De honderdste verjaardag
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Centesimus Annus
De honderdste verjaardag
Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum
Paus Johannes Paulus II
1 mei 1991
Pauselijke geschriften - Encyclieken
1991, Stichting R.K. Voorlichting, Oegstgeest
1 mei 1991
Stichting R.K. Voorlichting, Oegstgeest
14 april 2022
3
nl
Referenties naar dit document: 18
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
1
Vereerde Medebroeders, Geliefde Zonen en Dochters, Heil en Apostolische Zegen!
De honderdste verjaardag van de publicatie van de encycliek van mijn voorganger Leo XIII z.g., welke begint met de woorden Rerum Novarum[651], is een datum van grote betekenis in de huidige geschiedenis van de Kerk en ook in mijn pontificaat. Zij heeft namelijk het bijzondere voorrecht gehad herdacht te worden met plechtige documenten van de Pausen vanaf de veertigste verjaardag tot aan de negentigste. Men kan zeggen dat haar historische weg gemarkeerd is door andere geschriften, die haar in herinnering geroepen en teven geactualiseerd hebben. Quadragesimo Anno[[652]] La Solennità[[778]] Mater et Magistra[[90]] Octogesima Adveniens[[809]]
Nu ik dit eveneens doe voor de honderdste verjaardag op verzoek van talrijke bisschoppen, kerkelijke instellingen en studiecentra en van de werkgevers en werknemers, op persoonlijke titel of als leden van organisaties, wil ik allereerst de schuld van dankbaarheid voldoen, welke de gehele Kerk heeft aan de grote Paus en aan zijn “onsterfelijke document”. vgl: Quadragesimo Anno, 1[[[652|1]]] Ik wil ook aantonen dat het rijke sap, dat opstijgt uit de wortel, in de loop der jaren niet is uitgeput, maar integendeel vruchtbaarder is geworden. Daarvan getuigen de initiatieven van allerlei aard die voorafgegaan zijn aan deze viering, haar begeleiden en erop zullen volgen: initiatieven van bisschoppenconferenties, internationale organisaties, universiteiten en academische instituten, beroepsorganisaties en andere instellingen en personen in vele delen van de wereld.
De honderdste verjaardag van de publicatie van de encycliek van mijn voorganger Leo XIII z.g., welke begint met de woorden Rerum Novarum[651], is een datum van grote betekenis in de huidige geschiedenis van de Kerk en ook in mijn pontificaat. Zij heeft namelijk het bijzondere voorrecht gehad herdacht te worden met plechtige documenten van de Pausen vanaf de veertigste verjaardag tot aan de negentigste. Men kan zeggen dat haar historische weg gemarkeerd is door andere geschriften, die haar in herinnering geroepen en teven geactualiseerd hebben. Quadragesimo Anno[[652]] La Solennità[[778]] Mater et Magistra[[90]] Octogesima Adveniens[[809]]
Nu ik dit eveneens doe voor de honderdste verjaardag op verzoek van talrijke bisschoppen, kerkelijke instellingen en studiecentra en van de werkgevers en werknemers, op persoonlijke titel of als leden van organisaties, wil ik allereerst de schuld van dankbaarheid voldoen, welke de gehele Kerk heeft aan de grote Paus en aan zijn “onsterfelijke document”. vgl: Quadragesimo Anno, 1[[[652|1]]] Ik wil ook aantonen dat het rijke sap, dat opstijgt uit de wortel, in de loop der jaren niet is uitgeput, maar integendeel vruchtbaarder is geworden. Daarvan getuigen de initiatieven van allerlei aard die voorafgegaan zijn aan deze viering, haar begeleiden en erop zullen volgen: initiatieven van bisschoppenconferenties, internationale organisaties, universiteiten en academische instituten, beroepsorganisaties en andere instellingen en personen in vele delen van de wereld.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
De onderhavige encycliek neemt deel aan deze vieringen, om God te danken, van wie “goede gave, elk volmaakt geschenk neerdaalt” (Jak. 1, 17)[b:Jak. 1, 17], omdat Hij zich bediend heeft van een document dat honderd jaar geleden is uitgegaan van de Stoel van Petrus, en in de Kerk en in de wereld zoveel goeds uitgewerkt en zoveel licht verspreid heeft. De herdenking die hiermee plaatsvindt, betreft de encycliek van Leo XIII en tevens de encyclieken en andere geschriften van mijn voorgangers, die ertoe bijgedragen hebben haar in de tijd actueel en werkzaam te maken en datgene gevormd hebben wat de “sociale leer” of het "sociale onderricht van het leergezag” van de Kerk genoemd zou worden.
Op de geldigheid van deze leer wijzen reeds twee encyclieken die ik in de jaren van mijn pontificaat gepubliceerd heb: de encycliek Laborem Exercens[712] over de menselijke arbeid en de encycliek Sollicitudo Rei Socialis[350] over de actuele problemen van de ontwikkeling van de mensen en volkeren.
Op de geldigheid van deze leer wijzen reeds twee encyclieken die ik in de jaren van mijn pontificaat gepubliceerd heb: de encycliek Laborem Exercens[712] over de menselijke arbeid en de encycliek Sollicitudo Rei Socialis[350] over de actuele problemen van de ontwikkeling van de mensen en volkeren.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Ik wil nu een “herlezing” van de encycliek van Leo XIII aanbieden en uitnodigen “terug te kijken" naar de tekst zelf om opnieuw de rijkdom te ontdekken van de fundamentele beginselen die daarin geformuleerd zijn voor de oplossing van het arbeidersvraagstuk. Maar ik nodig ook uit “rondom te kijken” naar de “nieuwe dingen” die ons omringen, waarin wij om zo te zeggen ondergedompeld zijn, en zeer verschillend zijn van de “nieuwe dingen” welke het laatste decennium van de vorige eeuw kenmerkten. Tenslotte nodig ik uit ”naar de toekomst te kijken”, nu het derde millennium van de christelijke jaartelling reeds in het verschiet ligt, dat vol ongewisheden maar ook vol beloften is. Ongewisheden en beloften die een beroep doen op onze verbeeldingskracht en creativiteit en ook onze verantwoordelijkheid stimuleren om als leerlingen van de “ene meester”, Christus (Mt. 23, 8)[[b:Mt. 23, 8]], de weg aan te wijzen, de waarheid te verkondigen en het leven mee te delen dat Hij is. (Joh. 14, 6)[[b:Joh. 14, 6]]
Zodoende zal niet alleen de blijvende waarde van dat onderricht bevestigd worden, maar zal ook de ware zin van de traditie van de Kerk blijken, welke steeds levend en vitaal is en bouwt op de grondslag die gelegd is door onze vaderen in het geloof en met name op de grondslag die de apostelen overgedragen hebben aan de Kerk vgl: I, 10, 1; III, 4, 1: PG 7, 549f.; 855f.; S. Ch. 264,154f.; 211, 44-46.[[[848]]] in de naam van Jezus Christus, het fundament dat niemand door een ander kan vervangen. (1 Kor. 3, 11)[[b:1 Kor. 3, 11]]
Het was in het bewustzijn van zijn zending als de opvolger van Petrus dat Leo XIII zich voorgenomen heeft te spreken, en hetzelfde bewustzijn bezielt nu zijn opvolger. Zoals hij en zoals de Pausen voor en na hem laat ik mij inspireren door het evangelische beeld van de “schriftgeleerde die onderwezen is in het Rijk der hemelen” van wie de Heer zegt dat hij gelijk is “aan een huisvader die uit zijn schat nieuw en oude te voorschijn haalt” (Mt. 13, 52)[b:Mt. 13, 52]. De schat is de grote stroom van de traditie van de Kerk, die de ” oude dingen” bevat welke altijd ontvangen en overgedragen zijn, en het mogelijk maakt de “nieuwe dingen” te begrijpen te midden waarvan het leven van de Kerk en van de wereld verloopt.
Van die dingen welke, als zij ingelijfd worden in de traditie, oud worden en gelegenheid en materiaal bieden voor de verrijking daarvan en van het geloofsleven, maakt ook de vruchtbare werkzaamheid deel uit van miljoenen en miljoenen mensen, die gestimuleerd zijn door het sociale onderricht en zich ingespannen hebben om zich daardoor te laten bezielen voor hun inzet in de wereld. Zij hebben individueel of op verschillende wijzen aaneengesloten in groepen, verenigingen en organisaties gehandeld en als het ware een grote beweging gevormd voor de verdediging van de mens en voor de bescherming van zijn waardigheid, wat bijgedragen heeft tot de opbouw van een meer rechtvaardige maatschappij in de wisselvalligheden van de geschiedenis, of minstens tot het indammen en beperken van de onrechtvaardigheid.
De onderhavige encycliek beoogt de vruchtbaarheid te doen uitkomen van de door Leo XIII uitgedrukte beginselen, die tot het leerstellige vermogen van de Kerk behoren en daarom onder het gezag van haar leerambt vallen. Maar de pastorale bezorgdheid heeft mij aangespoord om ook een analyse van enige gebeurtenissen uit de recente geschiedenis aan te bieden. Het is overbodig op te merken dat het oplettend beschouwen van de loop der gebeurtenissen om de nieuwe eisen van de evangelisatie te onderscheiden deel uitmaakt van de taak van de herders. Maar dit onderzoek wil geen definitieve oordelen geven, aangezien dit op zich niet tot het specifieke terrein van het leergezag behoort.
Zodoende zal niet alleen de blijvende waarde van dat onderricht bevestigd worden, maar zal ook de ware zin van de traditie van de Kerk blijken, welke steeds levend en vitaal is en bouwt op de grondslag die gelegd is door onze vaderen in het geloof en met name op de grondslag die de apostelen overgedragen hebben aan de Kerk vgl: I, 10, 1; III, 4, 1: PG 7, 549f.; 855f.; S. Ch. 264,154f.; 211, 44-46.[[[848]]] in de naam van Jezus Christus, het fundament dat niemand door een ander kan vervangen. (1 Kor. 3, 11)[[b:1 Kor. 3, 11]]
Het was in het bewustzijn van zijn zending als de opvolger van Petrus dat Leo XIII zich voorgenomen heeft te spreken, en hetzelfde bewustzijn bezielt nu zijn opvolger. Zoals hij en zoals de Pausen voor en na hem laat ik mij inspireren door het evangelische beeld van de “schriftgeleerde die onderwezen is in het Rijk der hemelen” van wie de Heer zegt dat hij gelijk is “aan een huisvader die uit zijn schat nieuw en oude te voorschijn haalt” (Mt. 13, 52)[b:Mt. 13, 52]. De schat is de grote stroom van de traditie van de Kerk, die de ” oude dingen” bevat welke altijd ontvangen en overgedragen zijn, en het mogelijk maakt de “nieuwe dingen” te begrijpen te midden waarvan het leven van de Kerk en van de wereld verloopt.
Van die dingen welke, als zij ingelijfd worden in de traditie, oud worden en gelegenheid en materiaal bieden voor de verrijking daarvan en van het geloofsleven, maakt ook de vruchtbare werkzaamheid deel uit van miljoenen en miljoenen mensen, die gestimuleerd zijn door het sociale onderricht en zich ingespannen hebben om zich daardoor te laten bezielen voor hun inzet in de wereld. Zij hebben individueel of op verschillende wijzen aaneengesloten in groepen, verenigingen en organisaties gehandeld en als het ware een grote beweging gevormd voor de verdediging van de mens en voor de bescherming van zijn waardigheid, wat bijgedragen heeft tot de opbouw van een meer rechtvaardige maatschappij in de wisselvalligheden van de geschiedenis, of minstens tot het indammen en beperken van de onrechtvaardigheid.
De onderhavige encycliek beoogt de vruchtbaarheid te doen uitkomen van de door Leo XIII uitgedrukte beginselen, die tot het leerstellige vermogen van de Kerk behoren en daarom onder het gezag van haar leerambt vallen. Maar de pastorale bezorgdheid heeft mij aangespoord om ook een analyse van enige gebeurtenissen uit de recente geschiedenis aan te bieden. Het is overbodig op te merken dat het oplettend beschouwen van de loop der gebeurtenissen om de nieuwe eisen van de evangelisatie te onderscheiden deel uitmaakt van de taak van de herders. Maar dit onderzoek wil geen definitieve oordelen geven, aangezien dit op zich niet tot het specifieke terrein van het leergezag behoort.
Referenties naar alinea 3: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Karakteristieke trekken van de encycliek "Rerum novarum"
4
Op het eind van de vorige eeuw stond de Kerk tegenover een historisch proces dat reeds enige tijd aan de gang was, maar toen een kritiek punt bereikte. De beslissende factor van dat proces was een geheel van radicale veranderingen op politiek, economisch en sociaal gebied, maar ook in het wetenschappelijke en technische milieu, naast de veelvormige invloed van de overheersende ideologieën. Het gevolg van deze veranderingen was op het politieke vlak een nieuwe opvatting geweest over de maatschappij en over de staat en bij gevolg over het gezag. Een traditionele maatschappij viel uiteen en een andere begon zich te vormen, die vol hoop op nieuwe vrijheden was, maar ook vol gevaren van nieuwe vormen van onrecht en slavernij.
Op economisch gebied, waarop de ontdekkingen en de toepassingen van de wetenschappen samenvloeiden, was men geleidelijk tot nieuwe structuren gekomen in de productie van consumptiegoederen. Er was een nieuwe vorm van eigendom, het kapitaal, verschenen en een nieuwe vorm van arbeid, de gesalarieerde arbeid, die gekenmerkt werd door zware productietempo's, zonder dat op de verschuldigde wijze rekening gehouden werd met sekse, leeftijd of gezinssituatie, en die alleen bepaald werd door efficiëntie met het oog op de vermeerdering van de winst.
Zo werd de arbeid koopwaar, die vrij gekocht en verkocht kon worden op de markt en waarvan de prijs geregeld werd door de wet van vraag en aanbod, zonder rekening te houden met het noodzakelijke minimum voor het levensonderhoud van de mens en zijn gezin. Bovendien had de arbeider zelfs niet de zekerheid dat hij erin zou slagen zijn “eigen koopwaar” te verkopen; hij werd voortdurend bedreigd door werkloosheid, welke bij afwezigheid van sociale voorzieningen het spookbeeld van de hongerdood betekende.
Het gevolg van die veranderingen was de verdeling van de maatschappij in twee klassen die door een onmetelijke kloof gescheiden waren. Rerum Novarum, 35[[651|35]] Deze situatie was verstrengeld met de nadrukkelijke verandering van politieke orde. Zo zocht de toen overheersende politieke theorie de totale economische vrijheid te bevorderen door geschikte wetten of integendeel door bewust gewilde onthouding van ieder ingrijpen. Tegelijk begon in een georganiseerde en vaak gewelddadige vorm een andere opvatting over de eigendom en over het economische leven op te komen, die een nieuwe politieke en sociale organisatie insloot.
Op het hoogtepunt van deze tegenstelling, toen de zeer ernstige onrechtvaardigheid van de sociale werkelijkheid zoals zij op vele plaatsen bestond, ten volle aan het licht was gekomen, evenals het gevaar van een revolutie die begunstigd werd door de opvattingen die toen “socialistisch” genoemd werden, kwam Leo XIII tussenbeide met een document dat op organische wijze het “arbeidsvraagstuk” behandelde. De encycliek was voorafgegaan door andere encyclieken, die veelmeer gewijd waren aan onderrichtingen van politieke aard, terwijl nog andere later zouden volgen. vgl: Arcanum Divinae Sapientiae[[[820]]] vgl: Diuturnum illud[[[821]]] vgl: Libertas praestantissimum[[[705]]] vgl: Graves de Communi Re[[[738]]] In deze context moet in het bijzondere herinnerd worden aan de encycliek Libertas praestantissimum[705], waarin herinnerd is aan de fundamentele band van de menselijke vrijheid met de waarheid, zodanig dat een vrijheid die zou weigeren zichzelf te binden aan de waarheid, in willekeur zou vervallen en zichzelf tenslotte zou onderwerpen aan de meest lage hartstochten en zichzelf zou vernietigen. Waaruit anders komt immers al het kwaad voort, waartegen de encycliek Rerum Novarum[651] wil reageren, dan uit een vrijheid die zich op het gebied van de economische en sociale activiteit losmaakt van waarheid over de mens?
De Paus liet zich bovendien inspireren door het onderricht van zijn voorgangers, alsmede door de vele bisschoppelijke documenten, door de wetenschappelijke studies van leken, door de actie van de katholieke bewegingen en verenigingen en door de concrete realiseringen op sociaal gebied die het leven van de Kerk in de tweede helft van de negentiende eeuw kenmerken.
Op economisch gebied, waarop de ontdekkingen en de toepassingen van de wetenschappen samenvloeiden, was men geleidelijk tot nieuwe structuren gekomen in de productie van consumptiegoederen. Er was een nieuwe vorm van eigendom, het kapitaal, verschenen en een nieuwe vorm van arbeid, de gesalarieerde arbeid, die gekenmerkt werd door zware productietempo's, zonder dat op de verschuldigde wijze rekening gehouden werd met sekse, leeftijd of gezinssituatie, en die alleen bepaald werd door efficiëntie met het oog op de vermeerdering van de winst.
Zo werd de arbeid koopwaar, die vrij gekocht en verkocht kon worden op de markt en waarvan de prijs geregeld werd door de wet van vraag en aanbod, zonder rekening te houden met het noodzakelijke minimum voor het levensonderhoud van de mens en zijn gezin. Bovendien had de arbeider zelfs niet de zekerheid dat hij erin zou slagen zijn “eigen koopwaar” te verkopen; hij werd voortdurend bedreigd door werkloosheid, welke bij afwezigheid van sociale voorzieningen het spookbeeld van de hongerdood betekende.
Het gevolg van die veranderingen was de verdeling van de maatschappij in twee klassen die door een onmetelijke kloof gescheiden waren. Rerum Novarum, 35[[651|35]] Deze situatie was verstrengeld met de nadrukkelijke verandering van politieke orde. Zo zocht de toen overheersende politieke theorie de totale economische vrijheid te bevorderen door geschikte wetten of integendeel door bewust gewilde onthouding van ieder ingrijpen. Tegelijk begon in een georganiseerde en vaak gewelddadige vorm een andere opvatting over de eigendom en over het economische leven op te komen, die een nieuwe politieke en sociale organisatie insloot.
Op het hoogtepunt van deze tegenstelling, toen de zeer ernstige onrechtvaardigheid van de sociale werkelijkheid zoals zij op vele plaatsen bestond, ten volle aan het licht was gekomen, evenals het gevaar van een revolutie die begunstigd werd door de opvattingen die toen “socialistisch” genoemd werden, kwam Leo XIII tussenbeide met een document dat op organische wijze het “arbeidsvraagstuk” behandelde. De encycliek was voorafgegaan door andere encyclieken, die veelmeer gewijd waren aan onderrichtingen van politieke aard, terwijl nog andere later zouden volgen. vgl: Arcanum Divinae Sapientiae[[[820]]] vgl: Diuturnum illud[[[821]]] vgl: Libertas praestantissimum[[[705]]] vgl: Graves de Communi Re[[[738]]] In deze context moet in het bijzondere herinnerd worden aan de encycliek Libertas praestantissimum[705], waarin herinnerd is aan de fundamentele band van de menselijke vrijheid met de waarheid, zodanig dat een vrijheid die zou weigeren zichzelf te binden aan de waarheid, in willekeur zou vervallen en zichzelf tenslotte zou onderwerpen aan de meest lage hartstochten en zichzelf zou vernietigen. Waaruit anders komt immers al het kwaad voort, waartegen de encycliek Rerum Novarum[651] wil reageren, dan uit een vrijheid die zich op het gebied van de economische en sociale activiteit losmaakt van waarheid over de mens?
De Paus liet zich bovendien inspireren door het onderricht van zijn voorgangers, alsmede door de vele bisschoppelijke documenten, door de wetenschappelijke studies van leken, door de actie van de katholieke bewegingen en verenigingen en door de concrete realiseringen op sociaal gebied die het leven van de Kerk in de tweede helft van de negentiende eeuw kenmerken.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
De "nieuwe dingen" die de Paus op het oog had, waren allesbehalve positief. De eerste paragraaf van de encycliek beschrijft de "nieuwe dingen" die hun naam aan de encycliek gegeven hebben, in krachtige termen: "De eenmaal opgewerkte vernieuwingsdrang, die zolang reeds het politieke leven beroerd, moest tenslotte wel van staatkundige naar het aangrenzende sociaaleconomische terrein overslaan. Inderdaad, de ongekende groei van de industrie, de techniek die nieuwe wegen gaat, de wijziging in de onderlinge verhoudingen tussen werkgevers en werknemers, de opeenhoping van rijkdom bij weinigen en het gebrek bij de grote massa, voorts het groter zelfbewustzijn van de arbeiders en hun nauwere aaneensluiting, bovendien het zedenbederf, dit alles heeft de strijd doen ontbranden". vgl: Rerum Novarum, 1[[[651|1]]]
De Paus en met hem de Kerk en ook de burgerlijke gemeenschap stonden tegenover een maatschappij die verdeeld was door een conflict, dat des te harder en onmenselijker was omdat het geen regel en norm kende. Het was het conflict tussen kapitaal en de arbeid of, zoals de encycliek het noemde, het arbeidersvraagstuk. De Paus aarzelde niet te spreken juist over dit conflict in de zeer ernstige vormen waarin het zich toen voordeed.
Hier biedt zich de eerste overweging aan die door de encycliek gesuggereerd wordt voor de huidige tijd. Staande voor een conflict dat de mensen als het ware als ”wolven" tegenover elkaar stelde, tot op het vlak van het lijfelijke voorbestaan van de een en de overvloed van de ander, twijfelde de Paus er niet aan dat hij tussenbeide moest komen krachtens zijn “apostolisch ambt“, vgl: Rerum Novarum, 1[[[651|1]]] ofwel de zending die hij van Jezus Christus zelf ontvangen had om “de lammeren en de schappen te weiden“ (Joh. 21, 15-17)[[b:Joh. 21, 15-17]] en om "op aarde te binden en te ontbinden" voor het Rijk der hemen (Mt. 16, 19)[[b:Mt. 16, 19]]. Het was zeker zijn bedoeling om de vrede te herstellen, en de hedendaagse lezer moet wel de strenge veroordeling van de klassenstrijd opmerken, welke hij onverbloemd uitsprak. vgl: Rerum Novarum, 15[[[651|15]]] Maar de Paus was zich wel bewust van het feit dat de vrede gebouwd wordt op de grondslag van de rechtvaardigheid. De wezenlijke inhoud van de encycliek was juist het aangeven van de fundamentele voorwaarden voor de rechtvaardigheid in de economische en sociale conjunctuur van toen vgl: beschrijving van de arbeidsomstandigheden[[[651|16]]] vgl: (anti-christelijke arbeidersvereniging)[[[651|40]]].
Op deze wijze stelde Leo XIII in het voetspoor van zijn voorgangers een blijvend paradigma voor de Kerk vast. Deze moet zich inderdaad uitspreken over bepaalde menselijke situaties van individuen en van nationale en internationale gemeenschappen, waarvoor zij een echte leer formuleert, een corpus, dat het haar veroorlooft de sociale werkelijkheden te analyseren, zich erover uit te spreken en richtlijnen aan te geven voor een juiste oplossing van de problemen die eruit voortvloeien.
Ten tijde van Leo XIII werd een dergelijke opvatting over het rechten en de plicht van Kerk lang niet algemeen aanvaard. Er heerste namelijk een tweevoudige tendens: een tendens die gericht was op deze wereld en op dit leven, waar het geloof buiten moest blijven, en een andere tendens die gericht was op een louter bovenaards heil, dat echter geen licht en richting gaf aan het aardse bestaan. De houding waarvan de Paus blijk gaf door het publiceren van de encycliek Rerum Novarum[651], gaf aan de Kerk als het ware een “statuut van burgerschap” in de veranderlijke werkelijkheden van het openbare leven. Dat zou vervolgens nog meer bevestigd worden. Het onderricht en de verspreiding van de sociale leer behoren inderdaad tot de zending van de Kerk om het evangelie te verkondigen en zijn een wezenlijk onderdeel van de christelijke boodschap, wan die leer houdt de directe gevolgen van die boodschap voor het maatschappelijke leven voor en plaats het dagelijkse werk en de strijd voor rechtvaardigheid in het kader van het getuigenis over Christus de Verlosser. Zij vormt bovendien een bron van eenheid en vrede tegenover de conflicten welke onvermijdelijk opkomen in de sociaal-economische sector. Op deze wijze wordt het mogelijk om de nieuwe situaties te beleven zonder de transcendente waardigheid van de mens te verlagen, noch in zichzelf noch in de tegenstanders, en om ze tot juiste oplossing te brengen.
De geldigheid van dit standpunt biedt mij de geschikte gelegenheid om nu, honderd jaren later, ook een bijdrage te leveren tot de verdere ontwikkeling van de christelijke sociale leer. De “nieuwe evangelisatie” , waaraan de moderne wereld dringend behoefte heeft en waarop ik meermalen aangedrongen heb, moet onder haar wezenlijke elementen de verkondiging van de sociale leer van de Kerk tellen, welke ook nu, zoals ten tijde van Leo XIII, geschikt is de juiste weg aan te wijzen om te beantwoorden aan de grote uitdagingen van het huidige tijdvak, op het moment dat de ongeloofwaardigheid van de ideologieën toeneemt. Zoals moet men herhalen dat er buiten het Evangelie geen werkelijke oplossing voor het ”sociale vraagstuk" is en dat anderzijds de “nieuwe dingen” in het Evangelie hun waarheidsgehalte en de vereiste morele aanpak kunnen vinden.
De Paus en met hem de Kerk en ook de burgerlijke gemeenschap stonden tegenover een maatschappij die verdeeld was door een conflict, dat des te harder en onmenselijker was omdat het geen regel en norm kende. Het was het conflict tussen kapitaal en de arbeid of, zoals de encycliek het noemde, het arbeidersvraagstuk. De Paus aarzelde niet te spreken juist over dit conflict in de zeer ernstige vormen waarin het zich toen voordeed.
Hier biedt zich de eerste overweging aan die door de encycliek gesuggereerd wordt voor de huidige tijd. Staande voor een conflict dat de mensen als het ware als ”wolven" tegenover elkaar stelde, tot op het vlak van het lijfelijke voorbestaan van de een en de overvloed van de ander, twijfelde de Paus er niet aan dat hij tussenbeide moest komen krachtens zijn “apostolisch ambt“, vgl: Rerum Novarum, 1[[[651|1]]] ofwel de zending die hij van Jezus Christus zelf ontvangen had om “de lammeren en de schappen te weiden“ (Joh. 21, 15-17)[[b:Joh. 21, 15-17]] en om "op aarde te binden en te ontbinden" voor het Rijk der hemen (Mt. 16, 19)[[b:Mt. 16, 19]]. Het was zeker zijn bedoeling om de vrede te herstellen, en de hedendaagse lezer moet wel de strenge veroordeling van de klassenstrijd opmerken, welke hij onverbloemd uitsprak. vgl: Rerum Novarum, 15[[[651|15]]] Maar de Paus was zich wel bewust van het feit dat de vrede gebouwd wordt op de grondslag van de rechtvaardigheid. De wezenlijke inhoud van de encycliek was juist het aangeven van de fundamentele voorwaarden voor de rechtvaardigheid in de economische en sociale conjunctuur van toen vgl: beschrijving van de arbeidsomstandigheden[[[651|16]]] vgl: (anti-christelijke arbeidersvereniging)[[[651|40]]].
Op deze wijze stelde Leo XIII in het voetspoor van zijn voorgangers een blijvend paradigma voor de Kerk vast. Deze moet zich inderdaad uitspreken over bepaalde menselijke situaties van individuen en van nationale en internationale gemeenschappen, waarvoor zij een echte leer formuleert, een corpus, dat het haar veroorlooft de sociale werkelijkheden te analyseren, zich erover uit te spreken en richtlijnen aan te geven voor een juiste oplossing van de problemen die eruit voortvloeien.
Ten tijde van Leo XIII werd een dergelijke opvatting over het rechten en de plicht van Kerk lang niet algemeen aanvaard. Er heerste namelijk een tweevoudige tendens: een tendens die gericht was op deze wereld en op dit leven, waar het geloof buiten moest blijven, en een andere tendens die gericht was op een louter bovenaards heil, dat echter geen licht en richting gaf aan het aardse bestaan. De houding waarvan de Paus blijk gaf door het publiceren van de encycliek Rerum Novarum[651], gaf aan de Kerk als het ware een “statuut van burgerschap” in de veranderlijke werkelijkheden van het openbare leven. Dat zou vervolgens nog meer bevestigd worden. Het onderricht en de verspreiding van de sociale leer behoren inderdaad tot de zending van de Kerk om het evangelie te verkondigen en zijn een wezenlijk onderdeel van de christelijke boodschap, wan die leer houdt de directe gevolgen van die boodschap voor het maatschappelijke leven voor en plaats het dagelijkse werk en de strijd voor rechtvaardigheid in het kader van het getuigenis over Christus de Verlosser. Zij vormt bovendien een bron van eenheid en vrede tegenover de conflicten welke onvermijdelijk opkomen in de sociaal-economische sector. Op deze wijze wordt het mogelijk om de nieuwe situaties te beleven zonder de transcendente waardigheid van de mens te verlagen, noch in zichzelf noch in de tegenstanders, en om ze tot juiste oplossing te brengen.
De geldigheid van dit standpunt biedt mij de geschikte gelegenheid om nu, honderd jaren later, ook een bijdrage te leveren tot de verdere ontwikkeling van de christelijke sociale leer. De “nieuwe evangelisatie” , waaraan de moderne wereld dringend behoefte heeft en waarop ik meermalen aangedrongen heb, moet onder haar wezenlijke elementen de verkondiging van de sociale leer van de Kerk tellen, welke ook nu, zoals ten tijde van Leo XIII, geschikt is de juiste weg aan te wijzen om te beantwoorden aan de grote uitdagingen van het huidige tijdvak, op het moment dat de ongeloofwaardigheid van de ideologieën toeneemt. Zoals moet men herhalen dat er buiten het Evangelie geen werkelijke oplossing voor het ”sociale vraagstuk" is en dat anderzijds de “nieuwe dingen” in het Evangelie hun waarheidsgehalte en de vereiste morele aanpak kunnen vinden.
Referenties naar alinea 5: 10
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Leo XIII, die zich voorstelde licht te werpen op het conflict dat geschapen was tussen kapitaal en arbeid, bevestigde de fundamentele rechten van de arbeiders. De sleutel voor het lezen van zijn tekst is derhalve de waardigheid van de arbeider als zodanig en daarom de waardigheid van de arbeid, welke omschreven wordt als "de inspanning om die goederen te verwerven, welke noodzakelijk zijn voor de verschillende levensbehoeften, allereerst voor de instandhouding van het leven zelf". Rerum Novarum, 34[[651|34]] vgl: v.[[[651|18]]] De Paus kwalificeert de arbeid als "persoonlijk", omdat "de werkkracht innerlijk verboden is met de persoon en het volle eigendom is van hem, door wie ze wordt uitgeoefend en tot wiens nut zij bestemd is". Rerum Novarum, 34[[651|34]] De arbeid hoort zo tot de roeping van iedere mens, die zich juist uitdrukt en verwerkelijkt in de activiteit van zijn werk. De arbeid heeft tegelijk een "sociale" dimensie vanwege zijn nauwe betrekking zowel met het gezin als met het algemeen welzijn, aangezien "het absoluut waar is, dat de rijkdom van de staten uit niet anders voortkomt dan uit de werkzaamheid van de arbeiders". Rerum Novarum, 27[[651|27]] Ik heb dat herhaald en ontwikkeld in de encycliek Laborem Exercens[712] Laborem Exercens, 1,2,6[[712|1.2.6]].
Een ander belangrijk beginsel is zonder twijfel dat van het recht op "privé-eigendom". vgl: Rerum Novarum, 5-10[[[651|5-10]]] De ruimte die de encycliek hieraan wijdt, toont de betekenis die eraan geven wordt. De Paus is zich wel bewust van het feit dat de privé-eigendom geen absolute waarde is en laat niet na de beginselen te verkondigen die een noodzakelijke aanvulling vormen, zoals dat van de universele bestemming van de aardse goederen. vgl: Rerum Novarum, 7[[[651|7]]]
Het is anderzijds zonder meer waar dat het type privé-eigendom dat hij voornamelijk beschouwt, dat van het grondbezit is. vgl: Rerum Novarum, 7-8[[[651|7-8]]] Maar dit verhinderd niet dat de redenen die aangevoerd zijn om de privé-eigendom te beschermen of om het recht om te bezitten wat nodig is voor de ontwikkeling van zichzelf en van het eigen gezin, te bevestigen, heden hun waarde behouden, welke concrete vorm dit recht ook mag aannemen. Dit moet opnieuw bevestigd worden zowel in verband met de veranderingen waarvan wij getuige zijn en die plaatsgevonden hebben in de systemen waarin de collectieve eigendom van de productiemiddelen heerste, als in verband met de toenemende verschijnselen van armoede of, meer precies, in verband met de belemmeringen voor het privé-bezit, welke zich vertonen in zovele delen van de wereld, met inbegrip van die waarin de systemen overheersen welke van de bevestiging van het recht op privé-bezit hun steunpunt maken. Tengevolge van die veranderingen en van het voorduren van de armoede blijkt een diepere analyse van het probleem nodig. Zoals verderop (De privé-eigendom en de universele bestemming van de goederen)[3 |+ 34 ] gebeuren zal.
Een ander belangrijk beginsel is zonder twijfel dat van het recht op "privé-eigendom". vgl: Rerum Novarum, 5-10[[[651|5-10]]] De ruimte die de encycliek hieraan wijdt, toont de betekenis die eraan geven wordt. De Paus is zich wel bewust van het feit dat de privé-eigendom geen absolute waarde is en laat niet na de beginselen te verkondigen die een noodzakelijke aanvulling vormen, zoals dat van de universele bestemming van de aardse goederen. vgl: Rerum Novarum, 7[[[651|7]]]
Het is anderzijds zonder meer waar dat het type privé-eigendom dat hij voornamelijk beschouwt, dat van het grondbezit is. vgl: Rerum Novarum, 7-8[[[651|7-8]]] Maar dit verhinderd niet dat de redenen die aangevoerd zijn om de privé-eigendom te beschermen of om het recht om te bezitten wat nodig is voor de ontwikkeling van zichzelf en van het eigen gezin, te bevestigen, heden hun waarde behouden, welke concrete vorm dit recht ook mag aannemen. Dit moet opnieuw bevestigd worden zowel in verband met de veranderingen waarvan wij getuige zijn en die plaatsgevonden hebben in de systemen waarin de collectieve eigendom van de productiemiddelen heerste, als in verband met de toenemende verschijnselen van armoede of, meer precies, in verband met de belemmeringen voor het privé-bezit, welke zich vertonen in zovele delen van de wereld, met inbegrip van die waarin de systemen overheersen welke van de bevestiging van het recht op privé-bezit hun steunpunt maken. Tengevolge van die veranderingen en van het voorduren van de armoede blijkt een diepere analyse van het probleem nodig. Zoals verderop (De privé-eigendom en de universele bestemming van de goederen)[3 |+ 34 ] gebeuren zal.
Referenties naar alinea 6: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
In nauwe verband met het recht op privé-bezit bevestigt de encycliek van Leo XIII tevens andere eigen en onvervreemdbare rechten van de mens. Hieronder neemt het "natuurlijk recht van de mens" om particuliere verengingen te vormen de voornaamste plaats in, gezin de ruimte die de Paus eraan wijdt en het gewicht dat hij eraan toekent. Dit betekent vooral het recht om beroepsorganisaties van ondernemers en arbeiders of van arbeiders alleen te vormen. vgl: Rerum Novarum, 38,41[[[651|38.41]]] Hier vindt men de reden waarom de Kerk de vorming van wat men algemeen vakbonden noemt, verdedigt en goedkeurt, zeker niet uit ideologische vooroordelen of om te wijken voor een klassegeest, maar omdat het recht om zich te verenigen een natuurlijke recht van de mens is en dus een recht dat voorafgaat aan zijn integratie in de politieke maatschappij. Inderdaad "kan de staat het bestaan ervan niet verhinderen", want "de staat is ingesteld tot bescherming niet tot vernietiging van het natuurrecht. En als hij het oprichten van verenigingen onder de burgers verbood, zou hij tegen zichzelf ingaan". Rerum Novarum, 38[[651|38]]
Samen met dit recht dat de Paus – zoals benadrukt moet worden – uitdrukkelijk toekent aan de arbeiders of, vervolgens zijn taalgebruik, aan de "proletariërs", is met evenveel duidelijkheid het recht bevestigd op "beperking van de werktijd", op wettelijke rust en op een andere behandeling van kinderen en vrouwen vgl: Rerum Novarum, 29[[[651|29]]] wat de aard en de duur van het werk betreft.
Als men voor ogen houdt wat de geschiedenis zegt over de toegelaten of minstens niet wettelijk uitgesloten praktijken met betrekking tot het arbeidscontract zonder enige garantie aangaande het aantal werkuren en de hygiënische omstandigheden van het arbeidsmilieu en nog zonder rekening te houden met leeftijd en sekse van de kandidaten voor het werk, dan begrijpt men goed de strenge uitspraak van de Paus, die schrijft: "Zowel werk eisen, dat de geest door de overmatige arbeid afstompt en tevens het lichaam onder de vermoeienis bezwijkt, is onrechtvaardig en onmenselijk". Onder verwijzing naar het "contract", bedoeld om degelijke "arbeidsverhoudingen" van kracht te doen worden, verkaart hij met nog grotere nauwkeurig: "Bij elk contract, dat gesloten wordt tussen werkgevers en arbeiders behoort deze uitdrukkelijke of stilzwijgende voorwaarde" dat op gepaste wijze wordt voorzien in de rusttijd die nodig is om de arbeiders "de krachten te hergeven die door de arbeid verbruik zijn". Vervolgens besluit hij: "Het zou immoreel zijn, een andere overeenkomst te treffen". Rerum Novarum, 29[[651|29]]
Samen met dit recht dat de Paus – zoals benadrukt moet worden – uitdrukkelijk toekent aan de arbeiders of, vervolgens zijn taalgebruik, aan de "proletariërs", is met evenveel duidelijkheid het recht bevestigd op "beperking van de werktijd", op wettelijke rust en op een andere behandeling van kinderen en vrouwen vgl: Rerum Novarum, 29[[[651|29]]] wat de aard en de duur van het werk betreft.
Als men voor ogen houdt wat de geschiedenis zegt over de toegelaten of minstens niet wettelijk uitgesloten praktijken met betrekking tot het arbeidscontract zonder enige garantie aangaande het aantal werkuren en de hygiënische omstandigheden van het arbeidsmilieu en nog zonder rekening te houden met leeftijd en sekse van de kandidaten voor het werk, dan begrijpt men goed de strenge uitspraak van de Paus, die schrijft: "Zowel werk eisen, dat de geest door de overmatige arbeid afstompt en tevens het lichaam onder de vermoeienis bezwijkt, is onrechtvaardig en onmenselijk". Onder verwijzing naar het "contract", bedoeld om degelijke "arbeidsverhoudingen" van kracht te doen worden, verkaart hij met nog grotere nauwkeurig: "Bij elk contract, dat gesloten wordt tussen werkgevers en arbeiders behoort deze uitdrukkelijke of stilzwijgende voorwaarde" dat op gepaste wijze wordt voorzien in de rusttijd die nodig is om de arbeiders "de krachten te hergeven die door de arbeid verbruik zijn". Vervolgens besluit hij: "Het zou immoreel zijn, een andere overeenkomst te treffen". Rerum Novarum, 29[[651|29]]
Referenties naar alinea 7: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Onmiddellijk daarna vermeldt de Paus een ander recht van de arbeider als persoon. Het om het recht op een "rechtvaardige loon", dat niet overgelaten mag worden aan de vrije overeenkomst van de partijen, zodat de werkgever, als "hij het overeenkomen loon had uitbetaald, ten volle aan zijn verplichting zou lijken voldaan te hebben en verder niets meer verschuldigd zou lijken te zijn". Rerum Novarum, 29[[651|29]] In die tijd zei men dat de staat geen macht heeft om tussenbeide te komen in de vaststelling van de contracten, behalve om de nakoming te verzekeren van wat uitdrukkelijk overeenkomen is. Een dergelijke louter pragmatische en door een rigoureus individualisme geïnspireerde opvatting over de betrekkingen tussen werkgevers en arbeiders wordt streng gelaakt in de encycliek, omdat zij strijdig is met de tweevoudige aard van de arbeid, als persoonlijke en als noodzakelijke werkelijkheid. Want de arbeid, die als persoonlijke werkelijkheid onder de beschikking valt die ieder heeft over de eigen mogelijkheden en krachten, wordt als noodzakelijke werkelijkheid geregeld door de ernstige plicht die ieder heeft om "zich in leven te houden". De Paus besluit: "Daaruit volgt noodzakelijk het recht op het verwerven van de middelen voor de instandhouding van het leven, waarin de laagste klasse slechts door het arbeidsloon kan voorzien". Rerum Novarum, 29[[651|29]]
Het loon moet toereikend zijn voor het levensonderhoud van de arbeider en zijn gezin. "Gesteld dat een arbeider, door nood gedwongen of uit vrees voor erger, hardere voorwaarden aanvaardt en zelfs tegen zijn wil moet aanvaarden, omdat zij door de werkgever of de ondernemer worden opgelegd, dan ondergaat hij geweld, waartegen de rechtvaardigheid protesteert". Rerum Novarum, 30[[651|30]]
Mochten deze woorden, die geschreven zijn toen het "wilde kapitalisme" in opmars was, nu niet met dezelfde strengheid herhaald behoeven te worden. Helaas ontmoet men nu nog gevallen van contracten tussen werkgevers en arbeiders, waarin de meest elementaire rechtvaardigheid inzake de arbeid van minderjarigen of vrouwen, de werktijden, de hygiënische toestand van de werkplaatsen en een billijk loon ontbreekt. En dit ondanks de internationale verklaringen en conventies dienaangaande vgl: Universele Verklaring van de Rechten van de Mens[[[1491]]] en de binnenlandse wetten van de staten. De Paus wees aan het "openbare gezag" de "strikte plicht" toe om passende zorg te dragen voor het welzijn van de arbeiders, omdat als het dit niet deed, de rechtvaardigheid geschonden zou worden; hij aarzelde zelfs niet te spreken van "verdelende rechtvaardigheid". vgl: Rerum Novarum, 27[[[651|27]]]
Het loon moet toereikend zijn voor het levensonderhoud van de arbeider en zijn gezin. "Gesteld dat een arbeider, door nood gedwongen of uit vrees voor erger, hardere voorwaarden aanvaardt en zelfs tegen zijn wil moet aanvaarden, omdat zij door de werkgever of de ondernemer worden opgelegd, dan ondergaat hij geweld, waartegen de rechtvaardigheid protesteert". Rerum Novarum, 30[[651|30]]
Mochten deze woorden, die geschreven zijn toen het "wilde kapitalisme" in opmars was, nu niet met dezelfde strengheid herhaald behoeven te worden. Helaas ontmoet men nu nog gevallen van contracten tussen werkgevers en arbeiders, waarin de meest elementaire rechtvaardigheid inzake de arbeid van minderjarigen of vrouwen, de werktijden, de hygiënische toestand van de werkplaatsen en een billijk loon ontbreekt. En dit ondanks de internationale verklaringen en conventies dienaangaande vgl: Universele Verklaring van de Rechten van de Mens[[[1491]]] en de binnenlandse wetten van de staten. De Paus wees aan het "openbare gezag" de "strikte plicht" toe om passende zorg te dragen voor het welzijn van de arbeiders, omdat als het dit niet deed, de rechtvaardigheid geschonden zou worden; hij aarzelde zelfs niet te spreken van "verdelende rechtvaardigheid". vgl: Rerum Novarum, 27[[[651|27]]]
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Leo XIII voegt aan die rechten een andere recht toe, steeds de conditie van de arbeiders betreffend, dat ik wil vermelden vanwege de betekenis die het heeft: het recht om vrijelijk zijn godsdienstige plichten te vervullen. De Paus verkondigt dit recht in de context van de andere rechten en plichten van de arbeiders, ondanks het algemene klimaat dat ook in zijn tijd bepaalde zaken als uitsluitend tot de privé-sfeer behorend beschouwde. Hij bevestigt de noodzaak van de zondagsrust, opdat de mens gebracht wordt tot de gedachte aan de hemelse goederen en tot eredienst die verschuldigd is aan goddelijke majesteit. vgl: Rerum Novarum, 29[[[651|29]]] Van dit recht, dat in een gebod geworteld is, mag niemand de mens beroven: "Niemand mag de waarheid van de mens, waarover God zelf niet grote eerbied beschikt, ongestraft krenken". Bijgevolg moet de staat aan de arbeider de uitoefening van deze vrijheid verzekeren. vgl: Rerum Novarum, 28[[[651|28]]]
Het zou geen verrassing zijn in deze duidelijke uitspraak de kiem te zien van het beginsel van het recht op godsdienstvrijheid, dat vervolgens voorwerp is geworden van vele plechtige internationale verklaringen en overeenkomsten, vgl: Universele Verklaring van de Rechten van de Mens[[[1491]]] vgl: Verklaring over de uitbanning van iedere vorm van onverdraagzaamheid en discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging[[[1763]]] als mede van de bekende verklaring van het Concilie en van mijn herhaalde onderricht. vgl: Dignitatis Humanae[[[702]]] vgl: Over de godsdienstvrijheid[[[1762]]] vgl: Godsdienstvrijheid, voorwaarde tot een vreedzame samenleving[[[1530]]] Wat dit betreft moet men zich afvragen of de wettelijk van kracht zijnde verordeningen en de praktijk van de geïndustrialiseerde maatschappijen nu het elementaire recht op zondagsrust werkelijk verzekeren.
Het zou geen verrassing zijn in deze duidelijke uitspraak de kiem te zien van het beginsel van het recht op godsdienstvrijheid, dat vervolgens voorwerp is geworden van vele plechtige internationale verklaringen en overeenkomsten, vgl: Universele Verklaring van de Rechten van de Mens[[[1491]]] vgl: Verklaring over de uitbanning van iedere vorm van onverdraagzaamheid en discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging[[[1763]]] als mede van de bekende verklaring van het Concilie en van mijn herhaalde onderricht. vgl: Dignitatis Humanae[[[702]]] vgl: Over de godsdienstvrijheid[[[1762]]] vgl: Godsdienstvrijheid, voorwaarde tot een vreedzame samenleving[[[1530]]] Wat dit betreft moet men zich afvragen of de wettelijk van kracht zijnde verordeningen en de praktijk van de geïndustrialiseerde maatschappijen nu het elementaire recht op zondagsrust werkelijk verzekeren.
Referenties naar alinea 9: 2
Vademecum voor biechtvaders over de huwelijksmoraal ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Een andere belangrijke gedachte, die rijk is aan lering voor onze tijd, is de opvatting over de betrekkingen tussen de staat en de burgers. De encycliek Rerum Novarum[651] kritiseert de twee sociale en economische systemen, het socialisme en het liberalisme. Aan het socialisme is het eerste deel gewijd, waarin het recht op de privé-eigendom bevestigd wordt. Aan het liberalisme is geen speciale sectie gewijd, maar – en dit verdient aandacht – de kritiek daarop wordt gegeven als het thema van de plichten van de staat behandeld wordt. vgl: Rerum Novarum, 5-10,34,38[[[651|5-10.34.38]]] De staat mag er zich niet toe beperken te "zorgen voor een deel van de burgers", namelijk voor het rijke en welvarende deel, en hij mag niet "het andere deel verwaarlozen", dat ongetwijfeld de grote meerderheid van het sociale lichaam vormt. Anders schendt men de rechtvaardigheid die wil dat men ieder het zijne geeft. "Bij het beschermen van de rechten van de individuen moet vooral aandacht geschonken worden aan de geringen en armen. Want de klasse van de rijken is door eigen middelen beschut en heeft dus de bescherming van de overheid minder nodig; maar de klasse van de armen, die niet uit eigen kracht beveiligd is, steunt vooral op de bescherming van de staat. Daarom moet deze zijn bijzondere zorg en voorzieningen uitstrekken tot de loonarbeiders, die tot het grote aantal van de behoeftigen behoren". vgl: Rerum Novarum, 29[[[651|29]]]
Deze passages hebben nu vooral waarde in verband met de nieuwe vormen van armoede in de wereld, en ook omdat het uitspraken zijn die niet afhangen van een bepaalde opvatting over de staat noch van een particuliere politieke theorie. De Paus bevestigd een elementair beginsel van iedere gezonde politieke organisatie, namelijk het beginsel dat individuen des te meer de bemoeiing en de zorg van anderen en in openbare gezag nodig hebben naarmate zij meer onbeschermd zijn in de maatschappij.
Zo blijkt het beginsel dat wij nu het beginsel van de solidariteit noemen en waarvan ik de geldigheid zowel in de binnenlandse orde van iedere natie als in de internationale orde in herinnering heb gebracht in de encycliek, Sollicitudo Rei Socialis[350] vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 38-40[[[350|38-40]]] vgl: Mater et Magistra[[[90]]] één van de grondbeginselen te zijn van de christelijke opvatting over de politieke en sociale organisatie. Door Leo XIII is het verschillende malen vermeld onder de naam van "vriendschap", welke wij reeds in Griekse filosofie aantreffen. Door Pius XI is het aangeduid met de niet minder veelbetekende naam "sociale liefde", terwijl Paulus VI, die het begrip heeft uitgebreid volgens de moderne en veelvoudige dimmensies van het sociale vraagstuk, sprak van "beschaving van liefde". vgl: Rerum Novarum, 18-19[[[651|18-19]]] vgl: Quadragesimo Anno[[[652]]] vgl: Bij de sluiting van het Heilig Jaar 1975[[[1457]]] vgl: Wanneer je vrede wilt, verdedig het leven, 16[[[871|16]]]
Deze passages hebben nu vooral waarde in verband met de nieuwe vormen van armoede in de wereld, en ook omdat het uitspraken zijn die niet afhangen van een bepaalde opvatting over de staat noch van een particuliere politieke theorie. De Paus bevestigd een elementair beginsel van iedere gezonde politieke organisatie, namelijk het beginsel dat individuen des te meer de bemoeiing en de zorg van anderen en in openbare gezag nodig hebben naarmate zij meer onbeschermd zijn in de maatschappij.
Zo blijkt het beginsel dat wij nu het beginsel van de solidariteit noemen en waarvan ik de geldigheid zowel in de binnenlandse orde van iedere natie als in de internationale orde in herinnering heb gebracht in de encycliek, Sollicitudo Rei Socialis[350] vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 38-40[[[350|38-40]]] vgl: Mater et Magistra[[[90]]] één van de grondbeginselen te zijn van de christelijke opvatting over de politieke en sociale organisatie. Door Leo XIII is het verschillende malen vermeld onder de naam van "vriendschap", welke wij reeds in Griekse filosofie aantreffen. Door Pius XI is het aangeduid met de niet minder veelbetekende naam "sociale liefde", terwijl Paulus VI, die het begrip heeft uitgebreid volgens de moderne en veelvoudige dimmensies van het sociale vraagstuk, sprak van "beschaving van liefde". vgl: Rerum Novarum, 18-19[[[651|18-19]]] vgl: Quadragesimo Anno[[[652]]] vgl: Bij de sluiting van het Heilig Jaar 1975[[[1457]]] vgl: Wanneer je vrede wilt, verdedig het leven, 16[[[871|16]]]
Referenties naar alinea 10: 5
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
De herlezing van de encycliek van Leo XIII in het licht van de hedendaagse werkelijkheden maakt het mogelijk de constante zorg en toewijding van de Kerk jegens die categorieën van mensen naar wie de liefde van de Heer Jezus bij voorkeur uitgaat, naar waarde te schaten. De inhoud van de tekst is een uitmuntend getuigenis van de continuïteit in de Kerk van de zogenaamde "voorkeursliefde voor de armen", een voorkeur die ik omschreven heb als een "speciale vorm van voorrang in de beoefening van de christelijke liefde". Sollicitudo Rei Socialis, 42[[350|42]] De encycliek over het arbeidsvraagstuk is dus een encycliek over de armen en over de verschrikkelijke toestand waarin het nieuwe en niet zelden gewelddadig proces van de industrialisatie grote menigten gebracht had. Ook nu brengen in een groot deel van de wereld soortgelijke processen van sociale, economische en politieke verandering dezelfde kwalen voort.
Als Leo XIII een beroep doet op de staat om overeenkomstig de rechtvaardigheid verbetering te brengen in de toestand van de armen, dan doet hij dat ook omdat hij terecht erkent dat de staat de taak heeft om te waken over het algemeen welzijn en om er voor te zorgen dat iedere sector van het maatschappelijke leven, de economische sector niet uitgesloten, bijdraagt tot de bevordering ervan, zij het met respect voor de rechtvaardige automatisme van iedere sector. Dat moet echter niet tot de gedachte leiden dat voor Paus Leo iedere oplossing van het sociale vraagstuk van de staat moet komen. Hij dringt integendeel meermalen aan op de noodzakelijke grenzen van de tussenkomst van de staat, die het karakter van middel heeft, aangezien het individu, het gezin en de maatschappij vóór de staat komen, die bestaat om hun rechten te beschermen, niet om ze te verstikken. vgl: Rerum Novarum, 8,34,38[[[651|8.34.38]]]
De actualiteit van deze overweging kan niemand ontgaan. Het zal nuttig zijn verderop terug te komen op het belangrijke thema van de begrenzingen die eigen zijn aan de natuur van de staat. De punten die onderstreept zijn – zeker niet de enige van de encycliek – worden voortdurend voorgehouden in het sociale onderecht van de Kerk, ook in het licht van de gezonde opvatting over de privé-eigendom, de arbeid en het economische proces en over de werkelijkheid van de staat en vooral van de mens zelf. Andere thema’s zullen vervolgens vermeld worden bij het onderzoeken van bepaalde aspecten van de hedendaagse werkelijkheid. Het past echter om nu reeds voor ogen te houden dat, wat de inslag en in zekere zin de leidraad van de encycliek en heel de sociale leer van de Kerk vormt, de juiste opvatting is over de mens en over zijn unieke waarde, omdat "de mens (...) op aarde het enige schepsel is dat om zichzelf door God is gewild". Gaudium et Spes, 24[[575|24]] Hij heeft in de mens zijn beeld en gelijkenis gebeiteld (Gen. 1, 26)[[b:Gen. 1, 26]] en hem een onvergelijkelijke waardigheid verleend, waarop de encycliek meermalen aandringt. Naast de rechten die de mens verwerft met zijn eigen arbeid, bestaan er immers rechten die niet de tegenwaarde zijn van door hem verricht werk maar voortvloeien uit zijn wezenlijke waardigheid als mens.
Als Leo XIII een beroep doet op de staat om overeenkomstig de rechtvaardigheid verbetering te brengen in de toestand van de armen, dan doet hij dat ook omdat hij terecht erkent dat de staat de taak heeft om te waken over het algemeen welzijn en om er voor te zorgen dat iedere sector van het maatschappelijke leven, de economische sector niet uitgesloten, bijdraagt tot de bevordering ervan, zij het met respect voor de rechtvaardige automatisme van iedere sector. Dat moet echter niet tot de gedachte leiden dat voor Paus Leo iedere oplossing van het sociale vraagstuk van de staat moet komen. Hij dringt integendeel meermalen aan op de noodzakelijke grenzen van de tussenkomst van de staat, die het karakter van middel heeft, aangezien het individu, het gezin en de maatschappij vóór de staat komen, die bestaat om hun rechten te beschermen, niet om ze te verstikken. vgl: Rerum Novarum, 8,34,38[[[651|8.34.38]]]
De actualiteit van deze overweging kan niemand ontgaan. Het zal nuttig zijn verderop terug te komen op het belangrijke thema van de begrenzingen die eigen zijn aan de natuur van de staat. De punten die onderstreept zijn – zeker niet de enige van de encycliek – worden voortdurend voorgehouden in het sociale onderecht van de Kerk, ook in het licht van de gezonde opvatting over de privé-eigendom, de arbeid en het economische proces en over de werkelijkheid van de staat en vooral van de mens zelf. Andere thema’s zullen vervolgens vermeld worden bij het onderzoeken van bepaalde aspecten van de hedendaagse werkelijkheid. Het past echter om nu reeds voor ogen te houden dat, wat de inslag en in zekere zin de leidraad van de encycliek en heel de sociale leer van de Kerk vormt, de juiste opvatting is over de mens en over zijn unieke waarde, omdat "de mens (...) op aarde het enige schepsel is dat om zichzelf door God is gewild". Gaudium et Spes, 24[[575|24]] Hij heeft in de mens zijn beeld en gelijkenis gebeiteld (Gen. 1, 26)[[b:Gen. 1, 26]] en hem een onvergelijkelijke waardigheid verleend, waarop de encycliek meermalen aandringt. Naast de rechten die de mens verwerft met zijn eigen arbeid, bestaan er immers rechten die niet de tegenwaarde zijn van door hem verricht werk maar voortvloeien uit zijn wezenlijke waardigheid als mens.
Referenties naar alinea 11: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Naar de "nieuwe dingen" van nu
12
Tertio millennio adveniente ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
De herdenking van de encycliek Rerum Novarum[651] zou niet adequaat zijn, als zij ook niet keek naar de huidige situatie. Reeds inhoudelijk leent het document zich voor zo’n beschouwing, omdat het historische kader en de verwachtingen die het schetst, in het licht van wat vervolgens gebeurd is, verassend juist blijken.
Dat is in het bijzonder bevestigd door de gebeurtenissen van de laatste maanden van het jaar 1989 en de eerste maanden van het jaar 1990. Deze gebeurtenissen en de radicale veranderingen die erop gevolgd zijn, kunnen slechts verklaard worden op grond van de voorafgaande situaties, die in zekere mate de kristallisatie of de institutionalisering waren van wat Leo XIII voorzien had, en van de steeds meer verontrustende signalen die zijn opvolgers opmerkten. Paus Leo voorzag inderdaad de negatieve gevolgen onder alle opzichten, politieke, sociale en economische, van een ordening van de maatschappij zoals voorgesteld door het "socialisme", dat toen in het stadium van een sociale filosofie en van een min of meer gestructureerde beweging verkeerde. Men zou zich kunnen verwonderen over het feit dat de Paus de kritiek op de oplossingen die voor het "arbeidersvraagstuk" gegeven werden, begon bij het "socialisme", toen het nog niet optrad in de vorm van een sterke en krachtige staat met alle beschikbare hulpmiddelen, zoals later gebeurde. Hij schatte echter nauwkeurig het gevaar dat de aantrekkelijke voorstelling van een even eenvoudige als radicale oplossing voor het arbeidersvraagstuk van toen vertegenwoordigde voor de massa’s. Dat blijkt des te meer waar als het gezien wordt in relatie met de beangstigende toestand van onrechtvaardigheid waarin de proletarische massa’s verkeerden in de pas geïndustrialiseerde landen.
Hier moeten twee zaken benadrukt worden; enerzijds de grote helderheid waarmee de werkelijke conditie van de proletariërs, mannen, vrouwen en kinderen, in heel haar wreedheid werd waargenomen; anderzijds de niet geringe helderheid waarmee het kwaad onderscheiden werd van een oplossing die onder de schijn van een omkering van de posities van armen en rijken in werkelijkheid ten koste ging van de degenen die zij zich voornam te helpen. Het geneesmiddel zou zo erger blijken dan de kwaal. Door aan te geven dat de natuur van het "socialisme" van zijn tijd gelegen was in de onderdrukking van het privé-bezit kwam Leo XIII tot de kern van het vraagstuk.
Zijn woorden verdienen met aandacht herlezen te worden. ''Om die kwaad (de onrechtvaardige verdeling van de rijkdommen en de ellende van de proletariërs) te verhelpen verwekken de socialisten bij de armen afgunst tegen de rijken en beweren zij dat het privé-bezit afgeschaft moet worden en in plaats daarvan de goederen van de enkelingen aan allen gemeenschappelijk moeten worden (...). Deze theorie is echter niet alleen ongeschikt om het vraagstuk op te lossen, maar benadeelt de arbeiders zelf en is bovendien zeer onrechtvaardig, aangezien zij de wettige eigenaars geweld aandoet, verkeerde taken aan de staat toekent en volslagen verwarring brengt in de maatschappij". Rerum Novarum, 3[[651|3]] Men zou niet beter het kwaad kunnen aanduiden dat de invoering van dit type socialisme als staatssysteem gebracht heeft: het type dat de naam kreeg van "reëel socialisme".
Dat is in het bijzonder bevestigd door de gebeurtenissen van de laatste maanden van het jaar 1989 en de eerste maanden van het jaar 1990. Deze gebeurtenissen en de radicale veranderingen die erop gevolgd zijn, kunnen slechts verklaard worden op grond van de voorafgaande situaties, die in zekere mate de kristallisatie of de institutionalisering waren van wat Leo XIII voorzien had, en van de steeds meer verontrustende signalen die zijn opvolgers opmerkten. Paus Leo voorzag inderdaad de negatieve gevolgen onder alle opzichten, politieke, sociale en economische, van een ordening van de maatschappij zoals voorgesteld door het "socialisme", dat toen in het stadium van een sociale filosofie en van een min of meer gestructureerde beweging verkeerde. Men zou zich kunnen verwonderen over het feit dat de Paus de kritiek op de oplossingen die voor het "arbeidersvraagstuk" gegeven werden, begon bij het "socialisme", toen het nog niet optrad in de vorm van een sterke en krachtige staat met alle beschikbare hulpmiddelen, zoals later gebeurde. Hij schatte echter nauwkeurig het gevaar dat de aantrekkelijke voorstelling van een even eenvoudige als radicale oplossing voor het arbeidersvraagstuk van toen vertegenwoordigde voor de massa’s. Dat blijkt des te meer waar als het gezien wordt in relatie met de beangstigende toestand van onrechtvaardigheid waarin de proletarische massa’s verkeerden in de pas geïndustrialiseerde landen.
Hier moeten twee zaken benadrukt worden; enerzijds de grote helderheid waarmee de werkelijke conditie van de proletariërs, mannen, vrouwen en kinderen, in heel haar wreedheid werd waargenomen; anderzijds de niet geringe helderheid waarmee het kwaad onderscheiden werd van een oplossing die onder de schijn van een omkering van de posities van armen en rijken in werkelijkheid ten koste ging van de degenen die zij zich voornam te helpen. Het geneesmiddel zou zo erger blijken dan de kwaal. Door aan te geven dat de natuur van het "socialisme" van zijn tijd gelegen was in de onderdrukking van het privé-bezit kwam Leo XIII tot de kern van het vraagstuk.
Zijn woorden verdienen met aandacht herlezen te worden. ''Om die kwaad (de onrechtvaardige verdeling van de rijkdommen en de ellende van de proletariërs) te verhelpen verwekken de socialisten bij de armen afgunst tegen de rijken en beweren zij dat het privé-bezit afgeschaft moet worden en in plaats daarvan de goederen van de enkelingen aan allen gemeenschappelijk moeten worden (...). Deze theorie is echter niet alleen ongeschikt om het vraagstuk op te lossen, maar benadeelt de arbeiders zelf en is bovendien zeer onrechtvaardig, aangezien zij de wettige eigenaars geweld aandoet, verkeerde taken aan de staat toekent en volslagen verwarring brengt in de maatschappij". Rerum Novarum, 3[[651|3]] Men zou niet beter het kwaad kunnen aanduiden dat de invoering van dit type socialisme als staatssysteem gebracht heeft: het type dat de naam kreeg van "reëel socialisme".
Referenties naar alinea 12: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Tertio millennio adveniente ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Als de reflectie nu verder verdiept wordt en als ook verwezen wordt naar wat gezegd is in de encyclieken Laborem Exercens[712] en Sollicitudo Rei Socialis[350], moet men eraan toevoegen dat de fundamentele dwaling van het socialisme een antropologische karakter heeft. Het beschouwt de afzonderlijke mens namelijk eenvoudig als een element en een molecule van het maatschappelijke organisme, zodat het welzijn van het individu geheel ondergeschikt wordt gemaakt aan het goed functioneren van het sociaaleconomische mechanisme, terwijl het anderzijds meent dat het welzijn van het individu verwezenlijkt kan worden met voorbijgang van zijn autonome keuze, van de unieke en exclusieve verantwoordelijkheid die hij draagt voor goed of kwaad. Zo wordt de mens gereduceerd tot een reeks van sociale relaties en verdwijnt het begrip van de persoon als autonoom subject van morele beslissingen die door middel van die beslissingen de maatschappelijke orde opbouwt. Uit dit verkeerde begrip van de persoon komen de verdraaiing van het recht, dat de ruimte voor de uitoefening van de vrijheid bepaalt, en ook het verzet tegen het privé-bezit voort. De mens die geheel beroofd is van wat hij "het zijne" kan noemen en van de mogelijkheid om op eigen intiatief zijn leven te verdienen, wordt afhankelijk van de maatschappelijke machine en van hen die haar controleren, wat het hem veel moeilijker maakt om zijn waardigheid van persoon te erkennen en de weg naar de vorming van een authentieke menselijke gemeenschap blokkeert.
Uit de christelijke visie op de mens volgt daarentegen noodzakelijkerwijs een juiste visie op de maatschappij. Volgens de encycliek Rerum Novarum[651] en heel de sociale leer van de Kerk put het sociale karakter van de mens zich niet uit in de staat, maar realiseert het zich in diverse intermediaire groepen, van het gezin tot aan de economische, sociale, politieke en culturele groepen, welke uit de menselijke natuur zelf voortkomen en steeds binnen de grenzen van het algemeen welzijn hun eigen autonomie hebben. Dat is wat ik de "subjectiviteit" van de maatschappij heb genoemd, dat samen met het subject-zijn van het individu door het "reële socialisme" uitgewist is. vgl: 28[[[350|15]]]
Als men zich verder afvraagt waaruit dit verkeerde begrip van de natuur van de persoon van de "subjectiviteit" van de maatschappij voortkomt, dan moet men antwoorden dat de eerste oorzaak daarvan het atheïsme is. Het is in antwoord op de roep van God, die vervat ligt in het zijn van de dingen, dat de mens zich bewust wordt van zijn transcendente waardigheid. Iedere mens moet dit antwoord geven, waarin het hoogtepunt van zijn menszijn ligt, en geen enkel sociaal mechanisme of collectief subject kan hem vervangen. De ontkenning van God berooft de mens van zijn fundament en leidt er bijgevolg toe dat men de maatschappelijke orde reorganiseert met voorbijgang van de waardigheid en de verantwoordelijkheid van de persoon.
Het atheïsme, waarvan sprake is, heeft overigens een nauwe band met het verlicht rationalisme, dat de menselijke en maatschappelijke werkelijkheid op mechanische wijze opvat. Op deze wijze ontkent men de diepste intuïtie aangaande de ware grootheid van de mens, zijn transcendentie ten opzichte van de wereld van de dingen, de tegenstelling in zijn hart tussen het verlangen naar de volheid van het goede en de eigen ontoereikendheid om het te bereiken, en vooral de behoefte aan verlossing die daaruit voortvloeit.
Uit de christelijke visie op de mens volgt daarentegen noodzakelijkerwijs een juiste visie op de maatschappij. Volgens de encycliek Rerum Novarum[651] en heel de sociale leer van de Kerk put het sociale karakter van de mens zich niet uit in de staat, maar realiseert het zich in diverse intermediaire groepen, van het gezin tot aan de economische, sociale, politieke en culturele groepen, welke uit de menselijke natuur zelf voortkomen en steeds binnen de grenzen van het algemeen welzijn hun eigen autonomie hebben. Dat is wat ik de "subjectiviteit" van de maatschappij heb genoemd, dat samen met het subject-zijn van het individu door het "reële socialisme" uitgewist is. vgl: 28[[[350|15]]]
Als men zich verder afvraagt waaruit dit verkeerde begrip van de natuur van de persoon van de "subjectiviteit" van de maatschappij voortkomt, dan moet men antwoorden dat de eerste oorzaak daarvan het atheïsme is. Het is in antwoord op de roep van God, die vervat ligt in het zijn van de dingen, dat de mens zich bewust wordt van zijn transcendente waardigheid. Iedere mens moet dit antwoord geven, waarin het hoogtepunt van zijn menszijn ligt, en geen enkel sociaal mechanisme of collectief subject kan hem vervangen. De ontkenning van God berooft de mens van zijn fundament en leidt er bijgevolg toe dat men de maatschappelijke orde reorganiseert met voorbijgang van de waardigheid en de verantwoordelijkheid van de persoon.
Het atheïsme, waarvan sprake is, heeft overigens een nauwe band met het verlicht rationalisme, dat de menselijke en maatschappelijke werkelijkheid op mechanische wijze opvat. Op deze wijze ontkent men de diepste intuïtie aangaande de ware grootheid van de mens, zijn transcendentie ten opzichte van de wereld van de dingen, de tegenstelling in zijn hart tussen het verlangen naar de volheid van het goede en de eigen ontoereikendheid om het te bereiken, en vooral de behoefte aan verlossing die daaruit voortvloeit.
Referenties naar alinea 13: 4
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Uit dezelfde atheïstische wortel spruit ook deze keuze van de actiemiddelen voort die eigen is aan het socialisme dat in de encycliek Rerum Novarum[651] veroordeeld is. Het gaat om de klassenstrijd. De Paus wil, wel te verstaan, niet iedere en onverschillig welke vorm van maatschappelijk geschil veroordelen. De Kerk weet goed dat in de geschiedenis onvermijdelijk belangenconflicten ontstaan de diverse maatschappelijke groepen en dat de christen daartegenover dikwijls positie moet kiezen op besliste en samenhangende wijze. De encyclieken Laborem Exercens[712] heeft trouwens duidelijk de positieve rol van het conflict erkent als dit vorm heeft van "strijd voor sociale rechtvaardigheid". Reeds in de encycliek Quadragesimo Anno[652] staat geschreven: "Wanneer de klassenstrijd zich onthoudt van gewelddadigheid en van wederzijds haat, dan verandert hij langzamerhand in een eerlijke discussie, die haar grondslag heeft in het zoeken van de rechtvaardigheid". Quadragesimo Anno[[652]]
Wat veroordeeld wordt in de klassenstrijd is veeleer het idee van een conflict dat zich niet door overweging van ethische of juridische aard laat beperken, waarin de mens weigert in de ander (en bijgevolg in zichzelf) de waardigheid van persoon te eerbiedigen en dat daarom een redelijke schikking uitsluit en niet het algemeen welzijn van de maatschappij nastreeft, maar een deelbelang, dat in de plaats komt van het algemeen welzijn en wil vernietigen wat zich tegen dit belang verzet. Het gaat in één woord om de reproductie, op het terrein van de binnenlandse tegenstellingen tussen de maatschappelijke groepen, van de leer van de "totale oorlog", die het militarisme en het imperialisme van die tijd opdrongen op het gebied van de internationale betrekkingen. Deze leer stelde in de plaats van het zoeken van het juiste evenwicht tussen de belangen van de verschillende naties het zoeken van de absolute overmacht van de eigen partij door vernietiging van de weerstandskracht van de tegenpartij met alle middelen, met inbegrip van de leugen, de terreur tegen de burgers en de vernietigingswapens, welke juist in die jaren uitgedacht begonnen te worden. Klassenstrijd in marxistische zin en militarisme hebben dus dezelfde wortels: het atheïsme en de verachting van de menselijk persoon, welke het beginsel van de macht de overhand laten hebben op het beginsel van de rede en van het recht.
Wat veroordeeld wordt in de klassenstrijd is veeleer het idee van een conflict dat zich niet door overweging van ethische of juridische aard laat beperken, waarin de mens weigert in de ander (en bijgevolg in zichzelf) de waardigheid van persoon te eerbiedigen en dat daarom een redelijke schikking uitsluit en niet het algemeen welzijn van de maatschappij nastreeft, maar een deelbelang, dat in de plaats komt van het algemeen welzijn en wil vernietigen wat zich tegen dit belang verzet. Het gaat in één woord om de reproductie, op het terrein van de binnenlandse tegenstellingen tussen de maatschappelijke groepen, van de leer van de "totale oorlog", die het militarisme en het imperialisme van die tijd opdrongen op het gebied van de internationale betrekkingen. Deze leer stelde in de plaats van het zoeken van het juiste evenwicht tussen de belangen van de verschillende naties het zoeken van de absolute overmacht van de eigen partij door vernietiging van de weerstandskracht van de tegenpartij met alle middelen, met inbegrip van de leugen, de terreur tegen de burgers en de vernietigingswapens, welke juist in die jaren uitgedacht begonnen te worden. Klassenstrijd in marxistische zin en militarisme hebben dus dezelfde wortels: het atheïsme en de verachting van de menselijk persoon, welke het beginsel van de macht de overhand laten hebben op het beginsel van de rede en van het recht.
Referenties naar alinea 14: 1
Aetatis Novae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
De encycliek Rerum Novarum[651] verzet zich tegen de nationalisering van de productiemiddelen, welke elke burger zou reduceren tot een radertje in de staatsmachine. Niet minder beslist kritiseert zij de opvatting over de staat die de sector van de economie volledig buiten het terrein van zijn interesse en actie laat. Er bestaat zeker een gebied van wettige autonomie van het economische handelen, waar de staat zich niet in moet mengen. Maar deze heeft de taak om het juridische kader vast te stellen waarbinnen de economische betrekking zich ontwikkelen, en om op deze wijze de eerste voorwaarden voor een vrije economie te waarborgen, welke een zekere gelijkheid tussen de partijen veronderstelt, zodanig dat niet één daarvan zoveel machtiger is dan de andere dat zij haar praktisch tot slavernij kan brengen. vgl: Rerum Novarum, 26-27[[[651|26-27]]]
Wat dit betreft wijst de encycliek Rerum Novarum[651] de we aan van de juiste hervormingen, welke aan de arbeid de waardigheid van zijn vrije activiteit van de mens teruggeven. Zij sluiten in dat de maatschappij en de staat verantwoordelijkheid op zich nemen vooral teneinde de arbeider te verdedigen tegen de nachtmerrie van de werkloosheid. Historisch is dit op twee convergerende wijze gebeurd: hetzij met een economische politiek die erop gericht is een evenwichtige groei en een toestand van volledige werkgelegenheid te verzekeren, hetzij tegen werkloosheid en met een politiek van omscholing, die in staat is de overgang van de arbeiders te vergemakkelijken van sectoren welke in een crisis verkeren, naar andere sectoren welke in ontwikkeling zijn.
De maatschappij en de staat moeten bovendien loonniveaus verzekeren die toereikend zijn voor het levensonderhoud van de arbeider en zijn gezin, met inbegrip van een zekere mogelijkheid om te sparen. Dat vraagt inspanningen om aan de arbeiders steeds betere kennis en geschiktheid te geven, zodat hun werk deugdelijker en productievere wordt, maar het vraagt ook een volhardende waakzaamheid en passende wettelijke maatregelen om een eind te maken aan schandelijke verschijnselen van uitbuiting, vooral tot schade van de zwakste arbeiders, de immigranten of de marginalen. Beslissend is in deze sector de rol van de vakbonden die onderhandelen over de minimumlonen en de arbeidsvoorwaarden.
Tenslotte moet de eerbiediging van "menswaardige" werk- en rusttijden gegarandeerd worden, alsook het recht om de eigen persoonlijkheid uit te drukken op de werkplaats zonder enige schending van het eigen geweten of de eigen waarigheid. Ook hier moet herinnerd worden aan de rol van de vakbonden, niet alleen als werktuigen voor onderhandelingen, maar ook als "plaatsen" waar de arbeiders hun persoonlijkheid kunnen uitdrukken. Zij dienen voor de ontwikkeling van een authentieke cultuur van de arbeid en helpen de arbeiders om op volledig menselijke wijze deel te nemen aan leven van het bedrijf. vgl: Laborem Exercens, 20[[[712|20]]] vgl: Tot de deelnemers aan de 68e Sessie van de Internationale Arbeidsconferentie te Geneve[[[1438]]] vgl: Tot de Internationale Arbeidsorganisatie[[[1764]]]
De staat moet zowel direct als indirect bijdragen tot het bereiken van deze doelen. Indirect en volgens het beginsel van de subsidiariteit door gunstige voorwaarden te scheppen voor de vrij uitoefening van de economische activiteit, die leidt tot een overvloedig aanbod van werkgelegenheid en van bronnen van welvaart. Direct en volgens het beginsel van de solidariteit door ter verdediging van de zwakste bepaalde grenzen te stellen aan de autonomie van de partijen die beslissen over de arbeidsvoorwaarden, en door in ieder geval een levensminimum te garanderen aan de werkloze arbeider. vgl: Laborem Exercens, 8[[[712|8]]]
De encycliek en het daarmee samenhangende sociale onderricht hebben een veelvoudige invloed gehad in de jaren rondom de eeuwwisseling. Deze invloed weerspiegelt zich in talrijke hervormingen die ingevoerd zijn in de sectoren van de sociale voorzieningen, de pensioenen, de verzekeringen tegen ziekten en de voorkoming van ongevallen, in het kader van een groter respect voor de rechten van de arbeiders. vgl: Quadragesimo Anno[[[652]]]
Wat dit betreft wijst de encycliek Rerum Novarum[651] de we aan van de juiste hervormingen, welke aan de arbeid de waardigheid van zijn vrije activiteit van de mens teruggeven. Zij sluiten in dat de maatschappij en de staat verantwoordelijkheid op zich nemen vooral teneinde de arbeider te verdedigen tegen de nachtmerrie van de werkloosheid. Historisch is dit op twee convergerende wijze gebeurd: hetzij met een economische politiek die erop gericht is een evenwichtige groei en een toestand van volledige werkgelegenheid te verzekeren, hetzij tegen werkloosheid en met een politiek van omscholing, die in staat is de overgang van de arbeiders te vergemakkelijken van sectoren welke in een crisis verkeren, naar andere sectoren welke in ontwikkeling zijn.
De maatschappij en de staat moeten bovendien loonniveaus verzekeren die toereikend zijn voor het levensonderhoud van de arbeider en zijn gezin, met inbegrip van een zekere mogelijkheid om te sparen. Dat vraagt inspanningen om aan de arbeiders steeds betere kennis en geschiktheid te geven, zodat hun werk deugdelijker en productievere wordt, maar het vraagt ook een volhardende waakzaamheid en passende wettelijke maatregelen om een eind te maken aan schandelijke verschijnselen van uitbuiting, vooral tot schade van de zwakste arbeiders, de immigranten of de marginalen. Beslissend is in deze sector de rol van de vakbonden die onderhandelen over de minimumlonen en de arbeidsvoorwaarden.
Tenslotte moet de eerbiediging van "menswaardige" werk- en rusttijden gegarandeerd worden, alsook het recht om de eigen persoonlijkheid uit te drukken op de werkplaats zonder enige schending van het eigen geweten of de eigen waarigheid. Ook hier moet herinnerd worden aan de rol van de vakbonden, niet alleen als werktuigen voor onderhandelingen, maar ook als "plaatsen" waar de arbeiders hun persoonlijkheid kunnen uitdrukken. Zij dienen voor de ontwikkeling van een authentieke cultuur van de arbeid en helpen de arbeiders om op volledig menselijke wijze deel te nemen aan leven van het bedrijf. vgl: Laborem Exercens, 20[[[712|20]]] vgl: Tot de deelnemers aan de 68e Sessie van de Internationale Arbeidsconferentie te Geneve[[[1438]]] vgl: Tot de Internationale Arbeidsorganisatie[[[1764]]]
De staat moet zowel direct als indirect bijdragen tot het bereiken van deze doelen. Indirect en volgens het beginsel van de subsidiariteit door gunstige voorwaarden te scheppen voor de vrij uitoefening van de economische activiteit, die leidt tot een overvloedig aanbod van werkgelegenheid en van bronnen van welvaart. Direct en volgens het beginsel van de solidariteit door ter verdediging van de zwakste bepaalde grenzen te stellen aan de autonomie van de partijen die beslissen over de arbeidsvoorwaarden, en door in ieder geval een levensminimum te garanderen aan de werkloze arbeider. vgl: Laborem Exercens, 8[[[712|8]]]
De encycliek en het daarmee samenhangende sociale onderricht hebben een veelvoudige invloed gehad in de jaren rondom de eeuwwisseling. Deze invloed weerspiegelt zich in talrijke hervormingen die ingevoerd zijn in de sectoren van de sociale voorzieningen, de pensioenen, de verzekeringen tegen ziekten en de voorkoming van ongevallen, in het kader van een groter respect voor de rechten van de arbeiders. vgl: Quadragesimo Anno[[[652]]]
Referenties naar alinea 15: 4
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
De hervormingen werden deels verwerkelijkt door de staten, maar in de strijd om ze te verkrijgen heeft de actie van de arbeidersbeweging een belangrijke rol gespeeld. Ontstaan als reactie van het morele geweten tegen onrechtvaardigheid en uitbuiting ontplooide die beweging een brede vakbonds- en hervormingsactiviteit, die zich ver hield van de nevels van de ideologie en dicht bij de dagelijkse noden van de arbeiders stond. Op dit gebied gingen haar inspanningen dikwijls samen met die van de christenen om verbetering te verkrijgen van de levensomstandigheden van de arbeiders. Vervolgens werd zij in zekere mate beheerst juist door die marxistische ideologie waartegen de encycliek Rerum Novarum[651] zich richtte.
De hervormingen waren ook het resultaat van een vrij proces van zelf organisatie van de maatschappij, met het smeden van doeltreffende werktuigen van solidariteit, die in staat waren een economische groei te begunstigen welke meer eerbied had voor de waarden van de persoon. Vermeld dient hier te worden de veelvormige activiteit met een aanzienlijke bijdrage van de christenen in de stichting van coöperaties voor productie, consumptie en krediet, in de bevordering van het volksonderwijs en van de vakopleiding en in het experimenteren met verschillende vormen van deelname aan het leven van de onderneming in het algemeen van de maatschappij.
Al is er dus naar het verleden kijkend reden om God te danken dat de grote encycliek niet zonder weerklank is gebleven in de harten en gedreven heeft tot daadwerkelijke edelmoedigheid, men moet toch erkennen dat de profetische verkondiging die erin vervat ligt, niet volledig aanvaard is door de mensen van die tijd. Juist daaruit is zeer ernstig onheil voortgekomen.
De hervormingen waren ook het resultaat van een vrij proces van zelf organisatie van de maatschappij, met het smeden van doeltreffende werktuigen van solidariteit, die in staat waren een economische groei te begunstigen welke meer eerbied had voor de waarden van de persoon. Vermeld dient hier te worden de veelvormige activiteit met een aanzienlijke bijdrage van de christenen in de stichting van coöperaties voor productie, consumptie en krediet, in de bevordering van het volksonderwijs en van de vakopleiding en in het experimenteren met verschillende vormen van deelname aan het leven van de onderneming in het algemeen van de maatschappij.
Al is er dus naar het verleden kijkend reden om God te danken dat de grote encycliek niet zonder weerklank is gebleven in de harten en gedreven heeft tot daadwerkelijke edelmoedigheid, men moet toch erkennen dat de profetische verkondiging die erin vervat ligt, niet volledig aanvaard is door de mensen van die tijd. Juist daaruit is zeer ernstig onheil voortgekomen.
Referenties naar alinea 16: 3
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Wij herinneren ons: een beschouwing over de Shoah (document) ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Oeconomicae et pecuniariae quaestiones ->=geentekst=
Als men de encycliek leest in samenhang met heel het rijke onderricht van Leo XIII, vgl: Quod Apostolici Muneris[[[822]]] vgl: Arcanum Divinae Sapientiae[[[820]]] vgl: Diuturnum illud[[[821]]] vgl: Immortale Dei[[[739]]] vgl: Libertas praestantissimum[[[705]]] vgl: Sapientiae Christianae[[[637]]] dan bemerkt men dat zij in de grond de gevolgen op sociaaleconomisch gebied aangeeft van een dwaling van grotere omvang. Zoals gezegd bestaat deze dwaling in een opvatting over de menselijke vrijheid die haar onttrekt aan de gehoorzaamheid aan de waarheid en dus ook aan de plicht om de rechten van andere mensen te eerbiedigen. De inhoud van de vrijheid wordt dan de eigenliefde die zover gaat dat zij God en de naaste veracht, voert tot onbeperkte bevestiging van het eigenbelang en zich door geen enkel plicht van rechtvaardigheid laat inperken. vgl: Libertas praestantissimum[[[705]]]
Juist deze dwaling bereikte haar uiterste consequenties in de tragische cyclus van oorlogen die Europa en de wereld geteisterd hebben tussen 1914 en 1945. Het waren oorlogen die voortvloeiden uit militarisme en op de spits gedreven nationalisme en uit de vormen van totalitarisme die daarmee samenhingen, oorlogen die voortkwamen uit de klassenstrijd, burgeroorlogen en ideologische oorlogen. Zonder de verschrikkelijke lading van haat en wrok, die opgestapeld was vanwege de vele onrechtvaardigheden zowel op internationaal niveau als op het binnenlands niveau van de afzonderlijke staten, zouden oorlogen van zulke wreedheid niet mogelijk geweest zijn; oorlogen waarin de energie van de grote naties gestoken werd, waarin men niet aarzelde om de meest heilige rechten van de mens te schenden en waarin de uitroeiing van gehele volken en maatschappelijke groepen werd beraamd en uitgevoerd. Wij denken hier in het bijzonder aan het Joodse volk, waarvan het verschrikkelijke lot een symbool is geworden van de afdwalingen waartoe de mens kan komen als hij zich tegen God keert.
Maar alleen als de haat en de onrechtvaardigheid gewettigd en georganiseerd worden door ideologieën die zich eerder daarop baseren dan op de waarheid over de mens, maken zij zich meester van gehele naties en drijven zij deze tot de actie. vgl: De waarheid, de kracht van de vrede[[[1765]]] De encycliek Rerum Novarum[651] heeft de ideologieën van de haat bestreden en de wegen aangewezen om het geweld en de wrok uit te bannen door middel van de rechtvaardigheid. Moge de herinnering aan die vreselijke gebeurtenissen het handelen leiden van alle mensen en in het bijzonder van hen die de volken regeren in deze tijd, waarin andere onrechtvaardigheden nieuwe haat voeden en zich aan de horizon nieuwe ideologieën aftekenen die het geweld verheerlijken.
Juist deze dwaling bereikte haar uiterste consequenties in de tragische cyclus van oorlogen die Europa en de wereld geteisterd hebben tussen 1914 en 1945. Het waren oorlogen die voortvloeiden uit militarisme en op de spits gedreven nationalisme en uit de vormen van totalitarisme die daarmee samenhingen, oorlogen die voortkwamen uit de klassenstrijd, burgeroorlogen en ideologische oorlogen. Zonder de verschrikkelijke lading van haat en wrok, die opgestapeld was vanwege de vele onrechtvaardigheden zowel op internationaal niveau als op het binnenlands niveau van de afzonderlijke staten, zouden oorlogen van zulke wreedheid niet mogelijk geweest zijn; oorlogen waarin de energie van de grote naties gestoken werd, waarin men niet aarzelde om de meest heilige rechten van de mens te schenden en waarin de uitroeiing van gehele volken en maatschappelijke groepen werd beraamd en uitgevoerd. Wij denken hier in het bijzonder aan het Joodse volk, waarvan het verschrikkelijke lot een symbool is geworden van de afdwalingen waartoe de mens kan komen als hij zich tegen God keert.
Maar alleen als de haat en de onrechtvaardigheid gewettigd en georganiseerd worden door ideologieën die zich eerder daarop baseren dan op de waarheid over de mens, maken zij zich meester van gehele naties en drijven zij deze tot de actie. vgl: De waarheid, de kracht van de vrede[[[1765]]] De encycliek Rerum Novarum[651] heeft de ideologieën van de haat bestreden en de wegen aangewezen om het geweld en de wrok uit te bannen door middel van de rechtvaardigheid. Moge de herinnering aan die vreselijke gebeurtenissen het handelen leiden van alle mensen en in het bijzonder van hen die de volken regeren in deze tijd, waarin andere onrechtvaardigheden nieuwe haat voeden en zich aan de horizon nieuwe ideologieën aftekenen die het geweld verheerlijken.
Referenties naar alinea 17: 6
Evangelium Vitae ->=geentekst=Wij herinneren ons: een beschouwing over de Shoah (document) ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Oeconomicae et pecuniariae quaestiones ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Aetatis Novae ->=geentekst=
Zeker, vanaf 1945 zwijgen de wapens in het Europese werelddeel. Men moet echter bedenken dat de ware vrede nooit het resultaat van de militaire overwinning is, maar het overwinnen van de oorzaken van de oorlog en de echte verzoening tussen de volkeren insluit. Gedurende vele jaren is er in Europa en in de wereld meer een situatie van afwezigheid van oorlog geweest dan van authentieke vrede. De helft van het continent is onder de communistische dictatuur gekomen, terwijl de andere helft de verdediging tegen het gevaar daarvan organiseerde. Vele volkeren verliezen de macht om over zichzelf te beschikken en worden opgesloten binnen de grenzen van een verstikkend imperium dat poogt hun historische bewustzijn en de eeuwenoude wortels van hun cultuur te vernietigen. Enorme massa’s mensen worden als gevolg van deze gewelddadige verdeling gedwongen hun land te verlaten en met geweld gedeporteerd.
Een onzinnige wapenwedloop slokt de hulpbronnen op die nodig zijn voor de ontwikkeling van de binnenlandse economie en voor hulp aan de minder bevoordeelde landen. De vooruitgang van wetenschap en techniek, die zou moeten bijdragen tot de welvaart van de mens, wordt getransformeerd in een werktuig voor de oorlog. Wetenschap en techniek worden gebruikt om steeds meer geperfectioneerde en vernietigende wapens te produceren, terwijl men aan een ideologie die een ontaarding van de authentieke filosofie is, vraagt om leerstellige rechtvaardigingen te verschaffen voor de nieuwe oorlog die niet alleen verwacht en voorbereid wordt, maar ook met enorm bloedvergieten uitgevochten wordt in verschillende delen van de wereld. De logica van de blokken of rijken, die aangeklaagd is in kerkelijke documenten en recentelijk in de encycliek Sollicitudo Rei Socialis[350] vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 20[[[350|20]]], maakt dat de tegenstellingen en onenigheden die in de landen van de Derde Wereld oprijzen, systematisch worden gevoed en uitgebuit om moeilijkheden te scheppen voor de tegenpartij.
De groepen extremisten die ernaar streven die tegenstellingen gewapenderhand op te lossen, vinden gemakkelijk politieke en militaire steun en worden gewapend en opgeleid voor de oorlog, terwijl degenen die zich inspannen om vreedzame en menswaardige oplossingen te vinden, met eerbiediging van de wettige belangen van alle partijen, geïsoleerd blijven en dikwijls als slachtoffers van hun tegenstanders vallen. Ook de militarisering van vele landen van de Derde Wereld en de broederstrijd waardoor ze geteisterd worden, de verspreiding van het terrorisme en van steeds meer barbaarse middelen voor politiek-militaire strijd vinden één van hun voornaamste oorzaken in de onzekere toestand van de vrede na de Tweede Wereldoorlog. Op heel de wereld drukt tenslotte de dreiging van een atoomoorlog die kan leiden tot het uitsterven van de mensheid. De wetenschap, die gebruikt wordt voor militaire doeleinden, stelt het beslissende werktuig ter besschikking van de haat, welke door de ideologieën is vergroot. Maar de oorlog kan eindigen zonder overwinnaars en overwonnenen in een zelfmoord van de mensheid en men moet dus de logica afwijzen die tot oorlog voert, het idee dat de strijd voor de vernietiging van de tegenstander, de tegenstelling en de oorlog zelf factoren van vooruitgang en van bevordering van de geschiedenis zijn. vgl: Pacem in Terris[[[53]]] Als men de noodzaak van deze afwijzing begrijpt, moeten zowel de logica van de "totale oorlog" als die van de "klassenstrijd" in een crisis raken.
Een onzinnige wapenwedloop slokt de hulpbronnen op die nodig zijn voor de ontwikkeling van de binnenlandse economie en voor hulp aan de minder bevoordeelde landen. De vooruitgang van wetenschap en techniek, die zou moeten bijdragen tot de welvaart van de mens, wordt getransformeerd in een werktuig voor de oorlog. Wetenschap en techniek worden gebruikt om steeds meer geperfectioneerde en vernietigende wapens te produceren, terwijl men aan een ideologie die een ontaarding van de authentieke filosofie is, vraagt om leerstellige rechtvaardigingen te verschaffen voor de nieuwe oorlog die niet alleen verwacht en voorbereid wordt, maar ook met enorm bloedvergieten uitgevochten wordt in verschillende delen van de wereld. De logica van de blokken of rijken, die aangeklaagd is in kerkelijke documenten en recentelijk in de encycliek Sollicitudo Rei Socialis[350] vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 20[[[350|20]]], maakt dat de tegenstellingen en onenigheden die in de landen van de Derde Wereld oprijzen, systematisch worden gevoed en uitgebuit om moeilijkheden te scheppen voor de tegenpartij.
De groepen extremisten die ernaar streven die tegenstellingen gewapenderhand op te lossen, vinden gemakkelijk politieke en militaire steun en worden gewapend en opgeleid voor de oorlog, terwijl degenen die zich inspannen om vreedzame en menswaardige oplossingen te vinden, met eerbiediging van de wettige belangen van alle partijen, geïsoleerd blijven en dikwijls als slachtoffers van hun tegenstanders vallen. Ook de militarisering van vele landen van de Derde Wereld en de broederstrijd waardoor ze geteisterd worden, de verspreiding van het terrorisme en van steeds meer barbaarse middelen voor politiek-militaire strijd vinden één van hun voornaamste oorzaken in de onzekere toestand van de vrede na de Tweede Wereldoorlog. Op heel de wereld drukt tenslotte de dreiging van een atoomoorlog die kan leiden tot het uitsterven van de mensheid. De wetenschap, die gebruikt wordt voor militaire doeleinden, stelt het beslissende werktuig ter besschikking van de haat, welke door de ideologieën is vergroot. Maar de oorlog kan eindigen zonder overwinnaars en overwonnenen in een zelfmoord van de mensheid en men moet dus de logica afwijzen die tot oorlog voert, het idee dat de strijd voor de vernietiging van de tegenstander, de tegenstelling en de oorlog zelf factoren van vooruitgang en van bevordering van de geschiedenis zijn. vgl: Pacem in Terris[[[53]]] Als men de noodzaak van deze afwijzing begrijpt, moeten zowel de logica van de "totale oorlog" als die van de "klassenstrijd" in een crisis raken.
Referenties naar alinea 18: 2
Brief aan de Oudere Mensen ->=geentekst=Aetatis Novae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Maar aan het eind van de Tweede Wereldoorlog ontstaat die ontwikkeling pas in de gewetens en het gegeven dat zich aan de aandacht opdringt is de uitbreiding van het communistische totalitarisme over meer dan de helft van Europa en over een deel van de wereld. De oorlog, die de vrijheid had moeten teruggeven en het recht van de volken had moeten herstellen, eindigt zonder deze doelstellingen bereikt te hebben en zelfs voor vele volkeren, speciaal voor die welke meer geleden hebben, op een wijze die openlijk daaraan tegengesteld is. Men kan zeggen dat de situatie die ontstaan is, aanleiding gegeven heeft tot verschillende antwoorden.
In sommige landen en in sommige opzichten is men getuige van een positieve inspanning om na de verwoestingen van de oorlog een democratische maatschappij op te bouwen die geïnspireerd wordt door de sociale rechtvaardigheid, welke het communisme berooft van het revolutionaire vermogen dat gevormd wordt door uitgebuite en onderdrukte menigten. Deze pogingen streven er in het algemeen naar om het mechanisme van de vrije markt te handhaven en om door de stabiliteit van de munt en de zekerheid van de sociale verhoudingen de voorwaarden te verzekeren voor een bestendige en gezonde groei van de economie, waarin de mensen met hun arbeid voor zichzelf en voor hun kinderen een betere toekomst kunnen opbouwen. Tegelijk proberen zij te vermijden dat het mechanisme van de markt het enige referentiepunt van de samenleving is en zij trachten het te onderwerpen aan een openbare controle die het beginsel van de algemene bestemming van de aardse goederen laat gelden. Een zekere overvloed van aanbod van werk, een degelijk systeem van sociale zekerheid en van vakopleiding, de vrijheid van vereniging en de doelmatige actie van de vakbonden, de voorziening in geval van werkloosheid en de middelen van democratische deelname aan het maatschappelijke leven zouden in deze context de arbeid moeten ontttrekken aan de conditie van “koopwaar” en de mogelijkheid moeten waarborgen om de arbeid op waardige wijze te verrichten.
Er zijn verder andere sociale krachten en ideële bewegingen die zich tegen het marxisme verzetten door de opbouw van systemen van “nationale zekerheid”, welke ernaar streven op haarfijne wijze heel de maatschappij te controleren om de marxistische infiltratie onmogelijk te maken. Zij willen door de macht van de staat te verheerlijken en te vergroten hun volken behoeden voor het communisme. Maar zij lopen zo het ernstige risico die vrijheid en die waarden van de mens te vernietigen, in naam waarvan men zich tegen het communisme moet verzetten.
Een andere praktische vorm van antwoord is tenslotte de welvaarts- of consumptiemaatschappij. Zij wil het marxisme verslaan op het terrein van een zuiver materialisme en bewijzen dat een maatschappij van de vrije markt een meer volledige bevrediging van de materiële behoeften van de mens kan bereiken dan de door het communisme verzekerde bevrediging, terwijl zij de geestelijke waarden evenzeer uitsluit. Al is het van de ene kant waar dat dit maatschappelijk model aantoont dat het marxisme gefaald heeft in het opbouwen van een nieuwe en betere maatschappij, het valt van de andere kant feitelijk samen met het marxisme, omdat het de mens volledig reduceert tot het gebied van het economische en van de bevrediging van de materiële behoefte en waarde ontzegt aan de moraal, aan het recht, aan de cultuur en aan de godsdienst.
In sommige landen en in sommige opzichten is men getuige van een positieve inspanning om na de verwoestingen van de oorlog een democratische maatschappij op te bouwen die geïnspireerd wordt door de sociale rechtvaardigheid, welke het communisme berooft van het revolutionaire vermogen dat gevormd wordt door uitgebuite en onderdrukte menigten. Deze pogingen streven er in het algemeen naar om het mechanisme van de vrije markt te handhaven en om door de stabiliteit van de munt en de zekerheid van de sociale verhoudingen de voorwaarden te verzekeren voor een bestendige en gezonde groei van de economie, waarin de mensen met hun arbeid voor zichzelf en voor hun kinderen een betere toekomst kunnen opbouwen. Tegelijk proberen zij te vermijden dat het mechanisme van de markt het enige referentiepunt van de samenleving is en zij trachten het te onderwerpen aan een openbare controle die het beginsel van de algemene bestemming van de aardse goederen laat gelden. Een zekere overvloed van aanbod van werk, een degelijk systeem van sociale zekerheid en van vakopleiding, de vrijheid van vereniging en de doelmatige actie van de vakbonden, de voorziening in geval van werkloosheid en de middelen van democratische deelname aan het maatschappelijke leven zouden in deze context de arbeid moeten ontttrekken aan de conditie van “koopwaar” en de mogelijkheid moeten waarborgen om de arbeid op waardige wijze te verrichten.
Er zijn verder andere sociale krachten en ideële bewegingen die zich tegen het marxisme verzetten door de opbouw van systemen van “nationale zekerheid”, welke ernaar streven op haarfijne wijze heel de maatschappij te controleren om de marxistische infiltratie onmogelijk te maken. Zij willen door de macht van de staat te verheerlijken en te vergroten hun volken behoeden voor het communisme. Maar zij lopen zo het ernstige risico die vrijheid en die waarden van de mens te vernietigen, in naam waarvan men zich tegen het communisme moet verzetten.
Een andere praktische vorm van antwoord is tenslotte de welvaarts- of consumptiemaatschappij. Zij wil het marxisme verslaan op het terrein van een zuiver materialisme en bewijzen dat een maatschappij van de vrije markt een meer volledige bevrediging van de materiële behoeften van de mens kan bereiken dan de door het communisme verzekerde bevrediging, terwijl zij de geestelijke waarden evenzeer uitsluit. Al is het van de ene kant waar dat dit maatschappelijk model aantoont dat het marxisme gefaald heeft in het opbouwen van een nieuwe en betere maatschappij, het valt van de andere kant feitelijk samen met het marxisme, omdat het de mens volledig reduceert tot het gebied van het economische en van de bevrediging van de materiële behoefte en waarde ontzegt aan de moraal, aan het recht, aan de cultuur en aan de godsdienst.
Referenties naar alinea 19: 1
Aetatis Novae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
In dezelfde periode vindt een groots proces van “dekolonisatie” plaats, waardoor talrijke landen de onafhankelijkheid en het recht om vrij over zichzelf te beschikken verwerven of herwinnen. Maar met de formele verwerving van de soevereiniteit als staat bevinden deze landen zich vaak nauwelijks aan het begin van de weg van de opbouw van een authentieke onafhankelijkheid. Beslissende sectoren van de economie blijven nog in handen van grote buitenlandse ondernemingen, die zich niet duurzaam laten binden aan de ontwikkeling van het land waarin zij gevestigd zijn, en het politieke leven zelf wordt gecontroleerd door buitenlandse machten, terwijl binnen de grenzen van de staat stammen samenleven die nog niet samengesmolten zijn tot een echte nationale gemeenschap. Bovendien ontbreekt een klasse van competente beroepskrachten die in staat zijn op eerlijke en ordelijke wijze het staatsapparaat te doen functioneren, terwijl ook de kaders voor een efficiënt en verantwoordelijk economisch beheer ontbreken.
Gezien deze situatie lijkt het voor velen dat het marxisme als het ware een kortere weg voor de opbouw van de natie en de staat kan bieden en daarom ontstaan diverse varianten van het socialisme met een specifieke nationaal karakter. Zo vermengen zich in de vele ideologieën die gevormd worden, in een maat die van geval tot geval verschilt, wettige eisen van nationale bevrijding, vormen van nationalisme en ook van militarisme, beginselen die ontleend zijn aan antieke volksoverleveringen, welke soms overeenstemmen met de christelijke sociale leer, en marxistisch-leninistische concepten.
Gezien deze situatie lijkt het voor velen dat het marxisme als het ware een kortere weg voor de opbouw van de natie en de staat kan bieden en daarom ontstaan diverse varianten van het socialisme met een specifieke nationaal karakter. Zo vermengen zich in de vele ideologieën die gevormd worden, in een maat die van geval tot geval verschilt, wettige eisen van nationale bevrijding, vormen van nationalisme en ook van militarisme, beginselen die ontleend zijn aan antieke volksoverleveringen, welke soms overeenstemmen met de christelijke sociale leer, en marxistisch-leninistische concepten.
Referenties naar alinea 20: 1
Aetatis Novae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Aetatis Novae ->=geentekst=
Tenslotte moet eraan herinnerd worden dat zich na de Tweede Wereldoorlog en ook uit reactie tegen de verschrikkingen daarvan een levendigere gevoeligheid voor de mensenrechten heeft verbreid, welke erkenning heeft gevonden in diverse internationale documenten vgl: Dolentium Hominum[[[1419]]] vgl: Pacem in Terris, 130-145[[[53|130-145]]] vgl: Slotakkoorden van Helsinki[[[4464]]] en in de uitwerking van een eventueel nieuw “volkenrecht” waaraan de Heilige Stoel aanhoudend zijn bijdrage heeft gegeven. Spil van deze ontwikkeling is de Organisatie van de Verenigde Naties[d:75] geweest. Niet alleen het bewustzijn van het recht van de enkelingen is gegroeid, maar ook dat van de rechten van de naties, terwijl men meer oog heeft voor de noodzaak te handelen om de ernstige onevenwichtigheden tussen de verschillende geografische gebieden van de wereld te verbeteren, welke in zekere zin het centrum van het sociale vraagstuk verplaatst hebben van het nationale milieu naar het internationale vlak. Populorum Progressio, 61-65[[266|61-65]]
Men kan met voldoening kennis nemen van dit proces, maar men kan niet voorbijgaan aan het feit dat de totale balans van de verschillende programma’s van hulp aan de ontwikkeling niet altijd positief is. Bovendien is het de Verenigde Naties tot nu toe niet gelukt voor de oplossing van de internationale conflicten doelmatige instrumenten te maken, welke alternatieven zijn voor de oorloog, en dit schijnt het meest dringende probleem te zijn dat de internationale gemeenschap nog moet oplossen.
Men kan met voldoening kennis nemen van dit proces, maar men kan niet voorbijgaan aan het feit dat de totale balans van de verschillende programma’s van hulp aan de ontwikkeling niet altijd positief is. Bovendien is het de Verenigde Naties tot nu toe niet gelukt voor de oplossing van de internationale conflicten doelmatige instrumenten te maken, welke alternatieven zijn voor de oorloog, en dit schijnt het meest dringende probleem te zijn dat de internationale gemeenschap nog moet oplossen.
Referenties naar alinea 21: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Aetatis Novae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Het jaar 1989
22
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Het is vanuit de nu beschreven situatie van de wereld, die reeds uitgebreid uiteengezet is in de encycliek Sollicitudo Rei Socialis[350], dat men de onvermoede en veelbelovende draagwijdte van de gebeurtenissen van de laatste jaren begrijpt. Wat in het jaar 1989 is gebeurd in de landen van Midden- en Oost-Europa, is zeker het hoogtepunt geweest van die gebeurtenissen, welke echter een ruimere tijdsspanne en geografische horizon omvatten. In de loop van de tachtiger jaren storten geleidelijk in enige landen van Latijns-Amerika en ook van Afrika en Azië bepaalde regimes van dictatuur en onderdrukking ineen. In andere gevallen begint een even moeilijke maar vruchtbare weg van overgang naar politieke vormen met meer medezeggenschap en rechtvaardigheid. Een belangrijke en zelfs beslissende bijdrage is gegeven door de inzet van de Kerk voor de verdediging en de bevordering van de mensenrechten. In sterk geïdeologiseerde milieus, waarin de partijdige opstelling het bewustzijn van de algemene menselijke waardigheid verduisterde, heeft de Kerk met eenvoud en kracht bevestigd dat iedere mens in zich het beeld van God draagt en dus eerbied verdient, welke ook zijn persoonlijke overtuigingen zijn. De grote meerderheid van het volk heeft zich vaak herkent in deze uitspraak en dat heeft geleid tot het zoeken van vormen van politieke strijd en van oplossingen die beter de waardigheid van de mens eerbiedigen.
Uit dit historische proces zijn nieuwe vormen van democratie voortgekomen, die hoop bieden op een verandering in de broze politieke en sociale structuren welke behalve met een rampzalige economie en ernstige sociale conflicten bezwaard zijn met de hypotheek van een pijnlijke serie van onrechtvaardigheden en rancunes. Terwijl ik met de gehele Kerk God dank voor het vaak heldhaftig getuigenis dat vele herders, gehele christengemeenschappen, afzonderlijke gelovigen en andere mensen van goede wil in die moeilijke omstandigheden gegeven hebben, bid ik dat Hij de krachten van allen voor de opbouw van een betere toekomst steunt. Dat is niet alleen een verantwoordelijkheid van de burgers van die landen, maar van alle christenen en mensen van goede wil. Het gaat erom aan te tonen dat de ingewikkelde problemen van die volken opgelost kunnen worden met de methode van de dialoog en de solidariteit in plaats van door de strijd voor de vernietiging van de tegenstander en door de oorlog.
Uit dit historische proces zijn nieuwe vormen van democratie voortgekomen, die hoop bieden op een verandering in de broze politieke en sociale structuren welke behalve met een rampzalige economie en ernstige sociale conflicten bezwaard zijn met de hypotheek van een pijnlijke serie van onrechtvaardigheden en rancunes. Terwijl ik met de gehele Kerk God dank voor het vaak heldhaftig getuigenis dat vele herders, gehele christengemeenschappen, afzonderlijke gelovigen en andere mensen van goede wil in die moeilijke omstandigheden gegeven hebben, bid ik dat Hij de krachten van allen voor de opbouw van een betere toekomst steunt. Dat is niet alleen een verantwoordelijkheid van de burgers van die landen, maar van alle christenen en mensen van goede wil. Het gaat erom aan te tonen dat de ingewikkelde problemen van die volken opgelost kunnen worden met de methode van de dialoog en de solidariteit in plaats van door de strijd voor de vernietiging van de tegenstander en door de oorlog.
Referenties naar alinea 22: 2
Aetatis Novae ->=geentekst=Caritas in Veritate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
Aetatis Novae ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Geweldloosheid - Een stijl van vredespolitiek ->=geentekst=
Onder de talrijke factoren van de val van de regimes van onderdrukking verdienen sommige in het bijzonder vermeld te worden. De beslissende factor, die de veranderingen op gang heeft gebracht, is zeker de schending van de rechten van de arbeid. Men mag niet vergeten dat de fundamentele crisis van de systemen, welke het bewind en zelfs de dictatuur van de arbeiders beweren uit te drukken, begint met de grote woelingen in Polen in naam van de solidariteit. Het zijn de arbeidersmassa’s die de ideologie ontrechten welke beweert te spreken in hun naam, en vanuit de levende en moeilijke ervaring van de arbeid en de onderdrukking beginselen en uitdrukkingen van de sociale leer van de Kerk terugvinden en als het ware opnieuw ontdekken.
Voorts verdient het feit benadrukt te worden dat men bijna overal de val van zo’n “blok” of rijk bereikt door middel van een vreedzame strijd, die alleen gebruik maakt van de wapens van de waarheid en de rechtvaardigheid. Terwijl het marxisme geloofde dat het alleen mogelijk was de oplossing van de sociale tegenstellingen te bereiken door ze tot het uiterste op te voeren en door een gewelddadige botsing, blijft de strijd die tot de val van het marxisme leidt, met vasthoudendheid alle wegen beproeven van de onderhandeling, de dialoog en het getuigenis van de waarheid, een beroep doen op het geweten van de tegenstander en proberen in hem de zin voor de gemeenschappelijke waardigheid op te wekken.
Het leek dat de Europese orde die voortgekomen was uit de Tweede Wereldoorlog en bevestigd was door de overeenkomsten van Jalta, alleen maar aan het wankelen gebracht kon worden door een andere oorlog. Hij is daarentegen overwonnen door de geweldloze inzet van mensen die, terwijl zij steeds geweigerd hebben te wijken voor de macht van het geweld, iedere keer doeltreffende vormen hebben weten te vinden om getuigenis af te leggen van de waarheid. Dat heeft de tegenstander ontwapend, want het geweld heeft altijd de behoefte om zich te rechtvaardigen door de leugen en om valselijk het voorkomen aan te nemen van de verdediging van een recht of van het antwoord op de bedreiging door anderen. Ik dank God dat Hij het hart van de mensen gesteund heeft in de tijd van de moeilijke beproeving en ik bid dat dit voorbeeld ook in andere plaatsen en in andere omstandigheden dienstig mag zijn. Mogen de mensen leren om zonder geweld te strijden voor de rechtvaardigheid en afzien van de klassenstrijd in de binnenlandse tegenstellingen en van de oorlog in de internationale tegenstellingen.
Voorts verdient het feit benadrukt te worden dat men bijna overal de val van zo’n “blok” of rijk bereikt door middel van een vreedzame strijd, die alleen gebruik maakt van de wapens van de waarheid en de rechtvaardigheid. Terwijl het marxisme geloofde dat het alleen mogelijk was de oplossing van de sociale tegenstellingen te bereiken door ze tot het uiterste op te voeren en door een gewelddadige botsing, blijft de strijd die tot de val van het marxisme leidt, met vasthoudendheid alle wegen beproeven van de onderhandeling, de dialoog en het getuigenis van de waarheid, een beroep doen op het geweten van de tegenstander en proberen in hem de zin voor de gemeenschappelijke waardigheid op te wekken.
Het leek dat de Europese orde die voortgekomen was uit de Tweede Wereldoorlog en bevestigd was door de overeenkomsten van Jalta, alleen maar aan het wankelen gebracht kon worden door een andere oorlog. Hij is daarentegen overwonnen door de geweldloze inzet van mensen die, terwijl zij steeds geweigerd hebben te wijken voor de macht van het geweld, iedere keer doeltreffende vormen hebben weten te vinden om getuigenis af te leggen van de waarheid. Dat heeft de tegenstander ontwapend, want het geweld heeft altijd de behoefte om zich te rechtvaardigen door de leugen en om valselijk het voorkomen aan te nemen van de verdediging van een recht of van het antwoord op de bedreiging door anderen. Ik dank God dat Hij het hart van de mensen gesteund heeft in de tijd van de moeilijke beproeving en ik bid dat dit voorbeeld ook in andere plaatsen en in andere omstandigheden dienstig mag zijn. Mogen de mensen leren om zonder geweld te strijden voor de rechtvaardigheid en afzien van de klassenstrijd in de binnenlandse tegenstellingen en van de oorlog in de internationale tegenstellingen.
Referenties naar alinea 23: 5
Brief aan de Oudere Mensen ->=geentekst=Aetatis Novae ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Geweldloosheid - Een stijl van vredespolitiek ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Evangelium Vitae ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Oeconomicae et pecuniariae quaestiones ->=geentekst=
De tweede factor van crisis is zeker de ondoelmatigheid van het economische systeem, die niet alleen gezien moet worden als een technisch probleem maar eerder als een gevolg van de schending van de rechten van de mens op initiatief, eigendom en vrijheid in de sector van de economie. Met dit aspect moet veder de culturele en nationale dimensie verbonden worden. Het is niet mogelijk de mens eenzijdig vanuit de economische sector te begrijpen en het is ook niet mogelijk hem eenvoudig op grond van het feit dat hij tot een bepaalde klasse behoort, te definiëren. De mens wordt op meer uitputtende wijze begrepen als hij geplaatst wordt in het kader van de cultuur door de taal, de geschiedenis en de posities die hij inneemt tegenover de fundamentele gebeurtenissen van het bestaan, zoals de geboorte, de liefde, de arbeid en de dood. In het centrum van iedere cultuur staat de houding die de mens aanneemt tegenover het grootste mysterie: het mysterie van God. De culturen van de verschillende naties zijn in wezen even vele wijzen om te antwoorden op de vraag aangaande de zin van het persoonlijke bestaan. Als deze vraag wordt geëlimineerd, worden de cultuur en het morele leven van de naties aangetast. Daarom heeft de strijd voor de verdediging van de arbeid zich spontaan verbonden met de strijd voor de cultuur en voor de nationale rechten.
De ware oorzaak van de vernieuwingen is echter de geestelijke leegte die het atheïsme opgeroepen heeft en die de jongere generaties richtingloos gelaten heeft en ze niet zelden bij het niet te onderdrukken zoeken van de eigen identiteit en van de zin van het leven gebracht heeft tot de herontdekking van de godsdienstige wortels van de cultuur van hun naties en van de persoon zelf van Christus, als existentieel passend antwoord op het verlangen naar het goede, de waarheid en het leven in het hart van ieder mens. Dit zoeken is aangemoedigd door het getuigenis van hen die in moeilijke omstandigheden en in de vervolging trouw gebleven zijn aan God. Het marxisme had beloofd de behoefte aan God uit het hart van de mens weg te rukken, maar de resultaten hebben aangetoond dat men daar niet in kan slagen zonder het hart te verstoren.
De ware oorzaak van de vernieuwingen is echter de geestelijke leegte die het atheïsme opgeroepen heeft en die de jongere generaties richtingloos gelaten heeft en ze niet zelden bij het niet te onderdrukken zoeken van de eigen identiteit en van de zin van het leven gebracht heeft tot de herontdekking van de godsdienstige wortels van de cultuur van hun naties en van de persoon zelf van Christus, als existentieel passend antwoord op het verlangen naar het goede, de waarheid en het leven in het hart van ieder mens. Dit zoeken is aangemoedigd door het getuigenis van hen die in moeilijke omstandigheden en in de vervolging trouw gebleven zijn aan God. Het marxisme had beloofd de behoefte aan God uit het hart van de mens weg te rukken, maar de resultaten hebben aangetoond dat men daar niet in kan slagen zonder het hart te verstoren.
Referenties naar alinea 24: 9
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Evangelium Vitae ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Oeconomicae et pecuniariae quaestiones ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
De gebeurtenissen van het jaar 1989 geven een voorbeeld van het succes van de wil om te onderhandelen en van de evangelische geest tegen een tegenstander die vastbesloten is zich niet te laten binden door morele beginselen. Zij zijn een waarschuwing voor wie in naam van politiek realisme het recht en de moraal uit de politieke arena willen bannen. De strijd die geleid heeft tot de veranderingen van het jaar 1989 heeft zeker helderheid van geest, matiging, lijden en offers gevraagd. Hij is in zekere zin voortgekomen uit het gebed en zou ondenkbaar geweest zijn zonder een onbegrensd vertrouwen in God, de Heer van de geschiedenis, in wiens handen het hart van de mensen ligt. Het is door het eigen lijden omwille van de waarheid en de vrijheid te verenigen met het lijden van Christus aan het kruis dat de mens het wonder van de vrede kan verrichten en het vaak nauwe pad kan ontwaren tussen de lafheid die wijkt voor het kwaad, en het geweld dat het kwaad verergert terwijl het zich wijs maakt het te bestrijden.
Men mag echter niet blind zijn voor de talloze beperkingen te midden waarvan de vrijheid van de afzonderlijke mens uitgeoefend moet worden. Zij beïnvloeden de vrijheid, maar bepalen haar niet. Zij maken de uitoefening van de vrijheid meer of minder gemakkelijk, maar kunnen haar niet vernietigen. Het is niet alleen vanuit ethisch gezichtspunt ongeoorloofd de natuur van de mens, die geschapen is voor de vrijheid, te miskennen, maar het is ook praktisch onmogelijk. Waar de maatschappij georganiseerd wordt met willekeurige inperking of zelfs onderdrukking van de ruimte waarin de vrijheid wettig uitgeoefend wordt, is het gevolg dat het maatschappelijke leven geleidelijk ontbonden wordt en uiteenvalt.
Bovendien draagt de mens, die voor de vrijheid is geschapen, in zich de wonde van de erfzonde welk hem voortdurend naar het kwaad trekt en maakt dat hij verlossing nodig heeft. Deze leer maakt niet alleen onlosmakelijk deel uit van de christelijke openbaring, maar zij heeft ook een grote hermeneutische waarde, omdat zij helpt om de menselijke realiteit te begrijpen. De mens streeft naar het goede, maar is ook in staat het kwade te doen. Hij kan boven zijn onmiddellijk belang uitstijgen en blijft er toch aan gebonden. De maatschappelijke orde zal des te hechter zijn naarmate zij meer rekening zal houden met dit feit en niet het persoonlijk belang zal stellen tegenover dat van de maatschappij in haar geheel, maar veeleer wijzen van vruchtbare coördinatie zal zoeken. Waar het individuele belang gewelddadig wordt onderdrukt, wordt het vervangen door een drukkend systeem van bureaucratische controle, dat de bronnen van het initiatief en van de creativiteit doet uitdrogen. Wanneer de mensen menen het geheim te bezitten van een volmaakte sociale organisatie die het kwaad onmogelijk maakt, dan geloven zij ook dat zij alle middelen mogen gebruiken om haar te verwezenlijken, ook het geweld of de leugen. De politiek wordt dan een “wereldse godsdienst”, die de illusie heeft het paradijs in deze wereld op te bouwen. Maar geen enkele politieke maatschappij die haar eigen autonomie en wetten heeft, vgl: Gaudium et Spes, 36,39[[[575|36.39]]] zal ooit mogen worden verward met het Rijk van God. De evangelische gelijkenis van het goede zaad en het onkruid (Mt. 13, 24-30.36-43)[[b:Mt. 13, 24-30.36-43]] leert dat het alleen aan God toekomt om de onderdanen van het Rijk en die van de Boze te scheiden en dat dit oordeel plaats zal vinden op het einde der tijden. Als de mens de pretentie heeft vooruit te lopen op het oordeel, dan stelt hij zich in de plaats van God en verzet hij zich tegen diens geduld.
Dankzij het kruisoffer van Christus is de overwinning van het Rijk van God eens en voor al behaald. Maar de christelijke conditie brengt de strijd tegen de bekoringen en de krachten van het kwaad mee. Pas aan het eind van de geschiedenis zal de Heer in heerlijkheid wederkeren voor het eindoordeel (Mt. 25, 31)[[b:Mt. 25, 31]] met de vestiging van de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde (2 Pt. 3, 13; Openb. 21, 1)[[b:2 Pt. 3, 13; Openb. 21, 1]]. Maar zolang de tijd voortduurt, gaat de strijd tussen goed en kwaad door tot in het hart van de mens.
Wat de Heilige Schrift ons leert aangaande de lotgevallen van het Rijk van God heeft consequenties voor het leven van de tijdelijke maatschappijen die, zoals het woord “tijdelijk“ zegt, tot die werkelijkheid van de tijd behoren met al het onvolmaakte en voorlopige dat deze meebrengt. Het Rijk van God, dat in de wereld is zonder van de wereld te zijn, verlicht de orde van de menselijke maatschappij, terwijl de krachten van de genade haar doordringen en levend maken. Zo ziet men beter de eisen van een menswaardige maatschappij, worden de afwijkingen hersteld en wordt de moed om het goede te doen versterkt. Tot deze taak om de menselijke realiteiten op evangelische wijze te bezielen worden de christenen en in het bijzonder de leken geroepen, samen met alle mensen van goede wil. vgl: t.m. 44[[[692|32-41]]]
Men mag echter niet blind zijn voor de talloze beperkingen te midden waarvan de vrijheid van de afzonderlijke mens uitgeoefend moet worden. Zij beïnvloeden de vrijheid, maar bepalen haar niet. Zij maken de uitoefening van de vrijheid meer of minder gemakkelijk, maar kunnen haar niet vernietigen. Het is niet alleen vanuit ethisch gezichtspunt ongeoorloofd de natuur van de mens, die geschapen is voor de vrijheid, te miskennen, maar het is ook praktisch onmogelijk. Waar de maatschappij georganiseerd wordt met willekeurige inperking of zelfs onderdrukking van de ruimte waarin de vrijheid wettig uitgeoefend wordt, is het gevolg dat het maatschappelijke leven geleidelijk ontbonden wordt en uiteenvalt.
Bovendien draagt de mens, die voor de vrijheid is geschapen, in zich de wonde van de erfzonde welk hem voortdurend naar het kwaad trekt en maakt dat hij verlossing nodig heeft. Deze leer maakt niet alleen onlosmakelijk deel uit van de christelijke openbaring, maar zij heeft ook een grote hermeneutische waarde, omdat zij helpt om de menselijke realiteit te begrijpen. De mens streeft naar het goede, maar is ook in staat het kwade te doen. Hij kan boven zijn onmiddellijk belang uitstijgen en blijft er toch aan gebonden. De maatschappelijke orde zal des te hechter zijn naarmate zij meer rekening zal houden met dit feit en niet het persoonlijk belang zal stellen tegenover dat van de maatschappij in haar geheel, maar veeleer wijzen van vruchtbare coördinatie zal zoeken. Waar het individuele belang gewelddadig wordt onderdrukt, wordt het vervangen door een drukkend systeem van bureaucratische controle, dat de bronnen van het initiatief en van de creativiteit doet uitdrogen. Wanneer de mensen menen het geheim te bezitten van een volmaakte sociale organisatie die het kwaad onmogelijk maakt, dan geloven zij ook dat zij alle middelen mogen gebruiken om haar te verwezenlijken, ook het geweld of de leugen. De politiek wordt dan een “wereldse godsdienst”, die de illusie heeft het paradijs in deze wereld op te bouwen. Maar geen enkele politieke maatschappij die haar eigen autonomie en wetten heeft, vgl: Gaudium et Spes, 36,39[[[575|36.39]]] zal ooit mogen worden verward met het Rijk van God. De evangelische gelijkenis van het goede zaad en het onkruid (Mt. 13, 24-30.36-43)[[b:Mt. 13, 24-30.36-43]] leert dat het alleen aan God toekomt om de onderdanen van het Rijk en die van de Boze te scheiden en dat dit oordeel plaats zal vinden op het einde der tijden. Als de mens de pretentie heeft vooruit te lopen op het oordeel, dan stelt hij zich in de plaats van God en verzet hij zich tegen diens geduld.
Dankzij het kruisoffer van Christus is de overwinning van het Rijk van God eens en voor al behaald. Maar de christelijke conditie brengt de strijd tegen de bekoringen en de krachten van het kwaad mee. Pas aan het eind van de geschiedenis zal de Heer in heerlijkheid wederkeren voor het eindoordeel (Mt. 25, 31)[[b:Mt. 25, 31]] met de vestiging van de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde (2 Pt. 3, 13; Openb. 21, 1)[[b:2 Pt. 3, 13; Openb. 21, 1]]. Maar zolang de tijd voortduurt, gaat de strijd tussen goed en kwaad door tot in het hart van de mens.
Wat de Heilige Schrift ons leert aangaande de lotgevallen van het Rijk van God heeft consequenties voor het leven van de tijdelijke maatschappijen die, zoals het woord “tijdelijk“ zegt, tot die werkelijkheid van de tijd behoren met al het onvolmaakte en voorlopige dat deze meebrengt. Het Rijk van God, dat in de wereld is zonder van de wereld te zijn, verlicht de orde van de menselijke maatschappij, terwijl de krachten van de genade haar doordringen en levend maken. Zo ziet men beter de eisen van een menswaardige maatschappij, worden de afwijkingen hersteld en wordt de moed om het goede te doen versterkt. Tot deze taak om de menselijke realiteiten op evangelische wijze te bezielen worden de christenen en in het bijzonder de leken geroepen, samen met alle mensen van goede wil. vgl: t.m. 44[[[692|32-41]]]
Referenties naar alinea 25: 6
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Caritas in Veritate ->=geentekst=
De gebeurtenissen van het jaar 1989 hebben voornamelijk plaatsgevonden in de landen van Oost- en Midden-Europa. Zij hebben echter een universele betekenis, aangezien er positieve en negatieve gevolgen uit voortkomen die voor heel de mensenfamilie van belang zijn. Deze gevolgen hebben geen mechanisch of fatalistisch karakter, maar zijn veeleer gelegenheden die aan de menselijke vrijheid geboden worden om mee te werken aan het plan van de barmhartigheid van God in die geschiedenis werkt.
Een eerste gevolg is de ontmoeting geweest in enige landen tussen de Kerk en de arbeidersbeweging, die voortgekomen is uit een reactie van de ethische en uitdrukkelijk christelijke orde tegen een wijdverbreide situatie van onrechtvaardigheid. Genoemde beweging is voor ongeveer een eeuw deels onder marxistische overheersing gekomen, in de overtuiging dat de proletariërs om doeltreffend tegen de onderdrukking te strijden de theorieën van het materialisme en het economisme tot de hunne moesten maken.
In de crisis van het marxisme komen weer spontane vormen van het arbeidersbewustzijn naar boven, welke een vraag naar rechtvaardigheid en naar erkenning van de waardigheid van de arbeid uitdrukken die in overeenstemming is met de sociale leer van de Kerk. vgl: Laborem Exercens, 20[[[712|20]]] De arbeidersbeweging vloeit samen met een meer algemene beweging van de mensen van de arbeid en van de mensen van goede wil voor de bevrijding van de mens en voor de bevestiging van zijn rechten. Zij dringt nu in vele landen door en verre van zich tegenover de katholieke Kerk te stellen kijkt zij met belangstelling naar haar.
De crisis van het marxisme verwijdert niet de situaties van onrechtvaardigheid en onderdrukking uit de wereld, waardoor het marxisme zelf, dat er misbruik van gemaakt heeft, gevoed werd. Aan degenen die nu een nieuwe en authentieke theorie en praktijk van bevrijding zoeken, biedt de Kerk niet alleen haar sociale leer en in het algemeen haar onderricht over de mens die door Christus verlost is, maar ook haar concrete inzet en hulp voor de bevrijding van de marginalisering en het lijden.
In het recente verleden heeft het oprechte verlangen om aan de kant van de onderdrukten te staan en niet afgesneden te worden van de loop van de geschiedenis vele gelovigen ertoe gebracht op verschillende wijzen een onmogelijk compromis te zoeken tussen marxisme en christendom. De huidige tijd, die alles wat gebrekkig was in die pogingen te boven komt, leidt tot een nieuwe bevestiging van het positieve van een authentieke theologie van de integrale menselijke bevrijding. vgl: Libertatis conscientia[[[1533]]] Gezien vanuit dit gezichtspunt blijken de gebeurtenissen van het jaar 1989 ook belangrijk te zijn voor de landen van de Derde Wereld, die op zoek zijn naar de weg van hun ontwikkeling zoals zij belangrijk geweest zijn voor de landen van Midden- en Oost-Europa.
Een eerste gevolg is de ontmoeting geweest in enige landen tussen de Kerk en de arbeidersbeweging, die voortgekomen is uit een reactie van de ethische en uitdrukkelijk christelijke orde tegen een wijdverbreide situatie van onrechtvaardigheid. Genoemde beweging is voor ongeveer een eeuw deels onder marxistische overheersing gekomen, in de overtuiging dat de proletariërs om doeltreffend tegen de onderdrukking te strijden de theorieën van het materialisme en het economisme tot de hunne moesten maken.
In de crisis van het marxisme komen weer spontane vormen van het arbeidersbewustzijn naar boven, welke een vraag naar rechtvaardigheid en naar erkenning van de waardigheid van de arbeid uitdrukken die in overeenstemming is met de sociale leer van de Kerk. vgl: Laborem Exercens, 20[[[712|20]]] De arbeidersbeweging vloeit samen met een meer algemene beweging van de mensen van de arbeid en van de mensen van goede wil voor de bevrijding van de mens en voor de bevestiging van zijn rechten. Zij dringt nu in vele landen door en verre van zich tegenover de katholieke Kerk te stellen kijkt zij met belangstelling naar haar.
De crisis van het marxisme verwijdert niet de situaties van onrechtvaardigheid en onderdrukking uit de wereld, waardoor het marxisme zelf, dat er misbruik van gemaakt heeft, gevoed werd. Aan degenen die nu een nieuwe en authentieke theorie en praktijk van bevrijding zoeken, biedt de Kerk niet alleen haar sociale leer en in het algemeen haar onderricht over de mens die door Christus verlost is, maar ook haar concrete inzet en hulp voor de bevrijding van de marginalisering en het lijden.
In het recente verleden heeft het oprechte verlangen om aan de kant van de onderdrukten te staan en niet afgesneden te worden van de loop van de geschiedenis vele gelovigen ertoe gebracht op verschillende wijzen een onmogelijk compromis te zoeken tussen marxisme en christendom. De huidige tijd, die alles wat gebrekkig was in die pogingen te boven komt, leidt tot een nieuwe bevestiging van het positieve van een authentieke theologie van de integrale menselijke bevrijding. vgl: Libertatis conscientia[[[1533]]] Gezien vanuit dit gezichtspunt blijken de gebeurtenissen van het jaar 1989 ook belangrijk te zijn voor de landen van de Derde Wereld, die op zoek zijn naar de weg van hun ontwikkeling zoals zij belangrijk geweest zijn voor de landen van Midden- en Oost-Europa.
Referenties naar alinea 26: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Caritas in Veritate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Migranten en vluchtelingen opnemen, beschermen, steunen en integreren ->=geentekst=
Een tweede gevolg betreft die volken van Europa. Er zijn op het individuele, sociale, regionale en nationale vlak vele onrechtvaardigheden bedreven in de jaren waarin het communisme geheerst heeft en ook daarvóór; veel haat en wrok zijn opgestapeld. Er bestaat het reële gevaar dat deze weer losbreken na de val van de dictatuur en ernstige conflicten en rouw oproepen als de morele inspanning en de bewuste kracht om getuigenis van de waarheid af te leggen, die in de voorbije tijd de inspanningen bezield hebben, te kort schieten. Het is te hopen dat haat en geweld niet overwinnen in de harten, vooral niet in die van hen die strijden voor de rechtvaardigheid, en dat in allen de geest van vrede en vergeving groeit.
Er zijn echter concrete stappen nodig om internationale structuren te scheppen of te versterken die met het oog op een passende arbitrage in staat zijn om tussenbeide te komen in de conflicten die tussen de naties ontstaan, zodat iedere natie de eigen rechten kan laten gelden en de rechtmatige overeenstemming en het vreedzaam samen gaan met de rechten van de andere naties kan bereiken. Dat alles is speciaal nodig voor de Europese naties, die nauw met elkaar verbonden zijn door de band van de gemeenschappelijke cultuur en de duizendjarige geschiedenis. Er is een grote inspanning nodig voor de morele en economische wederopbouw in de landen die het communisme opgegeven hebben. Gedurende lange tijd zijn de meeste elementaire economische betrekkingen verwrongen geweest en ook fundamentele deugden die verbonden zijn met de sector van de economie zoals waarachtigheid, betrouwbaarheid en arbeidzaamheid zijn verzwakt. Er is een geduldige materiële en morele wederopbouw nodig, terwijl de volken die uitgeput zijn door langdurige ontberingen, aan hun regeerders tastbare en onmiddellijke resultaten op het gebied van de welvaart vragen, alsmede passende bevrediging van hun rechtmatige verlangens.
De val van het communisme heeft natuurlijk gevolgen van grote strekking gehad met betrekking tot de verdeling van de aarde in werelden die voor elkaar gesloten zijn en elkaar met afgunst beconcurreren. Hij maakt de werkelijkheid van de onderlinge afhankelijkheid van de volken duidelijker, alsook het feit dat de menselijke arbeid van nature bestemd is om de volken te verenigen en niet om ze te verdelen. De vrede en de voorspoed zijn inderdaad goederen die heel het menselijke geslacht toebehoren, zodat het niet mogelijk is deze op correcte en duurzame wijze te genieten als ze verkregen en gehandhaafd worden ten koste van andere volken en naties, met schending van hun rechten of met hun uitsluiting van de bronnen van de welvaart.
Er zijn echter concrete stappen nodig om internationale structuren te scheppen of te versterken die met het oog op een passende arbitrage in staat zijn om tussenbeide te komen in de conflicten die tussen de naties ontstaan, zodat iedere natie de eigen rechten kan laten gelden en de rechtmatige overeenstemming en het vreedzaam samen gaan met de rechten van de andere naties kan bereiken. Dat alles is speciaal nodig voor de Europese naties, die nauw met elkaar verbonden zijn door de band van de gemeenschappelijke cultuur en de duizendjarige geschiedenis. Er is een grote inspanning nodig voor de morele en economische wederopbouw in de landen die het communisme opgegeven hebben. Gedurende lange tijd zijn de meeste elementaire economische betrekkingen verwrongen geweest en ook fundamentele deugden die verbonden zijn met de sector van de economie zoals waarachtigheid, betrouwbaarheid en arbeidzaamheid zijn verzwakt. Er is een geduldige materiële en morele wederopbouw nodig, terwijl de volken die uitgeput zijn door langdurige ontberingen, aan hun regeerders tastbare en onmiddellijke resultaten op het gebied van de welvaart vragen, alsmede passende bevrediging van hun rechtmatige verlangens.
De val van het communisme heeft natuurlijk gevolgen van grote strekking gehad met betrekking tot de verdeling van de aarde in werelden die voor elkaar gesloten zijn en elkaar met afgunst beconcurreren. Hij maakt de werkelijkheid van de onderlinge afhankelijkheid van de volken duidelijker, alsook het feit dat de menselijke arbeid van nature bestemd is om de volken te verenigen en niet om ze te verdelen. De vrede en de voorspoed zijn inderdaad goederen die heel het menselijke geslacht toebehoren, zodat het niet mogelijk is deze op correcte en duurzame wijze te genieten als ze verkregen en gehandhaafd worden ten koste van andere volken en naties, met schending van hun rechten of met hun uitsluiting van de bronnen van de welvaart.
Referenties naar alinea 27: 2
Caritas in Veritate ->=geentekst=Migranten en vluchtelingen opnemen, beschermen, steunen en integreren ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Vrede op aarde ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Voor sommige landen van Europa begint in zekere zin de echte naoorlogse periode. De radicale nieuwe ordening van de economie, die tot voor kort gecollectiviseerd was, brengt problemen mee en offers die vergeleken kunnen worden met die welke de westelijke landen van het continent zich opgelegd hebben voor hun wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Het is rechtvaardig dat de voormalige communistische landen in de huidige moeilijkheden gesteund worden door de solidaire inspanning van de andere naties. Zij moeten vanzelfsprekend de eerste zijn om hun eigen ontwikkeling te bewerken, maar hun moet een redelijke gelegenheid geboden worden om haar te verwerkelijken en dat kan niet zonder de hulp van de andere landen. De huidige toestand van moeilijkheden en gebrek is overigens het gevolg van een historisch proces waarvan de ex-communistische landen dikwijls object zijn geweest en niet subject. Daarom bevinden zij zich niet uit vrije keuze in die situatie of vanwege vergissingen die zij gemaakt hebben, maar als gevolg van tragische historische gebeurtenissen, die met geweld opgedrongen zijn en hen verhinderd hebben de weg van de economische en burgerlijke ontwikkeling te volgen.
De hulp van de andere landen, vooral van de andere Europese landen, die deelgenomen hebben aan dezelfde geschiedenis en daarvoor de verantwoordelijkheid dragen, beantwoordt aan een schuld van rechtvaardigheid. Maar het beantwoordt ook aan het belang en het algemeen welzijn van Europa, dat niet in vrede zal kunnen leven als de conflicten van diverse aard die ontstaan als gevolg van het verleden, verscherpt zullen worden door een situatie van economische wanorde, van geestelijke onvoldaanheid en van wanhoop.
Deze eis moet echter niet voeren tot vermindering van de inspanningen om de landen van de Derde Wereld te steunen en te helpen, die vaak onder condities van veel ernstiger gebrek en armoede leven. vgl: Ter gelegenheid van de 10e verjaardag van het "Appel voor de Sahel"[[[1829]]] Er zal een buitengewone inspanning nodig zijn om de hulpbronnen die de wereld in haar geheel bezit, aan te wenden voor doeleinden van gemeenschappelijke economische groei en ontwikkeling en om de prioriteiten en waardeschalen op grond waarvan de economische en politieke keuzen worden bepaald, te herzien. Aanzienlijke hulpbronnen kunnen beschikbaar komen door de ontmanteling van de enorme militaire apparaten die opgebouwd zijn voor het conflict tussen oost en west. Zij zullen nog groter kunnen blijken als men erin slagen zal om voor de oplossing van de conflicten betrouwbare procedures vast te stellen, die alternatieven zijn voor de oorlog, en om dus het beginsel van de controle en van de vermindering van de bewapening ook in de landen van de Derde Wereld te verspreiden en om geschikte maatregelen tegen de wapenhandel te nemen. vgl: e.v. Deel III[[[53|80]]] Maar het zal vooral nodig zijn de mentaliteit op te geven die de armen - individuen en volken – als een last en als ongelegen verstoorders beschouwt, die willen verbruiken wat andere geproduceerd hebben. De armen vragen het recht om te delen in het genot van de materiële goederen en om hun werkwerkkracht vruchtbaar te maken en zo een wereld te scheppen die meer rechtvaardig en voor allen meer welvarend is. De verheffing van de armen is een grote gelegenheid voor de morele, culturele en ook economische groei van de gehele mensheid.
De hulp van de andere landen, vooral van de andere Europese landen, die deelgenomen hebben aan dezelfde geschiedenis en daarvoor de verantwoordelijkheid dragen, beantwoordt aan een schuld van rechtvaardigheid. Maar het beantwoordt ook aan het belang en het algemeen welzijn van Europa, dat niet in vrede zal kunnen leven als de conflicten van diverse aard die ontstaan als gevolg van het verleden, verscherpt zullen worden door een situatie van economische wanorde, van geestelijke onvoldaanheid en van wanhoop.
Deze eis moet echter niet voeren tot vermindering van de inspanningen om de landen van de Derde Wereld te steunen en te helpen, die vaak onder condities van veel ernstiger gebrek en armoede leven. vgl: Ter gelegenheid van de 10e verjaardag van het "Appel voor de Sahel"[[[1829]]] Er zal een buitengewone inspanning nodig zijn om de hulpbronnen die de wereld in haar geheel bezit, aan te wenden voor doeleinden van gemeenschappelijke economische groei en ontwikkeling en om de prioriteiten en waardeschalen op grond waarvan de economische en politieke keuzen worden bepaald, te herzien. Aanzienlijke hulpbronnen kunnen beschikbaar komen door de ontmanteling van de enorme militaire apparaten die opgebouwd zijn voor het conflict tussen oost en west. Zij zullen nog groter kunnen blijken als men erin slagen zal om voor de oplossing van de conflicten betrouwbare procedures vast te stellen, die alternatieven zijn voor de oorlog, en om dus het beginsel van de controle en van de vermindering van de bewapening ook in de landen van de Derde Wereld te verspreiden en om geschikte maatregelen tegen de wapenhandel te nemen. vgl: e.v. Deel III[[[53|80]]] Maar het zal vooral nodig zijn de mentaliteit op te geven die de armen - individuen en volken – als een last en als ongelegen verstoorders beschouwt, die willen verbruiken wat andere geproduceerd hebben. De armen vragen het recht om te delen in het genot van de materiële goederen en om hun werkwerkkracht vruchtbaar te maken en zo een wereld te scheppen die meer rechtvaardig en voor allen meer welvarend is. De verheffing van de armen is een grote gelegenheid voor de morele, culturele en ook economische groei van de gehele mensheid.
Referenties naar alinea 28: 5
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Vrede op aarde ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Tenslotte moet de ontwikkeling niet opvat worden op uitsluitend economische wijze maar in volledig menselijke zin. vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 27-28[[[350|27-28]]] vgl: Populorum Progressio, 43-44[[[266|43-44]]] Het gaat er niet alleen om alle volken te verheffen tot het niveau dat nu de rijkste landen genieten, maar in solidaire arbeid een waardiger leven op te bouwen, daadwerkelijk de waardigheid en de creativiteit van iedere afzonderlijke mens te vergroten, alsmede zijn vermogen om te beantwoorden aan zijn eigen roeping en dus aan de daarin begrepen oproep van God. Op het hoogtepunt van de ontwikkeling staat de uitoefening van het recht en de plicht om God te zoeken en te kennen en om dienovereenkomstig te leven. vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 29-31[[[350|29-31]]] In de totalitaire en autoritaire regimes is het beginsel van het primaat van de macht over de rede tot het uiterste opgevoerd. De mens is gedwongen geworden om een opvatting over de werkelijkheid te verdragen die met geweld is opgelegd en niet verworven is door middel van de inspanning van de eigen rede en de uitoefening van de eigen vrijheid. Dat beginsel moet omgekeerd worden en men moet de rechten van het menselijk geweten, dat alleen aan de natuurlijke en geopenbaarde waarheid gebonden is, volledig erkennen. In de erkenning van deze rechten ligt de voornaamste grondslag van ieder werkelijk vrije politieke ordening. vgl: Slotakkoorden van Helsinki[[[4464]]] vgl. Overeenkomst van Wenenvgl. Overeenkomst van Wenen vgl: Libertas praestantissimum[[[705]]] Het is belangrijk dit beginsel opnieuw te bevestigen, om verschillende redenen:
- omdat de oude vormen van totalitarisme en autoritarisme nog niet geheel overwonnen zijn en zelfs het risico bestaat dat zij weer krachtig worden; dat spoort aan tot een hernieuwde inspanning voor samenwerking en solidariteit tussen alle landen;
- omdat men in de ontwikkelde landen soms overdreven propaganda maakt voor de zuivere nuttigheidswaarden, met een onbeteugelde prikkeling van de instincten en van het streven naar het directe genot, welke de erkenning en de eerbiediging van de hiërarchie van de echte waarden van het menselijk bestaan moeilijk maakt;
- omdat in sommige landen nieuwe vormen van religieus fundamentalisme opkomen die versluierd of ook openlijk aan de burgers met een ander geloof dan dat van de meerderheid de volle uitoefening van hun burgerlijke of godsdienstige rechten ontzeggen, hen verhinderen deel te nemen aan het culturele debat en het recht van de Kerk om het Evangelie te verkondigen beperken, alsmede het recht van de mensen die deze verkondiging aanhoren, om ze aan te nemen en zich tot Christus te bekeren. Geen enkele echte vooruitgang is mogelijk zonder de eerbiediging van het natuurlijke recht om de waarheid te kennen en dienovereenkomstig te leven. Met dit recht is, als de uitoefening en de verdieping ervan, het recht verbonden om vrijelijk Jezus Christus, het ware goed van de mens, te kennen en de aan te hangen. vgl: Redemptoris Missio, 7[[[4|7]]]
Referenties naar alinea 29: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 De privé-eigendom en de universele bestemming van de goederen
30
Leo XIII heeft in de encycliek Rerum Novarum[651] tegen het socialisme van zijn tijd het natuurlijke karakter van het recht op privé-eigendom met kracht en met verschillende argumenten bevestigd. vgl: Rerum Novarum, 5-10,30[[[651|5-10.30]]] Dit recht, dat fundamenteel is voor de zelfstandigheid en de ontwikkeling van de mens, is altijd verdedigd door de Kerk tot aan onze dagen toe. De Kerk leert eveneens dat de eigendom van de goederen geen absoluut recht is, maar dat in zijn natuur van menselijk recht zijn eigen grenzen aangegeven zijn.
Terwijl hij het recht op privé-eigendom verkondigde, verklaarde de Paus met dezelfde duidelijkheid dat het ‘’gebruik’’ van de goederen, dat aan de vrijheid is overgelaten, ondergeschikt is aan de oorspronkelijke algemene bestemming ervan als geschapen goederen en ook aan de wil van Jezus Christus, welke in het Evangelie geopenbaard is. De Paus heeft namelijk geschreven: “De gefortuneerden zijn dus gewaarschuwd (...). De rijken moeten met schrik vervuld worden door de ongewone dreigingen van Jezus Christus dat zij eens strenge rekenschap zullen moeten afleggen aan de goddelijke Rechter over het gebruik van hun goederen“. Sint Thomas van Aquino citerend heeft hij eraan toegevoegd: “Wanneer gevraagd wordt hoe men van de goederen gebruik moet maken, dan aarzelt de Kerk (...) niet om te antwoorden dat 'de mens wat dit betreft de stoffelijke goederen niet moet bezitten als zijn eigen goederen maar als gemeenschappelijke goederen'”, omdat “boven de menselijke wetten en oordelen de wet en het oordeel van Christus staan”. vgl: Rerum Novarum, 18-19[[[651|18-19]]]
De opvolgers van Leo XIII hebben de tweevoudige stelling herhaald: de noodzaak en dus de rechtmatigheid van de privé-eigendom en tevens de beperkingen waaraan hij onderworpen is. vgl: Quadragesimo Anno[[[652]]] vgl: La Solennità[[[778]]] vgl: Mater et Magistra, 119-121[[[90|119-121]]] vgl: Populorum Progressio, 22-24[[[266|22-24]]] Ook het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] heeft de traditionele leer opnieuw voorgehouden met woorden die waard zijn herhaald te worden:
Terwijl hij het recht op privé-eigendom verkondigde, verklaarde de Paus met dezelfde duidelijkheid dat het ‘’gebruik’’ van de goederen, dat aan de vrijheid is overgelaten, ondergeschikt is aan de oorspronkelijke algemene bestemming ervan als geschapen goederen en ook aan de wil van Jezus Christus, welke in het Evangelie geopenbaard is. De Paus heeft namelijk geschreven: “De gefortuneerden zijn dus gewaarschuwd (...). De rijken moeten met schrik vervuld worden door de ongewone dreigingen van Jezus Christus dat zij eens strenge rekenschap zullen moeten afleggen aan de goddelijke Rechter over het gebruik van hun goederen“. Sint Thomas van Aquino citerend heeft hij eraan toegevoegd: “Wanneer gevraagd wordt hoe men van de goederen gebruik moet maken, dan aarzelt de Kerk (...) niet om te antwoorden dat 'de mens wat dit betreft de stoffelijke goederen niet moet bezitten als zijn eigen goederen maar als gemeenschappelijke goederen'”, omdat “boven de menselijke wetten en oordelen de wet en het oordeel van Christus staan”. vgl: Rerum Novarum, 18-19[[[651|18-19]]]
De opvolgers van Leo XIII hebben de tweevoudige stelling herhaald: de noodzaak en dus de rechtmatigheid van de privé-eigendom en tevens de beperkingen waaraan hij onderworpen is. vgl: Quadragesimo Anno[[[652]]] vgl: La Solennità[[[778]]] vgl: Mater et Magistra, 119-121[[[90|119-121]]] vgl: Populorum Progressio, 22-24[[[266|22-24]]] Ook het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] heeft de traditionele leer opnieuw voorgehouden met woorden die waard zijn herhaald te worden:
“Daarom moet de mens, in het gebruik van deze goederen, de uitwendige dingen die hij gewettigd bezit niet slechts beschouwen als zijn privé-eigendom, maar ook als gemeenschappelijk, in deze zin dat ze niet alleen hemzelf maar ook anderen tot voordeel kunnen strekken”.En even verder:
“Het privé-bezit of een zekere zeggenschap over goederen geeft een ieder de toch wel noodzakelijke ruimte voor de autonomie van de persoon en het gezin, het moet beschouwd worden als een verlengstuk van de menselijke vrijheid (...). Het privé-bezit heeft van nature een sociaal aspect, dat zijn grond vindt in de wet van de algemene bestemming van goederen”. Gaudium et Spes, 69,71[[575|69.71]]Ik heb deze leer herhaald, het eerst in de toespraak tot de derde conferentie van het episcopaat van Latijns-Amerika te Puebla[1508|17] en vervolgens in de encycliek Laborem Exercens[712] en Sollicitudo Rei Socialis[350].
Referenties naar alinea 30: 1
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Wie de vrede zoekt, komt de armen tegemoet ->=geentekst=
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Fratelli tutti ->=geentekst=
Als men dit onderricht over het recht op privé-eigendom en de algemene bestemming van de goederen herleest met betrekking tot onze tijd, dan kan men de vraag stellen naar de oorsprong van de goederen waarmee de mens in zijn levensonderhoud voorziet en zijn behoeften bevredigt in die voorwerp van zijn rechten zijn.
De eerste oorsprong van al wat goed is, is de daad van God zelf die de aarde en de mens geschapen heeft en de aarde aan de mens gegeven heeft om haar door zijn werk te onderwerpen en er de vruchten van te genieten (Gen. 1, 28-29)[[b:Gen. 1, 28-29]]. God heeft de aarde aan heel het mensengeslacht gegeven, opdat zij alle leden ervan onderhoudt zonder iemand uit te sluiten of te bevoorrechten. Hier ligt de wortel van de universele bestemming van de goederen van de aarde. Om reden van haar vruchtbaarheid en haar vermogen om de behoeften van de mens te bevredigen is zij de eerste gave van God voor het onderhoud van het menselijke leven. Welnu, de aarde geeft haar vruchten niet zonder een speciaal antwoord van de mens op Gods gave, d.w.z. zonder de arbeid. Door middel van de arbeid slaagt de mens er met gebruik van zijn verstand en vrije wil in de aarde te onderwerpen en maakt hij er zijn waardige woonplaats van. Op deze wijze maakt hij deel van de aarde tot het zijne, het deel dat hij zich met zijn arbeid verworven heeft. Hier ligt de oorspong van de individuele eigendom. En de mens heeft natuurlijk ook de verantwoordelijkheid om niet te verhinderen dat andere mensen delen in de gave van God, ja, hij moet met hen samenwerken om heel de aarde te onderwerpen.
In de geschiedenis vindt men altijd deze twee factoren, de arbeid en de aarde, terug aan de oorsprong van iedere menselijke samenleving. Maar zij staan niet altijd in eenzelfde verhouding tot elkaar. Vroeger bleek de natuurlijke vruchtbaarheid van de aarde, die feitelijk de voornaamste factor van de rijkdom was, terwijl de arbeid er als het ware een hulp en steun voor was. In onze tijd wordt de rol van de menselijke arbeid als productiefactor van de immateriële en materiële rijkdommen steeds belangrijker. Bovendien wordt het duidelijk dat de arbeid van de ene mens op natuurlijke wijze vervlochten is met de arbeid van andere mensen. Werken is nu meer dan ooit een werken met de anderen en een werken voor de anderen; het is iets voor iemand doen. De arbeid is des te meer vruchtbaar en productief naarmate de mens meer in staat is om de productieve mogelijkheden van de aarde te kennen en grondig de behoeften te begrijpen van de andere mens voor wie de arbeid verricht wordt.
De eerste oorsprong van al wat goed is, is de daad van God zelf die de aarde en de mens geschapen heeft en de aarde aan de mens gegeven heeft om haar door zijn werk te onderwerpen en er de vruchten van te genieten (Gen. 1, 28-29)[[b:Gen. 1, 28-29]]. God heeft de aarde aan heel het mensengeslacht gegeven, opdat zij alle leden ervan onderhoudt zonder iemand uit te sluiten of te bevoorrechten. Hier ligt de wortel van de universele bestemming van de goederen van de aarde. Om reden van haar vruchtbaarheid en haar vermogen om de behoeften van de mens te bevredigen is zij de eerste gave van God voor het onderhoud van het menselijke leven. Welnu, de aarde geeft haar vruchten niet zonder een speciaal antwoord van de mens op Gods gave, d.w.z. zonder de arbeid. Door middel van de arbeid slaagt de mens er met gebruik van zijn verstand en vrije wil in de aarde te onderwerpen en maakt hij er zijn waardige woonplaats van. Op deze wijze maakt hij deel van de aarde tot het zijne, het deel dat hij zich met zijn arbeid verworven heeft. Hier ligt de oorspong van de individuele eigendom. En de mens heeft natuurlijk ook de verantwoordelijkheid om niet te verhinderen dat andere mensen delen in de gave van God, ja, hij moet met hen samenwerken om heel de aarde te onderwerpen.
In de geschiedenis vindt men altijd deze twee factoren, de arbeid en de aarde, terug aan de oorsprong van iedere menselijke samenleving. Maar zij staan niet altijd in eenzelfde verhouding tot elkaar. Vroeger bleek de natuurlijke vruchtbaarheid van de aarde, die feitelijk de voornaamste factor van de rijkdom was, terwijl de arbeid er als het ware een hulp en steun voor was. In onze tijd wordt de rol van de menselijke arbeid als productiefactor van de immateriële en materiële rijkdommen steeds belangrijker. Bovendien wordt het duidelijk dat de arbeid van de ene mens op natuurlijke wijze vervlochten is met de arbeid van andere mensen. Werken is nu meer dan ooit een werken met de anderen en een werken voor de anderen; het is iets voor iemand doen. De arbeid is des te meer vruchtbaar en productief naarmate de mens meer in staat is om de productieve mogelijkheden van de aarde te kennen en grondig de behoeften te begrijpen van de andere mens voor wie de arbeid verricht wordt.
Referenties naar alinea 31: 9
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Wie de vrede zoekt, komt de armen tegemoet ->=geentekst=
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Fratelli tutti ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
32
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
De logica van winst en de logica van billijke verdeling van goederen ->=geentekst=
Maar bijzonder in onze tijd bestaat er een andere vorm van eigendom en deze heeft een bekentenis die niet minder is dan die van de aarde. Het is het bezit van kennis, techniek en wetenschap. De rijkdom van de geïndustrialiseerde naties is veel meer gebaseerd op dit type van eigendom dan op het bezit van de natuurlijke hulpbronnen.
Er is gewezen op het feit dat de mens samen met de andere mensen werkt, in de deelname aan een “sociale arbeid” die geleidelijk steeds grotere kringen omvat. Wie iets maakt doet het in het algemeen behalve voor persoonlijk gebruik opdat anderen er gebruik van kunnen maken na de juiste prijs betaald te hebben, die door middel van een vrije onderhandeling met gezamenlijke instemming is vastgesteld. Juist het vermogen om tijdig de behoeften van de andere mensen te kennen en de combinaties van de productiefactoren die het meest geschikt zijn om ze te bevredigen, is een andere belangrijke bron van rijkdom in de moderne maatschappij. Vele goederen kunnen trouwens niet op geschikte wijze geproduceerd worden door het werk van een enkeling, maar vragen de samenwerking van velen voor hetzelfde doel. Het organiseren van het productieproces, het voortdurend plannen in de tijd, zorgen dat het op positieve wijze beantwoordt aan de behoeften die bevredigd moeten worden, het nemen van de noodzakelijke risico’s – dat alles is ook een bron van rijkdom in de huidige maatschappij. Zo wordt de rol van de gedisciplineerde en creatieve arbeid van de mens steeds duidelijker en beslissender, alsmede de rol van het vermogen tot initiatief en ondernemingsgeest als wezenlijk deel van die arbeid. Sollicitudo Rei Socialis, 15[[350|15]]
Dit proces, dat op concrete wijze een waarheid over de mens in het licht stelt welke het christendom onophoudelijk heeft bevestigd, moet met aandacht en welwillendheid bekeken worden. Want de voornaamste hulpbron van de mens is, samen met de aarde, de mens zelf. Het is zijn intelligentie die het productieve potentieel van de aarde doet ontdekken, alsmede de veelvormige wijzen waarop de menselijke behoeften bevredigd kunnen worden. Het is zijn gedisciplineerde arbeid in saamhorige samenwerking die het mogelijk maakt om arbeidsgemeenschappen te vormen die steeds ruimer en betrouwbaarder zijn voor het bewerken van de omvorming van het natuurlijke milieu en van het menselijke milieu zelf. In dit proces spelen belangrijke deugden een rol zoals de vlijt, de arbeidzaamheid, de voorzichtigheid bij het nemen van redelijk risico’s, de betrouwbaarheid en de trouw in de interpersoonlijke betrekkingen, de sterkte bij het uitvoeren van moeilijke en pijnlijke beslissingen, die echter nodig zijn voor het gezamenlijke werk van het bedrijf en om het hoofd te bieden aan de eventuele tegenslagen.
De moderne bedrijfseconomie heeft positieve aspecten, waarvan de wortel de vrijheid van de mens is, die zich op economisch gebied uitdrukt zoals op vele andere gebieden. De economie is inderdaad een sector van de veelvormige activiteit van de mens, en, zoals op ieder ander gebied, geldt ook in de economie het recht op vrijheid, alsmede de plicht om er een verantwoord gebruik van te maken. Maar het is belangrijk op te merken dat er specifieke verschillen bestaan tussen deze tendensen van de moderne maatschappij en die van het verleden, ook van het jongste verleden. Vroeger was de aarde de beslissende productiefactor en later het kapitaal, begrepen als het geheel van machinerieën en productiemiddelen. Nu is de beslissende factor steeds meer de mens zelf, en wel zijn vermogen om kennis te verwerven, dat steeds meer aan het licht komt door de wetenschap, zijn vermogen tot solidaire organisatie en zijn vermogen om de behoeften van de anderen te onderscheiden en te bevredigen.
Er is gewezen op het feit dat de mens samen met de andere mensen werkt, in de deelname aan een “sociale arbeid” die geleidelijk steeds grotere kringen omvat. Wie iets maakt doet het in het algemeen behalve voor persoonlijk gebruik opdat anderen er gebruik van kunnen maken na de juiste prijs betaald te hebben, die door middel van een vrije onderhandeling met gezamenlijke instemming is vastgesteld. Juist het vermogen om tijdig de behoeften van de andere mensen te kennen en de combinaties van de productiefactoren die het meest geschikt zijn om ze te bevredigen, is een andere belangrijke bron van rijkdom in de moderne maatschappij. Vele goederen kunnen trouwens niet op geschikte wijze geproduceerd worden door het werk van een enkeling, maar vragen de samenwerking van velen voor hetzelfde doel. Het organiseren van het productieproces, het voortdurend plannen in de tijd, zorgen dat het op positieve wijze beantwoordt aan de behoeften die bevredigd moeten worden, het nemen van de noodzakelijke risico’s – dat alles is ook een bron van rijkdom in de huidige maatschappij. Zo wordt de rol van de gedisciplineerde en creatieve arbeid van de mens steeds duidelijker en beslissender, alsmede de rol van het vermogen tot initiatief en ondernemingsgeest als wezenlijk deel van die arbeid. Sollicitudo Rei Socialis, 15[[350|15]]
Dit proces, dat op concrete wijze een waarheid over de mens in het licht stelt welke het christendom onophoudelijk heeft bevestigd, moet met aandacht en welwillendheid bekeken worden. Want de voornaamste hulpbron van de mens is, samen met de aarde, de mens zelf. Het is zijn intelligentie die het productieve potentieel van de aarde doet ontdekken, alsmede de veelvormige wijzen waarop de menselijke behoeften bevredigd kunnen worden. Het is zijn gedisciplineerde arbeid in saamhorige samenwerking die het mogelijk maakt om arbeidsgemeenschappen te vormen die steeds ruimer en betrouwbaarder zijn voor het bewerken van de omvorming van het natuurlijke milieu en van het menselijke milieu zelf. In dit proces spelen belangrijke deugden een rol zoals de vlijt, de arbeidzaamheid, de voorzichtigheid bij het nemen van redelijk risico’s, de betrouwbaarheid en de trouw in de interpersoonlijke betrekkingen, de sterkte bij het uitvoeren van moeilijke en pijnlijke beslissingen, die echter nodig zijn voor het gezamenlijke werk van het bedrijf en om het hoofd te bieden aan de eventuele tegenslagen.
De moderne bedrijfseconomie heeft positieve aspecten, waarvan de wortel de vrijheid van de mens is, die zich op economisch gebied uitdrukt zoals op vele andere gebieden. De economie is inderdaad een sector van de veelvormige activiteit van de mens, en, zoals op ieder ander gebied, geldt ook in de economie het recht op vrijheid, alsmede de plicht om er een verantwoord gebruik van te maken. Maar het is belangrijk op te merken dat er specifieke verschillen bestaan tussen deze tendensen van de moderne maatschappij en die van het verleden, ook van het jongste verleden. Vroeger was de aarde de beslissende productiefactor en later het kapitaal, begrepen als het geheel van machinerieën en productiemiddelen. Nu is de beslissende factor steeds meer de mens zelf, en wel zijn vermogen om kennis te verwerven, dat steeds meer aan het licht komt door de wetenschap, zijn vermogen tot solidaire organisatie en zijn vermogen om de behoeften van de anderen te onderscheiden en te bevredigen.
Referenties naar alinea 32: 10
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
De logica van winst en de logica van billijke verdeling van goederen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Men moet echter de risico’s en de problemen die samenhangen met dit type van processen aangeven. Want vele mensen, wellicht de grote meerderheid, beschikken nu niet over de middelen die veroorloven op effectieve en menswaardige wijze deel te gaan nemen aan een ondernemingssysteem waarin de arbeid een werkelijk centrale plaats inneemt. Zij hebben niet de mogelijkheid om de basiskennis te verwerven die hen in staat stelt hun creativiteit uit te drukken en hun vermogens te ontwikkelen noch de mogelijkheid om binnen te treden in het netwerk van kennis en intercommunicatie dat hen zou veroorloven hun kwaliteiten gewaardeerd en gebruikt te zien. Zij worden, zo al niet uitgebuit, dan toch sterk gemarginaliseerd en de economische ontwikkeling gaat om zo te zeggen buiten hen om, als zij al niet rechtstreeks de reeds nauwere ruimte beperkt van hun oude economieën van overleving. Zij zijn niet in staat weerstand te bieden aan de concurrentie van goederen die op nieuwe wijzen geproduceerd worden en de behoeften bevredigen waarin zij eerst plachten te voorzien met traditionele vormen van organisatie. Aangelokt door de glans van de overvloed die uitgestald wordt maar voor hen onbereikbaar is en tevens door de nood gedwongen bevolken deze mensen de steden van de Derde Wereld, waar zij vaak in cultureel opzicht ontworteld raken en in situaties van geweldige onzekerheid terecht komen, zonder mogelijkheid van integratie. Men kent hen feitelijk geen waardigheid toe en probeert hen soms uit de geschiedenis te verwijderen door vormen van gedwongen demografische controle die in strijd zijn met de menselijke waardigheid.
Vele mensen zijn wel niet geheel gemarginaliseerd, maar leven toch in milieus waarin de strijd voor het noodzakelijke absoluut primair is en nog de regels van het kapitalisme van de beginperiode heersen, in de "onmeedogendheid" van een situatie welke situatie van de meest donkere ogenblikken van de eerste fase van de industrialisatie in niets te verwijten heeft. In andere gevallen is de grond nog het centrale element van het economisch proces en worden degenen die hem bebouwen en uitgesloten zijn van het bezit ervan, gereduceerd tot toestanden van semi-slavernij. Laborem Exercens, 21[[712|21]] In die gevallen kan men ook nu nog, zoals in de tijd van de encycliek Rerum Novarum[651] spreken van een onmenselijke uitbuiting. Ondanks de grote veranderingen die plaatsgevonden hebben in de meeste ontwikkelde maatschappijen zijn de menselijke gebreken van het kapitalisme, met de heerschappij van de dingen over de mensen die eruit volgt, allesbehalve verdwenen. Voor de armen is aan het gebrek aan materiële goederen zelfs het gebrek aan kennis en wetenschap toegevoegd, die hen verhindert uit de toestand van vernederende afhankelijkheid te ontsnappen.
Helaas leeft de grote meerderheid van de bewoners van de Derde Wereld nog in zulke omstandigheden. Maar het zou een vergissing zijn de Derde Wereld alleen in geografische zin op te vatten. In sommige streken en in sommige maatschappelijke sectoren van die wereld zijn ontwikkelingsprocessen op gang gebracht die gericht zijn op het ten nutte maken niet zozeer van de materiële hulpbronnen maar meer van de “menselijke hulpbronnen’’.
Nog niet zo lang geleden ging men er vanuit dat de ontwikkeling afhing van de isolering van de armste landen van de wereldmarkt en van het vertrouwen op de eigen krachten alleen. De recente ervaring heeft aangetoond dat de landen die zich geïsoleerd hebben, stilstand en achteruitgang hebben gekend, terwijl de landen die erin geslaagd zijn toe te treden tot het algemene onderlinge verband van de economische activiteiten op internationaal niveau, een ontwikkeling hebben gekend. Het grootste probleem lijkt dus eerder dat te zijn van het verkrijgen van een billijke toegang tot de internationale markt, die niet gebaseerd moet zijn op het eenzijdige beginsel van de exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen, maar op het ten nutte maken van de menselijke hulpbronnen. Populorum Progressio, 33-42[[266|33-42]]
Maar ook in de ontwikkelde landen komen typische derdewereld-aspecten voor. De onophoudelijke verandering van de wijzen van productie en consumptie in die landen ontwaardt bepaalde reeds verworven kennis en gevestigde vakbekwaamheid en eist een voortdurende inspanning van omscholing en aanpassing. Degenen die er niet in slagen de tijd bij te houden, kunnen gemakkelijk gemarginaliseerd worden; samen met hen zijn de bejaarden gemarginaliseerd, alsmede de jongeren die niet in staat zijn zich goed in te passen in het maatschappelijke leven, en in het algemeen de zwaksten en de zogenaamde Vierde Wereld. Ook de situatie van de vrouw is in deze omstandigheden allesbehalve gemakkelijk.
Vele mensen zijn wel niet geheel gemarginaliseerd, maar leven toch in milieus waarin de strijd voor het noodzakelijke absoluut primair is en nog de regels van het kapitalisme van de beginperiode heersen, in de "onmeedogendheid" van een situatie welke situatie van de meest donkere ogenblikken van de eerste fase van de industrialisatie in niets te verwijten heeft. In andere gevallen is de grond nog het centrale element van het economisch proces en worden degenen die hem bebouwen en uitgesloten zijn van het bezit ervan, gereduceerd tot toestanden van semi-slavernij. Laborem Exercens, 21[[712|21]] In die gevallen kan men ook nu nog, zoals in de tijd van de encycliek Rerum Novarum[651] spreken van een onmenselijke uitbuiting. Ondanks de grote veranderingen die plaatsgevonden hebben in de meeste ontwikkelde maatschappijen zijn de menselijke gebreken van het kapitalisme, met de heerschappij van de dingen over de mensen die eruit volgt, allesbehalve verdwenen. Voor de armen is aan het gebrek aan materiële goederen zelfs het gebrek aan kennis en wetenschap toegevoegd, die hen verhindert uit de toestand van vernederende afhankelijkheid te ontsnappen.
Helaas leeft de grote meerderheid van de bewoners van de Derde Wereld nog in zulke omstandigheden. Maar het zou een vergissing zijn de Derde Wereld alleen in geografische zin op te vatten. In sommige streken en in sommige maatschappelijke sectoren van die wereld zijn ontwikkelingsprocessen op gang gebracht die gericht zijn op het ten nutte maken niet zozeer van de materiële hulpbronnen maar meer van de “menselijke hulpbronnen’’.
Nog niet zo lang geleden ging men er vanuit dat de ontwikkeling afhing van de isolering van de armste landen van de wereldmarkt en van het vertrouwen op de eigen krachten alleen. De recente ervaring heeft aangetoond dat de landen die zich geïsoleerd hebben, stilstand en achteruitgang hebben gekend, terwijl de landen die erin geslaagd zijn toe te treden tot het algemene onderlinge verband van de economische activiteiten op internationaal niveau, een ontwikkeling hebben gekend. Het grootste probleem lijkt dus eerder dat te zijn van het verkrijgen van een billijke toegang tot de internationale markt, die niet gebaseerd moet zijn op het eenzijdige beginsel van de exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen, maar op het ten nutte maken van de menselijke hulpbronnen. Populorum Progressio, 33-42[[266|33-42]]
Maar ook in de ontwikkelde landen komen typische derdewereld-aspecten voor. De onophoudelijke verandering van de wijzen van productie en consumptie in die landen ontwaardt bepaalde reeds verworven kennis en gevestigde vakbekwaamheid en eist een voortdurende inspanning van omscholing en aanpassing. Degenen die er niet in slagen de tijd bij te houden, kunnen gemakkelijk gemarginaliseerd worden; samen met hen zijn de bejaarden gemarginaliseerd, alsmede de jongeren die niet in staat zijn zich goed in te passen in het maatschappelijke leven, en in het algemeen de zwaksten en de zogenaamde Vierde Wereld. Ook de situatie van de vrouw is in deze omstandigheden allesbehalve gemakkelijk.
Referenties naar alinea 33: 2
‘Ik was vreemdeling en gij hebt mij gastvrijheid verleend’ ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
In het respect van de mensenrechten ligt het gehiem van de ware vrede ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Het lijkt erop dat, op het niveau van de afzonderlijke naties als op dat van de internationale betrekkingen, de vrije markt het meest doelmatige werktuig is om de hulpbronnen aan te wenden en op doeltreffende wijze te beantwoorden aan de behoeften. Dat geldt echter alleen voor de behoeften die "solvent” zijn, over koopkracht bezitten, en voor de hulpbronnen die ”verkoopbaar” zijn, in staat zijn een passende prijs te verkrijgen.
Maar er bestaan talrijke menselijke behoeften die geen toegang tot de markt hebben. Het is een strikte plicht van rechtvaardigheid en waarheid te verhinderen dat de fundamentele menselijke behoeften onbevredigd blijven en dat de mensen op wie zij drukken, te gronde gaan. Het is bovendien nodig dat deze behoeftige mensen geholpen worden om kennis te verwerven, om toe te treden tot de kring van de onderlinge relaties, om hun bekwaamheden te ontwikkelen teneinde capaciteiten en hulpbronnen op de beste wijze ten nutte te maken. Nog eerder dan de logica van de uitwisseling van gelijkwaardige zaken en van de vormen van rechtvaardigheid die daarmee verbonden zijn, bestaat er iets dat aan de mens verschuldigd is omdat hij mens is, krachtens zijn verheven waardigheid. Dat iets dat verschuldigd is, brengt onlosmakelijk de mogelijkheid mee om te overleven en om een actieve bijdrage te leveren tot het algemeen welzijn van de mensheid.
In de context van de Derde Wereld behouden de doelstellingen welke de encycliek Rerum Novarum[651] heeft aangegeven om te vermijden dat de arbeid van de mens en de mens zelf gereduceerd worden tot het niveau van simpele koopwaar, hun geldigheid en moeten ze in bepaalde gevallen nog bereikt worden: een voldoende loon voor het leven van het gezin, de sociale verzekeringen voor de ouderdom en de werkloosheid en adequate bescherming van de arbeidsvoorwaarden.
Maar er bestaan talrijke menselijke behoeften die geen toegang tot de markt hebben. Het is een strikte plicht van rechtvaardigheid en waarheid te verhinderen dat de fundamentele menselijke behoeften onbevredigd blijven en dat de mensen op wie zij drukken, te gronde gaan. Het is bovendien nodig dat deze behoeftige mensen geholpen worden om kennis te verwerven, om toe te treden tot de kring van de onderlinge relaties, om hun bekwaamheden te ontwikkelen teneinde capaciteiten en hulpbronnen op de beste wijze ten nutte te maken. Nog eerder dan de logica van de uitwisseling van gelijkwaardige zaken en van de vormen van rechtvaardigheid die daarmee verbonden zijn, bestaat er iets dat aan de mens verschuldigd is omdat hij mens is, krachtens zijn verheven waardigheid. Dat iets dat verschuldigd is, brengt onlosmakelijk de mogelijkheid mee om te overleven en om een actieve bijdrage te leveren tot het algemeen welzijn van de mensheid.
In de context van de Derde Wereld behouden de doelstellingen welke de encycliek Rerum Novarum[651] heeft aangegeven om te vermijden dat de arbeid van de mens en de mens zelf gereduceerd worden tot het niveau van simpele koopwaar, hun geldigheid en moeten ze in bepaalde gevallen nog bereikt worden: een voldoende loon voor het leven van het gezin, de sociale verzekeringen voor de ouderdom en de werkloosheid en adequate bescherming van de arbeidsvoorwaarden.
Referenties naar alinea 34: 7
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
In het respect van de mensenrechten ligt het gehiem van de ware vrede ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
35
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Fratelli tutti ->=geentekst=
De logica van winst en de logica van billijke verdeling van goederen ->=geentekst=
Hier opent zich een groot en vruchtbaar terrein van inzet en strijd in de naam van de rechtvaardigheid voor de vakbonden en de andere arbeidersorganisaties welke de rechten van de arbeiders verdedigen en hun subject-zijn beschermen en tegelijk een wezenlijke functie van culturele aard vervullen teneinde hen op meer volledige en waardige wijze te doen deelnemen aan het leven van de natie en hen te helpen op de weg van de ontwikkeling.
In deze zin kan men met recht spreken van strijd tegen een economisch systeem in de zin van een methode die de absolute overmacht verzekert van het kapitaal, van het bezit van de productiemiddelen en van de grond, over de vrije subjectiviteit van de arbeid van de mens. vgl: Laborem Exercens, 7[[[712|7]]] Aan deze strijd tegen zo’n systeem biedt zich als alternatief model niet het socialistische systeem aan, dat feitelijk een staatskapitalisme blijkt te zijn, maar een maatschappij van de vrije arbeid, de onderneming en de medezeggenschap. Deze verzet zich niet tegen de markt, maar vraagt dat zij op passende wijze door de sociale krachten en door de staat wordt gecontroleerd teneinde de vervulling te garanderen van de fundamentele eisen van de gehele maatschappij.
De Kerk erkent de rechtmatige functie van de winst als graadmeter van de goede loop van het bedrijf. Als een bedrijf winst maakt betekent dit dat de productiefactoren op passende wijze aangewend zijn en de overeenkomstige menselijke behoeften op de verschuldigde wijze bevredigd zijn. Toch is de winst niet de enige aanwijzing voor de toestand van het bedrijf. Het is mogelijk dat de economische rekeningen kloppen en tegelijk de mensen, die het kostbaarste vermogen van het bedrijf vormen, vernederd en in hun waardigheid gekwetst worden. Behalve dat dit moreel ontoelaatbaar is, moet het ook op den duur negatieve weerslag hebben op de economische efficiëntie van het bedrijf. Het doel van de onderneming is inderdaad niet eenvoudig het maken van winst, maar het bestaan zelf van de onderneming als gemeenschap van mensen die op verschillende wijzen streven naar de bevrediging van hun fundamentele behoeften en een bijzondere groep vormen ten dienste van heel de maatschappij. De winst is een regelaar van het leven van het bedrijf, maar niet de enige. Naast de winst moet men andere menselijke en morele factoren in aanmerking nemen die op lange termijn minstens even wezenlijk zijn voor het leven van de onderneming.
Men heeft gezien hoe onaanvaardbaar de bewering is dat de nederlaag van het zogenaamde ”reële socialisme” het kapitalisme als enig model van economische organisatie overlaat. Men moet de barrières en de monopolies afbreken die vele landen aan de rand van de ontwikkeling laten staan, en aan allen, individuen en naties, de basiscondities verzekeren die hun toestaan deel te nemen aan de ontwikkeling. Dit doel vraagt programmatische en verantwoorde inspanningen van de kant van heel de internationale gemeenschap. Het is nodig dat de sterkste naties aan de zwakste gelegenheden voor integratie in het internationale leven weten te bieden en dat de zwakste naties die gelegenheden weten aan te grijpen door de noodzakelijke inspanningen en offers op te brengen, de stabiliteit van het politiek en economisch kader te verzekeren, alsmede de zekerheid van de toekomstperspectieven, de groei van de capaciteiten van hun eigen arbeiders en de vorming van kundige ondernemers die zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid. vgl: Laborem Exercens, 8[[[712|8]]]
Op dit ogenblik drukt op de positieve inspanningen die wat dit betreft verricht zijn, het grotendeels nog onopgeloste problemen van de buitenlandse schuld van de armste landen. Het beginsel dat de schulden betaald moeten worden, is zeker juist. Maar het is niet geoorloofd betaling te vragen of te eisen, als dit in feite politieke keuzen zou opleggen die gehele volken tot de honger en de wanhoop drijven. Men kan niet eisen dat de schulden die aangegaan zijn, betaald worden met ondraaglijke offers. In deze gevallen is het nodig – zoals overigens gedeeltelijk gebeurt – wegen te vinden voor verlichting, uitstel of ook kwijtschelding van de schuld welke verenigbaar zijn met het fundamentele recht van de volkeren op voortbestaan en vooruitgang.
In deze zin kan men met recht spreken van strijd tegen een economisch systeem in de zin van een methode die de absolute overmacht verzekert van het kapitaal, van het bezit van de productiemiddelen en van de grond, over de vrije subjectiviteit van de arbeid van de mens. vgl: Laborem Exercens, 7[[[712|7]]] Aan deze strijd tegen zo’n systeem biedt zich als alternatief model niet het socialistische systeem aan, dat feitelijk een staatskapitalisme blijkt te zijn, maar een maatschappij van de vrije arbeid, de onderneming en de medezeggenschap. Deze verzet zich niet tegen de markt, maar vraagt dat zij op passende wijze door de sociale krachten en door de staat wordt gecontroleerd teneinde de vervulling te garanderen van de fundamentele eisen van de gehele maatschappij.
De Kerk erkent de rechtmatige functie van de winst als graadmeter van de goede loop van het bedrijf. Als een bedrijf winst maakt betekent dit dat de productiefactoren op passende wijze aangewend zijn en de overeenkomstige menselijke behoeften op de verschuldigde wijze bevredigd zijn. Toch is de winst niet de enige aanwijzing voor de toestand van het bedrijf. Het is mogelijk dat de economische rekeningen kloppen en tegelijk de mensen, die het kostbaarste vermogen van het bedrijf vormen, vernederd en in hun waardigheid gekwetst worden. Behalve dat dit moreel ontoelaatbaar is, moet het ook op den duur negatieve weerslag hebben op de economische efficiëntie van het bedrijf. Het doel van de onderneming is inderdaad niet eenvoudig het maken van winst, maar het bestaan zelf van de onderneming als gemeenschap van mensen die op verschillende wijzen streven naar de bevrediging van hun fundamentele behoeften en een bijzondere groep vormen ten dienste van heel de maatschappij. De winst is een regelaar van het leven van het bedrijf, maar niet de enige. Naast de winst moet men andere menselijke en morele factoren in aanmerking nemen die op lange termijn minstens even wezenlijk zijn voor het leven van de onderneming.
Men heeft gezien hoe onaanvaardbaar de bewering is dat de nederlaag van het zogenaamde ”reële socialisme” het kapitalisme als enig model van economische organisatie overlaat. Men moet de barrières en de monopolies afbreken die vele landen aan de rand van de ontwikkeling laten staan, en aan allen, individuen en naties, de basiscondities verzekeren die hun toestaan deel te nemen aan de ontwikkeling. Dit doel vraagt programmatische en verantwoorde inspanningen van de kant van heel de internationale gemeenschap. Het is nodig dat de sterkste naties aan de zwakste gelegenheden voor integratie in het internationale leven weten te bieden en dat de zwakste naties die gelegenheden weten aan te grijpen door de noodzakelijke inspanningen en offers op te brengen, de stabiliteit van het politiek en economisch kader te verzekeren, alsmede de zekerheid van de toekomstperspectieven, de groei van de capaciteiten van hun eigen arbeiders en de vorming van kundige ondernemers die zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid. vgl: Laborem Exercens, 8[[[712|8]]]
Op dit ogenblik drukt op de positieve inspanningen die wat dit betreft verricht zijn, het grotendeels nog onopgeloste problemen van de buitenlandse schuld van de armste landen. Het beginsel dat de schulden betaald moeten worden, is zeker juist. Maar het is niet geoorloofd betaling te vragen of te eisen, als dit in feite politieke keuzen zou opleggen die gehele volken tot de honger en de wanhoop drijven. Men kan niet eisen dat de schulden die aangegaan zijn, betaald worden met ondraaglijke offers. In deze gevallen is het nodig – zoals overigens gedeeltelijk gebeurt – wegen te vinden voor verlichting, uitstel of ook kwijtschelding van de schuld welke verenigbaar zijn met het fundamentele recht van de volkeren op voortbestaan en vooruitgang.
Referenties naar alinea 35: 13
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Fratelli tutti ->=geentekst=
De logica van winst en de logica van billijke verdeling van goederen ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=
Het is dienstig nu de aandacht te richten op de specifieke problemen en op de bedreigingen welke opkomen binnen de meeste geavanceerde economieën en die verband houden met hun bijzondere kenmerken. In de vorige fasen van de ontwikkeling heeft de mens steeds geleefd onder de druk van de noodzaak. Zijn behoeften waren gering en zij waren op zekere wijze reeds vastgelegd in de objectieve structuren van zin lichamelijke constitutie. De economisch activiteit was gericht op de bevrediging van die behoeften. Het is duidelijk dat het aanbood van een voldoende hoeveelheid goederen is, maar het antwoord op een vraag naar kwaliteit: de kwaliteit van de te produceren en te verbruiken waren, de kwaliteit van de diensten waarvan de mens gebruik maakt, de kwaliteit van het milieu en van het leven in het algemeen.
De vraag om een kwalitatief meer bevredigend en rijk bestaan is op zich gewettigd. Maar men moet de nieuwe verantwoordelijkheden en de gevaren benadrukken die verbonden zijn met deze historische fase. In de wijze waarop de nieuwe behoeften opkomen en bepaald worden, speelt steeds een meer of minder adequate opvatting over de mens en over wat waarlijk goed voor hem is. Door de keuzen van productie en consumptie toont zich een bepaalde cultuur als algemene opvatting over het leven. Hier ontstaat het verschijnsel van de consumptiementaliteit. Bij het onderscheiden van nieuwe behoeften en nieuwe wijzen om ze te bevredigen moet men zich laten leiden door een integraal beeld van de mens, dat alle dimensies van zijn wezen eerbiedigt en de materiële en instinctieve aspecten ondergeschikt maakt aan de innerlijke en geestelijke. Als men zich daarentegen direct richt op zijn instincten en op verschillende wijzen voorbijgaat aan zijn bewuste vrije persoonlijke werkelijkheid, kan men consumptiegewoonten en levensstijlen scheppen die objectief ongeoorloofd zijn en dikwijls schadelijk voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Het economische systeem heeft in zichzelf geen criteria die het mogelijk maken op concrete wijze de nieuwe en hogere vormen van bevrediging van de menselijke behoeften te onderscheiden van de nieuwe kunstmatige behoeften die de vorming van een rijpe persoonlijkheid belemmeren. Naast het noodzakelijke ingrijpen van de openbare overheden is daarom een groot opvoedkundig en cultureel werk dringend nodig, dat de opvoeding van de consumenten tot een verantwoordelijke gebruik van hun vermogen te kiezen omvat, de vorming van een groot verantwoordelijkheidsgevoel bij de producenten en vooral bij de vakmensen van de massacommunicatiemiddelen.
Een opvallend voorbeeld van kunstmatige consumptie die strijdig is met de gezondheid en de waardigheid van de mens en zeker niet gemakkelijk te controleren, is het gebruik van verdovende middelen. De verspreiding ervan is een teken van een ernstig stoornis in het sociale systeem en veronderstelt ook een materialistische en in zekere zin verwoestende ”lezing” van de menselijke behoeften. Het vermogen tot vernieuwing van de vrije economie verwerkelijkt zich zo tenslotte op eenzijdige en inadequate wijze. De drugs en ook de pornografie en andere vormen van de consumptiementaliteit buiten de kwetsbaarheid van de zwakken uit en proberen de geestelijke leegte die geschapen is, op te vullen.
Het verlangen om beter te leven is niet slecht, maar verkeerd is de levensstijl, die verondersteld wordt beter te zijn wanneer hij gericht is op het hebben en niet het zijn en meer wil hebben niet om meer te zijn maar om het bestaan te verbruiken in een genot dat doel op zich is. vgl: Gaudium et Spes, 35[[[575|35]]] vgl: Populorum Progressio, 19[[[266|19]]] Het is daarom nodig zich in te spannen voor de vorming van levensstijlen waarin het zoeken van het ware, het schone en het goede en de gemeenschap met de andere mensen voor een gezamenlijke groei de elementen zijn die de keuzen van het verbruik, het sparen en de investering bepalen. Wat dit betreft mag ik niet alleen maar herinneren aan de plicht van de liefde, d.w.z. de plicht om met het eigen ”overtollige” en soms ook met het eigen ”noodzakelijke” te helpen en te geven wat onmisbaar is voor het leven van de arme. Ik doel op het feit dat ook de keuze om liever op de ene plaats te investeren dan op de andere, liever in de ene productiesector dan in de andere, steeds een morele en culturele keuze is. Bepaalde volstrekt onmisbare economische condities en voorwaarden voor politieke stabiliteit vooropgesteld, wordt het besluit om te investeren, dus het besluit om aan een volk de gelegenheid te geven om het eigen werk ten nutte te maken, ook bepaald door een houding van sympathie en door vertrouwen op de Voorzienigheid, welke de menselijke kwaliteit van degene die het besluit neemt, openbaren.
De vraag om een kwalitatief meer bevredigend en rijk bestaan is op zich gewettigd. Maar men moet de nieuwe verantwoordelijkheden en de gevaren benadrukken die verbonden zijn met deze historische fase. In de wijze waarop de nieuwe behoeften opkomen en bepaald worden, speelt steeds een meer of minder adequate opvatting over de mens en over wat waarlijk goed voor hem is. Door de keuzen van productie en consumptie toont zich een bepaalde cultuur als algemene opvatting over het leven. Hier ontstaat het verschijnsel van de consumptiementaliteit. Bij het onderscheiden van nieuwe behoeften en nieuwe wijzen om ze te bevredigen moet men zich laten leiden door een integraal beeld van de mens, dat alle dimensies van zijn wezen eerbiedigt en de materiële en instinctieve aspecten ondergeschikt maakt aan de innerlijke en geestelijke. Als men zich daarentegen direct richt op zijn instincten en op verschillende wijzen voorbijgaat aan zijn bewuste vrije persoonlijke werkelijkheid, kan men consumptiegewoonten en levensstijlen scheppen die objectief ongeoorloofd zijn en dikwijls schadelijk voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Het economische systeem heeft in zichzelf geen criteria die het mogelijk maken op concrete wijze de nieuwe en hogere vormen van bevrediging van de menselijke behoeften te onderscheiden van de nieuwe kunstmatige behoeften die de vorming van een rijpe persoonlijkheid belemmeren. Naast het noodzakelijke ingrijpen van de openbare overheden is daarom een groot opvoedkundig en cultureel werk dringend nodig, dat de opvoeding van de consumenten tot een verantwoordelijke gebruik van hun vermogen te kiezen omvat, de vorming van een groot verantwoordelijkheidsgevoel bij de producenten en vooral bij de vakmensen van de massacommunicatiemiddelen.
Een opvallend voorbeeld van kunstmatige consumptie die strijdig is met de gezondheid en de waardigheid van de mens en zeker niet gemakkelijk te controleren, is het gebruik van verdovende middelen. De verspreiding ervan is een teken van een ernstig stoornis in het sociale systeem en veronderstelt ook een materialistische en in zekere zin verwoestende ”lezing” van de menselijke behoeften. Het vermogen tot vernieuwing van de vrije economie verwerkelijkt zich zo tenslotte op eenzijdige en inadequate wijze. De drugs en ook de pornografie en andere vormen van de consumptiementaliteit buiten de kwetsbaarheid van de zwakken uit en proberen de geestelijke leegte die geschapen is, op te vullen.
Het verlangen om beter te leven is niet slecht, maar verkeerd is de levensstijl, die verondersteld wordt beter te zijn wanneer hij gericht is op het hebben en niet het zijn en meer wil hebben niet om meer te zijn maar om het bestaan te verbruiken in een genot dat doel op zich is. vgl: Gaudium et Spes, 35[[[575|35]]] vgl: Populorum Progressio, 19[[[266|19]]] Het is daarom nodig zich in te spannen voor de vorming van levensstijlen waarin het zoeken van het ware, het schone en het goede en de gemeenschap met de andere mensen voor een gezamenlijke groei de elementen zijn die de keuzen van het verbruik, het sparen en de investering bepalen. Wat dit betreft mag ik niet alleen maar herinneren aan de plicht van de liefde, d.w.z. de plicht om met het eigen ”overtollige” en soms ook met het eigen ”noodzakelijke” te helpen en te geven wat onmisbaar is voor het leven van de arme. Ik doel op het feit dat ook de keuze om liever op de ene plaats te investeren dan op de andere, liever in de ene productiesector dan in de andere, steeds een morele en culturele keuze is. Bepaalde volstrekt onmisbare economische condities en voorwaarden voor politieke stabiliteit vooropgesteld, wordt het besluit om te investeren, dus het besluit om aan een volk de gelegenheid te geven om het eigen werk ten nutte te maken, ook bepaald door een houding van sympathie en door vertrouwen op de Voorzienigheid, welke de menselijke kwaliteit van degene die het besluit neemt, openbaren.
Referenties naar alinea 36: 13
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Evangelium Vitae ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Wie de vrede zoekt, komt de armen tegemoet ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Samaritanus Bonus ->=geentekst=
Het ecologische probleem is even zorgwekkend als het probleem van de consumptiementaliteit, waarmee het nauw samenhangt. De mens die meer gegrepen is door het verlangen om te hebben en te bezitten dan door het verlangen om te zijn en te groeien, verbruikt de hulpbronnen van de aarde en zijn eigen leven op overmatige en ongeordende wijze. Aan het wortel van de redeloze vernietiging van het natuurlijke milieu ligt een antropologische dwaling, die helaas zeer verbreid is in onze tijd. De mens die zijn vermogen ontdekt om met zijn eigen arbeid de wereld te veranderen en in zekere zin te scheppen, vergeet dat dit steeds gebeurt op basis van de eerste oorspronkelijke schenking van de dingen door God. Hij denkt naar willekeur te kunnen beschikken over de aarde en haar zonder voorbehoud te kunnen onderwerpen aan zijn eigen wil, alsof hij geen eigen vorm had en geen eerdere bestemming die God haar gegeven heeft en die de mens kan ontwikkelen maar niet moet verraden. In plaats van zijn rol van medewerker van God in het scheppingswerk te vervullen, stelt de mens zich in Gods plaats en zo roept hij tenslotte de opstand van de natuur op, die door hem meer getiranniseerd wordt dan bestuurd. vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 34[[[350|34]]] vgl: Vrede met God, de Schepper, vrede met de gehele schepping[[[1932]]]
Daarin merkt men allereerst een armoede of bekrompenheid op van de blik van de mens, die bezield wordt door het verlangen om de dingen te bezitten in plaats van ze te verbinden met de waarheid, en die de belangeloze, onbaatzuchtige en esthetische houding mist, welke voortkomt uit de verwondering over het zijn en over de schoonheid, welke in de zichtbare dingen de boodschap doet onderscheiden van de onzichtbare God die ze geschapen heeft. Wat dit betreft moet de huidige mensheid zich bewust zijn van haar taken en plichten jegens de toekomstige generaties.
Daarin merkt men allereerst een armoede of bekrompenheid op van de blik van de mens, die bezield wordt door het verlangen om de dingen te bezitten in plaats van ze te verbinden met de waarheid, en die de belangeloze, onbaatzuchtige en esthetische houding mist, welke voortkomt uit de verwondering over het zijn en over de schoonheid, welke in de zichtbare dingen de boodschap doet onderscheiden van de onzichtbare God die ze geschapen heeft. Wat dit betreft moet de huidige mensheid zich bewust zijn van haar taken en plichten jegens de toekomstige generaties.
Referenties naar alinea 37: 13
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Evangelium Vitae ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Wie de vrede zoekt, komt de armen tegemoet ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Samaritanus Bonus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
Evangelium Vitae ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De menselijke persoon - hart van de vrede ->=geentekst=
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Relatio Finalis - Synode 2015 ->=geentekst=
Behalve de redeloze vernietiging van het natuurlijke milieu moet hier de nog ernstigere vernietiging van het menselijke milieu vermeld worden, waaraan men nog lang niet de vereiste aandacht schenkt. Terwijl men terecht, hoewel veel minder dan nodig is, zorg draagt voor het behoud van de natuurlijke ”habitat” van de verschillende diersoorten welke met uitsterven bedreigd worden, omdat men zich ervan bewust is dat iedere soort een eigen bijdrage levert tot het algemene evenwicht op aarde, spant men zich weinig in voor de bescherming van de morele voorwaarden voor een authentieke ”menselijke ecologie”. Niet alleen de aarde is door God aan de mens gegeven, die haar gebruiken moet met eerbiediging van de oorspronkelijke bedoeling, volgens welke ze hem geschonken is als een goed, maar ook de mens is aan zichzelf gegeven door God en hij moet daarom de natuurlijke en zedelijke structuur respecteren waarmee hij begiftigd is. In dit kader moeten de ernstige problemen van de moderne verstedelijking en de noodzaak van een stadsplanning die zorg heeft voor het leven van de mensen, vermeld worden, alsook de verschuldigde aandacht voor een ”sociale ecologie” van de arbeid.
De mens ontvangt van God een wezenlijke waardigheid en daarmee het vermogen om iedere ordening van de maatschappij te overstijgen naar de waarheid en naar het goede. Hij is echter ook geconditioneerd door de maatschappelijke structuur waarin hij leeft, door de opvoeding die hij ontvangen heeft en door het milieu. Deze elementen kunnen het leven overeenkomstig de waarheid vergemakkelijken of bemoeilijken. De beslissingen, dank zij welke een menselijke omgeving gevormd wordt, kunnen specifieke zondige structuren scheppen en de volledige verwezenlijking verhinderen van degenen die op verschillende wijze aan die structuren onderworpen zijn. Het afbreken ervan en de vervanging door meer authentieke vormen van samenleving is een taak die moed en geduld eist. vgl: Reconciliatio et paenitentia, 16[[[759|16]]] vgl: Quadragesimo Anno[[[652]]]
De mens ontvangt van God een wezenlijke waardigheid en daarmee het vermogen om iedere ordening van de maatschappij te overstijgen naar de waarheid en naar het goede. Hij is echter ook geconditioneerd door de maatschappelijke structuur waarin hij leeft, door de opvoeding die hij ontvangen heeft en door het milieu. Deze elementen kunnen het leven overeenkomstig de waarheid vergemakkelijken of bemoeilijken. De beslissingen, dank zij welke een menselijke omgeving gevormd wordt, kunnen specifieke zondige structuren scheppen en de volledige verwezenlijking verhinderen van degenen die op verschillende wijze aan die structuren onderworpen zijn. Het afbreken ervan en de vervanging door meer authentieke vormen van samenleving is een taak die moed en geduld eist. vgl: Reconciliatio et paenitentia, 16[[[759|16]]] vgl: Quadragesimo Anno[[[652]]]
Referenties naar alinea 38: 12
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Evangelium Vitae ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De menselijke persoon - hart van de vrede ->=geentekst=
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Relatio Finalis - Synode 2015 ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
Evangelium Vitae ->=geentekst=
Kinderen: Lentebode van het gezin en de samenleving ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=
Laat de vrede van Christus heersen in uw hart ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
De eerste fundamentele structuur voor de ”menselijke ecologie” is het gezin, in de schoot waarvan de mens het eerst een beslissende begrip van de waarheid en van het goede ontvangt en leert wat beminnen en bemind worden betekent en dus wat persoon-zijn concreet wil zeggen. Hier wordt het gezin bedoeld dat gebouwd is op het huwelijk, waarin de wederzijdse zelfgave van de man en de vrouw een levens-milieu schept waarin het kind geboren kan worden, zijn vermogens kan ontwikkelen, zich bewust kan worden van zijn waardigheid en zich voorbereiden kan op het beantwoorden aan zijn unieke en onherhaalbare bestemming. Het gebeurt integendeel vaak dat de mens afgeschrikt wordt van de verwezenlijking van de authentieke voorwaarden voor de menselijke voortbrenging en ertoe gebracht wordt om zichzelf en zijn leven te beschouwen als een geheel van gevoelens die beleefd moeten worden, in plaats van als een werk dat volbracht moet worden. Hieruit ontstaat een gebrek aan vrijheid dat de mens doet afzien van de inspanning om zich blijvend aan een andere mens te binden en kinderen te verwekken, of hem er ook toe verleidt om de kinderen als één van de vele ”dingen” te beschouwen die hij al of niet kan hebben volgens zijn eigen smaak en die concurreren met andere mogelijkheden.
Men moet het gezin weer gaan zien als het heiligdom van het leven. Want het is heilig: het is de plaats waarin het leven dat een gave van God is, op passende wijze ontvangen kan worden, beschermd kan worden tegen de veelvuldige aanvallen waaraan het is blootgesteld, en zich ontwikkelen kan volgens de vereisten van een authentieke menselijke groei. Tegenover de zogenaamde cultuur van de dood vormt het gezin de zetel van de cultuur van het leven.
Het menselijke vernuft lijkt zich op dit gebied meer te richten op het inperken, onderdrukken of vernietigen van de levensbronnen, zelfs door zijn toevlucht te nemen tot de abortus, welke helaas zozeer verbreid is in de wereld, dan op het verdedigen en openstellen van de mogelijkheden van het leven zelf. In de encycliek Sollicitudo Rei Socialis[350] zijn de systematische campagnes tegen de geboorten aangeklaagd die op basis van een verwrongen opvatting over het demografische probleem en in een klimaat van “absoluut gebrek aan eerbied voor de beslissingsvrijheid van de betrokkenen” niet zelden de mensen onderworpen “aan onverdraaglijke druk (...) om hen te doen buigen voor deze nieuwe vorm van onderdrukking”. Sollicitudo Rei Socialis, 25[[350|25]] Het gaat om een politiek die met nieuwe technieken haar actieradius uitbreidt en ertoe komt het leven van miljoenen weerloze menselijke wezens te vergiftigen als in een ”chemische oorlog”.
Deze kritiek is niet zozeer tegen een economisch systeem gericht, maar meer tegen een ethisch-cultureel systeem. De economie is immers slechts een aspect en een dimensie van het geheel van de menselijke activiteit. Als de economie verabsoluteerd wordt, als de productie en de consumptie van de goederen tenslotte beslag leggen op het centrum van het maatschappelijke leven en de enige waarde van de maatschappij worden, die aan geen enkele andere waarde ondergeschikt is, dan moet de oorzaak daarvan niet alleen en niet zozeer gezocht worden in het economische systeem zelf, maar in het feit dat het gehele socioculturele systeem door het negeren van de ethische en godsdienstige dimensie verzwakt is en zich beperkt tot de productie van goederen en diensten. vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 34[[[350|34]]]
Dat alles kan samengevat worden door nogmaals te verklaren dat de economische vrijheid slechts een element van de menselijke vrijheid is. Als de economische vrijheid autonoom wordt, d.w.z. als de mens meer gezien wordt als een producent of consument van goederen, dan als een subject dat produceert en consumeert om te leven, verliest zij haar noodzakelijke relatie met de mens en vervreemdt en onderdrukt zij hem tenslotte. vgl: Redemptor Hominis, 15[[[237|15]]]
Men moet het gezin weer gaan zien als het heiligdom van het leven. Want het is heilig: het is de plaats waarin het leven dat een gave van God is, op passende wijze ontvangen kan worden, beschermd kan worden tegen de veelvuldige aanvallen waaraan het is blootgesteld, en zich ontwikkelen kan volgens de vereisten van een authentieke menselijke groei. Tegenover de zogenaamde cultuur van de dood vormt het gezin de zetel van de cultuur van het leven.
Het menselijke vernuft lijkt zich op dit gebied meer te richten op het inperken, onderdrukken of vernietigen van de levensbronnen, zelfs door zijn toevlucht te nemen tot de abortus, welke helaas zozeer verbreid is in de wereld, dan op het verdedigen en openstellen van de mogelijkheden van het leven zelf. In de encycliek Sollicitudo Rei Socialis[350] zijn de systematische campagnes tegen de geboorten aangeklaagd die op basis van een verwrongen opvatting over het demografische probleem en in een klimaat van “absoluut gebrek aan eerbied voor de beslissingsvrijheid van de betrokkenen” niet zelden de mensen onderworpen “aan onverdraaglijke druk (...) om hen te doen buigen voor deze nieuwe vorm van onderdrukking”. Sollicitudo Rei Socialis, 25[[350|25]] Het gaat om een politiek die met nieuwe technieken haar actieradius uitbreidt en ertoe komt het leven van miljoenen weerloze menselijke wezens te vergiftigen als in een ”chemische oorlog”.
Deze kritiek is niet zozeer tegen een economisch systeem gericht, maar meer tegen een ethisch-cultureel systeem. De economie is immers slechts een aspect en een dimensie van het geheel van de menselijke activiteit. Als de economie verabsoluteerd wordt, als de productie en de consumptie van de goederen tenslotte beslag leggen op het centrum van het maatschappelijke leven en de enige waarde van de maatschappij worden, die aan geen enkele andere waarde ondergeschikt is, dan moet de oorzaak daarvan niet alleen en niet zozeer gezocht worden in het economische systeem zelf, maar in het feit dat het gehele socioculturele systeem door het negeren van de ethische en godsdienstige dimensie verzwakt is en zich beperkt tot de productie van goederen en diensten. vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 34[[[350|34]]]
Dat alles kan samengevat worden door nogmaals te verklaren dat de economische vrijheid slechts een element van de menselijke vrijheid is. Als de economische vrijheid autonoom wordt, d.w.z. als de mens meer gezien wordt als een producent of consument van goederen, dan als een subject dat produceert en consumeert om te leven, verliest zij haar noodzakelijke relatie met de mens en vervreemdt en onderdrukt zij hem tenslotte. vgl: Redemptor Hominis, 15[[[237|15]]]
Referenties naar alinea 39: 11
Evangelium Vitae ->=geentekst=Evangelium Vitae ->=geentekst=
Kinderen: Lentebode van het gezin en de samenleving ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Voorbereiding op het Sacrament van het Huwelijk ->=geentekst=
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=
Laat de vrede van Christus heersen in uw hart ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
40
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Bij de eenmalige viering ter gedachtenis aan de Zalige Paus Johannes Paulus II ->=geentekst=
De wereld genezen - 4. De universele bestemming van de goederen en de deugd van de hoop ->=geentekst=
Het is een taak van de staat om te zorgen voor de verdeling en de bescherming van de collectieve goederen, zoals het natuurlijke milieu en het menselijke milieu, waarvan het behoud niet eenvoudig verzekerd kan worden door de mechanismen van de markt. Zoals de staat ten tijde van het oude kapitalisme de plicht had om de fundamentele rechten van de arbeid te verdedigen, zo hebben hij en heel de maatschappij nu bij het nieuwe kapitalisme de plicht om de collectieve goederen te verdedigen, die o.a. het kader vormen waarbinnen het voor iedereen mogelijk is op wettige wijze zijn individuele doelen te bereiken.
Hier bevindt zich een nieuwe limiet van de markt: er zijn collectieve en kwalitatieve behoeften die niet bevredigd kunnen worden door middel van de mechanisme van de markt; er zijn belangrijke menselijke aanspraken die zich aan de logica van de markt onttrekken; er zijn goederen die op grond van hun natuur niet verkocht en gekocht kunnen en moeten worden. De mechanismen van de markt bieden stellig voordelen. Zij helpen o.a. om de hulpbronnen beter aan te wenden en zij bevorderen de uitwisseling van de producten; vooral stellen zij de wil en de voorkeur van de mens centraal, welke in het contract de wil en de voorkeur van een andere persoon ontmoeten. Maar zij brengen het risico mee van een “idolatrie” van de markt, die het bestaan negeert van de goederen die door hun natuur een simpele koopwaar zijn en mogen zijn.
Hier bevindt zich een nieuwe limiet van de markt: er zijn collectieve en kwalitatieve behoeften die niet bevredigd kunnen worden door middel van de mechanisme van de markt; er zijn belangrijke menselijke aanspraken die zich aan de logica van de markt onttrekken; er zijn goederen die op grond van hun natuur niet verkocht en gekocht kunnen en moeten worden. De mechanismen van de markt bieden stellig voordelen. Zij helpen o.a. om de hulpbronnen beter aan te wenden en zij bevorderen de uitwisseling van de producten; vooral stellen zij de wil en de voorkeur van de mens centraal, welke in het contract de wil en de voorkeur van een andere persoon ontmoeten. Maar zij brengen het risico mee van een “idolatrie” van de markt, die het bestaan negeert van de goederen die door hun natuur een simpele koopwaar zijn en mogen zijn.
Referenties naar alinea 40: 9
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Bij de eenmalige viering ter gedachtenis aan de Zalige Paus Johannes Paulus II ->=geentekst=
De wereld genezen - 4. De universele bestemming van de goederen en de deugd van de hoop ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
41
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Gaudete et Exsultate ->=geentekst=
Het marxisme heeft de burgerlijke kapitalistische maatschappijen gekritiseerd, waaraan het verweten heeft dat zij van het menselijke bestaan koopwaar maken en het vervreemden. Dit verwijt is zeker gebaseerd op een verkeerde en inadequate opvatting over de vervreemding, welke haar alleen laat voorkomen uit het gebied van de verhoudingen van productie en eigendom, d.w.z. haar een materialistisch fundament geeft, en bovendien de wettigheid en het positieve van de marktverhoudingen ontkent, zelfs op het eigen gebied daarvan. Zo beweert men tenslotte dat de vervreemding alleen in een maatschappij van het collectivistische type uitgeband kan worden. Welnu, de historische ervaring van de socialistische landen heeft pijnlijk aangetoond dat het collectivisme de vervreemding niet onder- drukt maar juist vermeerdert, doordat het er het gebrek aan noodzakelijke goederen en de economische ondoelmatigheid aan toevoegt.
De historische ervaring van het westen toont op haar beurt aan dat de vervreemding met het verlies van de authentieke zin van het bestaan ook in de westelijke maatschappijen een werkelijkheid is, al zijn de marxistische analyse en fundering van de vervreemding vals. Zij treedt op in de consumptie wanneer de mens verstrikt wordt in een netwerk van valse en oppervlakkige bevredigingen, in plaats van geholpen te worden om de authentieke en concrete ervaring van zijn persoon-zijn te beleven. Zij treedt ook op in de arbeid, wanneer deze alleen zo georganiseerd wordt dat de vruchten en de opbrengst ervan zo groot mogelijk worden en men er zich niet om bekommert dat de arbeider zich door zijn arbeid meer of minder als mens verwezenlijkt, al naargelang zijn deelname aan een authentieke solidaire gemeenschap toeneemt of daarentegen zijn isolement in een complex van relaties van een overdreven competitiegeest en van wederkerige uitsluiting, waarin hij alleen als een middel en niet als een doel wordt beschouwd.
Het is nodig het begrip van vervreemding weer in de christelijke visie te plaatsen en er de omkering tussen de middelen en de doelen in te onderkennen. Als de mens de waarden en de grootheid van de persoon in zichzelf en in de ander niet erkent, berooft hij zich feitelijk van de mogelijkheid om zijn mens-zijn te genieten en met de andere mensen de relatie van solidariteit en gemeenschap aan te gaan waarvoor God hem geschapen heeft. Het is inderdaad door zijn vrije zelfgave dat de mens werkelijk zichzelf wordt en deze gave wordt vgl: Gaudium et Spes, 24[[[575|24]]] mogelijk gemaakt door het wezenlijke vermogen van de mens om boven zichzelf uit te stijgen. De mens kan zichzelf niet geven aan een ontwerp van de realiteit dat alleen menselijk is, aan een abstract ideaal of aan een valse utopie. Als een persoon kan hij zichzelf geven aan een andere persoon of aan andere personen en tenslotte aan God, die de schepper van zijn wezen is en de enge die zijn gave volledig kan aanvaarden. vgl: Gaudium et Spes, 41[[[575|41]]] Vervreemd is de mens die weigert zichzelf te overstijgen en de ervaring beleven van de zelfgave en van de vorming van een authentieke menselijke gemeenschap, die gericht is op zijn laatste bestemming, welke God is. Vervreemd is de maatschappij die in haar vormen van sociale organisatie, van productie en van consumptie de realisering van die gave en de vestiging van die solidariteit onder de mensen moeilijker maakt.
In de westelijke maatschappij is de uitbuiting overwonnen, tenminste in de vormen welke door Karl Marx geanalyseerd en beschreven zijn. Daarentegen is niet overwonnen de vervreemding in de verschillende vormen van uitbuiting, wanneer de mensen elkaar als middel gebruiken en wanneer zij in de steeds meer geraffineerde bevrediging van hun bijzondere en secundaire behoeften doof worden voor de voornaamste en authentieke behoeften, welke ook de vormen van bevrediging van de andere behoeften moeten regelen. vgl: Gaudium et Spes, 26[[[575|26]]] De mens die zich alleen of hoofdzakelijk bekommert om het hebben en het genieten en die niet meer in staat is om zijn instincten en hartstochten te beheersten en ondergeschikt te maken door middel van de gehoorzaamheid aan de waarheid, kan niet vrij zijn. De gehoorzaamheid aan de waarheid over God en over de mens is de eerste voorwaarde voor de vrijheid en zij maakt het de mens mogelijk om zijn behoeften, zijn verlangens en de wijzen van bevrediging daarvan te ordenen, volgens een juiste hiërarchie, zodat het bezit van de dingen voor hem een middel is om uit te groeien. Een belemmering voor die groei kan komen uit de manipulatie door die massacommunicatiemiddelen, welke met de kracht van een goed georganiseerde campagne modes en stromingen van opinies opdringen, zonder dat het mogelijk is de veronderstellingen waarop zij gebaseerd zijn te onderwerpen aan een kritisch onderzoek.
De historische ervaring van het westen toont op haar beurt aan dat de vervreemding met het verlies van de authentieke zin van het bestaan ook in de westelijke maatschappijen een werkelijkheid is, al zijn de marxistische analyse en fundering van de vervreemding vals. Zij treedt op in de consumptie wanneer de mens verstrikt wordt in een netwerk van valse en oppervlakkige bevredigingen, in plaats van geholpen te worden om de authentieke en concrete ervaring van zijn persoon-zijn te beleven. Zij treedt ook op in de arbeid, wanneer deze alleen zo georganiseerd wordt dat de vruchten en de opbrengst ervan zo groot mogelijk worden en men er zich niet om bekommert dat de arbeider zich door zijn arbeid meer of minder als mens verwezenlijkt, al naargelang zijn deelname aan een authentieke solidaire gemeenschap toeneemt of daarentegen zijn isolement in een complex van relaties van een overdreven competitiegeest en van wederkerige uitsluiting, waarin hij alleen als een middel en niet als een doel wordt beschouwd.
Het is nodig het begrip van vervreemding weer in de christelijke visie te plaatsen en er de omkering tussen de middelen en de doelen in te onderkennen. Als de mens de waarden en de grootheid van de persoon in zichzelf en in de ander niet erkent, berooft hij zich feitelijk van de mogelijkheid om zijn mens-zijn te genieten en met de andere mensen de relatie van solidariteit en gemeenschap aan te gaan waarvoor God hem geschapen heeft. Het is inderdaad door zijn vrije zelfgave dat de mens werkelijk zichzelf wordt en deze gave wordt vgl: Gaudium et Spes, 24[[[575|24]]] mogelijk gemaakt door het wezenlijke vermogen van de mens om boven zichzelf uit te stijgen. De mens kan zichzelf niet geven aan een ontwerp van de realiteit dat alleen menselijk is, aan een abstract ideaal of aan een valse utopie. Als een persoon kan hij zichzelf geven aan een andere persoon of aan andere personen en tenslotte aan God, die de schepper van zijn wezen is en de enge die zijn gave volledig kan aanvaarden. vgl: Gaudium et Spes, 41[[[575|41]]] Vervreemd is de mens die weigert zichzelf te overstijgen en de ervaring beleven van de zelfgave en van de vorming van een authentieke menselijke gemeenschap, die gericht is op zijn laatste bestemming, welke God is. Vervreemd is de maatschappij die in haar vormen van sociale organisatie, van productie en van consumptie de realisering van die gave en de vestiging van die solidariteit onder de mensen moeilijker maakt.
In de westelijke maatschappij is de uitbuiting overwonnen, tenminste in de vormen welke door Karl Marx geanalyseerd en beschreven zijn. Daarentegen is niet overwonnen de vervreemding in de verschillende vormen van uitbuiting, wanneer de mensen elkaar als middel gebruiken en wanneer zij in de steeds meer geraffineerde bevrediging van hun bijzondere en secundaire behoeften doof worden voor de voornaamste en authentieke behoeften, welke ook de vormen van bevrediging van de andere behoeften moeten regelen. vgl: Gaudium et Spes, 26[[[575|26]]] De mens die zich alleen of hoofdzakelijk bekommert om het hebben en het genieten en die niet meer in staat is om zijn instincten en hartstochten te beheersten en ondergeschikt te maken door middel van de gehoorzaamheid aan de waarheid, kan niet vrij zijn. De gehoorzaamheid aan de waarheid over God en over de mens is de eerste voorwaarde voor de vrijheid en zij maakt het de mens mogelijk om zijn behoeften, zijn verlangens en de wijzen van bevrediging daarvan te ordenen, volgens een juiste hiërarchie, zodat het bezit van de dingen voor hem een middel is om uit te groeien. Een belemmering voor die groei kan komen uit de manipulatie door die massacommunicatiemiddelen, welke met de kracht van een goed georganiseerde campagne modes en stromingen van opinies opdringen, zonder dat het mogelijk is de veronderstellingen waarop zij gebaseerd zijn te onderwerpen aan een kritisch onderzoek.
Referenties naar alinea 41: 11
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Aetatis Novae ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Gaudete et Exsultate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
42
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Oeconomicae et pecuniariae quaestiones ->=geentekst=
Kan men, terugkerend naar de beginvraag, soms zeggen dat na het echec van het communisme het kapitalisme het winnende maatschappelijke systeem is en dat de inspanningen van de landen die proberen hun economie en hun maatschappij weer op te bouwen, daarop gericht moeten zijn? Is dit soms het model dat men moet voorstellen aan de landen van de Derde Wereld die de weg zoeken van de echte economische en burgerlijke vooruitgang?
Het antwoord is natuurlijk complex. Als men “kapitalisme” als een economisch systeem aanduidt dat de fundamentele en positieve rol erkent van de onderneming, van de markt, van de privé-eigendom en van de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid voor de productiemiddelen, van de vrije menselijke creativiteit op economisch gebied, dan is het antwoord zeker positief, al zou men misschien geschikter van “economie van de onderneming” of van “markteconomie” of eenvoudig van “vrije economie” kunnen spreken. Maar als men met “kapitalisme” een systeem bedoelt waarin de vrijheid in de sector van de economie niet geplaatst is in een stevig juridisch kader, dat haar ten dienste van de integrale menselijke vrijheid stelt en haar beschouwt als een afzonderlijke dimensie van deze vrijheid waarvan het centrum ethisch en godsdienstig is, dan is het antwoord beslist negatief.
De marxistische oplossing is mislukt, maar er blijven in de wereld verschijnselen van marginalisering en van uitbuiting, speciaal in de Derde Wereld alsmede verschijnselen van menselijke vervreemding, speciaal in de meest ontwikkelde landen, waartegen de Kerk haar stem krachtig verheft. Vele menigten leven nog steeds in situaties van grote materiële en morele ellende. De ineenstorting van het communistische systeem in vele landen verwijdert zeker een obstakel voor het aanpakken van deze problemen op geschikte en realistische wijze, maar volstaat niet om ze op te lossen. Er bestaat zelfs het risico dat zich een radicale ideologie van het kapitalistische type verspreidt die zelfs weigert rekening te houden met die problemen, omdat zij iedere poging om ze aan te pakken a priori tot mislukking gedoemd acht en de oplossing blindelings toevertrouwt aan de vrije ontwikkeling van de krachten van de markt.
Het antwoord is natuurlijk complex. Als men “kapitalisme” als een economisch systeem aanduidt dat de fundamentele en positieve rol erkent van de onderneming, van de markt, van de privé-eigendom en van de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid voor de productiemiddelen, van de vrije menselijke creativiteit op economisch gebied, dan is het antwoord zeker positief, al zou men misschien geschikter van “economie van de onderneming” of van “markteconomie” of eenvoudig van “vrije economie” kunnen spreken. Maar als men met “kapitalisme” een systeem bedoelt waarin de vrijheid in de sector van de economie niet geplaatst is in een stevig juridisch kader, dat haar ten dienste van de integrale menselijke vrijheid stelt en haar beschouwt als een afzonderlijke dimensie van deze vrijheid waarvan het centrum ethisch en godsdienstig is, dan is het antwoord beslist negatief.
De marxistische oplossing is mislukt, maar er blijven in de wereld verschijnselen van marginalisering en van uitbuiting, speciaal in de Derde Wereld alsmede verschijnselen van menselijke vervreemding, speciaal in de meest ontwikkelde landen, waartegen de Kerk haar stem krachtig verheft. Vele menigten leven nog steeds in situaties van grote materiële en morele ellende. De ineenstorting van het communistische systeem in vele landen verwijdert zeker een obstakel voor het aanpakken van deze problemen op geschikte en realistische wijze, maar volstaat niet om ze op te lossen. Er bestaat zelfs het risico dat zich een radicale ideologie van het kapitalistische type verspreidt die zelfs weigert rekening te houden met die problemen, omdat zij iedere poging om ze aan te pakken a priori tot mislukking gedoemd acht en de oplossing blindelings toevertrouwt aan de vrije ontwikkeling van de krachten van de markt.
Referenties naar alinea 42: 3
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Oeconomicae et pecuniariae quaestiones ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
43
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=
De Kerk kan geen modellen aanbieden. De reële en werkelijk doeltreffende modellen kunnen alleen ontstaan in het kader van de verschillende historische situaties dank zij de inspanning van alle verantwoordelijken, die de concrete problemen aanpakken in al hun sociale, economische, politieke en culturele aspecten, welke met elkaar verstrengeld zijn. vgl: Gaudium et Spes, 36[[[575|36]]] vgl: Octogesima Adveniens, 2-5[[[809|2-5]]] De Kerk biedt hiervoor als onmisbare ideële oriëntering haar sociale leer[d:48] aan, welke, zoals gezegd, het positieve van de markt en van de onderneming erkent, maar tegelijk de noodzaak aangeeft dat zij gericht moeten zijn op het algemeen welzijn. Zij erkent ook de rechtmatigheid van de inspanningen van de arbeiders om de volledige eerbiediging van hun waardigheid te verkrijgen en meer ruimte voor deelname aan het leven van het bedrijf, zodat zij, al werken zij samen met anderen en onder leiding van anderen, in zekere zin voor zichzelf kunnen werken, vgl: Laborem Exercens, 15[[[712|15]]] door de uitoefening van hun intelligentie en vrijheid.
De integrale ontwikkeling van de mens in de arbeid herinnert niet maar bevordert veeleer de grotere productiviteit en doelmatigheid van de arbeid zelf, ook al kan dat de orde van de gevestigde macht verzwakken. Het bedrijf mag niet alleen maar als een “vereniging van kapitalen” gezien worden. het is eigenlijk een “vereniging van mensen”, waarvan op verschillende wijzen en met specifieke verantwoordelijkheden zowel diegenen deel uitmaken die het kapitaal verschaffen dat nodig is voor haar activiteit, als diegenen die eraan meewerken voor hun arbeid. Om deze doelen te bereiken is nog een grote eendrachtige beweging van de arbeiders nodig, waarvan de doelstelling de bevrijding en de integrale verheffing van de mens is.
De relatie tussen de individuele of privé-eigendom en de universele bestemming van de goederen is herlezen in het licht van de “nieuwe dingen” van deze tijd. De mens verwerkelijkt zichzelf door middel van zijn intelligentie en zijn vrijheid en wanneer hij dit doet, neemt hij als voorwerp en werktuig de dingen van de wereld en eigent hij zich deze toe. In deze handhaving ligt de grondslag van het recht op initiatief en op privé-eigendom. Door zijn arbeid zet de mens zich niet alleen in voor zichzelf, maar ook voor de anderen en met de anderen. Iedereen werkt mee aan de arbeid en het welzijn van de anderen. De mens werkt om te voorzien in de behoeften van zijn gezin, van de gemeenschap waarvan hij deel uitmaakt, van de natie en uiteindelijk van heel de mensheid. vgl: Laborem Exercens, 10[[[712|10]]] Hij werkt bovendien mee aan de arbeid van de anderen die in hetzelfde bedrijf werken, en vervolgens aan de arbeid van de leveranciers of aan consumptie van de cliënten in een ketting van solidariteit die zich steeds verder uitbreidt. Het eigendom van de productiemiddelen, zowel op industrieel als op agrarisch gebied, is juist en wettig als het dient voor een nuttige arbeid. Het wordt daarentegen onwettig als het niet ten nutte gemaakt wordt of dient om de arbeid van anderen te verhinderen, om een winst te maken die niet voortkomt uit het geheel van de uitbreiding van de arbeid en van de maatschappelijke rijkdom, maar veeleer uit de concentratie daarvan, uit de ongeoorloofde uitbuiting, uit de speculatie en uit de verbreking van de solidariteit in de wereld van de arbeid. vgl: Laborem Exercens, 14[[[712|14]]] Zo’n eigendom kan volstrekt niet gerechtvaardigd zijn en votmt een misbruik voor het aanschijn van God en van de mensen.
De plicht om zijn brood te verdienen in het zweet zijns aanschijns veronderstelt tegelijk het recht op arbeid. Een maatschappij waarin dit recht stelselmatig genegeerd wordt en waarin de maatregelen van economische politiek het de arbeiders niet mogelijk maken een bevredigend niveau van werkgelegenheid te bereiken, kan zijn ethische rechtvaardiging niet vinden noch de sociale vrede verkrijgen. vgl: Laborem Exercens, 18[[[712|18]]] Zoals de mens zichzelf volledig verwerkelijkt in de vrije zelfgave, zo wordt het eigendom moreel gerechtvaardigd in het scheppen, op de verschuldigde wijzen en tijden, van werkgelegenheid voor allen en van gelegenheid voor menselijke groei.
De integrale ontwikkeling van de mens in de arbeid herinnert niet maar bevordert veeleer de grotere productiviteit en doelmatigheid van de arbeid zelf, ook al kan dat de orde van de gevestigde macht verzwakken. Het bedrijf mag niet alleen maar als een “vereniging van kapitalen” gezien worden. het is eigenlijk een “vereniging van mensen”, waarvan op verschillende wijzen en met specifieke verantwoordelijkheden zowel diegenen deel uitmaken die het kapitaal verschaffen dat nodig is voor haar activiteit, als diegenen die eraan meewerken voor hun arbeid. Om deze doelen te bereiken is nog een grote eendrachtige beweging van de arbeiders nodig, waarvan de doelstelling de bevrijding en de integrale verheffing van de mens is.
De relatie tussen de individuele of privé-eigendom en de universele bestemming van de goederen is herlezen in het licht van de “nieuwe dingen” van deze tijd. De mens verwerkelijkt zichzelf door middel van zijn intelligentie en zijn vrijheid en wanneer hij dit doet, neemt hij als voorwerp en werktuig de dingen van de wereld en eigent hij zich deze toe. In deze handhaving ligt de grondslag van het recht op initiatief en op privé-eigendom. Door zijn arbeid zet de mens zich niet alleen in voor zichzelf, maar ook voor de anderen en met de anderen. Iedereen werkt mee aan de arbeid en het welzijn van de anderen. De mens werkt om te voorzien in de behoeften van zijn gezin, van de gemeenschap waarvan hij deel uitmaakt, van de natie en uiteindelijk van heel de mensheid. vgl: Laborem Exercens, 10[[[712|10]]] Hij werkt bovendien mee aan de arbeid van de anderen die in hetzelfde bedrijf werken, en vervolgens aan de arbeid van de leveranciers of aan consumptie van de cliënten in een ketting van solidariteit die zich steeds verder uitbreidt. Het eigendom van de productiemiddelen, zowel op industrieel als op agrarisch gebied, is juist en wettig als het dient voor een nuttige arbeid. Het wordt daarentegen onwettig als het niet ten nutte gemaakt wordt of dient om de arbeid van anderen te verhinderen, om een winst te maken die niet voortkomt uit het geheel van de uitbreiding van de arbeid en van de maatschappelijke rijkdom, maar veeleer uit de concentratie daarvan, uit de ongeoorloofde uitbuiting, uit de speculatie en uit de verbreking van de solidariteit in de wereld van de arbeid. vgl: Laborem Exercens, 14[[[712|14]]] Zo’n eigendom kan volstrekt niet gerechtvaardigd zijn en votmt een misbruik voor het aanschijn van God en van de mensen.
De plicht om zijn brood te verdienen in het zweet zijns aanschijns veronderstelt tegelijk het recht op arbeid. Een maatschappij waarin dit recht stelselmatig genegeerd wordt en waarin de maatregelen van economische politiek het de arbeiders niet mogelijk maken een bevredigend niveau van werkgelegenheid te bereiken, kan zijn ethische rechtvaardiging niet vinden noch de sociale vrede verkrijgen. vgl: Laborem Exercens, 18[[[712|18]]] Zoals de mens zichzelf volledig verwerkelijkt in de vrije zelfgave, zo wordt het eigendom moreel gerechtvaardigd in het scheppen, op de verschuldigde wijzen en tijden, van werkgelegenheid voor allen en van gelegenheid voor menselijke groei.
Referenties naar alinea 43: 8
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 5 Staat en cultuur
44
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Fratelli tutti ->=geentekst=
Leo XIII besefte dat een gezonde theorie over de staat noodzakelijk is om de normale ontwikkeling van de menselijke activiteiten te verzekeren: zowel van de geestelijke als van de materiële activiteiten die beide onmisbaar zijn. vgl: Rerum Novarum, 28[[[651|28]]] Daarom geeft hij in een passage van de encycliek Rerum Novarum[651] de organisatie van de staat volgens de drie machten, de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht, wat in die tijd een noviteit was in het onderricht van de Kerk. vgl: Rerum Novarum, 26[[[651|26]]] Deze ordening geeft blijk van een realistische kijk op de sociale natuur van de mens, welke een wetgeving vraagt die geschikt is om de vrijheid van allen te beschermen. Daarom heeft het de voorkeur dat iedere macht in evenwicht gehouden wordt door andere machten en door andere sferen van bevoegdheid, welke haar binnen de juiste grenzen houden. Dat is het beginsel van de “rechtsstaat”, waarin de wet soeverein is en niet de willekeur van de mensen.
Tegenover deze opvatting heeft zich in de moderne tijd het totalitarisme gesteld, dat in zijn marxistisch-leninistische vorm gelooft dat sommige mensen van dwaling gevrijwaard zijn en zich dus de uitoefening van een absolute macht kunnen aanmatigen krachtens een diepere kennis van de wetten van de ontwikkeling van de maatschappij of door een bijzondere klassenpositie of door contact met de diepste bronnen van het collectieve bewustzijn. Hieraan moet toegevoegd worden dat het totalitarisme voortkomt uit de ontkenning van de waarheid in objectieve zin. Als er geen transcendente waarheid bestaat, in gehoorzaamheid waaraan de mens volledig zijn identiteit verwerft, dan bestaat er geen enkel zeker beginsel dat rechtvaardige betrekkingen tussen de mensen garandeert. Het belang van hun klasse, groep of natie stelt hen onvermijdelijk tegenover elkaar. Als men de transcendente waarheid niet erkent, dan overwint de kracht van de macht en probeert ieder de middelen waarover hij beschikt volledig te gebruiken om zijn eigen belang of zijn eigen mening op te leggen zonder rekening te houden met de rechten van de ander. Dan wordt de mens alleen gerespecteerd voor zover het mogelijk is hem te gebruiken als middel voor egoïstische zelfbevestiging. De wortel van het moderne totalitarisme moet dus gezocht worden in de ontkenning van de transcendente waardigheid van de mens, die zichtbaar beeld is van de onzichtbare God en juist hierom, vanwege zijn natuur zelf, subject van rechten is die niemand mag schenden, noch het individu noch de groep noch de klasse noch de natie of de staat. Ook de meerderheid van een sociaal lichaam mag dit niet doen en zij mag zich niet tegenover de minderheid stellen en deze marginaliseren, onderdrukken, uitbuiten of proberen te vernietigen vgl: Libertas praestantissimum[[[705]]]
Tegenover deze opvatting heeft zich in de moderne tijd het totalitarisme gesteld, dat in zijn marxistisch-leninistische vorm gelooft dat sommige mensen van dwaling gevrijwaard zijn en zich dus de uitoefening van een absolute macht kunnen aanmatigen krachtens een diepere kennis van de wetten van de ontwikkeling van de maatschappij of door een bijzondere klassenpositie of door contact met de diepste bronnen van het collectieve bewustzijn. Hieraan moet toegevoegd worden dat het totalitarisme voortkomt uit de ontkenning van de waarheid in objectieve zin. Als er geen transcendente waarheid bestaat, in gehoorzaamheid waaraan de mens volledig zijn identiteit verwerft, dan bestaat er geen enkel zeker beginsel dat rechtvaardige betrekkingen tussen de mensen garandeert. Het belang van hun klasse, groep of natie stelt hen onvermijdelijk tegenover elkaar. Als men de transcendente waarheid niet erkent, dan overwint de kracht van de macht en probeert ieder de middelen waarover hij beschikt volledig te gebruiken om zijn eigen belang of zijn eigen mening op te leggen zonder rekening te houden met de rechten van de ander. Dan wordt de mens alleen gerespecteerd voor zover het mogelijk is hem te gebruiken als middel voor egoïstische zelfbevestiging. De wortel van het moderne totalitarisme moet dus gezocht worden in de ontkenning van de transcendente waardigheid van de mens, die zichtbaar beeld is van de onzichtbare God en juist hierom, vanwege zijn natuur zelf, subject van rechten is die niemand mag schenden, noch het individu noch de groep noch de klasse noch de natie of de staat. Ook de meerderheid van een sociaal lichaam mag dit niet doen en zij mag zich niet tegenover de minderheid stellen en deze marginaliseren, onderdrukken, uitbuiten of proberen te vernietigen vgl: Libertas praestantissimum[[[705]]]
Referenties naar alinea 44: 6
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Fratelli tutti ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
45
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De cultuur en de praktijk van het totalitarisme brengen ook de ontkenning van de Kerk mee. De staat of de partij die meent in de geschiedenis het absolute welzijn te kunnen verwerkelijken en zich boven alle waarden verheft, kan niet dulden dat er naast de wil van de regeerders een objectief criterium voor goed en kwaad gesteld wordt dat in bepaalde omstandigheden kan dienen om zijn gedrag te beoordelen. Dat verklaart waarom het totalitarisme probeert de Kerk te vernietigen of tenminste te onderwerpen en tot een werktuig van het eigen ideologische apparaat te maken. vgl: Gaudium et Spes, 76[[[575|76]]]
De totalitaire staat wil bovendien de natie, de maatschappij, het gezin, de godsdienstige gemeenschappen en de mensen zelf opslorpen. Haar eigen vrijheid verdedigend verdedigt de Kerk de mens, die meer God moet gehoorzamen dan de mensen (Hand. 5, 29)[[b:Hand. 5, 29]], alsmede het gezin, de diverse maatschappelijke organisaties en de naties, welke alle een eigen gebied van autonomie en soevereiniteit genieten.
De totalitaire staat wil bovendien de natie, de maatschappij, het gezin, de godsdienstige gemeenschappen en de mensen zelf opslorpen. Haar eigen vrijheid verdedigend verdedigt de Kerk de mens, die meer God moet gehoorzamen dan de mensen (Hand. 5, 29)[[b:Hand. 5, 29]], alsmede het gezin, de diverse maatschappelijke organisaties en de naties, welke alle een eigen gebied van autonomie en soevereiniteit genieten.
Referenties naar alinea 45: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
46
Evangelium Vitae ->=geentekst=
Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek ->=geentekst=
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
"Geloof geeft een ander zicht op alle dingen" ->=geentekst=
De Kerk waardeert het democratische systeem voor zover het de medezeggenschap van de burgers in de politieke keuzen verzekert en aan de bestuurden de mogelijkheid waarborgt om hun bestuurders te kiezen en te controleren, evenals de mogelijkheid hen op vreedzame wijze te vervangen waar dit wenselijk blijkt. vgl: Gaudium et Spes, 29[[[575|29]]] vgl: Benignitas et humanitas[[[780]]] Zij kan daarom niet de vorming steunen van beperkte leidinggevende groepen die de macht van de staat misbruiken voor particuliere belangen of voor ideologische doeleinden.
Een authentieke democratie is alleen mogelijk in een rechtsstaat en op basis van een juiste opvatting over de mens. Zij vereist dat zich de noodzakelijke voorwaarden voordoen voor de bevordering zowel van de afzonderlijke personen door de opvoeding en de vorming tot de authentieke idealen, als van de “subjectiviteit” van de maatschappij door het scheppen van structuren van medezeggenschap en medeverantwoordelijkheid. Men is nu geneigd te stellen dat het agnosticisme en het sceptisch relativisme de filosofie en de fundamentele houding zijn die beantwoorden aan de democratische politieke vormen en dat degenen die overtuigd zijn de waarheid te kennen en deze vast aanhangen, onbetrouwbaar zijn uit democratisch oogpunt, omdat zij niet aannemen dat de waarheid door de meerderheid bepaald wordt of veranderlijk is volgens de verschillen in het politieke evenwicht. Wat dit betreft is het nodig op te merken dat, als er geen enkele uiteindelijke waarheid bestaat welke de politieke actie richt en leidt, de ideeën en overtuigingen gemakkelijk als instrumenten voor machtsdoeleinden gebruikt kunnen worden. Een democratie zonder waarden wordt gemakkelijk een openlijk of slinks totalitarisme, zoals de geschiedenis aantoont.
De Kerk sluit haar ogen ook niet voor het gevaar van het fanatisme of het fundamentalisme van hen die in naam van een ideologie welke pretendeert wetenschappelijk of godsdienstig te zijn, menen hun opvatting over de waarheid en het goede te mogen opleggen aan de andere mensen. De christelijke waarheid is niet van dit type. Het christelijke geloof, dat niet ideologisch is, pretendeert niet de veranderende sociopolitieke werkelijkheid in een strak schema op te sluiten en erkent dat het leven van de mens zich in de geschiedenis in verschillende en onvolmaakte omstandigheden realiseert. Daarom heeft de Kerk, die steeds weer de transcendente waardigheid van de mens bevestigt, als haar methode de eerbiediging van de vrijheid. vgl: Dignitatis Humanae[[[702]]]
Maar de vrijheid krijgt alleen haar volle waarde door de aanvaarding van de waarheid. In een wereld zonder waarheid verliest zij haar consistentie en wordt de mens blootgesteld aan het geweld van de hartstochten en aan openlijke of verborgen conditioneringen. De christen leeft in vrijheid (Joh. 8, 31-32)[[b:Joh. 8, 31-32]] en dient haar door voortdurend de waarheid die hij heeft leren kennen, voor te houden, volgens de missionaire aard van zijn roeping. Oplettend voor ieder fragment van waarheid dat hij tegenkomt in de levenservaring en in de cultuur van de individuen en van de naties, zal hij in de dialoog met de andere mensen er niet van afzien te bevestigen wat zijn geloof en de correcte uitoefening van de rede hem hebben doen kennen. vgl: Redemptoris Missio, 11[[[4|11]]]
Een authentieke democratie is alleen mogelijk in een rechtsstaat en op basis van een juiste opvatting over de mens. Zij vereist dat zich de noodzakelijke voorwaarden voordoen voor de bevordering zowel van de afzonderlijke personen door de opvoeding en de vorming tot de authentieke idealen, als van de “subjectiviteit” van de maatschappij door het scheppen van structuren van medezeggenschap en medeverantwoordelijkheid. Men is nu geneigd te stellen dat het agnosticisme en het sceptisch relativisme de filosofie en de fundamentele houding zijn die beantwoorden aan de democratische politieke vormen en dat degenen die overtuigd zijn de waarheid te kennen en deze vast aanhangen, onbetrouwbaar zijn uit democratisch oogpunt, omdat zij niet aannemen dat de waarheid door de meerderheid bepaald wordt of veranderlijk is volgens de verschillen in het politieke evenwicht. Wat dit betreft is het nodig op te merken dat, als er geen enkele uiteindelijke waarheid bestaat welke de politieke actie richt en leidt, de ideeën en overtuigingen gemakkelijk als instrumenten voor machtsdoeleinden gebruikt kunnen worden. Een democratie zonder waarden wordt gemakkelijk een openlijk of slinks totalitarisme, zoals de geschiedenis aantoont.
De Kerk sluit haar ogen ook niet voor het gevaar van het fanatisme of het fundamentalisme van hen die in naam van een ideologie welke pretendeert wetenschappelijk of godsdienstig te zijn, menen hun opvatting over de waarheid en het goede te mogen opleggen aan de andere mensen. De christelijke waarheid is niet van dit type. Het christelijke geloof, dat niet ideologisch is, pretendeert niet de veranderende sociopolitieke werkelijkheid in een strak schema op te sluiten en erkent dat het leven van de mens zich in de geschiedenis in verschillende en onvolmaakte omstandigheden realiseert. Daarom heeft de Kerk, die steeds weer de transcendente waardigheid van de mens bevestigt, als haar methode de eerbiediging van de vrijheid. vgl: Dignitatis Humanae[[[702]]]
Maar de vrijheid krijgt alleen haar volle waarde door de aanvaarding van de waarheid. In een wereld zonder waarheid verliest zij haar consistentie en wordt de mens blootgesteld aan het geweld van de hartstochten en aan openlijke of verborgen conditioneringen. De christen leeft in vrijheid (Joh. 8, 31-32)[[b:Joh. 8, 31-32]] en dient haar door voortdurend de waarheid die hij heeft leren kennen, voor te houden, volgens de missionaire aard van zijn roeping. Oplettend voor ieder fragment van waarheid dat hij tegenkomt in de levenservaring en in de cultuur van de individuen en van de naties, zal hij in de dialoog met de andere mensen er niet van afzien te bevestigen wat zijn geloof en de correcte uitoefening van de rede hem hebben doen kennen. vgl: Redemptoris Missio, 11[[[4|11]]]
Referenties naar alinea 46: 14
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Evangelium Vitae ->=geentekst=
Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek ->=geentekst=
Gezin, familie en "De facto verbintenissen" ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
"Geloof geeft een ander zicht op alle dingen" ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
47
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in internet ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Na de ineenstorting van het communistisch totalitarisme en van vele andere regimes van totalitarisme en van “nationale zekerheid”, is men nu getuige van een overheersing, zij het niet zonder tegenstellingen, van het democratisch ideaal, samen met een levendige aandacht en zorg voor de mensenrechten. Maar juist daarom is het nodig dat de volken die bezig zijn hun ordeningen te hervormen, aan de democratie een authentieke en vaste grondslag geven door middel van de uitdrukkelijke erkenning van die rechten. vgl: Redemptor Hominis, 17[[[237|17]]] Onder de voornaamste rechten moeten vermeld worden: het recht op het leven, waarvan een wezenlijk deel het recht is om, na verwekt te zijn, te groeien in de schoot van de moeder; het recht om te leven in een gezin dat één is, en in een moreel milieu dat gunstig is voor de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid; het recht om het eigen verstand en de eigen wil te doen rijpen in het zoeken en het kennen van de waarheid; het recht om deel te nemen aan de arbeid om de aardse goederen ten nutte te maken en om uit die arbeid het levensonderhoud van zichzelf en van zijn dierbaren te winnen; het recht om vrij een gezin te stichten en om kinderen te ontvangen en op te voeden door de seksualiteit op verantwoorde wijze te beleven. Bron en synthese van deze rechten is in zekere zin de godsdienstvrijheid, begrepen als recht om in de waarheid van het eigen geloof te leven en in overeenstemming met de transcendente waardigheid van de eigen persoon. vgl: Godsdienstvrijheid, voorwaarde tot een vreedzame samenleving[[[1530]]] vgl: Wanneer je de vrede wilt, respecteer dan het geweten van iedere mens[[[1011]]] vgl: Dignitatis Humanae, 1-2[[[702|1-2]]]
Ook in de landen met democratische regeringsvormen worden deze rechten niet immer volledig gerespecteerd. Dat betreft niet alleen het schandaal van de abortus, maar ook verschillende aspecten van een crisis van de democratische systemen, welke soms het vermogen om overeenkomstig het algemeen welzijn te beslissen verloren lijken te hebben. De vragen die vanuit de maatschappij opkomen, worden soms niet onderzocht volgens maatstaven van rechtvaardigheid en zedelijkheid, maar eerder volgens de electorale of financiële macht van de groepen welke die vragen ondersteunen. Dergelijke afwijkingen van de politieke zeden wekken mettertijd wantrouwen en apathie, met als gevolg vermindering van de politieke deelname en van de burgerzin onder de bevolking, die zich geschaad en teleurgesteld voelt. Daaruit volgt het groeiende onvermogen om de particuliere belangen te plaatsen in het kader van een samenhangende visie op het algemeen welzijn, dat niet eenvoudig de som van de particuliere belangen is, maar de beoordeling en de samenvoeging daarvan insluit op basis van een evenwichtige hiërarchie van de waarden en in laatste instantie van een nauwkeurig begrip van de waardigheid en van de rechten van de mens. vgl: Gaudium et Spes, 26[[[575|26]]]
De Kerk eerbiedigt de wettige autonomie van de democratische orde en heeft geen reden om voorkeur uit te drukken voor de ene of voor de andere institutionele of constitutionele oplossing. De bijdrage die zij aanbiedt aan die orde, is juist de visie op de waardigheid van de mens, welke zich ten volle openbaart in het mysterie van het mensgeworden Woord. vgl: Gaudium et Spes, 22[[[575|22]]]
Ook in de landen met democratische regeringsvormen worden deze rechten niet immer volledig gerespecteerd. Dat betreft niet alleen het schandaal van de abortus, maar ook verschillende aspecten van een crisis van de democratische systemen, welke soms het vermogen om overeenkomstig het algemeen welzijn te beslissen verloren lijken te hebben. De vragen die vanuit de maatschappij opkomen, worden soms niet onderzocht volgens maatstaven van rechtvaardigheid en zedelijkheid, maar eerder volgens de electorale of financiële macht van de groepen welke die vragen ondersteunen. Dergelijke afwijkingen van de politieke zeden wekken mettertijd wantrouwen en apathie, met als gevolg vermindering van de politieke deelname en van de burgerzin onder de bevolking, die zich geschaad en teleurgesteld voelt. Daaruit volgt het groeiende onvermogen om de particuliere belangen te plaatsen in het kader van een samenhangende visie op het algemeen welzijn, dat niet eenvoudig de som van de particuliere belangen is, maar de beoordeling en de samenvoeging daarvan insluit op basis van een evenwichtige hiërarchie van de waarden en in laatste instantie van een nauwkeurig begrip van de waardigheid en van de rechten van de mens. vgl: Gaudium et Spes, 26[[[575|26]]]
De Kerk eerbiedigt de wettige autonomie van de democratische orde en heeft geen reden om voorkeur uit te drukken voor de ene of voor de andere institutionele of constitutionele oplossing. De bijdrage die zij aanbiedt aan die orde, is juist de visie op de waardigheid van de mens, welke zich ten volle openbaart in het mysterie van het mensgeworden Woord. vgl: Gaudium et Spes, 22[[[575|22]]]
Referenties naar alinea 47: 6
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in internet ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
48
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Wie de vrede zoekt, komt de armen tegemoet ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
De wereld genezen - 4. De universele bestemming van de goederen en de deugd van de hoop ->=geentekst=
Deze algemene beschouwingen werpen ook licht op de rol van de staat in de sector van de economie. De economische activiteit, in het bijzonder die van de markteconomie, kan zich niet ontplooien in een institutioneel, juridisch en politiek vacuüm. Zij veronderstelt integendeel zekerheid omtrent de waarborgen voor de individuele vrijheid en de eigendom, alsmede een vaste munt en efficiënte openbare diensten. De voornaamste taak van de staat is daarom het garanderen van die zekerheid, zodat wie werkt en produceert de vruchten van zijn eigen werk kan genieten en zich dus aangespoord voelt om het op doeltreffende en eerlijke wijze te verrichten. Het ontbreken van zekerheid, vergezeld van de corruptie van de openbare machten en van de verspreiding van onzuivere bronnen van verrijking en van gemakkelijk profijt dat gebaseerd is op illegale of louter speculatieve activiteiten, is één van de voornaamste belemmeringen voor de ontwikkeling en voor de economische orde.
Het is een andere taak van de staat om te waken over de uitoefening van de mensenrechten in de economische sector en deze te leiden. De eerste verantwoordelijkheid op dit gebied ligt echter niet bij de staat, maar bij de enkelingen en bij de verschillende groepen en associaties waaruit de maatschappij is samengesteld. De staat zou het recht op werk voor alle burgers niet direct kunnen verzekeren zonder heel het economische leven aan strenge tucht te onderwerpen en het vrije initiatief van de enkelingen te onderdrukken. Maar dit betekent niet dat hij geen enkele bevoegdheid heeft op dat gebied, zoals de voorstanders van het ontbreken van regels op economisch gebied beweerd hebben. De staat heeft integendeel de plicht om de activiteiten van de ondernemingen te begeleiden en om voorwaarden te scheppen die de werkgelegenheid verzekeren en haar stimuleren waar zij onvoldoende blijkt te zijn, of haar ondersteunen op de ogenblikken van crisis.
De staat heeft verder het recht om in te grijpen als bijzondere monopoliesituaties hinderpalen of belemmeringen scheppen voor de ontwikkeling. Maar behalve deze taken van harmonisatie en leiding van de ontwikkeling kan hij ook taken van aanvulling in uitzonderlijke situaties vervullen, wanneer maatschappelijke sectoren of ondernemingsstelsels ongeschikt zijn voor hun taak omdat zij te zwak of in opbouw zijn. Dergelijke aanvullende ingrepen, die gerechtvaardigd worden door dringende redenen welke verband houden met het algemeen welzijn, moeten zo mogelijk van beperkte duur zijn teneinde niet blijvend aan genoemde sectoren en ondernemingsstelsels de bevoegdheden te ontnemen, die hun toe komen, en de omvang van de tussenkomst van de staat niet buitensporig uit te breiden op een wijze die schadelijk is zowel voor de economische als voor de burgerlijke vrijheid.
In de laatste jaren is men getuige geweest van een ruime uitbreiding van het terrein van tussenkomst, welke in zekere zin geleid heeft tot de vorming van een nieuw type staat, de welvaartsstaat. Deze ontwikkelingen hebben in sommige staten plaatsgevonden om op meer adequate wijze te antwoorden op de vele noden en behoeften en om vormen van mensonwaardige armoede en gebrek te bestrijden. Maar er zijn overdrijvingen en misbruiken die speciaal in de meer recente jaren zware kritiek op de welvaartsstaat opgeroepen hebben, die wordt aangeduid als verzorgingsstaat. Stoornissen en gebreken in de verzorgingsstaat vloeien voort uit een inadequate opvatting over de eigen taken van de staat. Ook op dit gebied moet het beginsel van de subsidiariteit geëerbiedigd worden: een maatschappelijk verband op hoger niveau moet zich niet mengen in het leven binnen een maatschappelijk verband op lager niveau en dit niet van zijn bevoegdheden beroven. Het moet dit veeleer steunen in geval van noodzaak en helpen om zijn actie te coördineren met die van de andere maatschappelijke verbanden met het oog op het algemeen welzijn. vgl: Quadragesimo Anno[[[652]]]
Door direct in te grijpen en aan de maatschappij haar verantwoordelijkheid te ontnemen veroorzaakt de verzorgingsstaat het verlies van menselijke krachten en de overdreven vermeerdering van de overheidsapparaten, welke meer beheerst worden door bureaucratische logica dan door de zorg om de gebruikers te dienen, met een enorme groei van de uitgaven. Het lijkt inderdaad dat wie dichter bij de behoefte staat en de naaste van de behoeftige wordt, haar beter kent en er beter in slaagt haar te bevredigen. Daar komt bij dat een bepaald type van behoeften vaak om een antwoord vraagt dat niet alleen materieel is, maar de diepere menselijke vraag die er achter ligt, weet te onderscheiden. Men moet ook denken aan de conditie van de vluchtelingen, van de immigranten, van de bejaarden of van de zieken en aan al de verschillende gevallen die om bijstand vragen, zoals het geval van de drugsverslaafden. Al deze mensen kunnen alleen doelmatig geholpen worden door wie hen naast de noodzakelijke verzorging oprechte broederlijke steun biedt.
Het is een andere taak van de staat om te waken over de uitoefening van de mensenrechten in de economische sector en deze te leiden. De eerste verantwoordelijkheid op dit gebied ligt echter niet bij de staat, maar bij de enkelingen en bij de verschillende groepen en associaties waaruit de maatschappij is samengesteld. De staat zou het recht op werk voor alle burgers niet direct kunnen verzekeren zonder heel het economische leven aan strenge tucht te onderwerpen en het vrije initiatief van de enkelingen te onderdrukken. Maar dit betekent niet dat hij geen enkele bevoegdheid heeft op dat gebied, zoals de voorstanders van het ontbreken van regels op economisch gebied beweerd hebben. De staat heeft integendeel de plicht om de activiteiten van de ondernemingen te begeleiden en om voorwaarden te scheppen die de werkgelegenheid verzekeren en haar stimuleren waar zij onvoldoende blijkt te zijn, of haar ondersteunen op de ogenblikken van crisis.
De staat heeft verder het recht om in te grijpen als bijzondere monopoliesituaties hinderpalen of belemmeringen scheppen voor de ontwikkeling. Maar behalve deze taken van harmonisatie en leiding van de ontwikkeling kan hij ook taken van aanvulling in uitzonderlijke situaties vervullen, wanneer maatschappelijke sectoren of ondernemingsstelsels ongeschikt zijn voor hun taak omdat zij te zwak of in opbouw zijn. Dergelijke aanvullende ingrepen, die gerechtvaardigd worden door dringende redenen welke verband houden met het algemeen welzijn, moeten zo mogelijk van beperkte duur zijn teneinde niet blijvend aan genoemde sectoren en ondernemingsstelsels de bevoegdheden te ontnemen, die hun toe komen, en de omvang van de tussenkomst van de staat niet buitensporig uit te breiden op een wijze die schadelijk is zowel voor de economische als voor de burgerlijke vrijheid.
In de laatste jaren is men getuige geweest van een ruime uitbreiding van het terrein van tussenkomst, welke in zekere zin geleid heeft tot de vorming van een nieuw type staat, de welvaartsstaat. Deze ontwikkelingen hebben in sommige staten plaatsgevonden om op meer adequate wijze te antwoorden op de vele noden en behoeften en om vormen van mensonwaardige armoede en gebrek te bestrijden. Maar er zijn overdrijvingen en misbruiken die speciaal in de meer recente jaren zware kritiek op de welvaartsstaat opgeroepen hebben, die wordt aangeduid als verzorgingsstaat. Stoornissen en gebreken in de verzorgingsstaat vloeien voort uit een inadequate opvatting over de eigen taken van de staat. Ook op dit gebied moet het beginsel van de subsidiariteit geëerbiedigd worden: een maatschappelijk verband op hoger niveau moet zich niet mengen in het leven binnen een maatschappelijk verband op lager niveau en dit niet van zijn bevoegdheden beroven. Het moet dit veeleer steunen in geval van noodzaak en helpen om zijn actie te coördineren met die van de andere maatschappelijke verbanden met het oog op het algemeen welzijn. vgl: Quadragesimo Anno[[[652]]]
Door direct in te grijpen en aan de maatschappij haar verantwoordelijkheid te ontnemen veroorzaakt de verzorgingsstaat het verlies van menselijke krachten en de overdreven vermeerdering van de overheidsapparaten, welke meer beheerst worden door bureaucratische logica dan door de zorg om de gebruikers te dienen, met een enorme groei van de uitgaven. Het lijkt inderdaad dat wie dichter bij de behoefte staat en de naaste van de behoeftige wordt, haar beter kent en er beter in slaagt haar te bevredigen. Daar komt bij dat een bepaald type van behoeften vaak om een antwoord vraagt dat niet alleen materieel is, maar de diepere menselijke vraag die er achter ligt, weet te onderscheiden. Men moet ook denken aan de conditie van de vluchtelingen, van de immigranten, van de bejaarden of van de zieken en aan al de verschillende gevallen die om bijstand vragen, zoals het geval van de drugsverslaafden. Al deze mensen kunnen alleen doelmatig geholpen worden door wie hen naast de noodzakelijke verzorging oprechte broederlijke steun biedt.
Referenties naar alinea 48: 17
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Wie de vrede zoekt, komt de armen tegemoet ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
De wereld genezen - 4. De universele bestemming van de goederen en de deugd van de hoop ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
49
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Op dit gebied is de Kerk in trouw aan de opdracht van haar stichter Christus steeds aanwezig met haar werken om aan de behoeftige mens materiële steun te verlenen welke hem niet vernedert en niet reduceert tot een voorwerp van bijstand, maar hem helpt om uit zijn netelige situatie te geraken en zijn waardigheid als mens bevordert. Met levendige dankbaarheid jegens God moet men opmerken dat de werkdadige liefde in de Kerk nooit uitgedoofd is en nu zelfs een veelvormige en bemoedigende groei vertoont. Wat dit betreft verdient speciale vermelding het verschijnsel van het vrijwilligerswerk, dat de Kerk begunstigt en bevordert, terwijl zij allen aanspoort het te steunen en de initiatieven ervan aan te moedigen.
Om de individualistische mentaliteit, die nu zeer verbreid is, te overwinnen is een concrete inzet voor solidariteit en liefde vereist, die begint in het gezin met de wederzijdse steun van de echtgenoten en vervolgens met de zorg die de generaties voor elkaar dragen. Op deze wijze kenmerkt het gezin zich als gemeenschap van arbeid en van solidariteit. Het gebeurt echter dat het gezin, wanneer het besluit om geheel te beantwoorden aan zijn roeping, de noodzakelijke steun van de kant van de staat mist en niet beschikt over voldoende hulpmiddelen. Het is dringend nodig niet alleen de gezinspolitiek te bevorderen, maar ook sociale voorzieningen welke als voornaamste voorwerp het gezin zelf hebben, en het door de toewijzing van geschikte hulpbronnen en doeltreffende steunmiddelen te helpen zowel bij de opvoeding van de kinderen als bij de verzorging van de bejaarden, om te vermijden dat dezen uit het gezin verwijderd worden en om de betrekkingen tussen de generaties te versterken. vgl: Familiaris Consortio, 45[[[267|45]]]
Behalve het gezin vervullen ook andere intermediaire maatschappelijke gemeenschappen primaire functies. Zij brengen specifieke netwerken van solidariteit tot stand, groeien uit tot echte persoonsgemeenschappen en vormen het geraamte van het maatschappelijk bestel, terwijl zij verhinderen dat dit in de anonimiteit en in een onpersoonlijke massificatie vervalt, wat helaas veel voorkomt in de moderne maatschappij. Het is in de kruising van de veelvuldige relaties dat de mens leeft en de "subjectiviteit van de maatschappij" groeit. De enkeling wordt nu vaak verstikt tussen de twee polen van de staat en de markt. Het lijkt inderdaad soms alsof hij alleen bestaat als producent of consument van de waren, of als voorwerp van het bestuur van de staat, terwijl men vergeet dat de samenleving van de mensen niet de markt of de staat tot doel heeft, aangezien zij een bijzondere waarde in zichzelf heeft, welke de staat en de markt moeten dienen. De mens is vooral een wezen dat de waarheid zoekt en ernaar streeft volgens die waarheid te leven en haar te verdiepen in een dialoog die de voorbije en toekomstige generaties omvat. vgl: De algehele menselijkheid van de mens komt tot uitdrukking in de cultuur[[[1933]]]
Om de individualistische mentaliteit, die nu zeer verbreid is, te overwinnen is een concrete inzet voor solidariteit en liefde vereist, die begint in het gezin met de wederzijdse steun van de echtgenoten en vervolgens met de zorg die de generaties voor elkaar dragen. Op deze wijze kenmerkt het gezin zich als gemeenschap van arbeid en van solidariteit. Het gebeurt echter dat het gezin, wanneer het besluit om geheel te beantwoorden aan zijn roeping, de noodzakelijke steun van de kant van de staat mist en niet beschikt over voldoende hulpmiddelen. Het is dringend nodig niet alleen de gezinspolitiek te bevorderen, maar ook sociale voorzieningen welke als voornaamste voorwerp het gezin zelf hebben, en het door de toewijzing van geschikte hulpbronnen en doeltreffende steunmiddelen te helpen zowel bij de opvoeding van de kinderen als bij de verzorging van de bejaarden, om te vermijden dat dezen uit het gezin verwijderd worden en om de betrekkingen tussen de generaties te versterken. vgl: Familiaris Consortio, 45[[[267|45]]]
Behalve het gezin vervullen ook andere intermediaire maatschappelijke gemeenschappen primaire functies. Zij brengen specifieke netwerken van solidariteit tot stand, groeien uit tot echte persoonsgemeenschappen en vormen het geraamte van het maatschappelijk bestel, terwijl zij verhinderen dat dit in de anonimiteit en in een onpersoonlijke massificatie vervalt, wat helaas veel voorkomt in de moderne maatschappij. Het is in de kruising van de veelvuldige relaties dat de mens leeft en de "subjectiviteit van de maatschappij" groeit. De enkeling wordt nu vaak verstikt tussen de twee polen van de staat en de markt. Het lijkt inderdaad soms alsof hij alleen bestaat als producent of consument van de waren, of als voorwerp van het bestuur van de staat, terwijl men vergeet dat de samenleving van de mensen niet de markt of de staat tot doel heeft, aangezien zij een bijzondere waarde in zichzelf heeft, welke de staat en de markt moeten dienen. De mens is vooral een wezen dat de waarheid zoekt en ernaar streeft volgens die waarheid te leven en haar te verdiepen in een dialoog die de voorbije en toekomstige generaties omvat. vgl: De algehele menselijkheid van de mens komt tot uitdrukking in de cultuur[[[1933]]]
Referenties naar alinea 49: 4
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
50
Querida Amazonia ->=geentekst=
De cultuur van de natie wordt gekenmerkt door het openlijk zoeken van de waarheid dat zich bij iedere generatie vernieuwt. Het erfdeel van de overgeleverde en verworven waarden wordt immers door de jongeren steeds onderworpen aan een contestatie. Contesteren betekent overigens niet noodzakelijkerwijs vernietigen of afwijzen op a-prioristische wijze, maar wil vooral zeggen op de proef stellen in het eigen leven en door deze existentiële verificatie die waarden levendiger, actueler en persoonlijker maken en wat in de traditie geldig is onderscheiden van wat onwaarheid of dwaling is of van verouderde vormen, die vervangen kunnen worden door andere welke meer aangepast zijn aan de tijden.
Het is passend in dit kader eraan te herinneren dat ook de evangelisatie zich voegt in de cultuur van de naties, haar steunt op haar tocht naar de waarheid en haar helpt bij het werk van zuivering en verrijking. vgl: Redemptoris Missio, 39[[[4|39]]] Als een cultuur zich echter in zichzelf opsluit, poogt verouderde levensvormen voort te zetten en iedere uitwisseling en vergelijking met betrekking tot de waarheid over de mens weigert, dan wordt zij onvruchtbaar en raakt zij in verval.
Het is passend in dit kader eraan te herinneren dat ook de evangelisatie zich voegt in de cultuur van de naties, haar steunt op haar tocht naar de waarheid en haar helpt bij het werk van zuivering en verrijking. vgl: Redemptoris Missio, 39[[[4|39]]] Als een cultuur zich echter in zichzelf opsluit, poogt verouderde levensvormen voort te zetten en iedere uitwisseling en vergelijking met betrekking tot de waarheid over de mens weigert, dan wordt zij onvruchtbaar en raakt zij in verval.
Referenties naar alinea 50: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Querida Amazonia ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
51
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Heel de menselijke activiteit speelt zich af binnen een cultuur en in wisselwerking daarmee. Voor een passende vorming van de cultuur is betrokkenheid van heel de mens vereist, die daarin zijn creativiteit, intelligentie en kennis van de wereld en de mensen ontplooit. Hij investeert daarin bovendien zijn vermogen tot zelfbeheersing, tot persoonlijke offers, tot solidariteit en tot bereidheid om het algemeen welzijn te bevorderen. Daarom wordt het eerste en belangrijkste werk verricht in het hart van de mens. De wijze waarop deze zich inspant om zijn eigen toekomst op te bouwen hangt af van de opvatting die hij heeft over zichzelf en over zijn bestemming. Het is op dit niveau dat de specifieke en beslissende bijdrage van de Kerk ten behoeve van de authentieke cultuur haar plaats heeft. Zij bevordert de kwaliteit van de menselijke houdingen die de cultuur van de vrede begunstigen, tegen de modellen die de mens in de massa laten verdwijnen, de rol van zijn initiatief en vrijheid miskennen en zijn grootheid leggen in zijn vaardigheden in het conflict en in de oorlog. De Kerk verleent deze dienst door de waarheid te verkondigen over de schepping van de wereld, die God in de handen van de mensen heeft gelegd, opdat zij haar door hun arbeid vruchtbaar en volmaakter maken, en door de waarheid te verkondigen over de verlossing, waardoor Gods Zoon alle mensen heeft gered en hen tegelijk met elkaar heeft verenigd en voor elkaar verantwoordelijk heeft gemaakt. De Heilige Schrift spreekt ons voortdurend over de actieve inzet voor de broeder en houdt ons de eis voor van een medeverantwoordelijkheid die alle mensen moet omvatten.
Deze eis blijft niet stilstaan bij de grenzen van het eigen gezin en ook niet bij die van de natie of staat. Hij strekt zich volgens de juiste orde uit tot heel de mensheid, zodat geen enkele mens moet denken dat hij vreemd of onverschillig kan blijven voor het lot van een ander lid van de mensenfamilie. Geen enkele mens mag beweren niet verantwoordelijk te zijn voor het lot van zijn broeder (Gen. 4, 9; Lc. 10, 29-37; Mt. 25, 31-46)[[b:Gen. 4, 9; Lc. 10, 29-37; Mt. 25, 31-46]]. De oplettende en bereidwillige zorg voor de naaste op het ogenblik zelf van zijn nood, welke nu ook vergemakkelijkt wordt door de nieuwe communicatiemiddelen die de mensen dichter bij elkaar gebracht hebben, is bijzonder belangrijk met betrekking tot het zoeken van middelen voor de oplossing van de internationale conflicten welke alternatieven voor de oorlog zijn. Het is niet moeilijk te stellen dat de verschrikkelijke kracht van de vernietigingsmiddelen, welke nu zelfs verworven kunnen worden door de middelgrote en kleine machten, en de steeds nauwere band tussen de volkeren van heel de aarde het zeer moeilijk of praktisch onmogelijk maken om de gevolgen van een conflict te beperken.
Deze eis blijft niet stilstaan bij de grenzen van het eigen gezin en ook niet bij die van de natie of staat. Hij strekt zich volgens de juiste orde uit tot heel de mensheid, zodat geen enkele mens moet denken dat hij vreemd of onverschillig kan blijven voor het lot van een ander lid van de mensenfamilie. Geen enkele mens mag beweren niet verantwoordelijk te zijn voor het lot van zijn broeder (Gen. 4, 9; Lc. 10, 29-37; Mt. 25, 31-46)[[b:Gen. 4, 9; Lc. 10, 29-37; Mt. 25, 31-46]]. De oplettende en bereidwillige zorg voor de naaste op het ogenblik zelf van zijn nood, welke nu ook vergemakkelijkt wordt door de nieuwe communicatiemiddelen die de mensen dichter bij elkaar gebracht hebben, is bijzonder belangrijk met betrekking tot het zoeken van middelen voor de oplossing van de internationale conflicten welke alternatieven voor de oorlog zijn. Het is niet moeilijk te stellen dat de verschrikkelijke kracht van de vernietigingsmiddelen, welke nu zelfs verworven kunnen worden door de middelgrote en kleine machten, en de steeds nauwere band tussen de volkeren van heel de aarde het zeer moeilijk of praktisch onmogelijk maken om de gevolgen van een conflict te beperken.
Referenties naar alinea 51: 4
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
52
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Paus Benedictus XV en zijn opvolgers hebben dit gevaar duidelijk begrepen vgl: Ubi primum[[[1160]]] vgl: Voor alle katholieke gelovigen en voor de gehele wereld[[[1934]]] vgl: Un'ora grave[[[1521]]] vgl: Pacem in Terris, 120[[[53|120]]] vgl: Tot de 20ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties[[[277]]] en ikzelf heb bij gelegenheid van de recente dramatische oorlog in de Perzische Golf de uitroep herhaalt: “Nooit meer oorlog!”. Nee, nooit meer oorlog, die het leven van onschuldigen vernietigt, leert te doden en evenzeer het leven ontwricht van degenen die doden, een nasleep van wrok en haat achterlaat en de juiste oplossing van de problemen welke er de oorzaak van zijn, moeilijker maakt! Zoals binnen de afzonderlijke staten eindelijk de tijd gekomen is waarin het systeem van de persoonlijke wraak en van de vergelding vervangen is door de heerschappij van de wet, zo is het nu dringend nodig dat een dergelijk proces plaats vindt in de internationale gemeenschap. Men moet overigens niet vergeten dat er aan de wortel van de oorlog in het algemeen reële en ernstige redenen liggen: onrechtvaardigheden die ondergaan zijn, frustraties van rechtmatige verlangens, ellende en uitbuiting van grote menigten wanhopige mensen, die geen reële mogelijkheid zien om hun condities langs vreedzame wegen te verbeteren.
Daarom is de andere naam van de vrede ontwikkeling. vgl: Populorum Progressio, 76-77[[[266|76-77]]] Zoals er de collectieve verantwoordelijkheid bestaat voor het vermijden van de oorlog, zo bestaat er de collectieve verantwoordelijkheid voor het bevorderen van de ontwikkeling. Zoals het op binnenlands niveau mogelijk en verplicht is een sociale economie op te bouwen die de functionering van de markt richt op het algemeen welzijn, zo is het op gelijke wijze noodzakelijk dat er ook op internationaal niveau op passende wijze ingegrepen wordt. Daarom is het nodig zich grote inspanningen te getroosten voor wederkerig begrip, voor kennis en voor sensibilisatie van de gewetens. Dit is de gewenste cultuur die het vertrouwen doet groeien in de menselijke mogelijkheden van de arme en dus in zijn vermogen om door de arbeid zijn eigen situatie te verbeteren of een positieve bijdrage te leveren tot de economische welvaart. Om dit te doen is het echter voor de arme, het individu of de natie, nodig dat hem gelegenheden geboden worden die werkelijk toegankelijk zijn. Het scheppen van deze gelegenheden is de taak van een wereldwijd samenspel voor de ontwikkeling, dat ook het opofferen van de winstvermogens en de machtsposities insluit waarmee de meer ontwikkelde economieën bevoordeeld zijn. vgl: Familiaris Consortio, 48[[[267|48]]]
Dat kan belangrijke veranderingen in de gevestigde levensstijlen meebrengen teneinde de verkwisting van de hulpbronnen van milieu en mens te beperken en zo alle volken en mensen van de aarde te veroorloven in voldoende mate over die hulpbronnen te beschikken. Daar moet bij komen de valorisering van de nieuwe materiële en geestelijke goederen die de vrucht zijn van de arbeid en de cultuur van de nu gemarginaliseerde volkeren, zodat de familie van de naties in haar geheel verrijkt wordt.
Daarom is de andere naam van de vrede ontwikkeling. vgl: Populorum Progressio, 76-77[[[266|76-77]]] Zoals er de collectieve verantwoordelijkheid bestaat voor het vermijden van de oorlog, zo bestaat er de collectieve verantwoordelijkheid voor het bevorderen van de ontwikkeling. Zoals het op binnenlands niveau mogelijk en verplicht is een sociale economie op te bouwen die de functionering van de markt richt op het algemeen welzijn, zo is het op gelijke wijze noodzakelijk dat er ook op internationaal niveau op passende wijze ingegrepen wordt. Daarom is het nodig zich grote inspanningen te getroosten voor wederkerig begrip, voor kennis en voor sensibilisatie van de gewetens. Dit is de gewenste cultuur die het vertrouwen doet groeien in de menselijke mogelijkheden van de arme en dus in zijn vermogen om door de arbeid zijn eigen situatie te verbeteren of een positieve bijdrage te leveren tot de economische welvaart. Om dit te doen is het echter voor de arme, het individu of de natie, nodig dat hem gelegenheden geboden worden die werkelijk toegankelijk zijn. Het scheppen van deze gelegenheden is de taak van een wereldwijd samenspel voor de ontwikkeling, dat ook het opofferen van de winstvermogens en de machtsposities insluit waarmee de meer ontwikkelde economieën bevoordeeld zijn. vgl: Familiaris Consortio, 48[[[267|48]]]
Dat kan belangrijke veranderingen in de gevestigde levensstijlen meebrengen teneinde de verkwisting van de hulpbronnen van milieu en mens te beperken en zo alle volken en mensen van de aarde te veroorloven in voldoende mate over die hulpbronnen te beschikken. Daar moet bij komen de valorisering van de nieuwe materiële en geestelijke goederen die de vrucht zijn van de arbeid en de cultuur van de nu gemarginaliseerde volkeren, zodat de familie van de naties in haar geheel verrijkt wordt.
Referenties naar alinea 52: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 6 De mens is de weg van de Kerk
53
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Staande tegenover de ellende van het proletariaat heeft Leo XIII gezegd: “Wij nemen dit onderwerp met vertrouwen en met het volste recht in behandeling (...). Het lijkt ons dat wij in onze taak te kort zouden schieten als wij zwegen.” vgl: Rerum Novarum[[[651]]] In de afgelopen honderd jaren heeft de Kerk herhaaldelijk haar gedachte uitgedrukt en de voortdurende ontwikkeling van het sociale vraagstuk van nabij gevolgd. Zij heeft dat zeker niet gedaan om privileges uit het verleden terug te krijgen of om haar mening op te dringen. Haar enige doel is geweest de zorg en de verantwoordelijkheid voor de mens die haar door Christus zelf is toevertrouwd, voor die mens die, zoals het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] in herinnering brengt, het enige schepsel is dat om zichzelf door God is gewild, en met wie God zijn plan heeft, namelijk de deelname aan het eeuwige heil. Het gaat niet om de “abstracte”, maar om de reële, de “concrete”, de “historische” mens. Het gaat om iedere mens, omdat ieder begrepen is in het mysterie van de verlossing en Christus zich voor altijd met ieder verenigd heeft door dit mysterie. vgl: Redemptoris Missio, 13[[[4|13]]] Daaruit volgt dat de Kerk de mens niet in de steek kan laten en dat “deze mens de eerste weg is die de Kerk moet gaan bij de vervulling van haar zending (...), de weg die Christus zelf aangewezen heeft, de weg die onveranderlijk door het mysterie van de menswording en van de verlossing heen loopt.” vgl: Redemptoris Missio, 14[[[4|14]]]
Alleen dit is de inspiratie waardoor de sociale leer[d:48] van de Kerk geleid wordt. Als zij langzamerhand deze leer in systematische vorm uitgewerkt heeft, vooral vanaf de datum die wij herdenken, dan is dat omdat heel de doctrinaire rijkdom van de Kerk de mens in zijn concrete werkelijkheid van zondaar en rechtvaardige als horizon heeft.
Alleen dit is de inspiratie waardoor de sociale leer[d:48] van de Kerk geleid wordt. Als zij langzamerhand deze leer in systematische vorm uitgewerkt heeft, vooral vanaf de datum die wij herdenken, dan is dat omdat heel de doctrinaire rijkdom van de Kerk de mens in zijn concrete werkelijkheid van zondaar en rechtvaardige als horizon heeft.
Referenties naar alinea 53: 4
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
54
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Bij de publicatie van het Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De sociale leer[d:48] betreft nu speciaal de mens voor zover hij opgenomen is in het ingewikkelde netwerk van relaties van de moderne maatschappij. De menswetenschappen en de filosofie helpen om de centrale plaats van de mens in de maatschappij te verklaren en om hem in staat te stellen zichzelf beter te begrijpen als “sociaal wezen”. Maar alleen het geloof openbaart hem ten volle zijn ware identiteit en de sociale leer[d:48] van de Kerk gaat juist daarvan uit. Terwijl zij zich alle bijdragen van de wetenschap en de filosofie ten nutte maakt, stelt zij zich voor de mens bij te staan op de weg van het heil.
De encycliek Rerum Novarum[651] kan begrepen worden als een belangrijke bijdrage tot de socio-economische analyse van het einde van de negentiende eeuw, maar haar bijzondere waarde heeft zij omdat zij een document van het leergezag van de Kerk is, dat goed aansluit bij de zending van de Kerk om te evangeliseren, samen met vele andere documenten van dezelfde aard. Hieruit blijkt dat de sociale leer[d:48] op zichzelf de waarde van een werktuig voor de evangelisatie heeft. Als zodanig verkondigt zij God en het mysterie van heil in Christus aan iedere mens en om dezelfde reden maakt zij iedere mens voor zichzelf duidelijk. In dit licht en alleen in dit licht bekommert zij zich om het overige: de mensenrechten van iedereen en in het bijzonder van het “proletariaat”, het gezin en de opvoeding, de plichten van de staat, de ordening van de nationale en de internationale samenleving, het economische leven, de cultuur, de oorlog en de vrede, de eerbied voor het leven vanaf het ogenblik van de ontvangenis tot aan de dood.
De encycliek Rerum Novarum[651] kan begrepen worden als een belangrijke bijdrage tot de socio-economische analyse van het einde van de negentiende eeuw, maar haar bijzondere waarde heeft zij omdat zij een document van het leergezag van de Kerk is, dat goed aansluit bij de zending van de Kerk om te evangeliseren, samen met vele andere documenten van dezelfde aard. Hieruit blijkt dat de sociale leer[d:48] op zichzelf de waarde van een werktuig voor de evangelisatie heeft. Als zodanig verkondigt zij God en het mysterie van heil in Christus aan iedere mens en om dezelfde reden maakt zij iedere mens voor zichzelf duidelijk. In dit licht en alleen in dit licht bekommert zij zich om het overige: de mensenrechten van iedereen en in het bijzonder van het “proletariaat”, het gezin en de opvoeding, de plichten van de staat, de ordening van de nationale en de internationale samenleving, het economische leven, de cultuur, de oorlog en de vrede, de eerbied voor het leven vanaf het ogenblik van de ontvangenis tot aan de dood.
Referenties naar alinea 54: 12
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Bij de publicatie van het Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
55
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
De Kerk ontvangt de “zin voor de mens” uit de goddelijke Openbaring. “Om de mens te kennen, de echte mens, de gehele mens, moet men God kennen”, heeft Paulus VI gezegd, en hij heeft onmiddellijk daarna de heilige Catharina van Siëna geciteerd die in haar gebed hetzelfde idee heeft uitgedrukt: “In uw natuur, eeuwige Godheid, zal ik mijn natuur kennen.” vgl: Hodie Concilium Oecumenicum, 6[[[751|6]]]
Daarom is de christelijke antropologie in feite een hoofdstuk van de theologie. Om dezelfde reden behoort de sociale leer[d:48] van de Kerk, die zich bemoeit om de mens, zich interesseert voor de mens en voor zijn wijze van gedragen in de wereld, tot het gebied van de theologie en speciaal van de moraaltheologie. vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 41[[[350|41]]] De theologische dimensie blijkt nodig om de actuele problemen van de menselijke samenleving te interpreteren en op te lossen. Wat geldt – het is passend dit te doen uitkomen – evenzeer tegenover de “atheïstische” oplossing, die de mens berooft van één van zijn fundamentele aspecten, het geestelijke, als tegenover de permissieve en consumptieve oplossingen, welke er onder verschillende voorwendsels naar streven hem te overtuigen van zijn onafhankelijkheid van iedere wet en van God en hem opsluiten in een egoïsme dat tenslotte hemzelf en de anderen schaadt.
Als de Kerk het heil van God aan de mens verkondigt, als zij hem door de Sacramenten het goddelijke leven aanbiedt en meedeelt, als zij zijn leven oriënteert met de geboden van de liefde voor God en voor de naaste, dan draagt zij bij tot de verrijking van de menselijke waardigheid. Zij kan deze godsdienstige en transcendente zending ten behoeve van de mens nooit opgeven, maar zij is er zich van bewust dat haar werk nu bijzondere moeilijkheden en obstakels ontmoet. Daarom zet zij zich steeds met nieuwe kracht en met nieuwe methoden in voor de evangelisatie, die heel de mens verheft. Ook aan de vooravond van het derde millennium blijft zij “teken en bescherming van de transcendentie van de menselijke persoon”, Gaudium et Spes, 76[[575|76]] vgl: Redemptor Hominis, 13[[[237|13]]] zoals zij steeds heeft trachten te zijn, vanaf het begin van haar bestaan, samen met de mens onderweg in heel de geschiedenis. De encycliek Rerum Novarum[651] is daarvan een veelbetekende uitdrukking.
Daarom is de christelijke antropologie in feite een hoofdstuk van de theologie. Om dezelfde reden behoort de sociale leer[d:48] van de Kerk, die zich bemoeit om de mens, zich interesseert voor de mens en voor zijn wijze van gedragen in de wereld, tot het gebied van de theologie en speciaal van de moraaltheologie. vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 41[[[350|41]]] De theologische dimensie blijkt nodig om de actuele problemen van de menselijke samenleving te interpreteren en op te lossen. Wat geldt – het is passend dit te doen uitkomen – evenzeer tegenover de “atheïstische” oplossing, die de mens berooft van één van zijn fundamentele aspecten, het geestelijke, als tegenover de permissieve en consumptieve oplossingen, welke er onder verschillende voorwendsels naar streven hem te overtuigen van zijn onafhankelijkheid van iedere wet en van God en hem opsluiten in een egoïsme dat tenslotte hemzelf en de anderen schaadt.
Als de Kerk het heil van God aan de mens verkondigt, als zij hem door de Sacramenten het goddelijke leven aanbiedt en meedeelt, als zij zijn leven oriënteert met de geboden van de liefde voor God en voor de naaste, dan draagt zij bij tot de verrijking van de menselijke waardigheid. Zij kan deze godsdienstige en transcendente zending ten behoeve van de mens nooit opgeven, maar zij is er zich van bewust dat haar werk nu bijzondere moeilijkheden en obstakels ontmoet. Daarom zet zij zich steeds met nieuwe kracht en met nieuwe methoden in voor de evangelisatie, die heel de mens verheft. Ook aan de vooravond van het derde millennium blijft zij “teken en bescherming van de transcendentie van de menselijke persoon”, Gaudium et Spes, 76[[575|76]] vgl: Redemptor Hominis, 13[[[237|13]]] zoals zij steeds heeft trachten te zijn, vanaf het begin van haar bestaan, samen met de mens onderweg in heel de geschiedenis. De encycliek Rerum Novarum[651] is daarvan een veelbetekende uitdrukking.
Referenties naar alinea 55: 5
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
56
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Bij de honderdste verjaardag van deze encycliek[651] wil ik allen danken die zich ingespannen hebben om de christelijke sociale leer[d:48] te bestuderen, te verdiepen en te verbreiden. Hiervoor is de medewerking van de plaatselijke kerken onmisbaar en ik hoop dat de herdenking motief is voor een hernieuwd elan voor de studie, de verspreiding en de toepassing van die leer in vele kringen.
Ik spreek in het bijzonder de wens uit dat zij bekend gemaakt en in praktijk gebracht mag worden in de verschillende landen waarin na de ineenstorting van het reële socialisme zich ernstige verwarring voordoet in het werk van de wederopbouw. Op hun beurt lopen de westelijke landen het gevaar dat zij in deze ineenstorting eenzijdig de overwinning van het eigen economische systeem zien en daarom niet zorgen voor het aanbrengen van de nodige correcties daarin. En de landen van de Derde Wereld bevinden zich meer dan ooit in de dramatische situatie van de onderontwikkeling, die iedere dag verergert.
Na de beginselen en de richtlijnen voor de oplossing van het arbeidersvraagstuk te hebben geformuleerd heeft Leo XIII een beslissend woord geschreven: "Laat eenieder zich gereed maken om te doen wat hem te doen staat en wel spoedig, opdat het reeds zo ernstige kwaad door uitstel van behandeling niet nog ongeneeslijker wordt." En hij heeft hieraan toegevoegd: "De Kerk zal het nooit en in geen enkel opzicht aan haar medewerking laten ontbreken." Rerum Novarum, 45[[651|45]]
Ik spreek in het bijzonder de wens uit dat zij bekend gemaakt en in praktijk gebracht mag worden in de verschillende landen waarin na de ineenstorting van het reële socialisme zich ernstige verwarring voordoet in het werk van de wederopbouw. Op hun beurt lopen de westelijke landen het gevaar dat zij in deze ineenstorting eenzijdig de overwinning van het eigen economische systeem zien en daarom niet zorgen voor het aanbrengen van de nodige correcties daarin. En de landen van de Derde Wereld bevinden zich meer dan ooit in de dramatische situatie van de onderontwikkeling, die iedere dag verergert.
Na de beginselen en de richtlijnen voor de oplossing van het arbeidersvraagstuk te hebben geformuleerd heeft Leo XIII een beslissend woord geschreven: "Laat eenieder zich gereed maken om te doen wat hem te doen staat en wel spoedig, opdat het reeds zo ernstige kwaad door uitstel van behandeling niet nog ongeneeslijker wordt." En hij heeft hieraan toegevoegd: "De Kerk zal het nooit en in geen enkel opzicht aan haar medewerking laten ontbreken." Rerum Novarum, 45[[651|45]]
Referenties naar alinea 56: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Caritas in Veritate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
57
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Voor de Kerk moet de sociale boodschap van het Evangelie niet beschouwd worden als een theorie, maar voor alles als een fundament en een beweegreden voor actie. Door deze boodschap gedreven hebben sommigen van de eerste christenen hun goederen uitgedeeld aan de armen en zij hebben getuigd dat ondanks de verschillen in maatschappelijke afkomst een vreedzame en saamhorige samenleving mogelijk was. In de loop van de eeuwen hebben, uit kracht van het Evangelie, de monniken de grond bebouwd, de religieuzen ziekenhuizen en tehuizen voor armen gesticht, de broederschappen, alsmede mannen en vrouwen uit alle standen zich ingezet voor de behoeftigen en de gemarginaliseerden, in de overtuiging dat de woorden van Christus: "Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan" (Mt. 25, 40)[b:Mt. 25, 40], geen vrome wens moesten blijven, maar een concrete inzet van het leven moesten worden.
De Kerk is er zich nu meer dan ooit van bewust dat haar sociale boodschap eerder geloofwaardig zal zijn door het getuigenis van de werken dan door de samenhang en de interne logica ervan. Ook uit dit bewustzijn komt haar voorkeursliefde voor de armen voort, die nooit exclusief is noch discriminerend voor andere groepen. Want het gaat om een voorkeur die niet alleen voor de materiële armoede geldt, daar het bekend is dat er speciaal in de moderne maatschappij vele vormen van armoede zijn, niet alleen economische maar ook culturele en godsdienstige. De liefde van de Kerk voor de armen, welke beslissend is en tot haar constante traditie behoort, drijft haar zich te richten tot de wereld, waarin ondanks de technisch-economische vooruitgang de armoede reusachtige vormen dreigt aan te nemen. In de westelijke landen is er de veelvormige armoede van de gemarginaliseerde groepen, van de bejaarden en de zieken, van de slachtoffers van de consumptiementaliteit en nog meer van de vele vluchtelingen en emigranten. In de ontwikkelingslanden tekenen zich aan de horizon dramatische crises af, als men niet op tijd maatregelen neemt die internationaal gecoördineerd zijn.
De Kerk is er zich nu meer dan ooit van bewust dat haar sociale boodschap eerder geloofwaardig zal zijn door het getuigenis van de werken dan door de samenhang en de interne logica ervan. Ook uit dit bewustzijn komt haar voorkeursliefde voor de armen voort, die nooit exclusief is noch discriminerend voor andere groepen. Want het gaat om een voorkeur die niet alleen voor de materiële armoede geldt, daar het bekend is dat er speciaal in de moderne maatschappij vele vormen van armoede zijn, niet alleen economische maar ook culturele en godsdienstige. De liefde van de Kerk voor de armen, welke beslissend is en tot haar constante traditie behoort, drijft haar zich te richten tot de wereld, waarin ondanks de technisch-economische vooruitgang de armoede reusachtige vormen dreigt aan te nemen. In de westelijke landen is er de veelvormige armoede van de gemarginaliseerde groepen, van de bejaarden en de zieken, van de slachtoffers van de consumptiementaliteit en nog meer van de vele vluchtelingen en emigranten. In de ontwikkelingslanden tekenen zich aan de horizon dramatische crises af, als men niet op tijd maatregelen neemt die internationaal gecoördineerd zijn.
Referenties naar alinea 57: 7
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
58
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
De liefde voor de mens, op de eerste plaats voor de arme mens, in wie de Kerk Christus ziet, krijgt concreet gestalte in de bevordering van de rechtvaardigheid. Deze zal nooit volledig verwerkelijkt kunnen worden als de mensen in de behoeftige die om hulp vraagt voor zijn leven, iemand zien die ongelegen komt of een last is, en niet de gelegenheid voor iets goeds in zich, een mogelijkheid voor verrijking. Alleen dit bewustzijn zal de moed geven om het risico en de verandering te aanvaarden, die elke authentieke poging om de ander hulp te komen insluit. Het gaat er inderdaad niet om alleen het overtollige te geven, maar om gehele volken die uitgesloten of gemarginaliseerd zijn, te helpen om binnen te treden in de kring van de economische en menselijke ontwikkeling. Dit zal niet mogelijk zijn door alleen uit het overtollige te putten, dat onze wereld overvloedig produceert, maar vooral door een verandering van de levensstijlen, van de productie- en consumptiemodellen, van de structuren van gevestigde macht die nu de maatschappijen beheersen. Het gaat er ook niet om werktuigen van sociale organisatie die goed gebleken zijn te vernietigen, maar ze te richten op de gehele mensenfamilie volgens een adequaat begrip van het algemeen welzijn. De economie wordt nu wereldwijd, wat een verschijnsel is dat zeker niet bezworen hoeft te worden, want het kan buitengewone gelegenheden voor grotere welvaart scheppen. Maar men voelt steeds meer de noodzaak dat aan deze toenemende internationalisering van de economie krachtige internationale organen voor controle en leiding beantwoorden, die de economie op het algemeen welzijn kunnen richten, wat een afzonderlijke staat niet alleen kan doen, ook als was hij de machtigste van de aarde. Om dit resultaat te kunnen bereiken is het nodig dat de overeenstemming tussen de grote landen groeit en dat in de internationale organisaties de belangen van de grote mensenfamilie op rechtvaardige wijze vertegenwoordigd zijn. Het is ook nodig dat zij bij de beoordeling van de gevolgen van hun beslissingen altijd op passende wijze rekening houden met de volken en landen die weinig gewicht hebben op de internationale markt, maar waarin de meest vitale en pijnlijke behoeften samenkomen en die meer hulp nodig hebben voor hun ontwikkeling. Op dit gebied blijft er ongetwijfeld nog veel te doen.
Referenties naar alinea 58: 7
Dialoog tussen culturen voor een beschaving van liefde en vrede ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
59
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Opdat er rechtvaardigheid mag geschieden en de pogingen van de mensen om haar te verwerkelijken succes mogen hebben, is de gave nodig van de genade die van God komt. De geheimnisvolle tegenwoordigheid van God in de geschiedenis, die de voorzienigheid is, wordt verkregen door die genade in samenwerking met de vrijheid van de mensen.
De ervaring van nieuwheid die beleefd wordt in de navolging van Christus, vraagt om aan de andere mensen meegedeeld te worden in de concreetheid van de moeilijkheden en de strijd, van de problemen en de uitdagingen, opdat deze verlicht worden en meer menselijk worden door het licht van het geloof. Dit helpt niet alleen om oplossingen te vinden, maar maakt ook de situaties van lijden menselijk leefbaar, zodat de mens daarin niet verloren gaat en zijn waardigheid en roeping niet vergeet.
De sociale leer[d:48] heeft bovendien een belangrijke interdisciplinaire dimensie. Om de enige waarheid over de mens beter te belichamen in de verschillende sociale, economische en politieke situaties, die voortdurend veranderen, treedt de sociale leer[d:48] in dialoog met de diverse wetenschappen die zich bezighouden met de mens, neemt zij hun bijdragen in zich op en helpt zij ze om zich open te stellen voor een wijdere horizon ten dienste van de afzonderlijke mens, die gekend en bemind wordt in de volheid van zijn roeping.
Naast de interdisciplinaire dimensie moet verder de praktische en in zekere zin experimentele dimensie van deze leer vermeld worden. zij heeft haar plaats daar waar het christelijke leven en het christelijke geweten de situaties van de wereld kruisen, en uit zich in de inspanningen die enkelen, gezinnen, culturele en sociale werkers, politici en staatslieden zich getroosten om er in de geschiedenis gestalte aan te geven en haar toe te passen.
De ervaring van nieuwheid die beleefd wordt in de navolging van Christus, vraagt om aan de andere mensen meegedeeld te worden in de concreetheid van de moeilijkheden en de strijd, van de problemen en de uitdagingen, opdat deze verlicht worden en meer menselijk worden door het licht van het geloof. Dit helpt niet alleen om oplossingen te vinden, maar maakt ook de situaties van lijden menselijk leefbaar, zodat de mens daarin niet verloren gaat en zijn waardigheid en roeping niet vergeet.
De sociale leer[d:48] heeft bovendien een belangrijke interdisciplinaire dimensie. Om de enige waarheid over de mens beter te belichamen in de verschillende sociale, economische en politieke situaties, die voortdurend veranderen, treedt de sociale leer[d:48] in dialoog met de diverse wetenschappen die zich bezighouden met de mens, neemt zij hun bijdragen in zich op en helpt zij ze om zich open te stellen voor een wijdere horizon ten dienste van de afzonderlijke mens, die gekend en bemind wordt in de volheid van zijn roeping.
Naast de interdisciplinaire dimensie moet verder de praktische en in zekere zin experimentele dimensie van deze leer vermeld worden. zij heeft haar plaats daar waar het christelijke leven en het christelijke geweten de situaties van de wereld kruisen, en uit zich in de inspanningen die enkelen, gezinnen, culturele en sociale werkers, politici en staatslieden zich getroosten om er in de geschiedenis gestalte aan te geven en haar toe te passen.
Referenties naar alinea 59: 5
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
60
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Toen Leo XIII de beginselen voor de oplossing van het arbeidersvraagstuk verkondigde heeft hij geschreven: "Deze zo gewichtige aangelegenheid vraagt ook de samenwerking en de inspanning van anderen". Rerum Novarum, 10[[651|10]] Hij was overtuigd dat de ernstige problemen die veroorzaakt werden door de industriële maatschappij, alleen maar opgelost konden worden door middel van de samenwerking tussen alle krachten. Deze uitspraak is een blijvend element van de sociale leer van de Kerk geworden en dit verklaart o.a. waarom Johannes XXIII zijn encycliek over de vrede[53] gericht heeft aan "alle mensen van goede wil".
Paus Leo XIII heeft echter met smart geconstateerd dat de ideologieën van zijn tijd, speciaal het liberalisme en het marxisme, die samenwerking weigerden. Intussen zijn vele zaken veranderd, vooral in de laatste jaren. De wereld van nu is er zich steeds meer van bewust dat de oplossing van ernstige nationale en internationale problemen niet alleen een kwestie van economische productie of van juridisch of sociale organisatie is, maar precieze ethisch-religieuze waarden vraagt en ook verandering van mentaliteit, van gedrag en structuren. De Kerk voelt zich in het bijzonder verantwoordelijk voor haar bijdrage hiertoe en er is, zoals ik in de encycliek Sollicitudo Rei Socialis[350] geschreven heb, de gefundeerde hoop dat ook de talrijke groep van hen die geen godsdienst belijden, kan bijdragen tot het geven van de noodzakelijke ethische fundering aan het sociale vraagstuk. vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 38[[[350|38]]]
In dat document[350] heb ik ook een oproep gericht tot de christelijke kerken en alle grote godsdiensten van de wereld en ik heb ze uitgenodigd om eensgezind getuigenis af te leggen van de gemeenschappelijke overtuigingen over de waardigheid van de mens die door God geschapen is. vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 47[[[350|47]]] Want ik ben overtuigd dat de godsdiensten nu en in de toekomst een vooraanstaande rol zullen vervullen voor het behoud van de vrede en voor de opbouw van een menswaardige maatschappij.
De bereidheid tot dialoog en samenwerking geldt anderzijds voor alle mensen van goede wil en in het bijzonder voor de personen en de groepen die een specifieke verantwoordelijkheid hebben op politiek, economisch en sociaal gebied, op nationaal zowel als internationaal niveau.
Paus Leo XIII heeft echter met smart geconstateerd dat de ideologieën van zijn tijd, speciaal het liberalisme en het marxisme, die samenwerking weigerden. Intussen zijn vele zaken veranderd, vooral in de laatste jaren. De wereld van nu is er zich steeds meer van bewust dat de oplossing van ernstige nationale en internationale problemen niet alleen een kwestie van economische productie of van juridisch of sociale organisatie is, maar precieze ethisch-religieuze waarden vraagt en ook verandering van mentaliteit, van gedrag en structuren. De Kerk voelt zich in het bijzonder verantwoordelijk voor haar bijdrage hiertoe en er is, zoals ik in de encycliek Sollicitudo Rei Socialis[350] geschreven heb, de gefundeerde hoop dat ook de talrijke groep van hen die geen godsdienst belijden, kan bijdragen tot het geven van de noodzakelijke ethische fundering aan het sociale vraagstuk. vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 38[[[350|38]]]
In dat document[350] heb ik ook een oproep gericht tot de christelijke kerken en alle grote godsdiensten van de wereld en ik heb ze uitgenodigd om eensgezind getuigenis af te leggen van de gemeenschappelijke overtuigingen over de waardigheid van de mens die door God geschapen is. vgl: Sollicitudo Rei Socialis, 47[[[350|47]]] Want ik ben overtuigd dat de godsdiensten nu en in de toekomst een vooraanstaande rol zullen vervullen voor het behoud van de vrede en voor de opbouw van een menswaardige maatschappij.
De bereidheid tot dialoog en samenwerking geldt anderzijds voor alle mensen van goede wil en in het bijzonder voor de personen en de groepen die een specifieke verantwoordelijkheid hebben op politiek, economisch en sociaal gebied, op nationaal zowel als internationaal niveau.
Referenties naar alinea 60: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Caritas in Veritate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
61
Het was het "bijna slafelijke juk" aan het begin van de industriële maatschappij dat mijn voorganger dwong het woord te nemen ter verdediging van de mens. In de afgelopen honderd jaren is de Kerk trouw gebleven aan deze taak! Zij is inderdaad tussenbeide gekomen in de turbulente periode van de klassenstrijd na de Eerste Wereldoorlog, om de mens te verdedigen tegen de economische uitbuiting en tegen de tirannie van de totalitaire systemen. Na de Tweede Wereldoorlog heeft zij de waardigheid van de mens centraal gesteld in haar sociale boodschappen en aangedrongen op de universele bestemming van de materiële goederen, op een sociale orde zonder onderdrukking en gebaseerd op de geest van samenwerking en solidariteit. Vervolgens heeft zij aanhoudend bevestigd dat de mens en de maatschappij niet alleen de materiële goederen nodig hebben, maar ook de geestelijke en godsdienstige waarden. Aangezien zij zich steeds beter bewust is dat talrijke mensen niet in de welvaart van de westerse wereld leven, maar in de ellende van de ontwikkelingslanden en aan een situatie onderhevig zijn welke nog die van het "bijna slafelijke juk" is, heeft zij zich bovendien verplicht gevoeld en voelt zij zich verplicht die realiteit met alle duidelijkheid en vrijmoedigheid aan te klagen, ook al weet zij dat haar roepen niet steeds door allen gunstig ontvangen zal worden.
Honderd jaren na de publicatie van de encycliek Rerum Novarum[651] staat de Kerk nog steeds voor "nieuwe dingen" en nieuwe uitdagingen. Daarom moet het eeuwfeest alle mensen van goede wil, in het bijzonder de gelovigen, bevestigen in hun inzet.
Honderd jaren na de publicatie van de encycliek Rerum Novarum[651] staat de Kerk nog steeds voor "nieuwe dingen" en nieuwe uitdagingen. Daarom moet het eeuwfeest alle mensen van goede wil, in het bijzonder de gelovigen, bevestigen in hun inzet.
Referenties naar alinea 61: 1
Caritas in Veritate ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
62
Mijn encycliek heeft naar het verleden willen kijken, maar is toch vooral gericht op de toekomst. Zoals de encycliek Rerum Novarum[651] staat zij bijna op de tempel van een nieuwe eeuw en zij wil met Gods hulp de komst ervan voorbereiden.
De echte en eeuwige "nieuwheid van de dingen" in iedere tijd komt uit de oneindige macht van God die zegt: "Zie, Ik maak alles nieuw" (Openb. 21, 5)[b:Openb. 21, 5]. Dat zijn woorden die betrekking hebben op de voleinding van de geschiedenis als Christus "het koningschap aan God de Vader zal overdragen (...), opdat God alles in alles zij" (1 Kor. 15, 24.28)[b:1 Kor. 15, 24.28]. Maar de christenen weet goed dat de nieuwheid die wij in haar volheid verwachten bij de wederkomst van de Heer, aanwezig is vanaf de schepping van de wereld en meer eigenlijk vanaf het moment waarop God mens is geworden in Jezus Christus en met Hem en voor Hem een "nieuwe schepping" heeft gemaakt (2 Kor. 5, 17; Gal. 6, 15)[[b:2 Kor. 5, 17; Gal. 6, 15]].
Aan het slot van deze encycliek dank ik de almachtige God die aan zijn Kerk het licht en de kracht heeft gegeven om de mens te begeleiden op zijn aardse tocht naar zijn eeuwige bestemming. Ook in het derde millennium zal de Kerk trouw de weg van de mens tot de hare maken, in het bewustzijn dat zij niet alleen voortgaat, maar met Christus haar Heer. Hij heeft de weg van de mens tot de zijne gemaakt en Hij leidt de mens ook als deze zich er niet van bewust is.
De echte en eeuwige "nieuwheid van de dingen" in iedere tijd komt uit de oneindige macht van God die zegt: "Zie, Ik maak alles nieuw" (Openb. 21, 5)[b:Openb. 21, 5]. Dat zijn woorden die betrekking hebben op de voleinding van de geschiedenis als Christus "het koningschap aan God de Vader zal overdragen (...), opdat God alles in alles zij" (1 Kor. 15, 24.28)[b:1 Kor. 15, 24.28]. Maar de christenen weet goed dat de nieuwheid die wij in haar volheid verwachten bij de wederkomst van de Heer, aanwezig is vanaf de schepping van de wereld en meer eigenlijk vanaf het moment waarop God mens is geworden in Jezus Christus en met Hem en voor Hem een "nieuwe schepping" heeft gemaakt (2 Kor. 5, 17; Gal. 6, 15)[[b:2 Kor. 5, 17; Gal. 6, 15]].
Aan het slot van deze encycliek dank ik de almachtige God die aan zijn Kerk het licht en de kracht heeft gegeven om de mens te begeleiden op zijn aardse tocht naar zijn eeuwige bestemming. Ook in het derde millennium zal de Kerk trouw de weg van de mens tot de hare maken, in het bewustzijn dat zij niet alleen voortgaat, maar met Christus haar Heer. Hij heeft de weg van de mens tot de zijne gemaakt en Hij leidt de mens ook als deze zich er niet van bewust is.
Moge Maria, de Moeder van de Verlosser,
die aan Christus’ zijde blijft op zijn tocht naar de mensen
en met de mensen en de Kerk voorgaat
op de pelgrimstocht van het geloof,
met haar moederlijke voorspraak de mensheid
naar het volgende millennium begeleiden
in trouw aan Hem die
"dezelfde is gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid" (Heb. 13, 8)[b:Heb. 13, 8],
Jezus Christus Onze Heer,
in wiens naam ik allen van harte zegen.Gegeven te Rome, bij Sint Petrus, op 1 mei, gedachtenis van de heilige Jozef, arbeider, van het jaar 1991, het dertiende van mijn pontificaat.
Paus Johannes Paulus PP. II
Referenties naar alinea 62: 1
Caritas in Veritate ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 18
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/3-centesimus-annus-nl