil van God te volbrengen en in ons zijn Woord op te nemen. Deze praktijk kan ons helpen een authentieke liefde tot het geheim van de menswording te versterken.
Ook enkele antieke gebeden van het christelijke Oosten, die door verwijzing naar de Theotokos, de Moeder Gods, de hele heilsgeschiedenis doorlopen, verdienen het om te worden gekend, gewaardeerd en verspreid. Wij verwijzen in het bijzonder naar de Akathistos en de Paraklesis. Het betreft hymnen van lofprijzing, in de vorm van een litanie, gezongen en doordrenkt van kerkelijk geloof en verwijzingen naar de Bijbel, die de gelovigen helpen om samen met Maria de geheimen van Christus te overdenken. In het bijzonder vertegenwoordigt de zogenaamde eerbiedwaardige Akathistoshymne – ofwel hymne die staande wordt gezongen – tot de Moeder Gods een van de hoogste uitdrukkingen van Mariadevotie uit de Byzantijnse traditie. vgl: Decreet ter goedkeuring van het Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen, (207)[[[3540|(207)]]] Door met deze woorden te bidden wordt de ziel verruimt en wordt zij bereid gemaakt tot de vrede die van boven komt van God, tot de vrede die Christus zelf is, geboren uit Maria tot ons heil.
Referenties naar alinea 88: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
89
Het Woord van God en het Heilig Land
Nu wij denken aan het Woord van God dat mens wordt in de schoot van Maria van Nazareth, richt ons hart zich naar het land waar het geheim van onze verlossing in vervulling is gegaan en van waaruit het Woord van God zich heeft verspreid tot aan de uiteinde der wereld. Door de werking van de Heilige Geest is immers het Woord mens geworden op een nauwkeurig bepaald ogenblik en een vastgestelde plaats in een landstreek aan de grenzen van het Romeinse rijk. Hoe meer wij daarom de universaliteit en uniciteit van de persoon van Christus zien, des te meer kijken wij met dankbaarheid naar het land waar Jezus is geboren, heeft geleefd en zichzelf heeft gegeven voor ons allen. De stenen waarop onze Verlosser heeft gelopen, blijven voor ons vol van herinnering en blijven de Blijde Boodschap “roepen”. Daarom hebben de synodevaders herinnerd aan de gelukkige uitdrukking die het Heilig Land[d:316] “het vijfde evangelie” noemt. vgl: Propositiones, 51[[[2664|51]]] Hoe belangrijk is het dat er in die plaatsen christelijke gemeenschappen zijn, ondanks de zo grote moeilijkheden! De Bisschoppensynode brengt alle Christenen die in het land van Jezus leven en getuigen van het geloof in de Verrezene, haar diepe nabijheid tot uitdrukking. Hier zijn de Christenen geroepen om niet alleen te dienen als “lichtbaken van geloof voor de universele Kerk, maar ook als zuurdesem van harmonie, wijsheid en evenwicht in het leven van een maatschappij die traditioneel pluralistisch, multi-etnisch en multireligieus is en blijft”. "In het Heilig Land is plaats voor iedereen", 2[[3356|2]] Het Heilig Land blijft ook vandaag nog doel van pelgrimstochten van het christelijk volk als gebaar van gebed en boetedoening, zoals reeds in de oudheid auteurs als de heilige Hiëronymus getuigen. vgl: 108, 14: CSEL 55, p. 324-325[[[1052]]] Hoe meer wij de blik en het hart richten naar het aardse Jeruzalem, des te meer ontbrandt in ons het verlangen naar het hemelse Jeruzalem, het ware doel van iedere pelgrimstocht, en de vurige wens dat de naam van Jezus, in wie alleen het heil is, door allen wordt erkend (Hand. 4, 12)[[b:Hand. 4, 12]].
Nu wij denken aan het Woord van God dat mens wordt in de schoot van Maria van Nazareth, richt ons hart zich naar het land waar het geheim van onze verlossing in vervulling is gegaan en van waaruit het Woord van God zich heeft verspreid tot aan de uiteinde der wereld. Door de werking van de Heilige Geest is immers het Woord mens geworden op een nauwkeurig bepaald ogenblik en een vastgestelde plaats in een landstreek aan de grenzen van het Romeinse rijk. Hoe meer wij daarom de universaliteit en uniciteit van de persoon van Christus zien, des te meer kijken wij met dankbaarheid naar het land waar Jezus is geboren, heeft geleefd en zichzelf heeft gegeven voor ons allen. De stenen waarop onze Verlosser heeft gelopen, blijven voor ons vol van herinnering en blijven de Blijde Boodschap “roepen”. Daarom hebben de synodevaders herinnerd aan de gelukkige uitdrukking die het Heilig Land[d:316] “het vijfde evangelie” noemt. vgl: Propositiones, 51[[[2664|51]]] Hoe belangrijk is het dat er in die plaatsen christelijke gemeenschappen zijn, ondanks de zo grote moeilijkheden! De Bisschoppensynode brengt alle Christenen die in het land van Jezus leven en getuigen van het geloof in de Verrezene, haar diepe nabijheid tot uitdrukking. Hier zijn de Christenen geroepen om niet alleen te dienen als “lichtbaken van geloof voor de universele Kerk, maar ook als zuurdesem van harmonie, wijsheid en evenwicht in het leven van een maatschappij die traditioneel pluralistisch, multi-etnisch en multireligieus is en blijft”. "In het Heilig Land is plaats voor iedereen", 2[[3356|2]] Het Heilig Land blijft ook vandaag nog doel van pelgrimstochten van het christelijk volk als gebaar van gebed en boetedoening, zoals reeds in de oudheid auteurs als de heilige Hiëronymus getuigen. vgl: 108, 14: CSEL 55, p. 324-325[[[1052]]] Hoe meer wij de blik en het hart richten naar het aardse Jeruzalem, des te meer ontbrandt in ons het verlangen naar het hemelse Jeruzalem, het ware doel van iedere pelgrimstocht, en de vurige wens dat de naam van Jezus, in wie alleen het heil is, door allen wordt erkend (Hand. 4, 12)[[b:Hand. 4, 12]].
Referenties naar alinea 89: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 3 Verbum Mundo - Het Woord voor de wereld
- HOOFDSTUK 1 De zending van de Kerk: het Woord van God verkondigen
90
Het Woord van God van de Vader en naar de Vader
De heilige Johannes onderstreept krachtig de fundamentele paradox van het christelijk geloof: enerzijds zegt hij dat “niemand God ooit heeft gezien (Joh. 1, 18)[b:Joh. 1, 18] (1 Joh. 4, 12)[[b:1 Joh. 4, 12]]. Op geen enkele wijze kunnen onze beelden, begrippen of woorden de oneindige werkelijkheid van de Allerhoogste bepalen of meten. Hij blijft de Deus semper maior. Anderzijds zegt hij dat het Woord waarlijk “vlees is geworden” (Joh. 1, 18)[b:Joh. 1, 18]. De eniggeboren Zoon, die altijd rust aan de borst van de Vader, heeft God “die niemand ooit heeft gezien” (Joh. 1, 18)[b:Joh. 1, 18], geopenbaard. Jezus Christus komt tot ons “vol genade en waarheid” (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14], die ons door Hem worden gegeven (Joh. 1, 17)[[b:Joh. 1, 17]]. Immers, “van zijn volheid hebben wij allen ontvangen, genade op genade” (Joh. 1, 16)[b:Joh. 1, 16]. In de Proloog beschouwt de evangelist Johannes het Woord vanaf zijn bij de Vader zijn tot aan zijn menswording, tot aan zijn terugkeer in de schoot van de Vader, daarbij ons mens-zijn, dat Hij voor altijd heeft aangenomen, met zich meenemend. Bij dit uitgaan van de Vader en terugkeren naar Hem is Hij voor ons als het ware degene die over God “vertelt” (Joh. 1, 18)[[b:Joh. 1, 18]].
De Zoon is immers, zegt de heilige Ireneüs van Lyon, ”degene die God openbaart”. IV, 20, 7: PG 7, 1037[[848]] Jezus van Nazareth is, om zo te zeggen, de “exegeet” van God, die “niemand ooit heeft gezien”. “Hij is het beeld van de onzichtbare God” (Kol. 1, 15)[b:Kol. 1, 15]. Hier komt de profetie van Jesaja tot vervulling met betrekking tot de uitwerking van het Woord van de Heer: zoals de regen en de sneeuw uit de hemel neerdalen om de aarde te drenken en haar te doen ontkiemen, zo “keert” het Woord van God ”niet vruchteloos naar Mij terug, maar pas wanneer het heeft gedaan wat Mij behaagt, en alles heeft voltooid, waartoe Ik het heb gezonden” (Jes. 55, 10 v.)[b:Jes. 55, 10 v.]. Jezus Christus is dit definitieve en doeltreffende Woord dat van de Vader is uitgegaan en naar Hem is teruggekeerd en op volmaakte wijze in de wereld zijn wil heeft verwezenlijkt.
De heilige Johannes onderstreept krachtig de fundamentele paradox van het christelijk geloof: enerzijds zegt hij dat “niemand God ooit heeft gezien (Joh. 1, 18)[b:Joh. 1, 18] (1 Joh. 4, 12)[[b:1 Joh. 4, 12]]. Op geen enkele wijze kunnen onze beelden, begrippen of woorden de oneindige werkelijkheid van de Allerhoogste bepalen of meten. Hij blijft de Deus semper maior. Anderzijds zegt hij dat het Woord waarlijk “vlees is geworden” (Joh. 1, 18)[b:Joh. 1, 18]. De eniggeboren Zoon, die altijd rust aan de borst van de Vader, heeft God “die niemand ooit heeft gezien” (Joh. 1, 18)[b:Joh. 1, 18], geopenbaard. Jezus Christus komt tot ons “vol genade en waarheid” (Joh. 1, 14)[b:Joh. 1, 14], die ons door Hem worden gegeven (Joh. 1, 17)[[b:Joh. 1, 17]]. Immers, “van zijn volheid hebben wij allen ontvangen, genade op genade” (Joh. 1, 16)[b:Joh. 1, 16]. In de Proloog beschouwt de evangelist Johannes het Woord vanaf zijn bij de Vader zijn tot aan zijn menswording, tot aan zijn terugkeer in de schoot van de Vader, daarbij ons mens-zijn, dat Hij voor altijd heeft aangenomen, met zich meenemend. Bij dit uitgaan van de Vader en terugkeren naar Hem is Hij voor ons als het ware degene die over God “vertelt” (Joh. 1, 18)[[b:Joh. 1, 18]].
De Zoon is immers, zegt de heilige Ireneüs van Lyon, ”degene die God openbaart”. IV, 20, 7: PG 7, 1037[[848]] Jezus van Nazareth is, om zo te zeggen, de “exegeet” van God, die “niemand ooit heeft gezien”. “Hij is het beeld van de onzichtbare God” (Kol. 1, 15)[b:Kol. 1, 15]. Hier komt de profetie van Jesaja tot vervulling met betrekking tot de uitwerking van het Woord van de Heer: zoals de regen en de sneeuw uit de hemel neerdalen om de aarde te drenken en haar te doen ontkiemen, zo “keert” het Woord van God ”niet vruchteloos naar Mij terug, maar pas wanneer het heeft gedaan wat Mij behaagt, en alles heeft voltooid, waartoe Ik het heb gezonden” (Jes. 55, 10 v.)[b:Jes. 55, 10 v.]. Jezus Christus is dit definitieve en doeltreffende Woord dat van de Vader is uitgegaan en naar Hem is teruggekeerd en op volmaakte wijze in de wereld zijn wil heeft verwezenlijkt.
Referenties naar alinea 90: 1
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
91
Kerk is missie ->=geentekst=
De “Logos” van de hoop aan de wereld verkondigen
Het Woord van God heeft ons het goddelijk leven meegedeeld dat het aanschijn van de aarde verandert door alles nieuw te maken (Openb. 21, 5)[[b:Openb. 21, 5]]. Zijn Woord betrekt ons hierbij niet alleen als ontvangers van de goddelijke openbaring, maar ook als de verkondigers ervan. Hij die door de Vader is gezonden om zijn wil te volbrengen (Joh. 5, 36-38; Joh. 6, 38-40; Joh. 7, 16-18)[[b:Joh. 5, 36-38; Joh. 6, 38-40; Joh. 7, 16-18]], trekt ons naar zich toe en betrekt ons bij zijn leven en zending. De Geest van de Verrezene stelt zo ons leven in staat om het Woord op doeltreffende wijze te verkondigen in heel de wereld. Dit is de ervaring van de eerste christengemeente, die zag hoe het Woord zich uitbreidde door de prediking en het getuigenis (Hand. 6, 7)[[b:Hand. 6, 7]]. Ik zou hier in het bijzonder willen wijzen op het leven van de apostel Paulus, een man die volledig is gegrepen door de Heer (Fil. 3, 12)[[b:Fil. 3, 12]] – “ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij” (Gal. 2, 20)[b:Gal. 2, 20] – en door zijn zending: “Wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig!” (1 Kor. 9, 16)[b:1 Kor. 9, 16], zich ervan bewust dat alles wat in Christus wordt geopenbaard, waarlijk het heil van alle volken is, de bevrijding uit de slavernij van de zonde om binnen te gaan in de vrijheid van de kinderen van God.
Inderdaad, wat de Kerk aan de wereld verkondigt, is de Logos van de hoop (1 Pt. 3, 15)[[b:1 Pt. 3, 15]]; de mens heeft behoefte aan de “grote hoop” om zijn eigen heden te kunnen beleven, de grote hoop die “de God is die een menselijk gelaat heeft en die ons ‘tot het uiterste toe heeft liefgehad’ (Joh. 1, 13)[b:Joh. 1, 13]”. Spe Salvi, 31[[2067|31]] Daarom is de Kerk in wezen missionair. Wij kunnen de woorden van eeuwig leven die ons bij de ontmoeting met Jezus Christus worden gegeven, niet voor ons houden: zij zijn voor allen, voor iedere mens. Iedere persoon van onze tijd, of hij dat nu weet of niet, heeft behoefte aan deze boodschap. Moge de Heer zelf, zoals ten tijde van Amos, onder de mensen een nieuwe honger en een nieuwe dorst naar de woorden van de Heer (Am. 8, 11)[[b:Am. 8, 11]] opwekken. Aan ons de verantwoordelijkheid om wat wij door genade hebben ontvangen, door te geven.
Het Woord van God heeft ons het goddelijk leven meegedeeld dat het aanschijn van de aarde verandert door alles nieuw te maken (Openb. 21, 5)[[b:Openb. 21, 5]]. Zijn Woord betrekt ons hierbij niet alleen als ontvangers van de goddelijke openbaring, maar ook als de verkondigers ervan. Hij die door de Vader is gezonden om zijn wil te volbrengen (Joh. 5, 36-38; Joh. 6, 38-40; Joh. 7, 16-18)[[b:Joh. 5, 36-38; Joh. 6, 38-40; Joh. 7, 16-18]], trekt ons naar zich toe en betrekt ons bij zijn leven en zending. De Geest van de Verrezene stelt zo ons leven in staat om het Woord op doeltreffende wijze te verkondigen in heel de wereld. Dit is de ervaring van de eerste christengemeente, die zag hoe het Woord zich uitbreidde door de prediking en het getuigenis (Hand. 6, 7)[[b:Hand. 6, 7]]. Ik zou hier in het bijzonder willen wijzen op het leven van de apostel Paulus, een man die volledig is gegrepen door de Heer (Fil. 3, 12)[[b:Fil. 3, 12]] – “ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij” (Gal. 2, 20)[b:Gal. 2, 20] – en door zijn zending: “Wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig!” (1 Kor. 9, 16)[b:1 Kor. 9, 16], zich ervan bewust dat alles wat in Christus wordt geopenbaard, waarlijk het heil van alle volken is, de bevrijding uit de slavernij van de zonde om binnen te gaan in de vrijheid van de kinderen van God.
Inderdaad, wat de Kerk aan de wereld verkondigt, is de Logos van de hoop (1 Pt. 3, 15)[[b:1 Pt. 3, 15]]; de mens heeft behoefte aan de “grote hoop” om zijn eigen heden te kunnen beleven, de grote hoop die “de God is die een menselijk gelaat heeft en die ons ‘tot het uiterste toe heeft liefgehad’ (Joh. 1, 13)[b:Joh. 1, 13]”. Spe Salvi, 31[[2067|31]] Daarom is de Kerk in wezen missionair. Wij kunnen de woorden van eeuwig leven die ons bij de ontmoeting met Jezus Christus worden gegeven, niet voor ons houden: zij zijn voor allen, voor iedere mens. Iedere persoon van onze tijd, of hij dat nu weet of niet, heeft behoefte aan deze boodschap. Moge de Heer zelf, zoals ten tijde van Amos, onder de mensen een nieuwe honger en een nieuwe dorst naar de woorden van de Heer (Am. 8, 11)[[b:Am. 8, 11]] opwekken. Aan ons de verantwoordelijkheid om wat wij door genade hebben ontvangen, door te geven.
Referenties naar alinea 91: 2
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=Kerk is missie ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
92
De zending van de Kerk vanuit het Woord van God
De Bisschoppensynode[d:223] heeft opnieuw krachtig de noodzaak bevestigd om in de Kerk het missionaire bewustzijn te versterken dat vanaf de oorsprong in het volk van God aanwezig is. De eerste Christenen hebben hun missionaire verkondiging als een noodzaak beschouwd die voortvloeit uit de natuur zelf van het geloof: de God in wie wij geloven, was de God van allen, de ene en ware God, die zich had geopenbaard in de geschiedenis van Israël en ten slotte in zijn Zoon, en gaf daarmee het antwoord waarop de mensen diep van binnen wachten. De eerste christengemeenten hebben gevoeld dat hun geloof niet deel uitmaakte van een bijzonder cultureel gebruik, dat verschillend is al naar gelang de volkeren, maar behoorde tot het terrein van de waarheid, dat alle mensen op gelijke wijze aangaat.
Het is weer de heilige Paulus die ons met zijn leven de zin van de christelijke zending en haar oorspronkelijke universaliteit illustreert. Wij denken aan de episode die door de Handelingen van de Apostelen wordt verteld over de Areopaag van Athene (Hand. 17, 16-34)[[b:Hand. 17, 16-34]]. De apostel van de heidenvolken gaat de dialoog aan met mensen van verschillende culturen, in het bewustzijn dat het mysterie van God, de Bekende- Onbekende, waarvan iedere mens een perceptie heeft, hoe vaag ook, zich heeft geopenbaard in de geschiedenis: “Wat gij vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen” (Hand. 17, 23)[b:Hand. 17, 23]. De nieuwheid van de christelijke verkondiging is de mogelijkheid om tot alle volkeren te zeggen: “Hij heeft zich geopenbaard. Hij persoonlijk. En nu staat de weg naar Hem open. De nieuwheid van de christelijke boodschap bestaat niet in een gedachte, maar in een feit. Hij heeft zich geopenbaard”. De wortels van de Europese cultuur, 12[[2527|12]]
De Bisschoppensynode[d:223] heeft opnieuw krachtig de noodzaak bevestigd om in de Kerk het missionaire bewustzijn te versterken dat vanaf de oorsprong in het volk van God aanwezig is. De eerste Christenen hebben hun missionaire verkondiging als een noodzaak beschouwd die voortvloeit uit de natuur zelf van het geloof: de God in wie wij geloven, was de God van allen, de ene en ware God, die zich had geopenbaard in de geschiedenis van Israël en ten slotte in zijn Zoon, en gaf daarmee het antwoord waarop de mensen diep van binnen wachten. De eerste christengemeenten hebben gevoeld dat hun geloof niet deel uitmaakte van een bijzonder cultureel gebruik, dat verschillend is al naar gelang de volkeren, maar behoorde tot het terrein van de waarheid, dat alle mensen op gelijke wijze aangaat.
Het is weer de heilige Paulus die ons met zijn leven de zin van de christelijke zending en haar oorspronkelijke universaliteit illustreert. Wij denken aan de episode die door de Handelingen van de Apostelen wordt verteld over de Areopaag van Athene (Hand. 17, 16-34)[[b:Hand. 17, 16-34]]. De apostel van de heidenvolken gaat de dialoog aan met mensen van verschillende culturen, in het bewustzijn dat het mysterie van God, de Bekende- Onbekende, waarvan iedere mens een perceptie heeft, hoe vaag ook, zich heeft geopenbaard in de geschiedenis: “Wat gij vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen” (Hand. 17, 23)[b:Hand. 17, 23]. De nieuwheid van de christelijke verkondiging is de mogelijkheid om tot alle volkeren te zeggen: “Hij heeft zich geopenbaard. Hij persoonlijk. En nu staat de weg naar Hem open. De nieuwheid van de christelijke boodschap bestaat niet in een gedachte, maar in een feit. Hij heeft zich geopenbaard”. De wortels van de Europese cultuur, 12[[2527|12]]
Referenties naar alinea 92: 1
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
93
Het Woord van God en het Rijk van God
Daarom kan de zending van de Kerk niet worden beschouwd als een facultatief of bijkomend iets in het leven van de Kerk. Het gaat erom dat wij de Heilige Geest ons aan Christus zelf gelijkvormig laten maken, door zo aan zijn zending zelf deel te nemen: “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u” (Joh. 20, 21)[b:Joh. 20, 21], zodat wij het Woord met heel ons leven meedelen.
Het is het Woord zelf dat ons naar onze broeders en zusters drijft: het is het Woord dat verlicht, zuivert, bekeert; wij zijn slechts dienaars, Wij dienen dus steeds meer opnieuw de noodzaak en de schoonheid te ontdekken om het Woord te verkondigen voor de komst van het Rijk van God, dat door Christus zelf is gepredikt. Laten wij ons in deze zin opnieuw ervan bewust worden, zoals dat de kerkvaders zo vertrouwd was, dat de verkondiging van het Woord als inhoud het Rijk van God heeft (Mc. 1, 14-15)[[b:Mc. 1, 14-15]], dat de persoon zelf van Jezus is (de autobasileia), zoals Origenes op suggestieve wijze in herinnering roept. vgl: 17,7: PG 13, 1197 B[[[1133]]] vgl: 36: PL 26, 324-325[[[4155]]] De Heer biedt het heil aan de mensen van iedere tijd aan. Wij zien allen hoe noodzakelijk het is dat het licht van Christus ieder terrein van de mensheid verlicht: gezin, school, cultuur, werk, vrije tijd en andere sectoren van het maatschappelijk leven. vgl: Wereld zonder God is in verwarring, 10[[[2609|10]]] Het gaat er niet om een troostend woord te verkondigen, maar een overweldigend woord, dat tot bekering oproept, dat toegang geeft tot de ontmoeting met Hem door wie een nieuwe mensheid opbloeit.
Daarom kan de zending van de Kerk niet worden beschouwd als een facultatief of bijkomend iets in het leven van de Kerk. Het gaat erom dat wij de Heilige Geest ons aan Christus zelf gelijkvormig laten maken, door zo aan zijn zending zelf deel te nemen: “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u” (Joh. 20, 21)[b:Joh. 20, 21], zodat wij het Woord met heel ons leven meedelen.
Het is het Woord zelf dat ons naar onze broeders en zusters drijft: het is het Woord dat verlicht, zuivert, bekeert; wij zijn slechts dienaars, Wij dienen dus steeds meer opnieuw de noodzaak en de schoonheid te ontdekken om het Woord te verkondigen voor de komst van het Rijk van God, dat door Christus zelf is gepredikt. Laten wij ons in deze zin opnieuw ervan bewust worden, zoals dat de kerkvaders zo vertrouwd was, dat de verkondiging van het Woord als inhoud het Rijk van God heeft (Mc. 1, 14-15)[[b:Mc. 1, 14-15]], dat de persoon zelf van Jezus is (de autobasileia), zoals Origenes op suggestieve wijze in herinnering roept. vgl: 17,7: PG 13, 1197 B[[[1133]]] vgl: 36: PL 26, 324-325[[[4155]]] De Heer biedt het heil aan de mensen van iedere tijd aan. Wij zien allen hoe noodzakelijk het is dat het licht van Christus ieder terrein van de mensheid verlicht: gezin, school, cultuur, werk, vrije tijd en andere sectoren van het maatschappelijk leven. vgl: Wereld zonder God is in verwarring, 10[[[2609|10]]] Het gaat er niet om een troostend woord te verkondigen, maar een overweldigend woord, dat tot bekering oproept, dat toegang geeft tot de ontmoeting met Hem door wie een nieuwe mensheid opbloeit.
Referenties naar alinea 93: 1
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
94
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Kerk is missie ->=geentekst=
Als gedoopten zijn wij verantwoordelijk voor de verkondiging
Daar heel het volk van God een “gezonden”volk is, heeft de synode opnieuwbevestigd dat “de zending om het Woordvan God te verkondigen de taak is van alleleerlingen van Jezus Christus als gevolg vanhun doopsel”. Propositiones, 38[[2664|38]] Iedereen die in Christusgelooft, moet zich betrokken voelen bij dezeverantwoordelijkheid die voortkomt uit hetfeit dat men sacramenteel behoort tot hetLichaam van Christus. Dit bewustzijn moetopnieuw worden gewekt in ieder gezin,iedere parochie, gemeenschap, verenigingen kerkelijke beweging. De Kerk is dus alsmysterie van gemeenschap missionair enieder is in zijn eigen levensstaat geroepenom een beslissende bijdrage te leveren aande christelijke verkondiging. vgl: Ripartire da Cristo, (36)[[[4135|(36)]]] Bisschoppen en priesters zijn volgens deeigen zending als eersten geroepen tot eenbestaan dat is gegrepen door de dienst vanhet Woord, om het Evangelie te verkondigen,de Sacramenten te vieren en de gelovigente vormen in een authentieke kennisvan de Schriften. Ook de diakens moetenzich geroepen voelen om volgens hun eigenzending mee te werken aan deze taak vanevangelisatie. Het godgewijde leven schittert in heel degeschiedenis van de Kerk door zijn vermogenom uitdrukkelijk de taak van de verkondigingen de prediking van het Woordvan God op zich te nemen in de missio adgentes en onder de moeilijkste omstandigheden,en is daarbij ook bereid nieuwe situatiesvan evangelisatie onder ogen te ziendoor dapper en moedig nieuwe wegen in teslaan en nieuwe uitdagingen aan te gaanvoor een doeltreffende verkondiging vanhet Woord van God. De leken zijn geroepen om hun profetischetaak uit te oefenen, die rechtstreeks voortvloeituit het Doopsel, en te getuigen vanhet Evangelie in het dagelijkse leven, waarzij zich ook bevinden. Wat dit betreft, hebbende Synodevaders “hun zeer grote achtingen dankbaarheid, evenals hun bemoediging”tot uitdrukking gebracht, “voor dedienst die zovele leken en in het bijzondervrouwen met edelmoedigheid en inzet aande evangelisatie bewijzen in de gemeenschappendie over de hele wereld zijn verspreid,naar het voorbeeld van Maria vanMagdala, de eerste getuige van de vreugdevan Pasen”. Propositiones, 30[[2664|30]] De synode[d:223] erkent bovendienmet dankbaarheid dat de kerkelijke bewegingenen de nieuwe gemeenschappen in deKerk een grote kracht zijn voor de evangelisatiein deze tijd door aan te zetten tot hetontwikkelen van nieuwe vormen van deverkondiging van het Evangelie. vgl: Propositiones, 38[[[2664|38]]]
Daar heel het volk van God een “gezonden”volk is, heeft de synode opnieuwbevestigd dat “de zending om het Woordvan God te verkondigen de taak is van alleleerlingen van Jezus Christus als gevolg vanhun doopsel”. Propositiones, 38[[2664|38]] Iedereen die in Christusgelooft, moet zich betrokken voelen bij dezeverantwoordelijkheid die voortkomt uit hetfeit dat men sacramenteel behoort tot hetLichaam van Christus. Dit bewustzijn moetopnieuw worden gewekt in ieder gezin,iedere parochie, gemeenschap, verenigingen kerkelijke beweging. De Kerk is dus alsmysterie van gemeenschap missionair enieder is in zijn eigen levensstaat geroepenom een beslissende bijdrage te leveren aande christelijke verkondiging. vgl: Ripartire da Cristo, (36)[[[4135|(36)]]] Bisschoppen en priesters zijn volgens deeigen zending als eersten geroepen tot eenbestaan dat is gegrepen door de dienst vanhet Woord, om het Evangelie te verkondigen,de Sacramenten te vieren en de gelovigente vormen in een authentieke kennisvan de Schriften. Ook de diakens moetenzich geroepen voelen om volgens hun eigenzending mee te werken aan deze taak vanevangelisatie. Het godgewijde leven schittert in heel degeschiedenis van de Kerk door zijn vermogenom uitdrukkelijk de taak van de verkondigingen de prediking van het Woordvan God op zich te nemen in de missio adgentes en onder de moeilijkste omstandigheden,en is daarbij ook bereid nieuwe situatiesvan evangelisatie onder ogen te ziendoor dapper en moedig nieuwe wegen in teslaan en nieuwe uitdagingen aan te gaanvoor een doeltreffende verkondiging vanhet Woord van God. De leken zijn geroepen om hun profetischetaak uit te oefenen, die rechtstreeks voortvloeituit het Doopsel, en te getuigen vanhet Evangelie in het dagelijkse leven, waarzij zich ook bevinden. Wat dit betreft, hebbende Synodevaders “hun zeer grote achtingen dankbaarheid, evenals hun bemoediging”tot uitdrukking gebracht, “voor dedienst die zovele leken en in het bijzondervrouwen met edelmoedigheid en inzet aande evangelisatie bewijzen in de gemeenschappendie over de hele wereld zijn verspreid,naar het voorbeeld van Maria vanMagdala, de eerste getuige van de vreugdevan Pasen”. Propositiones, 30[[2664|30]] De synode[d:223] erkent bovendienmet dankbaarheid dat de kerkelijke bewegingenen de nieuwe gemeenschappen in deKerk een grote kracht zijn voor de evangelisatiein deze tijd door aan te zetten tot hetontwikkelen van nieuwe vormen van deverkondiging van het Evangelie. vgl: Propositiones, 38[[[2664|38]]]
Referenties naar alinea 94: 3
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Kerk is missie ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
95
Moedige getuigen voor het Evangelie ->=geentekst=
Kerk is missie ->=geentekst=
Kerk is missie ->=geentekst=
Kerk is missie ->=geentekst=
De noodzaak van de “missio ad gentes”
Wanneer de synodevaders alle gelovigenaansporen tot de verkondiging van het Woord van God, hebben zij opnieuw ookvoor onze tijd de noodzaak bevestigd vaneen vastbesloten inzet voor de missio adgentes. De Kerk kan zich op geen enkelewijze beperken tot een pastoraal van“onderhoud” voor hen die het Evangelie vanChristus reeds kennen. Het missionaire elanis een duidelijk teken van de volwassenheidvan een gemeenschap. Bovendien hebbende Synodevaders krachtig uitdrukking gegevenaan het bewustzijn dat het Woord vanGod de heilzame waarheid is waaraan iederemens in iedere tijd behoefte heeft.Daarom moet de verkondiging explicietzijn. De Kerk moet naar allen toe gaan metde kracht van de Geest (1 Kor. 2, 5)[[b:1 Kor. 2, 5]] enprofetisch het recht en de vrijheid van personenverdedigen om naar het Woord vanGod te luisteren en daarbij de meest doeltreffendemiddelen te zoeken om dit te verkondigen,ook al riskeert men vervolging. vgl: Propositiones, 49[[[2664|49]]]Tegenover allen voelt de Kerk zich verplichthet reddende Woord te verkondigen (Rom. 1, 14)[[b:Rom. 1, 14]].
Wanneer de synodevaders alle gelovigenaansporen tot de verkondiging van het Woord van God, hebben zij opnieuw ookvoor onze tijd de noodzaak bevestigd vaneen vastbesloten inzet voor de missio adgentes. De Kerk kan zich op geen enkelewijze beperken tot een pastoraal van“onderhoud” voor hen die het Evangelie vanChristus reeds kennen. Het missionaire elanis een duidelijk teken van de volwassenheidvan een gemeenschap. Bovendien hebbende Synodevaders krachtig uitdrukking gegevenaan het bewustzijn dat het Woord vanGod de heilzame waarheid is waaraan iederemens in iedere tijd behoefte heeft.Daarom moet de verkondiging explicietzijn. De Kerk moet naar allen toe gaan metde kracht van de Geest (1 Kor. 2, 5)[[b:1 Kor. 2, 5]] enprofetisch het recht en de vrijheid van personenverdedigen om naar het Woord vanGod te luisteren en daarbij de meest doeltreffendemiddelen te zoeken om dit te verkondigen,ook al riskeert men vervolging. vgl: Propositiones, 49[[[2664|49]]]Tegenover allen voelt de Kerk zich verplichthet reddende Woord te verkondigen (Rom. 1, 14)[[b:Rom. 1, 14]].
Referenties naar alinea 95: 5
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=Moedige getuigen voor het Evangelie ->=geentekst=
Kerk is missie ->=geentekst=
Kerk is missie ->=geentekst=
Kerk is missie ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
96
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
De verkondiging en de nieuwe evangelisatie
Paus Johannes Paulus II had in het voetspoor van hetgeen reeds door Paus Paulus VI tot uitdrukking was gebracht in zijn apostolische exhortatie Evangelii Nuntiandi[519] op zeer vele wijzen de gelovigen herinnerd aan de noodzaak van een nieuwe missionaire periode voor heel het volk van God. vgl: Redemptoris Missio[[[4]]] vgl: Novo millennio ineunte, 40[[[9|40]]] Bij het aanbreken van het derde millennium zijn er niet alleen nog zeer vele volkeren die de Blijde Boodschap nog niet hebben leren kennen, maar hebben zeer vele christenen er behoefte aan dat hun op overtuigende wijze het Woord van God opnieuw wordt verkondigd, zodat zij concreet de kracht van het evangelie kunnen ervaren. Vele broeders en zusters zijn “gedoopt”, maar niet voldoende “geëvangeliseerd”. Propositiones, 38[[2664|38]] Dikwijls verliezen naties die eens rijk aan geloof en roepingen waren, de eigen identiteit onder invloed van een geseculariseerde cultuur. vgl: Wereld zonder God is in verwarring, 3[[[2609|3]]] De noodzaak van een nieuwe evangelisatie, die zo sterk werd gevoeld door mijn eerbiedwaardige voorganger, moet zonder vrees opnieuw worden bevestigd, in de zekerheid van de doeltreffendheid van het goddelijk Woord. De Kerk, die overtuigd is van de trouw van haar Heer, wordt nooit moe de blijde boodschap van het Evangelie te verkondigen en nodigt alle christenen uit om de aantrekkingskracht van het volgen van Christus opnieuw te ontdekken.
Paus Johannes Paulus II had in het voetspoor van hetgeen reeds door Paus Paulus VI tot uitdrukking was gebracht in zijn apostolische exhortatie Evangelii Nuntiandi[519] op zeer vele wijzen de gelovigen herinnerd aan de noodzaak van een nieuwe missionaire periode voor heel het volk van God. vgl: Redemptoris Missio[[[4]]] vgl: Novo millennio ineunte, 40[[[9|40]]] Bij het aanbreken van het derde millennium zijn er niet alleen nog zeer vele volkeren die de Blijde Boodschap nog niet hebben leren kennen, maar hebben zeer vele christenen er behoefte aan dat hun op overtuigende wijze het Woord van God opnieuw wordt verkondigd, zodat zij concreet de kracht van het evangelie kunnen ervaren. Vele broeders en zusters zijn “gedoopt”, maar niet voldoende “geëvangeliseerd”. Propositiones, 38[[2664|38]] Dikwijls verliezen naties die eens rijk aan geloof en roepingen waren, de eigen identiteit onder invloed van een geseculariseerde cultuur. vgl: Wereld zonder God is in verwarring, 3[[[2609|3]]] De noodzaak van een nieuwe evangelisatie, die zo sterk werd gevoeld door mijn eerbiedwaardige voorganger, moet zonder vrees opnieuw worden bevestigd, in de zekerheid van de doeltreffendheid van het goddelijk Woord. De Kerk, die overtuigd is van de trouw van haar Heer, wordt nooit moe de blijde boodschap van het Evangelie te verkondigen en nodigt alle christenen uit om de aantrekkingskracht van het volgen van Christus opnieuw te ontdekken.
Referenties naar alinea 96: 2
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
97
"Geroepen om het woord van de waarheid te laten schitteren" (Porta Fidei, 6) * ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Het Woord van God en het christelijk getuigenis
De geweldige horizonten van de kerkelijke zending, de complexiteit van de huidige situatie vragen in deze tijd om nieuwe wegen, teneinde het Woord van God doeltreffend te kunnen verkondigen. De Heilige Geest, die primair de handelende persoon is bij iedere evangelisatie, zal nooit verzuimen om de Kerk van Christus in deze werkzaamheid te leiden. Het is echter belangrijk dat men bij iedere wijze van verkondiging vooral de intrinsieke relatie voor ogen houdt tussen mededeling van het Woord van God en christelijk getuigenis. Daarvan hangt de geloofwaardigheid zelf van de verkondiging af. Enerzijds is het Woord noodzakelijk, dat meedeelt wat de Heer zelf ons heeft gezegd. Anderzijds is het onmisbaar door getuigenis dit Woord geloofwaardigheid te verschaffen, opdat het niet naar voren komt als een mooie filosofie of utopie, maar veeleer als een werkelijkheid die men kan beleven en die doet leven. Deze wederkerigheid tussen Woord en getuigenis verwijst naar de wijze waarop God zelf zich heeft geopenbaard door middel van de menswording van zijn Woord. Het Woord van God bereikt de mensen “door middel van de ontmoeting met getuigen die dit tegenwoordig stellen en levend maken”. Propositiones, 38[[2664|38]] In het bijzonder hebben de nieuwe generaties er behoefte aan om in het Woord van God te worden ingeleid “door de ontmoeting met en het authentieke getuigenis van de volwassene, de positieve invloed van vrienden en het grote gezelschap van de kerkgemeenschap”. Boodschap van de Synodevaders aan het volk van God n.a.v. de Synode over het Woord van God, 12[[2662|12]]
Er is een nauw verband tussen het getuigenis van de Schrift, als getuigenis dat het Woord van God van zichzelf geeft, en het getuigenis van het leven van de gelovigen. Het een impliceert het ander en leidt ertoe. Het christelijk getuigenis deelt het Woord mee waarvan in de Schriften getuigenis wordt afgelegd. De Schriften leggen op hun beurt het getuigenis uit dat de Christenen zijn geroepen met hun eigen leven te geven. Zij die geloofwaardige getuigen van het evangelie ontmoeten, worden zo ertoe gebracht de doeltreffendheid van het Woord van God te constateren in degenen die het ontvangen.
De geweldige horizonten van de kerkelijke zending, de complexiteit van de huidige situatie vragen in deze tijd om nieuwe wegen, teneinde het Woord van God doeltreffend te kunnen verkondigen. De Heilige Geest, die primair de handelende persoon is bij iedere evangelisatie, zal nooit verzuimen om de Kerk van Christus in deze werkzaamheid te leiden. Het is echter belangrijk dat men bij iedere wijze van verkondiging vooral de intrinsieke relatie voor ogen houdt tussen mededeling van het Woord van God en christelijk getuigenis. Daarvan hangt de geloofwaardigheid zelf van de verkondiging af. Enerzijds is het Woord noodzakelijk, dat meedeelt wat de Heer zelf ons heeft gezegd. Anderzijds is het onmisbaar door getuigenis dit Woord geloofwaardigheid te verschaffen, opdat het niet naar voren komt als een mooie filosofie of utopie, maar veeleer als een werkelijkheid die men kan beleven en die doet leven. Deze wederkerigheid tussen Woord en getuigenis verwijst naar de wijze waarop God zelf zich heeft geopenbaard door middel van de menswording van zijn Woord. Het Woord van God bereikt de mensen “door middel van de ontmoeting met getuigen die dit tegenwoordig stellen en levend maken”. Propositiones, 38[[2664|38]] In het bijzonder hebben de nieuwe generaties er behoefte aan om in het Woord van God te worden ingeleid “door de ontmoeting met en het authentieke getuigenis van de volwassene, de positieve invloed van vrienden en het grote gezelschap van de kerkgemeenschap”. Boodschap van de Synodevaders aan het volk van God n.a.v. de Synode over het Woord van God, 12[[2662|12]]
Er is een nauw verband tussen het getuigenis van de Schrift, als getuigenis dat het Woord van God van zichzelf geeft, en het getuigenis van het leven van de gelovigen. Het een impliceert het ander en leidt ertoe. Het christelijk getuigenis deelt het Woord mee waarvan in de Schriften getuigenis wordt afgelegd. De Schriften leggen op hun beurt het getuigenis uit dat de Christenen zijn geroepen met hun eigen leven te geven. Zij die geloofwaardige getuigen van het evangelie ontmoeten, worden zo ertoe gebracht de doeltreffendheid van het Woord van God te constateren in degenen die het ontvangen.
Referenties naar alinea 97: 3
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst="Geroepen om het woord van de waarheid te laten schitteren" (Porta Fidei, 6) * ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
98
In deze wisselwerking tussen getuigenis en Woord begrijpen wij de woorden van Paus Paulus VI in de apostolische exhortatie Evangelii Nuntiandi[519]. Onze verantwoordelijkheid beperkt zich niet ertoe dat wij de wereld waarden voorhouden die wij delen; het is nodig dat men komt tot een expliciete verkondiging van het Woord van God. Alleen zo zullen wij trouw zijn aan de opdracht van Christus: “De Blijde Boodschap, verkondigd door het getuigenis van het leven, zal dus vroeg of laat verkondigd moeten worden door een woord van leven. Er is geen sprake van echte evangelisatie als de naam, het onderricht, het leven, de beloften, het mysterie van Jezus van Nazareth, de Zoon van God, niet wordt verkondigd”. Evangelii Nuntiandi, 22[[519|22]]
Het feit dat de verkondiging van het Woord van God het getuigenis van het eigen leven vereist, is een gegeven dat vanaf de oorsprong heel duidelijk aanwezig is in het christelijk bewustzijn. Christus zelf is de getrouwe en ware getuige (Openb. 1, 5; Openb. 3, 14)[[b:Openb. 1, 5; Openb. 3, 14]] van de Waarheid (Joh. 18, 37)[[b:Joh. 18, 37]]. Wat dit betreft, zou ik de ontelbare getuigenissen willen herhalen die wij mochten horen gedurende de synodevergadering[d:223]. Wij zijn diep geroerd bij het verhaal van hen die het geloof hebben weten te beleven en een schitterend getuigenis van het Evangelie hebben weten te geven, ook onder regimes die het christendom vijandig gezind zijn, of in situaties van vervolging.
Dit alles moet ons geen angst inboezemen. Jezus zelf heeft tot zijn leerlingen gezegd: “Een dienaar staat niet boven zijn heer. Als ze Mij vervolgd hebben, zullen ze u ook vervolgen” (Joh. 15, 20)[b:Joh. 15, 20]. Daarom wens ik met heel de Kerk naar God een lofprijzing te doen opstijgen vanwege het getuigenis van zovele broeders en zusters die ook in onze tijd het leven hebben gegeven om de waarheid van de liefde van God mee te delen, die ons in de gekruisigde en verrezen Christus is geopenbaard. Bovendien breng ik de dankbaarheid van heel de Kerk tot uitdrukking voor de Christenen die niet wijken ten overstaan van de hindernissen en de vervolgingen omwille van het Evangelie. Tegelijkertijd omarmen wij met een gevoel van solidariteit de gelovigen van al die christelijke gemeenschappen, in Azië en Afrika in het bijzonder, die in deze tijd hun leven riskeren of maatschappelijke marginalisering omwille van het geloof. Hier zien wij dat de geest van de zaligsprekingen uit het Evangelie wordt verwezenlijkt voor hen die worden vervolgd omwille van de Heer Jezus (Mt. 5, 11)[[b:Mt. 5, 11]]. Tegelijkertijd houden wij niet op onze stem te verheffen, opdat de regeringen van de naties aan allen vrijheid van geweten en godsdienst garanderen, en ook de vrijheid om openlijk te getuigen van het eigen geloof. vgl: Dignitatis Humanae, 2,7[[[702|2.7]]]
Het feit dat de verkondiging van het Woord van God het getuigenis van het eigen leven vereist, is een gegeven dat vanaf de oorsprong heel duidelijk aanwezig is in het christelijk bewustzijn. Christus zelf is de getrouwe en ware getuige (Openb. 1, 5; Openb. 3, 14)[[b:Openb. 1, 5; Openb. 3, 14]] van de Waarheid (Joh. 18, 37)[[b:Joh. 18, 37]]. Wat dit betreft, zou ik de ontelbare getuigenissen willen herhalen die wij mochten horen gedurende de synodevergadering[d:223]. Wij zijn diep geroerd bij het verhaal van hen die het geloof hebben weten te beleven en een schitterend getuigenis van het Evangelie hebben weten te geven, ook onder regimes die het christendom vijandig gezind zijn, of in situaties van vervolging.
Dit alles moet ons geen angst inboezemen. Jezus zelf heeft tot zijn leerlingen gezegd: “Een dienaar staat niet boven zijn heer. Als ze Mij vervolgd hebben, zullen ze u ook vervolgen” (Joh. 15, 20)[b:Joh. 15, 20]. Daarom wens ik met heel de Kerk naar God een lofprijzing te doen opstijgen vanwege het getuigenis van zovele broeders en zusters die ook in onze tijd het leven hebben gegeven om de waarheid van de liefde van God mee te delen, die ons in de gekruisigde en verrezen Christus is geopenbaard. Bovendien breng ik de dankbaarheid van heel de Kerk tot uitdrukking voor de Christenen die niet wijken ten overstaan van de hindernissen en de vervolgingen omwille van het Evangelie. Tegelijkertijd omarmen wij met een gevoel van solidariteit de gelovigen van al die christelijke gemeenschappen, in Azië en Afrika in het bijzonder, die in deze tijd hun leven riskeren of maatschappelijke marginalisering omwille van het geloof. Hier zien wij dat de geest van de zaligsprekingen uit het Evangelie wordt verwezenlijkt voor hen die worden vervolgd omwille van de Heer Jezus (Mt. 5, 11)[[b:Mt. 5, 11]]. Tegelijkertijd houden wij niet op onze stem te verheffen, opdat de regeringen van de naties aan allen vrijheid van geweten en godsdienst garanderen, en ook de vrijheid om openlijk te getuigen van het eigen geloof. vgl: Dignitatis Humanae, 2,7[[[702|2.7]]]
Referenties naar alinea 98: 1
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Het Woord Gods en de inzet voor de wereld
99
Jezus dienen in de “geringsten van zijn broeders” (Mt. 25,40)
Het goddelijk Woord verlicht het menselijkbestaan en zet de gewetens in bewegingom het eigen leven diepgaand opnieuw tebezien, daar heel de geschiedenis van demensheid valt onder het oordeel van God:“Wanneer de Mensenzoon komt in zijnheerlijkheid en vergezeld van alle engelen,dan zal Hij plaats nemen op zijn troon vanglorie. Alle volken zullen vóór Hem bijeengebrachtworden” (Mt. 25, 31)[b:Mt. 25, 31]. In onze tijdblijven wij vaak oppervlakkig stilstaan bijde waarde van het ogenblik dat voorbijgaat,als was het onbelangrijk voor de toekomst.Het Evangelie herinnert ons integendeeleraan dat ieder ogenblik van ons bestaanbelangrijk is en intens moet worden beleefd,daar men weet dat ieder rekenschap zalmoeten afleggen van het eigen leven. Inhoofdstuk 25 van het Evangelie volgens Matteüsbeschouwt de Mensenzoon als voor zichzelfgedaan of niet gedaan wat wij zullen hebbengedaan of niet gedaan voor een van“geringste broeders” (Mt. 25, 40.45)[b:Mt. 25, 40.45]; “Ik hadhonger en gij hebt Mij te eten gegeven, Ikhad dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven,Ik was vreemdeling en gij hebt Mijopgenomen. Ik was naakt en gij hebt Mijgekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht,Ik was in de gevangenis en gij hebt Mijbezocht” (Mt. 25, 35-36)[b:Mt. 25, 35-36]. Daarom is het hetzelfdeWoord van God dat herinnert aan denoodzaak van onze inzet in de wereld enonze verantwoordelijkheid ten overstaanvan Christus, Heer van de geschiedenis.Laten wij bij de verkondiging van het Evangelieelkaar wederzijds aansporen om hetgoede te doen en ons in te zetten voorgerechtigheid, verzoening en vrede.
Het goddelijk Woord verlicht het menselijkbestaan en zet de gewetens in bewegingom het eigen leven diepgaand opnieuw tebezien, daar heel de geschiedenis van demensheid valt onder het oordeel van God:“Wanneer de Mensenzoon komt in zijnheerlijkheid en vergezeld van alle engelen,dan zal Hij plaats nemen op zijn troon vanglorie. Alle volken zullen vóór Hem bijeengebrachtworden” (Mt. 25, 31)[b:Mt. 25, 31]. In onze tijdblijven wij vaak oppervlakkig stilstaan bijde waarde van het ogenblik dat voorbijgaat,als was het onbelangrijk voor de toekomst.Het Evangelie herinnert ons integendeeleraan dat ieder ogenblik van ons bestaanbelangrijk is en intens moet worden beleefd,daar men weet dat ieder rekenschap zalmoeten afleggen van het eigen leven. Inhoofdstuk 25 van het Evangelie volgens Matteüsbeschouwt de Mensenzoon als voor zichzelfgedaan of niet gedaan wat wij zullen hebbengedaan of niet gedaan voor een van“geringste broeders” (Mt. 25, 40.45)[b:Mt. 25, 40.45]; “Ik hadhonger en gij hebt Mij te eten gegeven, Ikhad dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven,Ik was vreemdeling en gij hebt Mijopgenomen. Ik was naakt en gij hebt Mijgekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht,Ik was in de gevangenis en gij hebt Mijbezocht” (Mt. 25, 35-36)[b:Mt. 25, 35-36]. Daarom is het hetzelfdeWoord van God dat herinnert aan denoodzaak van onze inzet in de wereld enonze verantwoordelijkheid ten overstaanvan Christus, Heer van de geschiedenis.Laten wij bij de verkondiging van het Evangelieelkaar wederzijds aansporen om hetgoede te doen en ons in te zetten voorgerechtigheid, verzoening en vrede.
Referenties naar alinea 99: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
100
Het Woord van God en de inzet voor gerechtigheid
Het Woord van God zet de mens aan tot relaties die worden bezield door rechtschapenheid en gerechtigheid, en getuigt van de kostbare waarde voor God van alle inspanningen van de mens om de wereld eerlijker en bewoonbaarder te maken. vgl: Propositiones, 39[[[2664|39]]] Het is hetzelfde Woord van God dat onrecht ondubbelzinnig aan de kaak stelt en solidariteit en gelijkheid propageert. vgl: Armoede bestrijden, werken aan vrede[[[2763]]] Laten wij dus in het licht van de woorden van de Heer “de tekenen van de tijd”, aanwezig in de geschiedenis, herkennen, niet de inzet uit de weg gaan ten gunste van allen die lijden en het slachtoffer zijn van egoïsme. De synode heeft eraan herinnerd dat de inzet voor de gerechtigheid en de verandering van de wereld essentieel is voor de evangelisatie. Zoals Paus Paulus VI zei, gaat het erom “door de kracht van het evangelie door te dringen tot en als het ware een omwenteling te bewerken in de beoordelingscriteria, de bepalende waarden, de punten die de belangstelling hebben, de denkwijzen, de inspiratiebronnen en levensmodellen van de mensheid, die in strijd zijn met het Woord van God en met zijn heilsplan”. Evangelii Nuntiandi, 19[[519|19]]
Met dit doel hebben de synodevaders in het bijzonder aandacht besteed aan allen die zich inzetten in het politieke en maatschappelijke leven. De evangelisatie en de verspreiding van het Woord van God moet hun activiteit in de wereld inspireren tot het zoeken naar het ware welzijn van allen, met respect en ter bevordering van de waardigheid van iedere persoon. Zeker, het is niet de directe taak van de Kerk om een rechtvaardigere maatschappij te scheppen, ook al komt haar het recht en de plicht toe zich te mengen in ethische en morele kwesties die het welzijn van personen en volken betreffen. Het is vooral de taak van de lekengelovigen, die zijn opgevoed in de school van het evangelie, direct in te grijpen in het maatschappelijke en politieke handelen. Daarom beveelt de synode aan om een gepaste vorming te bevorderen overeenkomstig de principes van de sociale leer van de Kerk[d:48]. vgl: Propositiones, 39[[[2664|39]]]
Het Woord van God zet de mens aan tot relaties die worden bezield door rechtschapenheid en gerechtigheid, en getuigt van de kostbare waarde voor God van alle inspanningen van de mens om de wereld eerlijker en bewoonbaarder te maken. vgl: Propositiones, 39[[[2664|39]]] Het is hetzelfde Woord van God dat onrecht ondubbelzinnig aan de kaak stelt en solidariteit en gelijkheid propageert. vgl: Armoede bestrijden, werken aan vrede[[[2763]]] Laten wij dus in het licht van de woorden van de Heer “de tekenen van de tijd”, aanwezig in de geschiedenis, herkennen, niet de inzet uit de weg gaan ten gunste van allen die lijden en het slachtoffer zijn van egoïsme. De synode heeft eraan herinnerd dat de inzet voor de gerechtigheid en de verandering van de wereld essentieel is voor de evangelisatie. Zoals Paus Paulus VI zei, gaat het erom “door de kracht van het evangelie door te dringen tot en als het ware een omwenteling te bewerken in de beoordelingscriteria, de bepalende waarden, de punten die de belangstelling hebben, de denkwijzen, de inspiratiebronnen en levensmodellen van de mensheid, die in strijd zijn met het Woord van God en met zijn heilsplan”. Evangelii Nuntiandi, 19[[519|19]]
Met dit doel hebben de synodevaders in het bijzonder aandacht besteed aan allen die zich inzetten in het politieke en maatschappelijke leven. De evangelisatie en de verspreiding van het Woord van God moet hun activiteit in de wereld inspireren tot het zoeken naar het ware welzijn van allen, met respect en ter bevordering van de waardigheid van iedere persoon. Zeker, het is niet de directe taak van de Kerk om een rechtvaardigere maatschappij te scheppen, ook al komt haar het recht en de plicht toe zich te mengen in ethische en morele kwesties die het welzijn van personen en volken betreffen. Het is vooral de taak van de lekengelovigen, die zijn opgevoed in de school van het evangelie, direct in te grijpen in het maatschappelijke en politieke handelen. Daarom beveelt de synode aan om een gepaste vorming te bevorderen overeenkomstig de principes van de sociale leer van de Kerk[d:48]. vgl: Propositiones, 39[[[2664|39]]]
Referenties naar alinea 100: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
101
Bovendien wens ik de aandacht van allen te vestigen op het belang van het verdedigen en bevorderen van de mensenrechten van iedere persoon, die gebaseerd zijn op het natuurrecht, dat staat geschreven in het hart van de mens, en die als zodanig “universeel, onschendbaar, onvervreemdbaar zijn”. Pacem in Terris, 145[[53|145]] De Kerk wenst dat door middel van de bevestiging van deze rechten de menselijke waardigheid meer doeltreffend wordt erkend en universeel wordt bevorderd, vgl: Centesimus Annus, 47[[[3|47]]] vgl: De waardigheid van de menselijke persoon als grondslag voor rechtvaardigheid en vrede , 13[[[1942|13]]] als kenmerk dat door God de Schepper is geprent in zijn schepsel, dat door Jezus Christus is aangenomen en verlost door middel van zijn menswording, dood en verrijzenis. Daarom kan de verspreiding van het Woord van God niet anders dan de bevestiging van het respecteren van deze rechten versterken. vgl: Compendium van de Sociale Leer van de Kerk, 152-159[[[769|152-159]]]
Referenties naar alinea 101: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
102
De verkondiging van het Woord, de verzoening en de vrede tussen de volkeren
Onder de vele terreinen van inzet heeft de synode[d:223] vurig het bevorderen aanbevolen van de verzoening en de vrede. In de hedendaagse context is het meer dan ooit noodzakelijk het Woord van God opnieuw te ontdekken als bron van verzoening en vrede, omdat daarin God alles met zich verzoent (2 Kor. 5, 18-20; Ef. 1, 10)[[b:2 Kor. 5, 18-20; Ef. 1, 10]]: Christus “is onze vrede” (Ef. 2, 14)[b:Ef. 2, 14], Hij die de muren die scheiden, slecht. Zeer veel getuigenissen op de synode hebben de ernstige en bloedige conflicten die er op onze planeet aanwezig zijn, met bewijzen gestaafd. Soms schijnen deze vijandelijkheden het uiterlijk aan te nemen van een interreligieus conflict. Ik wil nogmaals opnieuw bevestigen dat religie nooit onverdraagzaamheid of oorlogen kan rechtvaardigen. Men mag geen geweld gebruiken in de naam van God! vgl: De menselijke persoon - hart van de vrede, 10[[[1582|10]]] Iedere religie zou moeten aanzetten tot een correct gebruik van de rede en ethische waarden moeten bevorderen die een beschaafde samenleving opbouwen.
Laten katholieken en alle mensen van goede wil, trouw aan het werk van verzoening dat door God in de gekruisigde en verrezen Jezus Christus tot stand is gebracht, zich ervoor inzetten voorbeelden van verzoening te geven om een rechtvaardige en vreedzame maatschappij tot stand te brengen. vgl: Propositiones, 8[[[2664|8]]] Laten wij nooit vergeten dat “daar waar menselijke waarden machteloos worden, omdat het tragische lawaai van geweld en wapens overheerst, de profetische kracht van het Woord van God niet minder wordt en ons herhaalt dat de vrede mogelijk is en dat wij instrumenten moeten zijn van verzoening en vrede”. vgl: Tijdens de Tweede Vespers van het liturgische feest van de Bekering van de H. Apostel Paulus ter afsluiting van de 101e Internationale Bidweek voor de Eenheid van de Christenen, 5[[[2831|5]]]
Onder de vele terreinen van inzet heeft de synode[d:223] vurig het bevorderen aanbevolen van de verzoening en de vrede. In de hedendaagse context is het meer dan ooit noodzakelijk het Woord van God opnieuw te ontdekken als bron van verzoening en vrede, omdat daarin God alles met zich verzoent (2 Kor. 5, 18-20; Ef. 1, 10)[[b:2 Kor. 5, 18-20; Ef. 1, 10]]: Christus “is onze vrede” (Ef. 2, 14)[b:Ef. 2, 14], Hij die de muren die scheiden, slecht. Zeer veel getuigenissen op de synode hebben de ernstige en bloedige conflicten die er op onze planeet aanwezig zijn, met bewijzen gestaafd. Soms schijnen deze vijandelijkheden het uiterlijk aan te nemen van een interreligieus conflict. Ik wil nogmaals opnieuw bevestigen dat religie nooit onverdraagzaamheid of oorlogen kan rechtvaardigen. Men mag geen geweld gebruiken in de naam van God! vgl: De menselijke persoon - hart van de vrede, 10[[[1582|10]]] Iedere religie zou moeten aanzetten tot een correct gebruik van de rede en ethische waarden moeten bevorderen die een beschaafde samenleving opbouwen.
Laten katholieken en alle mensen van goede wil, trouw aan het werk van verzoening dat door God in de gekruisigde en verrezen Jezus Christus tot stand is gebracht, zich ervoor inzetten voorbeelden van verzoening te geven om een rechtvaardige en vreedzame maatschappij tot stand te brengen. vgl: Propositiones, 8[[[2664|8]]] Laten wij nooit vergeten dat “daar waar menselijke waarden machteloos worden, omdat het tragische lawaai van geweld en wapens overheerst, de profetische kracht van het Woord van God niet minder wordt en ons herhaalt dat de vrede mogelijk is en dat wij instrumenten moeten zijn van verzoening en vrede”. vgl: Tijdens de Tweede Vespers van het liturgische feest van de Bekering van de H. Apostel Paulus ter afsluiting van de 101e Internationale Bidweek voor de Eenheid van de Christenen, 5[[[2831|5]]]
Referenties naar alinea 102: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
103
Het Woord van God en de werkdadige liefde
De inzet voor gerechtigheid, verzoening en vrede vindt zijn uiteindelijke wortel en zijn vervulling in de liefde die ons is geopenbaard in Christus. Door te luisteren naar de getuigenissen die op de synode[d:223] naar voren zijn gekomen, zijn wij alerter geworden op het verband dat er bestaat tussen het liefdevol luisteren naar het Woord van God en de belangeloze dienst aan de broeders en zusters; laten alle gelovigen de noodzaak begrijpen “het aanhoorde woord in daden van liefde te vertalen, omdat alleen zó de verkondiging van het Evangelie geloofwaardig wordt, ondanks de menselijke broosheid die de personen kenmerkt”. Het luisteren naar het Woord van God ter vernieuwing van de Kerk, 5[[2663|5]] Jezus ging in deze wereld weldoende rond (Hand. 10, 38)[[b:Hand. 10, 38]]. Door bereidwillig naar het Woord van God te luisteren in de Kerk “wordt de liefde en de gerechtigheid gewekt jegens allen, vooral jegens de armen”. Propositiones, 11[[2664|11]] Men moet nooit vergeten dat “de liefde – caritas – altijd nodig zal zijn, ook in de meest rechtvaardige samenleving (...) Wie de liefde zou willen afschaffen, is bezig de mens als mens af te schaffen”. b[[715|28]] Daarom spoor ik alle gelovigen aan om dikwijls de hymne aan de liefde te overdenken die door de apostel Paulus is geschreven, en zich hierdoor te laten inspireren: “De liefde is lankmoedig en goedertieren; de liefde is niet afgunstig, zij praalt niet, zij beeldt zich niets in. Zij geeft niet om schone schijn, zij zoekt zichzelf niet, zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan. Zij verheugt zich niet over onrecht, maar vindt haar vreugde in de waarheid. Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles duldt zij. De liefde vergaat nimmer” (1 Kor. 13, 4-8)[b:1 Kor. 13, 4-8].
De naastenliefde, die geworteld is in de liefde van God, vraagt dus onze voortdurende inzet als individu en als plaatselijke en universele kerkgemeenschap. De heilige Augustinus zegt: “Het is essentieel te begrijpen dat de volheid van het Woord, zoals van alle Schriften, de liefde is (...) Wie dus gelooft de Schriften te hebben begrepen, of minstens enkele ervan, zonder zich ervoor in te zetten om door middel van zijn verstand deze dubbele liefde tot God en de naaste te realiseren, laat zien dat hij ze nog niet heeft begrepen”. I, 35, 39-36, 40: PL 34, 34[[2077]]
De inzet voor gerechtigheid, verzoening en vrede vindt zijn uiteindelijke wortel en zijn vervulling in de liefde die ons is geopenbaard in Christus. Door te luisteren naar de getuigenissen die op de synode[d:223] naar voren zijn gekomen, zijn wij alerter geworden op het verband dat er bestaat tussen het liefdevol luisteren naar het Woord van God en de belangeloze dienst aan de broeders en zusters; laten alle gelovigen de noodzaak begrijpen “het aanhoorde woord in daden van liefde te vertalen, omdat alleen zó de verkondiging van het Evangelie geloofwaardig wordt, ondanks de menselijke broosheid die de personen kenmerkt”. Het luisteren naar het Woord van God ter vernieuwing van de Kerk, 5[[2663|5]] Jezus ging in deze wereld weldoende rond (Hand. 10, 38)[[b:Hand. 10, 38]]. Door bereidwillig naar het Woord van God te luisteren in de Kerk “wordt de liefde en de gerechtigheid gewekt jegens allen, vooral jegens de armen”. Propositiones, 11[[2664|11]] Men moet nooit vergeten dat “de liefde – caritas – altijd nodig zal zijn, ook in de meest rechtvaardige samenleving (...) Wie de liefde zou willen afschaffen, is bezig de mens als mens af te schaffen”. b[[715|28]] Daarom spoor ik alle gelovigen aan om dikwijls de hymne aan de liefde te overdenken die door de apostel Paulus is geschreven, en zich hierdoor te laten inspireren: “De liefde is lankmoedig en goedertieren; de liefde is niet afgunstig, zij praalt niet, zij beeldt zich niets in. Zij geeft niet om schone schijn, zij zoekt zichzelf niet, zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan. Zij verheugt zich niet over onrecht, maar vindt haar vreugde in de waarheid. Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles duldt zij. De liefde vergaat nimmer” (1 Kor. 13, 4-8)[b:1 Kor. 13, 4-8].
De naastenliefde, die geworteld is in de liefde van God, vraagt dus onze voortdurende inzet als individu en als plaatselijke en universele kerkgemeenschap. De heilige Augustinus zegt: “Het is essentieel te begrijpen dat de volheid van het Woord, zoals van alle Schriften, de liefde is (...) Wie dus gelooft de Schriften te hebben begrepen, of minstens enkele ervan, zonder zich ervoor in te zetten om door middel van zijn verstand deze dubbele liefde tot God en de naaste te realiseren, laat zien dat hij ze nog niet heeft begrepen”. I, 35, 39-36, 40: PL 34, 34[[2077]]
Referenties naar alinea 103: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
104
Aan de deelnemers van het Nationale Jongerenfestival ->=geentekst=
De verkondiging van het Woord van God aan de jongeren
De synode[d:223] heeft in het bijzonder aandacht geschonken aan de verkondiging van het goddelijk Woord aan de nieuwe generaties. De jongeren zijn vanaf nu al actieve leden van de Kerk en vertegenwoordigen de toekomst ervan. In hen vinden wij vaak een spontane openheid voor het luisteren naar het Woord van God en een oprecht verlangen om Jezus te leren kennen. In de jeugd komen immers onbedwingbaar en oprecht de vragen naar boven over de zin van het eigen leven en over welke richting er moet worden gegeven aan het eigen bestaan. Op deze vragen weet alleen God een werkelijk antwoord te geven. Deze aandacht voor de wereld van de jongeren impliceert de moed van een duidelijke verkondiging; wij moeten de jongeren helpen vertrouwen in en vertrouwdheid met de Heilige Schrift te krijgen. vgl: Dat zij jullie leert het Woord van God te ontvangen, 5[[[831|5]]] Daarom hebben zij behoefte aan getuigen en leermeesters die met hen meegaan en hen ertoe brengen het evangelie lief te hebben en het op hun beurt mee te delen, vooral aan hun leeftijdgenoten, waarbij zij zelf authentieke en geloofwaardige verkondigers worden. vgl: Propositiones, 34[[[2664|34]]]
Het is nodig dat het goddelijk Woord ook wordt gepresenteerd in de implicaties voor een bepaalde roeping, zodat daardoor de jongeren worden geholpen en geïnformeerd in hun levenskeuzes, ook in de richting van een totale toewijding. vgl: Propositiones, 34[[[2664|34]]] Authentieke roepingen tot het godgewijde leven en het priesterschap hebben een gunstige voedingsbodem in het trouwe contact met het Woord van God. Ik herhaal ook vandaag nog de uitnodiging die ik aan het begin van mijn pontificaat heb gedaan, om de deuren voor Christus wijd te openen: “Wie Christus binnenlaat, verliest niets, niets – absoluut niets van wat het leven vrij, mooi en groots maakt. Nee! Alleen in deze vriendschap worden de deuren wagenwijd geopend. Alleen in deze vriendschap openen zich werkelijk de grote mogelijkheden van het menselijk bestaan (...) Beste jongeren, wees niet langer bang voor Christus! Hij neemt niets af en geeft alles. Wie zich aan Hem geeft, ontvangt het honderdvoudige. Ja, open, open wagenwijd de deuren voor Christus – en jullie zullen het ware leven vinden”. Zoals Jezus wil ik een herder zijn, zoals Petrus een visser van mensen, 7[[498|7]]
De synode[d:223] heeft in het bijzonder aandacht geschonken aan de verkondiging van het goddelijk Woord aan de nieuwe generaties. De jongeren zijn vanaf nu al actieve leden van de Kerk en vertegenwoordigen de toekomst ervan. In hen vinden wij vaak een spontane openheid voor het luisteren naar het Woord van God en een oprecht verlangen om Jezus te leren kennen. In de jeugd komen immers onbedwingbaar en oprecht de vragen naar boven over de zin van het eigen leven en over welke richting er moet worden gegeven aan het eigen bestaan. Op deze vragen weet alleen God een werkelijk antwoord te geven. Deze aandacht voor de wereld van de jongeren impliceert de moed van een duidelijke verkondiging; wij moeten de jongeren helpen vertrouwen in en vertrouwdheid met de Heilige Schrift te krijgen. vgl: Dat zij jullie leert het Woord van God te ontvangen, 5[[[831|5]]] Daarom hebben zij behoefte aan getuigen en leermeesters die met hen meegaan en hen ertoe brengen het evangelie lief te hebben en het op hun beurt mee te delen, vooral aan hun leeftijdgenoten, waarbij zij zelf authentieke en geloofwaardige verkondigers worden. vgl: Propositiones, 34[[[2664|34]]]
Het is nodig dat het goddelijk Woord ook wordt gepresenteerd in de implicaties voor een bepaalde roeping, zodat daardoor de jongeren worden geholpen en geïnformeerd in hun levenskeuzes, ook in de richting van een totale toewijding. vgl: Propositiones, 34[[[2664|34]]] Authentieke roepingen tot het godgewijde leven en het priesterschap hebben een gunstige voedingsbodem in het trouwe contact met het Woord van God. Ik herhaal ook vandaag nog de uitnodiging die ik aan het begin van mijn pontificaat heb gedaan, om de deuren voor Christus wijd te openen: “Wie Christus binnenlaat, verliest niets, niets – absoluut niets van wat het leven vrij, mooi en groots maakt. Nee! Alleen in deze vriendschap worden de deuren wagenwijd geopend. Alleen in deze vriendschap openen zich werkelijk de grote mogelijkheden van het menselijk bestaan (...) Beste jongeren, wees niet langer bang voor Christus! Hij neemt niets af en geeft alles. Wie zich aan Hem geeft, ontvangt het honderdvoudige. Ja, open, open wagenwijd de deuren voor Christus – en jullie zullen het ware leven vinden”. Zoals Jezus wil ik een herder zijn, zoals Petrus een visser van mensen, 7[[498|7]]
Referenties naar alinea 104: 2
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=Aan de deelnemers van het Nationale Jongerenfestival ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
105
Migratie en nieuwe evangelisatie ->=geentekst=
De verkondiging van het Woord van God en de migranten
Het Woord van God maakt ons oplettend ten opzichte van de geschiedenis en van hetgeen er daarin aan nieuws ontkiemt. Daarom heeft de synode in verband met de zending van de Kerk om te evangeliseren ook aandacht besteed aan het complexe verschijnsel van de migratiebewegingen, dat in deze jaren ongehoorde proporties heeft aangenomen. Hier komen zeer delicate kwesties naar voren betreffende de veiligheid van de naties en de opvang die moet worden geboden aan allen die een toevlucht, betere levensomstandigheden, gezondheid en werk zoeken. Een groot aantal personen die Christus niet kennen of een niet adequaat beeld van Hem hebben, vestigen zich in landen met een christelijke traditie. Tegelijkertijd emigreren personen die behoren tot volken die diepgaand worden gekenmerkt door het christelijk geloof, naar landen waar het nodig is de boodschap van Christus en een nieuwe evangelisatie te brengen. Deze situaties bieden nieuwe mogelijkheden voor de verspreiding van het Woord van God. Met dit doel hebben de synodevaders gezegd dat migranten het recht hebben om het kerygma te horen dat hun wordt voorgehouden, niet opgelegd. Als het Christenen zijn, hebben zij een adequate assistentie nodig bij de versterking van hun geloof en om zelf brengers van de evangelische boodschap te zijn. Zich bewust van de complexiteit van het verschijnsel moeten de betreffende bisdommen in actie komen, opdat de migratiebewegingen ook worden opgevat als een mogelijkheid om nieuwe wijzen van aanwezigheid en verkondiging te ontdekken en opdat, al naar gelang de mogelijkheden van de betreffende bisdommen, voorzien kan worden in adequate opvang en bezieling van deze broeders en zusters van ons. Op deze manier kunnen zijzelf, geraakt door de Blijde Boodschap, verkondigers worden van het Woord van God en getuigen van de verrezen Christus, hoop van de wereld. vgl: Propositiones, 38[[[2664|38]]]
Het Woord van God maakt ons oplettend ten opzichte van de geschiedenis en van hetgeen er daarin aan nieuws ontkiemt. Daarom heeft de synode in verband met de zending van de Kerk om te evangeliseren ook aandacht besteed aan het complexe verschijnsel van de migratiebewegingen, dat in deze jaren ongehoorde proporties heeft aangenomen. Hier komen zeer delicate kwesties naar voren betreffende de veiligheid van de naties en de opvang die moet worden geboden aan allen die een toevlucht, betere levensomstandigheden, gezondheid en werk zoeken. Een groot aantal personen die Christus niet kennen of een niet adequaat beeld van Hem hebben, vestigen zich in landen met een christelijke traditie. Tegelijkertijd emigreren personen die behoren tot volken die diepgaand worden gekenmerkt door het christelijk geloof, naar landen waar het nodig is de boodschap van Christus en een nieuwe evangelisatie te brengen. Deze situaties bieden nieuwe mogelijkheden voor de verspreiding van het Woord van God. Met dit doel hebben de synodevaders gezegd dat migranten het recht hebben om het kerygma te horen dat hun wordt voorgehouden, niet opgelegd. Als het Christenen zijn, hebben zij een adequate assistentie nodig bij de versterking van hun geloof en om zelf brengers van de evangelische boodschap te zijn. Zich bewust van de complexiteit van het verschijnsel moeten de betreffende bisdommen in actie komen, opdat de migratiebewegingen ook worden opgevat als een mogelijkheid om nieuwe wijzen van aanwezigheid en verkondiging te ontdekken en opdat, al naar gelang de mogelijkheden van de betreffende bisdommen, voorzien kan worden in adequate opvang en bezieling van deze broeders en zusters van ons. Op deze manier kunnen zijzelf, geraakt door de Blijde Boodschap, verkondigers worden van het Woord van God en getuigen van de verrezen Christus, hoop van de wereld. vgl: Propositiones, 38[[[2664|38]]]
Referenties naar alinea 105: 2
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=Migratie en nieuwe evangelisatie ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
106
Gedurende de werkzaamheden van de vergadering is de aandacht van de synodevaders ook gegaan naar de noodzaak om het Woord van God te verkondigen aan al degenen die zich bevinden in een toestand van fysiek, psychisch of spiritueel lijden. Immers, op het ogenblik van pijn komen in het hart heviger de ultieme vragen over de zin van het eigen leven op. Als het woord van de mens lijkt te verstommen voor het mysterie van het kwaad en de pijn en onze maatschappij alleen waarde lijkt te hechten aan het bestaan, als het beantwoordt aan bepaalde niveaus van doelmatigheid, dan onthult het Woord van God ons dat ook deze omstandigheden op mysterieuze wijze worden “omarmd” door de tederheid van God. Het geloof, dat voortkomt uit de ontmoeting met het goddelijk Woord, helpt ons het menselijk leven het waard te achten om in zijn volheid te worden geleefd, ook al wordt het verzwakt door ziekte. God heeft de mens geschapen voor het geluk en het leven, terwijl ziekte en dood in de wereld hun intrede hebben gedaan als gevolg van de zonde (Wijsh. 2, 23-24)[[b:Wijsh. 2, 23-24]]. De Vader van het leven is echter de arts van de mens bij uitstek en Hij houdt niet op zich liefdevol over de lijdende mensheid te buigen. Het toppunt van Gods nabijheid in het lijden van de mensheid zien wij in Jezus zelf, die “het mensgeworden Woord is. Hij heeft met ons geleden, Hij is gestorven. Met zijn lijden en dood heeft Hij onze zwakheid aangenomen en deze ten diepste veranderd.” Bij gelegenheid van de 17e Wereldziekendag, (3)[[4193|(3)]]
De nabijheid van Jezus bij de lijdenden is ononderbroken: zij zet zich voort in de tijd dankzij de werking van de Heilige Geest in de zending van de Kerk, in het Woord en in de Sacramenten, in de mensen van goede wil, in de zorg die de gemeenschappen met broederlijke liefde bevorderen en zo het ware gezicht van God en zijn liefde laten zien. De synode dankt God voor het lichtende, vaak verborgen getuigenis van zovele Christenen – priesters, religieuzen en leken – die hun handen, ogen en harten hebben geleend aan Christus, de ware arts van lichaam en ziel, en dit blijven doen! Zij spoort vervolgens ertoe aan om zorg te blijven dragen voor de zieke mens door aan hem de leven schenkende tegenwoordigheid van de Heer Jezus in het Woord en in de eucharistie te brengen. Mogen zij worden geholpen om de Schrift te lezen en te ontdekken dat zij juist in hun toestand op een bijzondere wijze deel kunnen hebben aan het verlossend lijden van Christus voor het heil van de wereld (2 Kor. 4, 8-11.14)[[b:2 Kor. 4, 8-11.14]]. vgl: Propositiones, 35[[[2664|35]]]
De nabijheid van Jezus bij de lijdenden is ononderbroken: zij zet zich voort in de tijd dankzij de werking van de Heilige Geest in de zending van de Kerk, in het Woord en in de Sacramenten, in de mensen van goede wil, in de zorg die de gemeenschappen met broederlijke liefde bevorderen en zo het ware gezicht van God en zijn liefde laten zien. De synode dankt God voor het lichtende, vaak verborgen getuigenis van zovele Christenen – priesters, religieuzen en leken – die hun handen, ogen en harten hebben geleend aan Christus, de ware arts van lichaam en ziel, en dit blijven doen! Zij spoort vervolgens ertoe aan om zorg te blijven dragen voor de zieke mens door aan hem de leven schenkende tegenwoordigheid van de Heer Jezus in het Woord en in de eucharistie te brengen. Mogen zij worden geholpen om de Schrift te lezen en te ontdekken dat zij juist in hun toestand op een bijzondere wijze deel kunnen hebben aan het verlossend lijden van Christus voor het heil van de wereld (2 Kor. 4, 8-11.14)[[b:2 Kor. 4, 8-11.14]]. vgl: Propositiones, 35[[[2664|35]]]
Referenties naar alinea 106: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
107
De verkondiging van het Woord van God en de armen
De Heilige Schrift laat de bijzondere liefde van God zien voor de armen en de behoeftigen (Mt. 25, 31-46)[[b:Mt. 25, 31-46]]. Herhaaldelijk hebben de synodevaders gewezen op de noodzaak dat de evangelische boodschap, de inzet van herders en gemeenschappen gericht moeten zijn op deze broeders en zusters van ons. Inderdaad, “de eersten die recht hebben op de verkondiging van het evangelie zijn nu juist de armen, die niet alleen behoefte hebben aan brood, maar ook aan woorden van leven”. Propositiones, 11[[2664|11]] Het dienstwerk van de naastenliefde, dat nooit mag ontbreken in onze Kerk, moet altijd verbonden zijn met de verkondiging van het Woord en de viering van de heilige geheimen. vgl: Deus Caritas Est, 25[[[715|25]]] Tegelijkertijd is het nodig het feit te erkennen en te beklemtonen dat de armen zelf ook handelende personen bij de evangelisatie zijn. In de Bijbel is de ware arme hij die zich geheel toevertrouwt aan God, en Jezus zelf noemt hen in het Evangelie zalig, “want aan hen behoort het Rijk der hemelen” (Mt. 5, 31)[b:Mt. 5, 31] (Lc. 6, 20)[[b:Lc. 6, 20]]. De Heer prijst de eenvoud van hart van hem die in God de ware rijkdom erkent, op Hem zijn hoop stelt en niet op de goederen van deze wereld. De Kerk mag de armen niet teleurstellen: “De herders zijn geroepen om naar hen te luisteren, om van hen te leren, om hen in hun geloof te leiden en hen te motiveren om hun eigen geschiedenis in handen te nemen”. Propositiones, 11[[2664|11]]
De Kerk weet dat er naast een armoede die als deugd moet worden beoefend en waarvoor men kiest, zoals vele heiligen hebben gedaan, er tevens een miserie bestaat, dikwijls het gevolg van ongerechtigheid voorkomend uit egoïsme; een miserie die zich kenmerkt door gebrek en honger en die de voedingsbodem is van conflicten. Wanneer de Kerk het Woord van God verkondigt, weet zij dat het nodig is een “deugdzame cirkel” te bevorderen tussen een armoede “waarvoor men moet kiezen” en een armoede “die men moet bestrijden” door “de soberheid en solidariteit als evangelische en tegelijkertijd universele waarden opnieuw te ontdekken (...) Dit brengt keuzes voor gerechtigheid en solidariteit met zich mee”. Hoogfeest van Maria, Moeder van God en de 42e Werelddag voor de Vrede, 7[[2802|7]]
De Heilige Schrift laat de bijzondere liefde van God zien voor de armen en de behoeftigen (Mt. 25, 31-46)[[b:Mt. 25, 31-46]]. Herhaaldelijk hebben de synodevaders gewezen op de noodzaak dat de evangelische boodschap, de inzet van herders en gemeenschappen gericht moeten zijn op deze broeders en zusters van ons. Inderdaad, “de eersten die recht hebben op de verkondiging van het evangelie zijn nu juist de armen, die niet alleen behoefte hebben aan brood, maar ook aan woorden van leven”. Propositiones, 11[[2664|11]] Het dienstwerk van de naastenliefde, dat nooit mag ontbreken in onze Kerk, moet altijd verbonden zijn met de verkondiging van het Woord en de viering van de heilige geheimen. vgl: Deus Caritas Est, 25[[[715|25]]] Tegelijkertijd is het nodig het feit te erkennen en te beklemtonen dat de armen zelf ook handelende personen bij de evangelisatie zijn. In de Bijbel is de ware arme hij die zich geheel toevertrouwt aan God, en Jezus zelf noemt hen in het Evangelie zalig, “want aan hen behoort het Rijk der hemelen” (Mt. 5, 31)[b:Mt. 5, 31] (Lc. 6, 20)[[b:Lc. 6, 20]]. De Heer prijst de eenvoud van hart van hem die in God de ware rijkdom erkent, op Hem zijn hoop stelt en niet op de goederen van deze wereld. De Kerk mag de armen niet teleurstellen: “De herders zijn geroepen om naar hen te luisteren, om van hen te leren, om hen in hun geloof te leiden en hen te motiveren om hun eigen geschiedenis in handen te nemen”. Propositiones, 11[[2664|11]]
De Kerk weet dat er naast een armoede die als deugd moet worden beoefend en waarvoor men kiest, zoals vele heiligen hebben gedaan, er tevens een miserie bestaat, dikwijls het gevolg van ongerechtigheid voorkomend uit egoïsme; een miserie die zich kenmerkt door gebrek en honger en die de voedingsbodem is van conflicten. Wanneer de Kerk het Woord van God verkondigt, weet zij dat het nodig is een “deugdzame cirkel” te bevorderen tussen een armoede “waarvoor men moet kiezen” en een armoede “die men moet bestrijden” door “de soberheid en solidariteit als evangelische en tegelijkertijd universele waarden opnieuw te ontdekken (...) Dit brengt keuzes voor gerechtigheid en solidariteit met zich mee”. Hoogfeest van Maria, Moeder van God en de 42e Werelddag voor de Vrede, 7[[2802|7]]
Referenties naar alinea 107: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
108
Het Woord van God en de bescherming van de schepping
De inzet in de wereld die door het goddelijk Woord wordt gevraagd, zet ons ertoe aan om met nieuwe ogen te kijken naar de hele kosmos, die door God is geschapen en reeds de sporen in zich draagt van het Woord, waardoor alles is geschapen (Joh. 1, 2)[[b:Joh. 1, 2]]. Er is inderdaad een verantwoordelijkheid die wij als gelovigen en verkondigers van het evangelie hebben, ook ten opzichte van de schepping. Terwijl de openbaring ons het plan van God aangaande de kosmos bekend maakt, brengt zij ons ook ertoe om verkeerde gedragingen van de mens aan de kaak te stellen, wanneer hij niet alles beschouwt als een weerspiegeling van de Schepper, maar als pure materie, die zonder scrupules kan worden gemanipuleerd. Zo ontbreekt het de mens aan die wezenlijke nederigheid die het hem mogelijk maakt de schepping te erkennen als een gave van God, die moet worden ontvangen en gebruikt volgens zijn plan. De arrogantie echter van de mens die leeft, als was er geen God, leidt ertoe dat men de natuur uitbuit en misvormt, omdat men daarin niet een werk van het scheppende Woord erkent. In dit theologisch kader wens ik naar de uitspraken van de synodevaders te verwijzen die eraan hebben herinnerd dat “het aannemen van het Woord van God waarvan in de Heilige Schrift en de levende overlevering van de Kerk wordt getuigd, een nieuwe wijze betekent van de dingen zien en een authentieke ecologie bevordert, die haar diepste wortel heeft in de gehoorzaamheid van het geloof (...) (en) een hernieuwde theologische ontvankelijkheid ontwikkelt betreffende de goedheid van alles wat in Christus is geschapen”. Propositiones, 54[[2664|54]] De mens heeft er behoefte aan om opnieuw te worden opgevoed in de verwondering en het erkennen van de authentieke schoonheid die zich openbaart in het geschapene. vgl: Sacramentum Caritatis, 92[[[1784|92]]]
De inzet in de wereld die door het goddelijk Woord wordt gevraagd, zet ons ertoe aan om met nieuwe ogen te kijken naar de hele kosmos, die door God is geschapen en reeds de sporen in zich draagt van het Woord, waardoor alles is geschapen (Joh. 1, 2)[[b:Joh. 1, 2]]. Er is inderdaad een verantwoordelijkheid die wij als gelovigen en verkondigers van het evangelie hebben, ook ten opzichte van de schepping. Terwijl de openbaring ons het plan van God aangaande de kosmos bekend maakt, brengt zij ons ook ertoe om verkeerde gedragingen van de mens aan de kaak te stellen, wanneer hij niet alles beschouwt als een weerspiegeling van de Schepper, maar als pure materie, die zonder scrupules kan worden gemanipuleerd. Zo ontbreekt het de mens aan die wezenlijke nederigheid die het hem mogelijk maakt de schepping te erkennen als een gave van God, die moet worden ontvangen en gebruikt volgens zijn plan. De arrogantie echter van de mens die leeft, als was er geen God, leidt ertoe dat men de natuur uitbuit en misvormt, omdat men daarin niet een werk van het scheppende Woord erkent. In dit theologisch kader wens ik naar de uitspraken van de synodevaders te verwijzen die eraan hebben herinnerd dat “het aannemen van het Woord van God waarvan in de Heilige Schrift en de levende overlevering van de Kerk wordt getuigd, een nieuwe wijze betekent van de dingen zien en een authentieke ecologie bevordert, die haar diepste wortel heeft in de gehoorzaamheid van het geloof (...) (en) een hernieuwde theologische ontvankelijkheid ontwikkelt betreffende de goedheid van alles wat in Christus is geschapen”. Propositiones, 54[[2664|54]] De mens heeft er behoefte aan om opnieuw te worden opgevoed in de verwondering en het erkennen van de authentieke schoonheid die zich openbaart in het geschapene. vgl: Sacramentum Caritatis, 92[[[1784|92]]]
Referenties naar alinea 108: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Het Woord Gods en de culturen
109
De waarde van de cultuur voor het leven van de mens
De verkondiging van Johannes betreffende de menswording van het Woord openbaart de onlosmakelijke band die er bestaat tussen het goddelijke Woord en de menselijke woorden, waardoor het Woord zich aan ons meedeelt. In het kader van deze overweging is de Bisschoppensynode[d:223] blijven stilstaan bij de relatie tussen Woord van God en cultuur. God openbaart zich immers niet aan de mens op een abstracte manier, maar door een taal, beelden en uitdrukkingen te gebruiken die zijn gebonden aan verschillende culturen. Het betreft een vruchtbare relatie, zoals de geschiedenis van de Kerk in ruime mate aantoont. In onze tijd gaat deze relatie ook een nieuwe fase in en dat is te danken aan het feit dat de evangelisatie zich verspreidt en zich wortelt binnen de verschillende culturen, en aan de recentere ontwikkelingen in de westerse culturen. Dit impliceert vooral dat men het belang van cultuur als zodanig voor het leven van iedere mens erkent. Het verschijnsel cultuur doet zich immers in zijn veelvoudige aspecten voor als een essentieel gegeven van de menselijke ervaring: “De mens leeft altijd volgens een cultuur die hem eigen is en die op haar beurt onder de mensen een band schept welke ook hun eigen is, omdat die het intermenselijke en sociale karakter bepaalt van het menselijk bestaan”. De algehele menselijkheid van de mens komt tot uitdrukking in de cultuur, 6[[1933|6]]
Het Woord van God heeft eeuwenlang verschillende culturen bepaald en fundamentele morele waarden, uitmuntende artistieke uitdrukkingsvormen en voorbeeldige levensstijlen voortgebracht. vgl: Propositiones, 41[[[2664|41]]] Daarom zou ik in het perspectief van een hernieuwde ontmoeting tussen Bijbel en culturen opnieuw willen bevestigen tegenover allen die werkzaam zijn op het gebied van de cultuur, dat zij niets te vrezen hebben wanneer zij zich openstellen voor het Woord van God; het verwoest nooit de echte cultuur, maar vormt een constante stimulans voor het zoeken naar steeds adequatere en betekenisvollere menselijke uitdrukkingsvormen. Iedere authentieke cultuur moet, wil zij er werkelijk voor de mens zijn, openstaan voor transcendentie, dus in laatste instantie voor God.
De verkondiging van Johannes betreffende de menswording van het Woord openbaart de onlosmakelijke band die er bestaat tussen het goddelijke Woord en de menselijke woorden, waardoor het Woord zich aan ons meedeelt. In het kader van deze overweging is de Bisschoppensynode[d:223] blijven stilstaan bij de relatie tussen Woord van God en cultuur. God openbaart zich immers niet aan de mens op een abstracte manier, maar door een taal, beelden en uitdrukkingen te gebruiken die zijn gebonden aan verschillende culturen. Het betreft een vruchtbare relatie, zoals de geschiedenis van de Kerk in ruime mate aantoont. In onze tijd gaat deze relatie ook een nieuwe fase in en dat is te danken aan het feit dat de evangelisatie zich verspreidt en zich wortelt binnen de verschillende culturen, en aan de recentere ontwikkelingen in de westerse culturen. Dit impliceert vooral dat men het belang van cultuur als zodanig voor het leven van iedere mens erkent. Het verschijnsel cultuur doet zich immers in zijn veelvoudige aspecten voor als een essentieel gegeven van de menselijke ervaring: “De mens leeft altijd volgens een cultuur die hem eigen is en die op haar beurt onder de mensen een band schept welke ook hun eigen is, omdat die het intermenselijke en sociale karakter bepaalt van het menselijk bestaan”. De algehele menselijkheid van de mens komt tot uitdrukking in de cultuur, 6[[1933|6]]
Het Woord van God heeft eeuwenlang verschillende culturen bepaald en fundamentele morele waarden, uitmuntende artistieke uitdrukkingsvormen en voorbeeldige levensstijlen voortgebracht. vgl: Propositiones, 41[[[2664|41]]] Daarom zou ik in het perspectief van een hernieuwde ontmoeting tussen Bijbel en culturen opnieuw willen bevestigen tegenover allen die werkzaam zijn op het gebied van de cultuur, dat zij niets te vrezen hebben wanneer zij zich openstellen voor het Woord van God; het verwoest nooit de echte cultuur, maar vormt een constante stimulans voor het zoeken naar steeds adequatere en betekenisvollere menselijke uitdrukkingsvormen. Iedere authentieke cultuur moet, wil zij er werkelijk voor de mens zijn, openstaan voor transcendentie, dus in laatste instantie voor God.
Referenties naar alinea 109: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
110
De Bijbel als grote codex voor de culturen
De synodevaders[d:223] hebben het belang onderstreept om onder hen die werkzaam zijn op het terrein van de cultuur, een adequate kennis van de Bijbel te bevorderen, ook in een geseculariseerde omgeving en onder niet gelovigen; vgl: Propositiones, 41[[[2664|41]]] in de Heilige Schrift zijn antropologische en filosofische waarden vervat die een positieve invloed hebben gehad op de mensheid. vgl: Fides et Ratio, 80[[[10|80]]] De betekenis van de Bijbel als grote codex van de culturen dient volledig in ere te worden hersteld.
De synodevaders[d:223] hebben het belang onderstreept om onder hen die werkzaam zijn op het terrein van de cultuur, een adequate kennis van de Bijbel te bevorderen, ook in een geseculariseerde omgeving en onder niet gelovigen; vgl: Propositiones, 41[[[2664|41]]] in de Heilige Schrift zijn antropologische en filosofische waarden vervat die een positieve invloed hebben gehad op de mensheid. vgl: Fides et Ratio, 80[[[10|80]]] De betekenis van de Bijbel als grote codex van de culturen dient volledig in ere te worden hersteld.
Referenties naar alinea 110: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
111
De kennis van de Bijbel op scholen en universiteiten
Een bijzondere omgeving waar Woord van God en culturen elkaar ontmoeten, is die van de school en de universiteit. De herders moeten in het bijzonder zorg dragen voor deze kringen door een diepgaande kennis van de Bijbel te bevorderen, zodat men zich ook voor het heden de vruchtbare gevolgen ervan ten nutte kan maken. De door katholieke instanties bevorderde studiecentra bieden een originele bijdrage – die moet worden erkend – aan het bevorderen van cultuur en onderwijs. Vervolgens moet men het godsdienstonderwijs niet verwaarlozen door zorgvuldig de docenten te vormen. In veel gevallen is dit voor de studenten een unieke gelegenheid om in contact te komen met de boodschap van het geloof. Het is goed dat in dit onderwijs de kennis van de Heilige Schrift wordt bevorderd, oude en nieuwe vooroordelen worden overwonnen en wordt getracht om haar waarheid te doen kennen. vgl: Lineamenta "Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk", (23)[[[4194|(23)]]]
Een bijzondere omgeving waar Woord van God en culturen elkaar ontmoeten, is die van de school en de universiteit. De herders moeten in het bijzonder zorg dragen voor deze kringen door een diepgaande kennis van de Bijbel te bevorderen, zodat men zich ook voor het heden de vruchtbare gevolgen ervan ten nutte kan maken. De door katholieke instanties bevorderde studiecentra bieden een originele bijdrage – die moet worden erkend – aan het bevorderen van cultuur en onderwijs. Vervolgens moet men het godsdienstonderwijs niet verwaarlozen door zorgvuldig de docenten te vormen. In veel gevallen is dit voor de studenten een unieke gelegenheid om in contact te komen met de boodschap van het geloof. Het is goed dat in dit onderwijs de kennis van de Heilige Schrift wordt bevorderd, oude en nieuwe vooroordelen worden overwonnen en wordt getracht om haar waarheid te doen kennen. vgl: Lineamenta "Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk", (23)[[[4194|(23)]]]
Referenties naar alinea 111: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
112
De Heilige Schrift in de verschillende artistieke uitdrukkingsvormen
De relatie tussen Woord van God en cultuur is tot uitdrukking gekomen in werken op verschillende terreinen, vooral in de wereld van de kunst[d:271]. Daarom heeft de grote traditie van het Oosten en het Westen altijd artistieke uitdrukkingsvormen gestimuleerd die door de Heilige Schrift zijn geïnspireerd, zoals bijvoorbeeld de figuratieve kunst en de architectuur, de literatuur en de muziek. Ik denk ook aan de oude taal die door de iconen wordt gesproken en die zich vanuit de oosterse traditie aan het verspreiden is in de hele wereld. Met de synodevaders brengt de Kerk haar waardering en achting en bewondering tot uitdrukking voor de kunstenaars “die verliefd zijn” op de schoonheid en die zich hebben laten inspireren door de heilige teksten: zij hebben bijgedragen aan de versiering van onze kerken, aan de viering van ons geloof, aan de verrijking van onze liturgie en tegelijkertijd hebben velen van hen geholpen om op een of andere wijze de onzichtbare een eeuwige werkelijkheden waarneembaar te maken in tijd en ruimte. vgl: Propositiones, 40[[[2664|40]]] Ik spoor de bevoegde organen aan dat er in de Kerk een degelijke vorming van kunstenaars wordt bevorderd betreffende de Heilige Schrift in het licht van de levende overlevering van de Kerk en van het leergezag.
De relatie tussen Woord van God en cultuur is tot uitdrukking gekomen in werken op verschillende terreinen, vooral in de wereld van de kunst[d:271]. Daarom heeft de grote traditie van het Oosten en het Westen altijd artistieke uitdrukkingsvormen gestimuleerd die door de Heilige Schrift zijn geïnspireerd, zoals bijvoorbeeld de figuratieve kunst en de architectuur, de literatuur en de muziek. Ik denk ook aan de oude taal die door de iconen wordt gesproken en die zich vanuit de oosterse traditie aan het verspreiden is in de hele wereld. Met de synodevaders brengt de Kerk haar waardering en achting en bewondering tot uitdrukking voor de kunstenaars “die verliefd zijn” op de schoonheid en die zich hebben laten inspireren door de heilige teksten: zij hebben bijgedragen aan de versiering van onze kerken, aan de viering van ons geloof, aan de verrijking van onze liturgie en tegelijkertijd hebben velen van hen geholpen om op een of andere wijze de onzichtbare een eeuwige werkelijkheden waarneembaar te maken in tijd en ruimte. vgl: Propositiones, 40[[[2664|40]]] Ik spoor de bevoegde organen aan dat er in de Kerk een degelijke vorming van kunstenaars wordt bevorderd betreffende de Heilige Schrift in het licht van de levende overlevering van de Kerk en van het leergezag.
Referenties naar alinea 112: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
113
Het Woord van God en de maatschappelijke communicatiemiddelen
Met de relatie tussen Woord van God en culturen staat ook het belang van een zorgvuldig en verstandig gebruik van oude en nieuwe maatschappelijke communicatiemiddelen in verband. De synodevaders hebben een gepaste kennis aanbevolen van deze instrumenten, waarbij men aandacht schenkt aan de snelle ontwikkeling en aan de niveaus van interactie en meer energie wordt gestoken in het verwerven van deskundigheid in de verschillende sectoren, in het bijzonder in de zogenaamde new media, zoals bijvoorbeeld internet. Er bestaat al een veelbetekenende aanwezigheid van de kant van de Kerk in de wereld van de massacommunicatie en ook het kerkelijk leergezag heeft zich vanaf het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] over dit thema geuit. vgl: Communio et Progressio[[[1107]]] vgl: Rapid Movement[[[1123]]] vgl: Aetatis Novae[[[1111]]] vgl: De Kerk en internet[[[1108]]] vgl: Ethiek in internet[[[1114]]] Het verwerven van nieuwe methoden om de evangelische boodschap over te dragen maakt deel uit van dit voortdurend streven van de gelovigen om te evangeliseren en in onze dagen spant de communicatie een net over heel de wereld en krijgt de oproep van Christus “Wat Ik u zeg in het duister, spreekt dat uit in het licht, en wat ge u in het oor hoort fluisteren, verkondigt dat van de daken” (Mt. 10, 27)[b:Mt. 10, 27] een nieuwe betekenis. Het goddelijk Woord moet behalve in gedrukte vorm ook door middel van andere vormen van communicatie weerklinken. vgl: Boodschap van de Synodevaders aan het volk van God n.a.v. de Synode over het Woord van God, 1[[[2662|1]]] vgl: Nieuwe technologieën, nieuwe relaties. Bevorderen van een cultuur van respect, dialoog en vriendschap, 6[[[2824|6]]] Daarom wens ik samen met de synodevaders de katholieken te danken die zich met deskundigheid inzetten voor een veelbetekenende aanwezigheid in de wereld van de media en tot een nog omvangrijkere en gekwalificeerdere inzet aan te zetten. vgl: Propositiones, 44[[[2664|44]]]
Onder de nieuwe vormen van massacommunicatie dient vandaag een groeiende rol te worden toegekend aan internet, dat een nieuw forum is waar men het Evangelie kan laten weerklinken, echter in het bewustzijn dat de virtuele wereld nooit de werkelijke wereld zal kunnen vervangen en dat de evangelisatie alleen profijt zal kunnen hebben van de virtualiteit die de nieuwe media bieden om belangrijke betrekkingen te beginnen, als men komt tot een persoonlijk contact, dat onvervangbaar blijft. In de wereld van internet, dat miljarden beelden mogelijk maakt op miljoenen schermen in heel de wereld, zal het gelaat van Christus zichtbaar worden en moet men zijn stem horen, omdat, “als er geen ruimte voor Christus is, er geen ruimte voor de mens is”. Internet: een nieuw forum voor de verkondiging van het Evangelie, 6[[26|6]]
Met de relatie tussen Woord van God en culturen staat ook het belang van een zorgvuldig en verstandig gebruik van oude en nieuwe maatschappelijke communicatiemiddelen in verband. De synodevaders hebben een gepaste kennis aanbevolen van deze instrumenten, waarbij men aandacht schenkt aan de snelle ontwikkeling en aan de niveaus van interactie en meer energie wordt gestoken in het verwerven van deskundigheid in de verschillende sectoren, in het bijzonder in de zogenaamde new media, zoals bijvoorbeeld internet. Er bestaat al een veelbetekenende aanwezigheid van de kant van de Kerk in de wereld van de massacommunicatie en ook het kerkelijk leergezag heeft zich vanaf het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] over dit thema geuit. vgl: Communio et Progressio[[[1107]]] vgl: Rapid Movement[[[1123]]] vgl: Aetatis Novae[[[1111]]] vgl: De Kerk en internet[[[1108]]] vgl: Ethiek in internet[[[1114]]] Het verwerven van nieuwe methoden om de evangelische boodschap over te dragen maakt deel uit van dit voortdurend streven van de gelovigen om te evangeliseren en in onze dagen spant de communicatie een net over heel de wereld en krijgt de oproep van Christus “Wat Ik u zeg in het duister, spreekt dat uit in het licht, en wat ge u in het oor hoort fluisteren, verkondigt dat van de daken” (Mt. 10, 27)[b:Mt. 10, 27] een nieuwe betekenis. Het goddelijk Woord moet behalve in gedrukte vorm ook door middel van andere vormen van communicatie weerklinken. vgl: Boodschap van de Synodevaders aan het volk van God n.a.v. de Synode over het Woord van God, 1[[[2662|1]]] vgl: Nieuwe technologieën, nieuwe relaties. Bevorderen van een cultuur van respect, dialoog en vriendschap, 6[[[2824|6]]] Daarom wens ik samen met de synodevaders de katholieken te danken die zich met deskundigheid inzetten voor een veelbetekenende aanwezigheid in de wereld van de media en tot een nog omvangrijkere en gekwalificeerdere inzet aan te zetten. vgl: Propositiones, 44[[[2664|44]]]
Onder de nieuwe vormen van massacommunicatie dient vandaag een groeiende rol te worden toegekend aan internet, dat een nieuw forum is waar men het Evangelie kan laten weerklinken, echter in het bewustzijn dat de virtuele wereld nooit de werkelijke wereld zal kunnen vervangen en dat de evangelisatie alleen profijt zal kunnen hebben van de virtualiteit die de nieuwe media bieden om belangrijke betrekkingen te beginnen, als men komt tot een persoonlijk contact, dat onvervangbaar blijft. In de wereld van internet, dat miljarden beelden mogelijk maakt op miljoenen schermen in heel de wereld, zal het gelaat van Christus zichtbaar worden en moet men zijn stem horen, omdat, “als er geen ruimte voor Christus is, er geen ruimte voor de mens is”. Internet: een nieuw forum voor de verkondiging van het Evangelie, 6[[26|6]]
Referenties naar alinea 113: 1
Naar volledige aanwezigheid - Een pastorale reflectie over het gebruik van sociale media ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
114
De Bijbel en de inculturatie
Het mysterie van de menswording laat zien dat God zich enerzijds altijd in een concrete geschiedenis meedeelt, daarbij de culturele en de daarin geschreven codices aanneemt. Maar anderzijds kan en moet hetzelfde Woord worden overgedragen in verschillende culturen en deze van binnenuit veranderen door wat Paulus VI de evangelisatie van de cultuur noemt. vgl: Evangelii Nuntiandi, 20[[[519|20]]] Het Woord van God toont zo, evenals overigens het christelijk geloof, een diep intercultureel karakter, dat in staat is verschillende culturen te ontmoeten en elkaar te laten ontmoeten. vgl: Sacramentum Caritatis, 78[[[1784|78]]]
In deze context begrijpt men ook de waarde van de inculturatie van het Evangelie. vgl: Propositiones, 48[[[2664|48]]] De Kerk is vast overtuigd van het intrinsieke vermogen van het Woord van God om alle menselijke personen te bereiken in de culturele context waarin zij leven: ”De overtuiging vloeit voort uit de Bijbel zelf, die vanaf het boek Genesis een universele houding aanneemt (Gen. 1, 27-28)[[b:Gen. 1, 27-28]], deze vervolgens handhaaft in de zegening die is beloofd aan alle volken dankzij Abraham en aan zijn nageslacht (Gen. 12, 3; Gen. 18, 18)[[b:Gen. 12, 3; Gen. 18, 18]] en deze definitief bevestigt door de evangelisatie uit te breiden ‘tot alle naties’”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 107-108[[2510|107-108]] Daarom dient inculturatie niet te worden verward met processen van oppervlakkige aanpassing en evenmin met een syncretistische verwarring die de originaliteit van het evangelie doet verwateren om het gemakkelijker toegankelijk te maken. vgl: Ad Gentes Divinitus, 22[[[703|22]]] vgl: Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 107-108[[[2510|107-108]]] Het authentieke voorbeeld van inculturatie is de menswording zelf van het Woord: “De ‘inculturatie’ of ‘acculturatie’ zal werkelijk een weerspiegeling zijn van de menswording van het Woord, wanneer een cultuur die door het Evangelie is veranderd en herschapen, in hun eigen traditie originele uitdrukkingsvormen van christelijk leven, christelijke viering en christelijk denken voortbrengt”, door de plaatselijke cultuur van binnenuit te doordesemen, de semina Verbi en wat er aan positiefs in de cultuur is, tot zijn recht te laten komen en door haar open te stellen voor de evangelische waarden. Tot de Bisschoppen uit Afrika aanwezig in Nairobi, Kenia, (6)[[2672|(6)]]
Het mysterie van de menswording laat zien dat God zich enerzijds altijd in een concrete geschiedenis meedeelt, daarbij de culturele en de daarin geschreven codices aanneemt. Maar anderzijds kan en moet hetzelfde Woord worden overgedragen in verschillende culturen en deze van binnenuit veranderen door wat Paulus VI de evangelisatie van de cultuur noemt. vgl: Evangelii Nuntiandi, 20[[[519|20]]] Het Woord van God toont zo, evenals overigens het christelijk geloof, een diep intercultureel karakter, dat in staat is verschillende culturen te ontmoeten en elkaar te laten ontmoeten. vgl: Sacramentum Caritatis, 78[[[1784|78]]]
In deze context begrijpt men ook de waarde van de inculturatie van het Evangelie. vgl: Propositiones, 48[[[2664|48]]] De Kerk is vast overtuigd van het intrinsieke vermogen van het Woord van God om alle menselijke personen te bereiken in de culturele context waarin zij leven: ”De overtuiging vloeit voort uit de Bijbel zelf, die vanaf het boek Genesis een universele houding aanneemt (Gen. 1, 27-28)[[b:Gen. 1, 27-28]], deze vervolgens handhaaft in de zegening die is beloofd aan alle volken dankzij Abraham en aan zijn nageslacht (Gen. 12, 3; Gen. 18, 18)[[b:Gen. 12, 3; Gen. 18, 18]] en deze definitief bevestigt door de evangelisatie uit te breiden ‘tot alle naties’”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 107-108[[2510|107-108]] Daarom dient inculturatie niet te worden verward met processen van oppervlakkige aanpassing en evenmin met een syncretistische verwarring die de originaliteit van het evangelie doet verwateren om het gemakkelijker toegankelijk te maken. vgl: Ad Gentes Divinitus, 22[[[703|22]]] vgl: Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 107-108[[[2510|107-108]]] Het authentieke voorbeeld van inculturatie is de menswording zelf van het Woord: “De ‘inculturatie’ of ‘acculturatie’ zal werkelijk een weerspiegeling zijn van de menswording van het Woord, wanneer een cultuur die door het Evangelie is veranderd en herschapen, in hun eigen traditie originele uitdrukkingsvormen van christelijk leven, christelijke viering en christelijk denken voortbrengt”, door de plaatselijke cultuur van binnenuit te doordesemen, de semina Verbi en wat er aan positiefs in de cultuur is, tot zijn recht te laten komen en door haar open te stellen voor de evangelische waarden. Tot de Bisschoppen uit Afrika aanwezig in Nairobi, Kenia, (6)[[2672|(6)]]
Referenties naar alinea 114: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
115
Vertalingen en de verspreiding van de Bijbel
Als de inculturatie van het Woord vanGod een onmisbaar onderdeel is van de zendingvan de Kerk in de wereld, dan is eenbeslissend ogenblik van dit proces de verspreidingvan de bijbel door middel van hetkostbare werk van de vertaling in verschillendetalen. Wat dit betreft, moet men altijdvoor ogen houden dat het werk van de vertalingvan de Schriften “is begonnen vanafde tijden van het Oude Testament, toen deHebreeuwse tekst van de bijbel mondelingwerd vertaald in het Aramees (Neh. 8, 8.12)[b:Neh. 8, 8.12]en later schriftelijk in het Grieks. Een vertalingis immers altijd iets meer dan eeneenvoudig overschrijven van de oorspronkelijketekst. Het overgaan van de ene taalop de andere brengt noodzakelijkerwijs eenverandering van culturele context met zichmee: de begrippen zijn niet identiek en dereikwijdte van de symbolen is verschillend,omdat zij in contact brengen met anderetradities van denken en andere levenswijzen”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 107-108[[2510|107-108]] Gedurende de werkzaamheden van de synode[d:223]heeft men moeten constateren dat verschillendeplaatselijke Kerken nog nietbeschikken over een integrale vertaling vande Bijbel in de eigen taal. Hoeveel volken inonze tijd hongeren en dorsten naar hetWoord van God, maar kunnen helaas nogniet “‘ruim toegang’ hebben tot de HeiligeSchrift”, Dei Verbum, 22[[576|22]] zoals werd gewenst op hetTweede Vaticaans Concilie[d:4]! Daarom acht desynode voor alles een vorming van specialistenvan belang die zich aan de vertalingwijden in de verschillende talen. vgl: Propositiones, 42[[[2664|42]]] Ik moedigertoe aan om middelen in deze sector teinvesteren. In het bijzonder zou ik willenaanbevelen de inzet te ondersteunen van deKatholieke Bijbelfederatie, opdat het aantalvertalingen van de Heilige Schrift en dewijdvertakte verspreiding ervan verderwordt uitgebreid. vgl: Propositiones, 43[[[2664|43]]] Het is goed dat op grondvan de aard van dit werk het, voor zovermogelijk, wordt gedaan in samenwerkingmet de verschillende gemeenschappen.
Als de inculturatie van het Woord vanGod een onmisbaar onderdeel is van de zendingvan de Kerk in de wereld, dan is eenbeslissend ogenblik van dit proces de verspreidingvan de bijbel door middel van hetkostbare werk van de vertaling in verschillendetalen. Wat dit betreft, moet men altijdvoor ogen houden dat het werk van de vertalingvan de Schriften “is begonnen vanafde tijden van het Oude Testament, toen deHebreeuwse tekst van de bijbel mondelingwerd vertaald in het Aramees (Neh. 8, 8.12)[b:Neh. 8, 8.12]en later schriftelijk in het Grieks. Een vertalingis immers altijd iets meer dan eeneenvoudig overschrijven van de oorspronkelijketekst. Het overgaan van de ene taalop de andere brengt noodzakelijkerwijs eenverandering van culturele context met zichmee: de begrippen zijn niet identiek en dereikwijdte van de symbolen is verschillend,omdat zij in contact brengen met anderetradities van denken en andere levenswijzen”. Interpretatie van de Bijbel in de Kerk, 107-108[[2510|107-108]] Gedurende de werkzaamheden van de synode[d:223]heeft men moeten constateren dat verschillendeplaatselijke Kerken nog nietbeschikken over een integrale vertaling vande Bijbel in de eigen taal. Hoeveel volken inonze tijd hongeren en dorsten naar hetWoord van God, maar kunnen helaas nogniet “‘ruim toegang’ hebben tot de HeiligeSchrift”, Dei Verbum, 22[[576|22]] zoals werd gewenst op hetTweede Vaticaans Concilie[d:4]! Daarom acht desynode voor alles een vorming van specialistenvan belang die zich aan de vertalingwijden in de verschillende talen. vgl: Propositiones, 42[[[2664|42]]] Ik moedigertoe aan om middelen in deze sector teinvesteren. In het bijzonder zou ik willenaanbevelen de inzet te ondersteunen van deKatholieke Bijbelfederatie, opdat het aantalvertalingen van de Heilige Schrift en dewijdvertakte verspreiding ervan verderwordt uitgebreid. vgl: Propositiones, 43[[[2664|43]]] Het is goed dat op grondvan de aard van dit werk het, voor zovermogelijk, wordt gedaan in samenwerkingmet de verschillende gemeenschappen.
Referenties naar alinea 115: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
116
Het Woord van God overschrijdt de grenzen van de culturen
De synodevergadering heeft bij het debat over de relatie tussen Woord van God en culturen de behoefte gevoeld om opnieuw te bevestigen wat de eerste christenen hebben kunnen ervaren vanaf de dag van Pinksteren (Hand. 2, 1-13)[[b:Hand. 2, 1-13]]. Het goddelijk Woord is in staat binnen te dringen en zichzelf uit te drukken in verschillende culturen en talen, maar hetzelfde Woord verandert de grenzen van de afzonderlijke culturen door gemeenschap te stichten tussen verschillende volkeren. Het Woord van de Heer nodigt ons uit om te komen tot een grotere gemeenschap. “Laten wij treden buiten de beperktheid van onze ervaringen en een werkelijkheid binnentreden die waarlijk universeel is. Door in gemeenschap te treden met het Woord van God, treden wij binnen in de gemeenschap van de Kerk, die het Woord van God beleeft. (...) Het betekent buiten de grenzen van de afzonderlijke culturen treden en in de universaliteit binnengaan die allen verbindt, allen verenigt, ons allen tot broeders en zusters maakt”. Meditatie bij de Terts, tevens het begin van de beraadslagingen, 5[[3866|5]] Daarom vraagt het verkondigen van het Woord van God altijd aan onszelf als eersten een hernieuwde uittocht, waarbij wij onze maatstaven en beperkte verbeeldingen opgeven om in ons ruimte te maken voor de tegenwoordigheid van Christus.
De synodevergadering heeft bij het debat over de relatie tussen Woord van God en culturen de behoefte gevoeld om opnieuw te bevestigen wat de eerste christenen hebben kunnen ervaren vanaf de dag van Pinksteren (Hand. 2, 1-13)[[b:Hand. 2, 1-13]]. Het goddelijk Woord is in staat binnen te dringen en zichzelf uit te drukken in verschillende culturen en talen, maar hetzelfde Woord verandert de grenzen van de afzonderlijke culturen door gemeenschap te stichten tussen verschillende volkeren. Het Woord van de Heer nodigt ons uit om te komen tot een grotere gemeenschap. “Laten wij treden buiten de beperktheid van onze ervaringen en een werkelijkheid binnentreden die waarlijk universeel is. Door in gemeenschap te treden met het Woord van God, treden wij binnen in de gemeenschap van de Kerk, die het Woord van God beleeft. (...) Het betekent buiten de grenzen van de afzonderlijke culturen treden en in de universaliteit binnengaan die allen verbindt, allen verenigt, ons allen tot broeders en zusters maakt”. Meditatie bij de Terts, tevens het begin van de beraadslagingen, 5[[3866|5]] Daarom vraagt het verkondigen van het Woord van God altijd aan onszelf als eersten een hernieuwde uittocht, waarbij wij onze maatstaven en beperkte verbeeldingen opgeven om in ons ruimte te maken voor de tegenwoordigheid van Christus.
Referenties naar alinea 116: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Het Woord Gods en de interreligieuze dialoog
117
De Kerk erkent de ontmoeting, de dialoog en de samenwerking met alle mensen van goede wil, in het bijzonder met personen die behoren tot de verschillende religieuze tradities van de mensheid, als een essentieel onderdeel van de verkondiging van het Woord, waarbij de Kerk vormen van syncretisme en relativisme vermijdt en de lijnen volgt die worden aangegeven door de verklaring van het Tweede Vaticaans Concilie Nostra Aetate[610] en vervolgens door het leergezag van de Pausen zijn ontwikkeld. Men herinnere zich onder de...Men herinnere zich onder de talrijke verschillende bijdragen: Dominum et vivificantem[[7]] Redemptoris Missio[[4]] Interreligieuze gebedsdag voor de Wereldvrede - Assisi[[d:332]] Dominus Iesus[[78]] Het snelle proces van de globalisering, dat karakteristiek is voor onze tijd, maakt het mogelijk om in nauwer contact te komen met personen van andere culturen en religies. Het betreft een providentiële mogelijkheid om te laten zien hoe een authentiek religieus gevoel onder de mensen relaties van universele broederschap kan bevorderen. Het is van groot belang dat de religies in onze vaak geseculariseerde samenlevingen een mentaliteit bevorderen die in de Almachtige God het fundament ziet van al het goede, de onuitputtelijke bron van het morele leven, de steun van een diep gevoel van universele broederschap.
In de Hebreeuws-christelijke traditie vindt men bijvoorbeeld het suggestieve getuigenis van de liefde van God voor alle volkeren, die Hij reeds in het Verbond met Noach weer verenigt in een grote omarming, gesymboliseerd door de “boog in de wolken” (Gen. 9, 13.14.16)[b:Gen. 9, 13.14.16], en die Hij volgens de woorden van de profeten in een universele familie bijeen wil brengen (Jes. 2, 2 vv)[[b:Jes. 2, 2 vv]] (Jes. 42, 6; Jes. 66, 18-21; Jer. 4, 2; Ps. 47)[[b:Jes. 42, 6; Jes. 66, 18-21; Jer. 4, 2; Ps. 47]]. Men registreert in vele religieuze tradities inderdaad getuigenissen van de innige band die er bestaat tussen de relatie met God en de ethiek van de liefde.
In de Hebreeuws-christelijke traditie vindt men bijvoorbeeld het suggestieve getuigenis van de liefde van God voor alle volkeren, die Hij reeds in het Verbond met Noach weer verenigt in een grote omarming, gesymboliseerd door de “boog in de wolken” (Gen. 9, 13.14.16)[b:Gen. 9, 13.14.16], en die Hij volgens de woorden van de profeten in een universele familie bijeen wil brengen (Jes. 2, 2 vv)[[b:Jes. 2, 2 vv]] (Jes. 42, 6; Jes. 66, 18-21; Jer. 4, 2; Ps. 47)[[b:Jes. 42, 6; Jes. 66, 18-21; Jer. 4, 2; Ps. 47]]. Men registreert in vele religieuze tradities inderdaad getuigenissen van de innige band die er bestaat tussen de relatie met God en de ethiek van de liefde.
Referenties naar alinea 117: 1
"Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping" (Rom. 11, 29) ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
118
De dialoog tussen Christenen en moslims
Onder de verschillende religies kijkt deKerk met achting naar de moslims, die hetbestaan van één God erkennen; vgl: Nostra Aetate, 3[[[610|3]]] zij verwijzennaar Abraham en vereren God vooralmet het gebed, de aalmoes en het vasten.Wij erkennen dat er in de traditie van deislam veel Bijbelse figuren, symbolen enthema’s zijn. Het belangrijke werk van deeerbiedwaardige Johannes Paulus II[d:126] voortzettend,wens ik dat de vertrouwensrelatiesdie sinds verschillende jaren zijn aangeknoopttussen Christenen en moslims,voortduren en zich ontwikkelen in een geestvan oprechte en respectvolle dialoog. vgl: Tot de ambassadeurs van landen, met een moslimmeerderheid, geaccrediteerd bij de Heilige Stoel en vertegenwoordigers van enkele moslimgemeenschappen in Italië[[[1317]]] Desynode[d:223] heeft de wens tot uitdrukkinggebracht dat in deze dialoog het respectvoor het leven als fundamentele waarde, deonvervreemdbare rechten van man envrouw en hun gelijke waardigheid kunnenworden verdiept. Rekening houdend met hetonderscheid tussen socio-politieke en religieuzestructuur, moeten de religies hun bijdrageleveren aan het algemeen welzijn. Desynode[d:223] vraagt de bisschoppenconferentiesom, daar waar het opportuun en nuttig is,ontmoetingen te bevorderen tussen Christenenen moslims zodat ze elkaar leren kennenen de waarden bevorderen waaraan demaatschappij behoefte heeft voor eenvreedzaam en positief samenleven. vgl: Propositiones, 53[[[2664|53]]]
Onder de verschillende religies kijkt deKerk met achting naar de moslims, die hetbestaan van één God erkennen; vgl: Nostra Aetate, 3[[[610|3]]] zij verwijzennaar Abraham en vereren God vooralmet het gebed, de aalmoes en het vasten.Wij erkennen dat er in de traditie van deislam veel Bijbelse figuren, symbolen enthema’s zijn. Het belangrijke werk van deeerbiedwaardige Johannes Paulus II[d:126] voortzettend,wens ik dat de vertrouwensrelatiesdie sinds verschillende jaren zijn aangeknoopttussen Christenen en moslims,voortduren en zich ontwikkelen in een geestvan oprechte en respectvolle dialoog. vgl: Tot de ambassadeurs van landen, met een moslimmeerderheid, geaccrediteerd bij de Heilige Stoel en vertegenwoordigers van enkele moslimgemeenschappen in Italië[[[1317]]] Desynode[d:223] heeft de wens tot uitdrukkinggebracht dat in deze dialoog het respectvoor het leven als fundamentele waarde, deonvervreemdbare rechten van man envrouw en hun gelijke waardigheid kunnenworden verdiept. Rekening houdend met hetonderscheid tussen socio-politieke en religieuzestructuur, moeten de religies hun bijdrageleveren aan het algemeen welzijn. Desynode[d:223] vraagt de bisschoppenconferentiesom, daar waar het opportuun en nuttig is,ontmoetingen te bevorderen tussen Christenenen moslims zodat ze elkaar leren kennenen de waarden bevorderen waaraan demaatschappij behoefte heeft voor eenvreedzaam en positief samenleven. vgl: Propositiones, 53[[[2664|53]]]
Referenties naar alinea 118: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
119
De dialoog met andere godsdiensten
Bij deze gelegenheid wens ik bovendienhet respect van de Kerk te tonen voorde oude spirituele godsdiensten en traditiesvan de verschillende continenten; zij bevattenwaarden die het begrip tussen personenen volken zeer kunnen bevorderen. vgl: Propositiones, 50[[[2664|50]]]Herhaaldelijk constateren wij overeenkomstenmet waarden die ook in hun religieuze boeken tot uitdrukking komen, zoals bijvoorbeeldeerbied voor het leven, contemplatie,stilte, eenvoud in het boeddhisme;gevoel voor het sacrale, offer en vasten inhet hindoeïsme; en ook de waarden vangezin en samenleving in het confucianisme.Wij zien bij andere religieuze ervaringen ookeen oprechte aandacht voor de transcendentievan God, die wordt erkend alsSchepper, evenals voor eerbied voor hetleven, het huwelijk en het gezin en een sterkgevoel voor solidariteit.
Bij deze gelegenheid wens ik bovendienhet respect van de Kerk te tonen voorde oude spirituele godsdiensten en traditiesvan de verschillende continenten; zij bevattenwaarden die het begrip tussen personenen volken zeer kunnen bevorderen. vgl: Propositiones, 50[[[2664|50]]]Herhaaldelijk constateren wij overeenkomstenmet waarden die ook in hun religieuze boeken tot uitdrukking komen, zoals bijvoorbeeldeerbied voor het leven, contemplatie,stilte, eenvoud in het boeddhisme;gevoel voor het sacrale, offer en vasten inhet hindoeïsme; en ook de waarden vangezin en samenleving in het confucianisme.Wij zien bij andere religieuze ervaringen ookeen oprechte aandacht voor de transcendentievan God, die wordt erkend alsSchepper, evenals voor eerbied voor hetleven, het huwelijk en het gezin en een sterkgevoel voor solidariteit.
Referenties naar alinea 119: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
120
De dialoog en godsdienstvrijheid
De dialoog zou echter niet vruchtbaarzijn als deze ook niet een authentiek respectzou insluiten voor iedere persoon opdat dezevrij zijn of haar godsdienst kan aanhangen.Daarom herinnert de synode behalve aan desamenwerking tussen de exponenten van deverschillende godsdiensten tevens aan “denoodzaak dat aan alle gelovigen zowel devrijheid om de eigen godsdienst privé enpubliekelijk te belijden als de gewetensvrijheidwordt gegarandeerd”. vgl: Propositiones, 50[[[2664|50]]] Immers, “respecten dialoog vragen om wederkerigheid opalle gebieden, vooral wat de fundamentelevrijheid en in het bijzonder de godsdienstvrijheidbetreft. Zij bevorderen vrede enbegrip onder de volkeren. Een ontmoeting in de geest van het Tweede Vaticaans Concilie, 5[[1318|5]]
De dialoog zou echter niet vruchtbaarzijn als deze ook niet een authentiek respectzou insluiten voor iedere persoon opdat dezevrij zijn of haar godsdienst kan aanhangen.Daarom herinnert de synode behalve aan desamenwerking tussen de exponenten van deverschillende godsdiensten tevens aan “denoodzaak dat aan alle gelovigen zowel devrijheid om de eigen godsdienst privé enpubliekelijk te belijden als de gewetensvrijheidwordt gegarandeerd”. vgl: Propositiones, 50[[[2664|50]]] Immers, “respecten dialoog vragen om wederkerigheid opalle gebieden, vooral wat de fundamentelevrijheid en in het bijzonder de godsdienstvrijheidbetreft. Zij bevorderen vrede enbegrip onder de volkeren. Een ontmoeting in de geest van het Tweede Vaticaans Concilie, 5[[1318|5]]
Referenties naar alinea 120: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 5 Slot
121
Het definitieve woord van God
Aan het einde van deze overwegingen, waarmee ik de rijkdom van de 12e Gewone Algemene Vergadering van de Bisschoppensynode over het Woord van God in het leven en in de zending van de Kerk[d:223] heb willen samenvatten en verdiepen, wens ik nogmaals heel het volk van God, herders, Godgewijde personen en leken, aan te sporen zich ervoor in te zetten om steeds meer vertrouwd te raken met de Heilige Schrift. Wij moeten nooit vergeten dat het in de Kerk verkondigde, aanvaarde, gevierde en overwogen Woord van God ten grondslag ligt aan iedere authentieke en levende christelijke spiritualiteit. Deze intensivering van de relatie met het goddelijk Woord zal met een groter elan tot stand komen, naarmate wij ons meer ervan bewust zullen worden dat wij zowel in de Heilige Schrift als in de levende overlevering van de Kerk staan voor het definitieve Woord van God over de kosmos en zijn geschiedenis.
Zoals ons de Proloog van het Evangelie van Johannes laat zien, staat heel het zijn in het teken van het Woord. Het Woord gaat uit van de Vader en neemt verblijf onder de zijnen en keert terug in de schoot van de Vader om met zich heel de schepping mee te nemen, die in Hem en door Hem is geschapen. Nu beleeft de Kerk haar zending in bange verwachting van de eschatologische verschijning van de Bruidegom: “De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom’” (Openb. 22, 17)[b:Openb. 22, 17]. Dit wachten is nooit passief, maar is een missionair verlangen om het Woord van God, dat iedere mens geneest en verlost, te verkondigen: ook vandaag zegt de verrezen Jezus tot ons: “Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het Evangelie aan heel de schepping” (Mc. 16, 15)[b:Mc. 16, 15].
Aan het einde van deze overwegingen, waarmee ik de rijkdom van de 12e Gewone Algemene Vergadering van de Bisschoppensynode over het Woord van God in het leven en in de zending van de Kerk[d:223] heb willen samenvatten en verdiepen, wens ik nogmaals heel het volk van God, herders, Godgewijde personen en leken, aan te sporen zich ervoor in te zetten om steeds meer vertrouwd te raken met de Heilige Schrift. Wij moeten nooit vergeten dat het in de Kerk verkondigde, aanvaarde, gevierde en overwogen Woord van God ten grondslag ligt aan iedere authentieke en levende christelijke spiritualiteit. Deze intensivering van de relatie met het goddelijk Woord zal met een groter elan tot stand komen, naarmate wij ons meer ervan bewust zullen worden dat wij zowel in de Heilige Schrift als in de levende overlevering van de Kerk staan voor het definitieve Woord van God over de kosmos en zijn geschiedenis.
Zoals ons de Proloog van het Evangelie van Johannes laat zien, staat heel het zijn in het teken van het Woord. Het Woord gaat uit van de Vader en neemt verblijf onder de zijnen en keert terug in de schoot van de Vader om met zich heel de schepping mee te nemen, die in Hem en door Hem is geschapen. Nu beleeft de Kerk haar zending in bange verwachting van de eschatologische verschijning van de Bruidegom: “De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom’” (Openb. 22, 17)[b:Openb. 22, 17]. Dit wachten is nooit passief, maar is een missionair verlangen om het Woord van God, dat iedere mens geneest en verlost, te verkondigen: ook vandaag zegt de verrezen Jezus tot ons: “Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het Evangelie aan heel de schepping” (Mc. 16, 15)[b:Mc. 16, 15].
Referenties naar alinea 121: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
122
De nieuwe evangelisatie en het nieuwe luisteren
Daarom moet onze tijd steeds meer een tijd van een nieuw luisteren naar het Woord van God en van een nieuwe evangelisatie zijn. De centrale plaats van het Woord van God in het christelijk leven opnieuw ontdekken laat ons zo opnieuw de diepste zin vinden van hetgeen paus Johannes Paulus II[d:126] met kracht in herinnering heeft gebracht: de missio ad gentes voortzetten en met alle kracht de nieuwe evangelisatie ondernemen, vooral in die naties waar het evangelie is vergeten of te lijden heeft onder de onverschilligheid van de meerderheid ten gevolge van een verbreid secularisme. Moge de Heilige Geest honger en dorst opwekken naar het Woord van God en vurige verkondigers en getuigen van het evangelie doen opstaan.
Laten ook wij in navolging van de grote apostel van de heidenvolken, wiens leven was veranderd nadat hij de stem van de Heer had gehoord (Hand. 9, 1-30)[[b:Hand. 9, 1-30]], luisteren naar het Woord van God, dat aan ons altijd persoonlijk hier en nu vragen stelt. De Heilige Geest, zo vertellen ons de Handelingen van de Apostelen, zonderde Paulus samen met Barnabas af voor de prediking en de verspreiding van de Blijde Boodschap (Hand. 13, 2)[[b:Hand. 13, 2]]. Zo houdt de Heilige Geest ook in onze tijd niet op overtuigde en overtuigende hoorders en verkondigers van het Woord van de Heer te roepen.
Daarom moet onze tijd steeds meer een tijd van een nieuw luisteren naar het Woord van God en van een nieuwe evangelisatie zijn. De centrale plaats van het Woord van God in het christelijk leven opnieuw ontdekken laat ons zo opnieuw de diepste zin vinden van hetgeen paus Johannes Paulus II[d:126] met kracht in herinnering heeft gebracht: de missio ad gentes voortzetten en met alle kracht de nieuwe evangelisatie ondernemen, vooral in die naties waar het evangelie is vergeten of te lijden heeft onder de onverschilligheid van de meerderheid ten gevolge van een verbreid secularisme. Moge de Heilige Geest honger en dorst opwekken naar het Woord van God en vurige verkondigers en getuigen van het evangelie doen opstaan.
Laten ook wij in navolging van de grote apostel van de heidenvolken, wiens leven was veranderd nadat hij de stem van de Heer had gehoord (Hand. 9, 1-30)[[b:Hand. 9, 1-30]], luisteren naar het Woord van God, dat aan ons altijd persoonlijk hier en nu vragen stelt. De Heilige Geest, zo vertellen ons de Handelingen van de Apostelen, zonderde Paulus samen met Barnabas af voor de prediking en de verspreiding van de Blijde Boodschap (Hand. 13, 2)[[b:Hand. 13, 2]]. Zo houdt de Heilige Geest ook in onze tijd niet op overtuigde en overtuigende hoorders en verkondigers van het Woord van de Heer te roepen.
Referenties naar alinea 122: 1
Lineamenta "Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof" ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
123
Het Woord en de vreugde
Hoe meer wij ons ter beschikking weten te stellen van het goddelijk Woord, des te meer kunnen wij constateren dat het mysterie van Pinksteren ook vandaag in de Kerk van God werkzaam is. De Geest van de Heer blijft zijn gaven uitstorten over de Kerk, opdat wij worden gebracht tot de gehele waarheid door voor ons de betekenis van de Schriften te ontsluiten en ons in de wereld geloofwaardige verkondigers te maken van het Woord van het heil. Zo keren wij terug tot de eerste brief van de heilige Johannes. In het Woord van God hebben ook wij het Woord des levens gehoord, gezien en aangeraakt. Wij hebben door genade de boodschap aanvaard dat het eeuwig leven zich heeft geopenbaard, zodat wij nu erkennen dat wij met elkaar een gemeenschap vormen met wie ons zijn voorgegaan in het teken van het geloof, en met allen die, verspreid over de wereld, het Woord aanhoren, de eucharistie vieren, het getuigenis van de liefde beleven. Het meedelen van deze boodschap, zo brengt ons de apostel Johannes in herinnering, wordt ons gegeven “om ons aller vreugde volkomen te maken” (1 Joh. 1, 4)[b:1 Joh. 1, 4].
De synodevergadering[d:223] heeft ons laten ervaren wat er vervat ligt in de boodschap van Johannes: de verkondiging van het Woord schept gemeenschap en brengt vreugde tot stand. Het betreft een diepe vreugde, die voortkomt uit het hart zelf van het trinitaire leven en zich aan ons meedeelt in de Zoon. Het betreft de vreugde als onuitsprekelijke gave die de wereld niet kan geven. Men kan feesten organiseren, maar niet de vreugde. Volgens de Schrift is de vreugde de vrucht van de Heilige Geest (Gal. 5, 22)[[b:Gal. 5, 22]], die het ons mogelijk maakt binnen te treden in het Woord en ervoor te zorgen dat het Woord in ons binnentreedt en vrucht draagt voor het eeuwig leven. Door het Woord van God te verkondigen in de kracht van de Heilige Geest wensen wij ook de bron mee te delen van de ware vreugde, niet van een oppervlakkige en voorbijgaande vreugde, maar die welke voortkomt uit een bewustzijn dat alleen de Heer Jezus woorden heeft van eeuwig leven (Joh. 6, 68)[[b:Joh. 6, 68]].
Hoe meer wij ons ter beschikking weten te stellen van het goddelijk Woord, des te meer kunnen wij constateren dat het mysterie van Pinksteren ook vandaag in de Kerk van God werkzaam is. De Geest van de Heer blijft zijn gaven uitstorten over de Kerk, opdat wij worden gebracht tot de gehele waarheid door voor ons de betekenis van de Schriften te ontsluiten en ons in de wereld geloofwaardige verkondigers te maken van het Woord van het heil. Zo keren wij terug tot de eerste brief van de heilige Johannes. In het Woord van God hebben ook wij het Woord des levens gehoord, gezien en aangeraakt. Wij hebben door genade de boodschap aanvaard dat het eeuwig leven zich heeft geopenbaard, zodat wij nu erkennen dat wij met elkaar een gemeenschap vormen met wie ons zijn voorgegaan in het teken van het geloof, en met allen die, verspreid over de wereld, het Woord aanhoren, de eucharistie vieren, het getuigenis van de liefde beleven. Het meedelen van deze boodschap, zo brengt ons de apostel Johannes in herinnering, wordt ons gegeven “om ons aller vreugde volkomen te maken” (1 Joh. 1, 4)[b:1 Joh. 1, 4].
De synodevergadering[d:223] heeft ons laten ervaren wat er vervat ligt in de boodschap van Johannes: de verkondiging van het Woord schept gemeenschap en brengt vreugde tot stand. Het betreft een diepe vreugde, die voortkomt uit het hart zelf van het trinitaire leven en zich aan ons meedeelt in de Zoon. Het betreft de vreugde als onuitsprekelijke gave die de wereld niet kan geven. Men kan feesten organiseren, maar niet de vreugde. Volgens de Schrift is de vreugde de vrucht van de Heilige Geest (Gal. 5, 22)[[b:Gal. 5, 22]], die het ons mogelijk maakt binnen te treden in het Woord en ervoor te zorgen dat het Woord in ons binnentreedt en vrucht draagt voor het eeuwig leven. Door het Woord van God te verkondigen in de kracht van de Heilige Geest wensen wij ook de bron mee te delen van de ware vreugde, niet van een oppervlakkige en voorbijgaande vreugde, maar die welke voortkomt uit een bewustzijn dat alleen de Heer Jezus woorden heeft van eeuwig leven (Joh. 6, 68)[[b:Joh. 6, 68]].
Referenties naar alinea 123: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
124
“Mater Verbi et Mater laetitiae”
Deze nauwe relatie tussen het Woord van God en vreugde komt nu juist duidelijk naar voren in de Moeder Gods. Wij herinneren aan de woorden van de heilige Elisabeth: “Zalig zij die geloofd heeft dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is” (Lc. 1, 45)[b:Lc. 1, 45]. Maria is zalig, omdat zij heeft geloofd en in dit geloof in haar eigen schoot het Woord van God heeft ontvangen om het te geven aan de wereld. De vreugde die door het Woord is ontvangen, kan zich verder uitbreiden tot al degenen die zich in geloof laten veranderen door het Woord van God. Het Evangelie van Lucas laat ons in twee teksten dit mysterie van aanhoren en vreugde zien. Jezus zegt: “Mijn moeder en mijn zusters zijn zij die het woord van God horen en er naar handelen” (Lc. 8, 21)[b:Lc. 8, 21]. En bij de uitroep van een vrouw uit de menigte die de schoot wil verheerlijken die Hem heeft gedragen, en de borst die Hem heeft gevoed, openbaart Jezus het geheim van de ware vreugde: “Veeleer gelukkig die naar het woord van God luisteren en het onderhouden” (Lc. 11, 28)[b:Lc. 11, 28]. Jezus laat de ware grootheid van Maria zien en opent zo voor ieder van ons de mogelijkheid van die zaligheid die voortkomt uit het Woord dat wordt ontvangen en in praktijk wordt gebracht. Daarom herinner ik alle christenen eraan dat een persoonlijke en gemeenschappelijke relatie met God afhangt van het toenemen van onze vertrouwdheid met het goddelijk Woord. Ten slotte richt ik mij tot alle mensen, ook tot hen die zich hebben verwijderd van de Kerk, die het geloof hebben verlaten of nooit hebben geluisterd naar de boodschap van het heil. Tot ieder zegt de Heer: “Ik sta voor de deur en Ik klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en maaltijd met Hem houden en hij met Mij” (Openb. 3, 20)[b:Openb. 3, 20].
Laat elke dag van ons dus het stempel dragen van een hernieuwde ontmoeting met Christus, Woord van de Vader, dat mens is geworden; Hij staat aan het begin en aan het einde en “alles bestaat in Hem” (Kol. 1, 17)[b:Kol. 1, 17]. Laten wij stil worden om te luisteren naar het Woord van de Heer en om het te overdenken, opdat het door middel van de doeltreffende werking van de Heilige Geest blijft wonen onder ons en tot ons blijft spreken al de dagen van ons leven. Zo hernieuwt de Kerk zich altijd en verjongt zij zich dankzij het Woord van de Heer, dat blijft in eeuwigheid (1 Pt. 1, 25; Jes. 40, 8)[[b:1 Pt. 1, 25; Jes. 40, 8]]. Zo zullen ook wij kunnen treden in de grote huwelijksdialoog waarmee de Heilige Schrift afsluit: “De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!’ Laat wie het hoort zeggen: ‘Kom!’ (...) Hij die dit alles waarborgt, spreekt: ‘Ja, Ik kom spoedig’. Amen. Kom, Heer Jezus” (Openb. 22, 17.20)[b:Openb. 22, 17.20].
Deze nauwe relatie tussen het Woord van God en vreugde komt nu juist duidelijk naar voren in de Moeder Gods. Wij herinneren aan de woorden van de heilige Elisabeth: “Zalig zij die geloofd heeft dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is” (Lc. 1, 45)[b:Lc. 1, 45]. Maria is zalig, omdat zij heeft geloofd en in dit geloof in haar eigen schoot het Woord van God heeft ontvangen om het te geven aan de wereld. De vreugde die door het Woord is ontvangen, kan zich verder uitbreiden tot al degenen die zich in geloof laten veranderen door het Woord van God. Het Evangelie van Lucas laat ons in twee teksten dit mysterie van aanhoren en vreugde zien. Jezus zegt: “Mijn moeder en mijn zusters zijn zij die het woord van God horen en er naar handelen” (Lc. 8, 21)[b:Lc. 8, 21]. En bij de uitroep van een vrouw uit de menigte die de schoot wil verheerlijken die Hem heeft gedragen, en de borst die Hem heeft gevoed, openbaart Jezus het geheim van de ware vreugde: “Veeleer gelukkig die naar het woord van God luisteren en het onderhouden” (Lc. 11, 28)[b:Lc. 11, 28]. Jezus laat de ware grootheid van Maria zien en opent zo voor ieder van ons de mogelijkheid van die zaligheid die voortkomt uit het Woord dat wordt ontvangen en in praktijk wordt gebracht. Daarom herinner ik alle christenen eraan dat een persoonlijke en gemeenschappelijke relatie met God afhangt van het toenemen van onze vertrouwdheid met het goddelijk Woord. Ten slotte richt ik mij tot alle mensen, ook tot hen die zich hebben verwijderd van de Kerk, die het geloof hebben verlaten of nooit hebben geluisterd naar de boodschap van het heil. Tot ieder zegt de Heer: “Ik sta voor de deur en Ik klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en maaltijd met Hem houden en hij met Mij” (Openb. 3, 20)[b:Openb. 3, 20].
Laat elke dag van ons dus het stempel dragen van een hernieuwde ontmoeting met Christus, Woord van de Vader, dat mens is geworden; Hij staat aan het begin en aan het einde en “alles bestaat in Hem” (Kol. 1, 17)[b:Kol. 1, 17]. Laten wij stil worden om te luisteren naar het Woord van de Heer en om het te overdenken, opdat het door middel van de doeltreffende werking van de Heilige Geest blijft wonen onder ons en tot ons blijft spreken al de dagen van ons leven. Zo hernieuwt de Kerk zich altijd en verjongt zij zich dankzij het Woord van de Heer, dat blijft in eeuwigheid (1 Pt. 1, 25; Jes. 40, 8)[[b:1 Pt. 1, 25; Jes. 40, 8]]. Zo zullen ook wij kunnen treden in de grote huwelijksdialoog waarmee de Heilige Schrift afsluit: “De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!’ Laat wie het hoort zeggen: ‘Kom!’ (...) Hij die dit alles waarborgt, spreekt: ‘Ja, Ik kom spoedig’. Amen. Kom, Heer Jezus” (Openb. 22, 17.20)[b:Openb. 22, 17.20].
Gegeven te Rome bij Sint Pieter, 30 september, gedachtenis van de heilige Hiëronymus, in het jaar 2010, het zesde jaar van mijn pontificaat.
Benedictus XVI
Referenties naar alinea 124: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 13
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/3488-verbum-domini-nl