Caritate Christi Compulsi
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Caritate Christi Compulsi
Over het gebed en het eerherstel aan het Heilig Hart van Jezus te brengen in de tegenwoordige beproevingen der mensheid
Paus Pius XI
23 mei 1932
Pauselijke geschriften - Encyclieken
Ecclesia Docens uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
23 mei 1932
15 maart 2010
1685
nl
Referenties naar dit document: 4
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
Aan Onze Eerbiedwaardige Broeders, de Patriarchen, Primaten, Aartsbisschoppen, Bisschoppen en andere plaatselijke Ordinarii, die in vrede en gemeenschap leven met de Apostolische Stoel. Eerbiedwaardige Broeders, Heil en Apostolische Zegen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
1
Aangedreven door de liefde van Christus, hebben Wij in Onze encycliek „Nova impendet[2990]" van de tweede Oktober van het vorig jaar alle gelovigen en alle goedgezinden opgeroepen tot een wedijver in liefde en hulpbetoon om de verschrikkelijke gevolgen van de economische crisis, die de maatschappij momenteel te doorworstelen heeft, enigszins te verzachten. Onze oproep is met een haast verrassende en wonderbaarlijk blijde eensgezindheid door de vrijgevigheid en activiteit van allen beantwoord. Door de steeds stijgende nood is echter het aantal gedwongen werkelozen nagenoeg overal aangegroeid. Daar revolutionaire elementen van deze rampspoed misbruik maken ten voordele van hun partij, raakt de openbare orde steeds meer in het gedrang en bedreigen terreur en anarchie de menselijke samenleving allerernstigst. In deze omstandigheden richten Wij Ons wederom, door dezelfde liefde van Christus gedreven, tot U, Eerbiedwaardige Broeders, de U toevertrouwde gelovigen en tot alle mensen der gehele wereld met de dringende vermaning tot ieder in het bijzonder, om zich eensgezind en krachtig te weren tegen de onheilen, waaronder de burgerlijke samenleving nu gebukt gaat en tegen de nog ernstigere, die in de toekomst dreigen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Nood der tijden
2
Als wij de lange reeks van smartelijke rampen, die ongelukkige nasleep van de zonde, waardoor de weg van den gevallen mens in dit sterfelijk leven als 't ware regelmatig wordt gekenmerkt, aan ons geestesoog laten voorbijgaan, zullen wij sedert de zondvloed nauwelijks een zo diepe, zo algemene, geestelijke en materiële nood aantreffen, als waarvan wij heden getuige zijn. Zelfs de ergste rampspoeden en onheilen, wier spoor ten eeuwigen dage getrokken staat in de historie en het leven der naties hebben nu eens dit dan weer dat volk getroffen. Doch in deze tijd wordt het gehele mensdom zo zeer gedrukt én door geldnood en door de benauwenis van de economische toestand, dat het er des te meer in verward raakt, naar gelang het er zich met grotere inspanning uit tracht te bevrijden. Daardoor is er geen natie, geen stad, geen gemeenschap en geen familie meer, die niet in meerdere of mindere mate ofwel zelf onder rampspoed gebukt gaat ofwel in de ondergang van anderen dreigt te worden meegesleurd. Zelfs zij, alhoewel weinigen, die, vanwege hun onmetelijke rijkdom, het lot der wereld schijnen te beheersen; zij, alhoewel weinigen, die in dienst van mateloze winzucht voor een groot deel de oorzaak waren en zijn van zo groot onheil, zelfs zij gaan niet zelden in deze rampen smaadvol te gronde, goederen en fortuin van talloos velen in hun ondergang meesleurend, zodat wij op de vreselijkste wijze aan de hele wereld bewaarheid zien, hetgeen de H. Geest over elke zondaar in 't bijzonder heeft gezegd: „Waarin iemand zondigt, daarin wordt hij ook gestraft" (Wijsh. 11, 17)[b:Wijsh. 11, 17].
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Hoofdschuld is de begeerlijkheid.
Allerinnigst met deze betreurenswaardige toestand begaan, gevoelen Wij Ons noodzakelijk gedrongen, in de mate van Onze zwakheid, uiting te geven aan de liefdegevoelens van Jezus' H. Hart, terwijl ook wij uitroepen: „Ik heb medelijden met de schare" (Mc. 8, 2-3)[b:Mc. 8, 2-3]. Bovenal is echter te betreuren de wortel zelf, waaruit deze aller-ellendigste toestand voortspruit! Indien immers ooit het woord van den H. Geest, door den Apostel Paulus verkondigd, dat nl. „de begeerlijkheid de wortel is van alle kwaad" (1 Tim. 6, 10)[b:1 Tim. 6, 10] ten volle op de werkelijkheid slaat, dan zeker heden.
Is niet de drift naar vergankelijke goederen, zelfs door een heidens dichter terecht als „gevloekte gouddorst", "auri sacra fames" gebrandmerkt; is niet het verderfelijke eigenbelang maar al te vaak de enige drijfveer bij het behartigen van de noodwendigheden zowel van de individuen als van de staten onderling; is niet de begeerlijkheid, onder welke naam of vorm dan ook, de voornaamste oorzaak, waardoor wij met deernis het mensdom aan de hand van de ondergang gebracht zien? Vandaar dat onderling wantrouwen, dat alle menselijke samenwerking tot onvruchtbaarheid doemt; vandaar die naijver, die het voordeel van een ander als eigen nadeel aanziet; vandaar dat verderfelijke, mateloze eigenbelang, dat alles uitsluitend ordent en ondergeschikt maakt aan eigen voordeel, terwijl het belang van anderen verwaarloosd en vertreden wordt; vandaar ten slotte die onrechtvaardige wanverhouding in de verdeling van goederen, waardoor de rijkdommen van de samenleving zich opeenhopen in de handen van enkele privé-personen, die, — Wij wezen hier het vorig jaar op in onze encycliek „Quadragesimo Anno[652]" —, tot onmetelijk nadeel der volken de gehele wereldeconomie naar willekeur beheersen.
Allerinnigst met deze betreurenswaardige toestand begaan, gevoelen Wij Ons noodzakelijk gedrongen, in de mate van Onze zwakheid, uiting te geven aan de liefdegevoelens van Jezus' H. Hart, terwijl ook wij uitroepen: „Ik heb medelijden met de schare" (Mc. 8, 2-3)[b:Mc. 8, 2-3]. Bovenal is echter te betreuren de wortel zelf, waaruit deze aller-ellendigste toestand voortspruit! Indien immers ooit het woord van den H. Geest, door den Apostel Paulus verkondigd, dat nl. „de begeerlijkheid de wortel is van alle kwaad" (1 Tim. 6, 10)[b:1 Tim. 6, 10] ten volle op de werkelijkheid slaat, dan zeker heden.
Is niet de drift naar vergankelijke goederen, zelfs door een heidens dichter terecht als „gevloekte gouddorst", "auri sacra fames" gebrandmerkt; is niet het verderfelijke eigenbelang maar al te vaak de enige drijfveer bij het behartigen van de noodwendigheden zowel van de individuen als van de staten onderling; is niet de begeerlijkheid, onder welke naam of vorm dan ook, de voornaamste oorzaak, waardoor wij met deernis het mensdom aan de hand van de ondergang gebracht zien? Vandaar dat onderling wantrouwen, dat alle menselijke samenwerking tot onvruchtbaarheid doemt; vandaar die naijver, die het voordeel van een ander als eigen nadeel aanziet; vandaar dat verderfelijke, mateloze eigenbelang, dat alles uitsluitend ordent en ondergeschikt maakt aan eigen voordeel, terwijl het belang van anderen verwaarloosd en vertreden wordt; vandaar ten slotte die onrechtvaardige wanverhouding in de verdeling van goederen, waardoor de rijkdommen van de samenleving zich opeenhopen in de handen van enkele privé-personen, die, — Wij wezen hier het vorig jaar op in onze encycliek „Quadragesimo Anno[652]" —, tot onmetelijk nadeel der volken de gehele wereldeconomie naar willekeur beheersen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Overdreven vaderlandsliefde
Als men de gewettigde liefde voor zijn vaderland misbruikt en de aan zijn natie verschuldigde gevoelens van genegenheid overdrijft (een genegenheid, welke een goed-geordende christelijke liefde niet alleen niet afkeurt, maar zelfs door haar voorschriften heiligt en verstevigt) en een zodanige liefde tot zichzelf en de zijnen al te zeer laat indringen in de onderlinge verhoudingen en belangen der volken, bestaat er geen buitensporigheid meer die niet van schuld is vrij te pleiten. Het gaat zelfs zover, dat iets, door privé-personen bedreven, naar aller overtuiging voor een laakbare misdaad wordt gehouden, als eerzaam en lofwaardig wordt beschouwd, indien de vaderlandsliefde in het geding wordt gebracht. Aldus komt noodzakelijk in plaats van de goddelijke wet der broederlijke liefde, die alle geslachten en volken tot één familie samenbindt onder één Vader in de hemel, een voor allen verderfelijke haat; aldus worden ten slotte de traditionele normen ontwricht en vernietigd, die de grondslagen vormden voor de dienst van God en de trouwe naleving van Zijn wet tot levenskrachtige bloei en allerveiligste steun van de Staat. Nu streven, — hetgeen wij de gevaarlijkste van alle rampen zouden willen noemen —, de omverwerpers van elke orde, of dezen nu communisten genoemd worden of een andere naam dragen, die bij de huidige zedelijke ontwrichting de geweldige benardheden van het economisch leven op de spits drijven, er met de hoogste vermetelheid naar om, na alle remmen over het verstand te hebben uitgeschakeld en alle banden zowel van de menselijke als van de goddelijke wet te hebben verbroken, de afschuwelijkste strijd tegen alle godsdienst, ja tegen God zelf te voeren. Zij stellen zich ten doel om elke godsdienstige kennis en elk godsdienstig gevoel uit de geest der mensen, reeds vanaf hun prille jeugd te doen verdwijnen. Zij weten immers veel te goed, zich alles te kunnen aanmatigen als de goddelijke wet en de goddelijke leer eenmaal uit de harten der mensen zijn weggenomen. Zo zien wij 'dan ook voor onze ogen gebeuren, hetgeen de geschiedenis nog nooit heeft waargenomen, dat rampzalige mensen, door een afschuwelijke woede bezeten, onbeschaamd de strijdvaan tegen God en tegen elke godsdienst heffen, waar ter wereld en tegen welk volk dan ook.
Als men de gewettigde liefde voor zijn vaderland misbruikt en de aan zijn natie verschuldigde gevoelens van genegenheid overdrijft (een genegenheid, welke een goed-geordende christelijke liefde niet alleen niet afkeurt, maar zelfs door haar voorschriften heiligt en verstevigt) en een zodanige liefde tot zichzelf en de zijnen al te zeer laat indringen in de onderlinge verhoudingen en belangen der volken, bestaat er geen buitensporigheid meer die niet van schuld is vrij te pleiten. Het gaat zelfs zover, dat iets, door privé-personen bedreven, naar aller overtuiging voor een laakbare misdaad wordt gehouden, als eerzaam en lofwaardig wordt beschouwd, indien de vaderlandsliefde in het geding wordt gebracht. Aldus komt noodzakelijk in plaats van de goddelijke wet der broederlijke liefde, die alle geslachten en volken tot één familie samenbindt onder één Vader in de hemel, een voor allen verderfelijke haat; aldus worden ten slotte de traditionele normen ontwricht en vernietigd, die de grondslagen vormden voor de dienst van God en de trouwe naleving van Zijn wet tot levenskrachtige bloei en allerveiligste steun van de Staat. Nu streven, — hetgeen wij de gevaarlijkste van alle rampen zouden willen noemen —, de omverwerpers van elke orde, of dezen nu communisten genoemd worden of een andere naam dragen, die bij de huidige zedelijke ontwrichting de geweldige benardheden van het economisch leven op de spits drijven, er met de hoogste vermetelheid naar om, na alle remmen over het verstand te hebben uitgeschakeld en alle banden zowel van de menselijke als van de goddelijke wet te hebben verbroken, de afschuwelijkste strijd tegen alle godsdienst, ja tegen God zelf te voeren. Zij stellen zich ten doel om elke godsdienstige kennis en elk godsdienstig gevoel uit de geest der mensen, reeds vanaf hun prille jeugd te doen verdwijnen. Zij weten immers veel te goed, zich alles te kunnen aanmatigen als de goddelijke wet en de goddelijke leer eenmaal uit de harten der mensen zijn weggenomen. Zo zien wij 'dan ook voor onze ogen gebeuren, hetgeen de geschiedenis nog nooit heeft waargenomen, dat rampzalige mensen, door een afschuwelijke woede bezeten, onbeschaamd de strijdvaan tegen God en tegen elke godsdienst heffen, waar ter wereld en tegen welk volk dan ook.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Ofschoon er in de loop der tijden altijd slechte mensen geweest zijn en slechte individuen, die Gods bestaan ontkenden, waren zij toch maar klein in getal en op zichzelf staande, bang om hun bedorven geest meer in het openbaar te tonen of menend, dat het niet opportuun was hun ideeën openlijk te verkondigen. Dit heeft de Psalmist blijkbaar reeds willen vastleggen, toen hij, onder goddelijke inspiratie schreef: „Er is geen God, zegt de dwaas in zijn hart" (Ps. 13, 1)[b:Ps. 13, 1], alsof hij den goddeloze als een eenling onder de menigte wilde voorstellen, die wel ontkent, dat zijn Schepper God is, maar die deze misdaad toch in het diepst van zijn hart wil verbergen. In onze tijd echter wordt deze funeste dwaling, die onder het volk reeds breed om zich heen grijpt, zelfs op de scholen ongemerkt geleerd en in de theaters openlijk uitgesproken. En om haar nog verder te kunnen verspreiden benutten haar propagandisten de meest moderne uitvindingen: de film, het gezongen en gesproken woord op grammofoonplaat, de radio. In eigen drukkerijen vervaardigen zij vlugschriften in alle talen. Zij houden feestelijke optochten en spreiden de bewijzen van hun schandelijk geloof openlijk ten toon. En dit is nog niet alles! Verdeeld over en stevig georganiseerd in politieke, economische en militaire bonden, wijden zij zich geheel aan dit misdadig werk toe, met name hun propagandisten, zowel in vergaderingen als door het verspreiden van plaatwerk, brochures en alle andere middelen om hun ideeën openlijk en in alle rangen en standen te kunnen doen doordringen. Om hierin nog beter te slagen, zetten zij hun actie, gesteund door het gezag en de arbeid van hun universiteiten, met zulk een zenuwslopende ijver door, dat zij, die zich argeloos bij hen komen aansluiten, geheel in hun netten gevangen raken. Als Wij deze vernuftige vindingrijkheid, geheel in dienst gesteld van een zo goddeloos iets, overdenken, komt Ons in de geest en op de lippen het diep weemoedige woord van Christus, onze Heer: „De kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger in hun geslacht dan de kinderen des lichts" (Lc. 16, 8)[b:Lc. 16, 8].
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Ziet, hoe de leiders en ontwerpers van deze atheïstische campagne, van de huidige algemene ellende gebruik makend, door misdadige redeneringen, God en de godsdienst als de oorzaak van alle rampen voorstellen. Hoe zij zelfs het geheiligde Kruis van Christus, dit teken van nederigheid en armoede, op één lijn stellen met de symbolen van het moderne imperialisme, alsof de godsdienst met die duistere machten instemde, die zoveel ellende in de wereld gebracht hebben. Daarom pogen zij, — en wel met een verderfelijk succes —, deze lage strijd tegen God met de strijd voor het dagelijks brood te verbinden, met het verlangen naar particulier bezit, naar een billijk loon, een passende woning, naar een, in één woord gezegd, menswaardige levenspositie. Bedenkt hierbij nog, dat zij met overschrijding van alle grenzen, de wettige begeerten der natuur gelijk willen stellen met de ongebreidelde hartstochten, hetgeen zo geheel en al met hun leer en princiepen overeenstemt. Alsof de door God vastgelegde eeuwige wetten de mensen van hun geluk zouden afhouden, terwijl zij er toch juist de zekerste bewerkers en waarborgen van zijn. Alsof de menselijke krachten met de middelen van de moderne techniek tegen de almachtige Wil van den algoeden Opperheer een nieuwe en betere orde van zaken tot stand zouden kunnen brengen!
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Het is diep betreurenswaardig, dat zo onnoemelijk veel mensen, menend, voor hun levensbestaan en voor de beschaving te strijden, — hetgeen geenszins het geval is —, zich bij dergelijke dwalingen aansluiten en lasterend tegen God en godsdienst optreden. En dit niet alleen tegen het katholicisme, maar tegen elke religie, die God als Schepper van de zichtbare wereld en als Opperste Bestuurder van alles erkennen. De geheime sekten, die krachtens hun aard natuurlijk steeds de vijanden van God en de Kerk, wie die ook zijn mogen, steunen, aarzelen niet, de gloed van deze dolzinnige haat steeds weer aan te wakkeren, waaruit voor geen enkele burgerlijke samenleving rust of geluk kan voortkomen, doch die onvermijdelijk tot ondergang der staten moet leiden.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Terwijl deze nieuwe vorm van atheïsme aldus de sterkste menselijke hartstochten ontketent, heeft het de onbeschaamdheid te verklaren, dat er geen vrede of geluk op aarde zullen heersen, vooraleer het laatste spoor van de godsdienst radicaal is uitgeroeid en de laatste bedienaar van de godsdienst verjaagd. Als konden zij de heerlijke lofzang, waarmede al het geschapene „de lof van den Schepper bezingt" (Ps. 18, 2)[b:Ps. 18, 2], het stilzwijgen opleggen!
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Hoopvolle verschijnselen
9
Wij weten zeer goed, Eerbiedwaardige Broeders, dat al deze pogingen verijdeld zullen worden, daar het ongetwijfeld zover komen zal, dat op de door Hem bepaalde dag „God zal oprijzen en Zijn vijanden verstrooid zullen worden" (Ps. 67, 8)[b:Ps. 67, 8]; Wij weten, dat de poorten der hel nooit zullen overwinnen" (Mt. 16, 18)[b:Mt. 16, 18]; Wij weten, dat Christus voorzegd heeft: dat Hij „de aarde met de roede van Zijn woord" zal tuchtigen en „met de adem van Zijn mond" den boze doden (Jes. 11, 4)[b:Jes. 11, 4]; en dat zonder twijfel voor deze rampzaligen het vreselijk uur zal komen, dat zij zullen vallen in de handen van den levenden God" (Hebr. 10, 31)[b:Hebr. 10, 31].
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Eensgezinde waakzaamheid nodig
In deze onwankelbare hoop op de eindoverwinning van God en van de Kerk worden Wij dagelijks versterkt (hoe oneindig is Gods goedheid!) door de edele vurigheid van ontelbare zielen, die zich geheel naar God toekeren, gelijk Wij bij alle volken en in iedere samenleving mogen constateren. Inderdaad uit zich thans in alle landen een krachtige werking van den H. Geest, die vooral de jeugd aanzet om de hogere idealen van de christelijke levenswet na te streven, haar verheffend boven het menselijk opzicht en haar bezielend tot iedere, zelfs de meest heldhaftige daad; ja, een goddelijke genadestoot, zeggen Wij, schudt alle zielen wakker, zelfs de onwillige en daar zij een diepe bekommernis in hen gaande maakt, verwekt zij zelfs een dorst naar God bij hen, die zich deze dorst niet durven bekennen. Ook aan Onze oproep tot de leken om in het verband van de Katholieke Actie deelgenoot te worden van het hiërarchisch Apostolaat, hebben overal ter wereld zeer vele volgzame en edelmoedige zielen gehoor gegeven; zowel in steden als in dorpen groeit het getal van hen met de dag aan, die, terwijl zij al hun krachten inspannen ter verdediging der christelijke wetten en haar naleving in het openbaar, de waarheid van hun woorden door een onbesproken gedrag trachten te bevestigen. Bij het zien van zo grote goddeloosheid, van zo grote versmading van de heiligste gebruiken, zo grote verachting van de goddelijke Majesteit, kunnen Wij Ons, Eerbiedwaardige Broeders, niet onthouden, uiting te geven aan de grievende smart, die Wij gevoelen en, — de stem van Ons apostolisch hart verheffend, — de vertreden goddelijke rechten en de heiligste gevoelens van het mensenhart, dat zo hunkert naar God, te verdedigen. Dit des te meer, daar deze, met een duivelse geest bezielde strijdscharen, niet alleen door groot misbaar, doch ook met vereende krachten hun plannen zo spoedig mogelijk trachten te verwezenlijken. Wee het menselijk geslacht, als God, zo zeer door Zijn schepselen gesmaad, aan deze beukende golfslag zijn verwoestende kracht zou laten en ze als gesels zou gebruiken om de wereld te tuchtigen.
In deze onwankelbare hoop op de eindoverwinning van God en van de Kerk worden Wij dagelijks versterkt (hoe oneindig is Gods goedheid!) door de edele vurigheid van ontelbare zielen, die zich geheel naar God toekeren, gelijk Wij bij alle volken en in iedere samenleving mogen constateren. Inderdaad uit zich thans in alle landen een krachtige werking van den H. Geest, die vooral de jeugd aanzet om de hogere idealen van de christelijke levenswet na te streven, haar verheffend boven het menselijk opzicht en haar bezielend tot iedere, zelfs de meest heldhaftige daad; ja, een goddelijke genadestoot, zeggen Wij, schudt alle zielen wakker, zelfs de onwillige en daar zij een diepe bekommernis in hen gaande maakt, verwekt zij zelfs een dorst naar God bij hen, die zich deze dorst niet durven bekennen. Ook aan Onze oproep tot de leken om in het verband van de Katholieke Actie deelgenoot te worden van het hiërarchisch Apostolaat, hebben overal ter wereld zeer vele volgzame en edelmoedige zielen gehoor gegeven; zowel in steden als in dorpen groeit het getal van hen met de dag aan, die, terwijl zij al hun krachten inspannen ter verdediging der christelijke wetten en haar naleving in het openbaar, de waarheid van hun woorden door een onbesproken gedrag trachten te bevestigen. Bij het zien van zo grote goddeloosheid, van zo grote versmading van de heiligste gebruiken, zo grote verachting van de goddelijke Majesteit, kunnen Wij Ons, Eerbiedwaardige Broeders, niet onthouden, uiting te geven aan de grievende smart, die Wij gevoelen en, — de stem van Ons apostolisch hart verheffend, — de vertreden goddelijke rechten en de heiligste gevoelens van het mensenhart, dat zo hunkert naar God, te verdedigen. Dit des te meer, daar deze, met een duivelse geest bezielde strijdscharen, niet alleen door groot misbaar, doch ook met vereende krachten hun plannen zo spoedig mogelijk trachten te verwezenlijken. Wee het menselijk geslacht, als God, zo zeer door Zijn schepselen gesmaad, aan deze beukende golfslag zijn verwoestende kracht zou laten en ze als gesels zou gebruiken om de wereld te tuchtigen.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Het gewicht van de strijd
Zo is het dus noodzakelijk, Eerbiedwaardige Broeders, „dat wij onvermoeid een muur voor Israël optrekken" (Ez. 13, 5)[b:Ez. 13, 5] door ook zelf al onze krachten in één aaneengesloten front te verenigen tegen de goddeloze legerscharen, die aan God evenzeer vijandig zijn als aan de menselijke vrijheid. In deze strijd toch wordt beslist over de belangrijkste levensvraag, die aan onze menselijke vrije wil kan gesteld worden: voor of tegen God. Ziedaar wederom een vraagstuk, waarvan het lot der gehele wereld afhangt; want bij alles, bij politiek en economie, bij moraal, wetenschap en kunst, in het staatsbestuur en bij de huiselijke en burgerlijke samenleving, in Oost en West, overal doet zich de vraag voor, waarvan de consequenties van het grootste gewicht zijn. Dientengevolge worden zelfs de leiders van hen, die maar steeds met hun materialistische wereldbeschouwing komen aandragen en er zich op beroemen als zeker bewezen te hebben, dat er geen God is, toch gedwongen telkens opnieuw over God te redetwisten, Dien zij reeds op zij geschoven waanden.
Zo is het dus noodzakelijk, Eerbiedwaardige Broeders, „dat wij onvermoeid een muur voor Israël optrekken" (Ez. 13, 5)[b:Ez. 13, 5] door ook zelf al onze krachten in één aaneengesloten front te verenigen tegen de goddeloze legerscharen, die aan God evenzeer vijandig zijn als aan de menselijke vrijheid. In deze strijd toch wordt beslist over de belangrijkste levensvraag, die aan onze menselijke vrije wil kan gesteld worden: voor of tegen God. Ziedaar wederom een vraagstuk, waarvan het lot der gehele wereld afhangt; want bij alles, bij politiek en economie, bij moraal, wetenschap en kunst, in het staatsbestuur en bij de huiselijke en burgerlijke samenleving, in Oost en West, overal doet zich de vraag voor, waarvan de consequenties van het grootste gewicht zijn. Dientengevolge worden zelfs de leiders van hen, die maar steeds met hun materialistische wereldbeschouwing komen aandragen en er zich op beroemen als zeker bewezen te hebben, dat er geen God is, toch gedwongen telkens opnieuw over God te redetwisten, Dien zij reeds op zij geschoven waanden.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Derhalve smeken Wij in den Heer, zowel alle mensen afzonderlijk alsook de Staten, om, waar zulke belangrijke levensvragen op het spel staan, waar voor het behoud van het mensdom zulke geweldige beslissingen aanstaande zijn, die minderwaardige gemakzucht en ongeregelde eigenliefde af te leggen, die de scherpste geesten zelfs afstompt en alle voornemens, zelfs de alleredelste, te niet doet, zo gauw deze ook maar enigszins de enge grenzen van het egoïsme willen overschrijden. O, mochten allen zich toch verenigen, ook al kost dit zware offers, om zich zelf en de mensheid te redden. Bij zulk een samengaan van alle feesten en krachten, dienen zij vooral de eerste plaats in te nemen, die zich op de naam van christen mogen beroemen, gedachtig het heerlijk voorbeeld uit de tijd der Apostelen, toen alle gelovigen één van hart en één van zin waren (Hand. 4, 32)[[b:Hand. 4, 32]]; doch ook de anderen, in zo verre zij een God erkennen en Hem eerlijk en oprecht vereren, moeten zich inspannen om het ontzettend gevaar, dat allen bedreigt, van het mensdom af te weren. Daar iedere menselijke autoriteit noodzakelijk moet steunen op de erkenning van God als hechte grondslag van iedere burgerlijke samenleving, dienen zij, die niet de ontwrichting en ontbinding van alle wetten en normen wensen, er met ijver naar te streven, dat de vijanden van alle religie hun hartstochtelijk en openlijk verkondigde plannen niet kunnen verwezenlijken.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Middelen tot herstel
Wij weten, Eerbiedwaardige Broeders, dat wij in deze strijd om de altaren ook alle menselijk geoorloofde wapenen, die ons ten dienste staan, moeten gebruiken. Daarom zijn Wij, op het voetspoor van Onze roemrijke voorganger Leo XIII z.g. in Onze Encycliek „Quadragesimo Anno[652]" voor een meer billijke verdeling van de aardse goederen zo nadrukkelijk opgekomen; Wij gaven daarin aan, wat op de meest afdoende wijze aan de gehele menselijke samenleving gezondheid en bloei, en aan de werkende stand rust en vrede kan terugschenken. Daar immers door den Schepper aller dingen in de zielen van de stervelingen een zeer sterk verlangen is gelegd om reeds op aarde een eerzaam geluk te verwerven, heeft de christelijke zedenwet altijd de rechtmatige pogingen om de ware wetenschap te bevorderen en den mens voortdurend langs het rechte pad naar verdere ontwikkeling op te voeren, gewaardeerd en met alle kracht gestimuleerd.
Wij weten, Eerbiedwaardige Broeders, dat wij in deze strijd om de altaren ook alle menselijk geoorloofde wapenen, die ons ten dienste staan, moeten gebruiken. Daarom zijn Wij, op het voetspoor van Onze roemrijke voorganger Leo XIII z.g. in Onze Encycliek „Quadragesimo Anno[652]" voor een meer billijke verdeling van de aardse goederen zo nadrukkelijk opgekomen; Wij gaven daarin aan, wat op de meest afdoende wijze aan de gehele menselijke samenleving gezondheid en bloei, en aan de werkende stand rust en vrede kan terugschenken. Daar immers door den Schepper aller dingen in de zielen van de stervelingen een zeer sterk verlangen is gelegd om reeds op aarde een eerzaam geluk te verwerven, heeft de christelijke zedenwet altijd de rechtmatige pogingen om de ware wetenschap te bevorderen en den mens voortdurend langs het rechte pad naar verdere ontwikkeling op te voeren, gewaardeerd en met alle kracht gestimuleerd.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Het gebed
Daar echter, Eerbiedwaardige Broeders, tegen deze waarlijk satanische godsdiensthaat, die ons het bekende „mysterie van boosheid" (2 Tess. 2, 7)[b:2 Tess. 2, 7] van Sint Paulus voor de geest roept, alleen menselijke hulp en menselijke wijsheid niet voldoende zijn, menen Wij in Ons apostolisch ministerie te kort te schieten, als Wij zouden nalaten, den mens de wonderlijke geheimen van het licht te tonen, welke alleen die kracht verbergen en in zich besloten houden om de ongebreidelde machten der duisternis te overwinnen. Toen immers Jezus, Onze Heer, na Zijn terugkeer van de verheerlijking op de Thabor, een knaap, door den duivel gekweld, genezen had, gaf Hij Zijn leerlingen, die hem niet konden helpen, op hun nederig vragen: „Waarom hebben wij den duivel niet kunnen uitdrijven?", dit waarlijk merkwaardige antwoord: „Dit soort wordt niet uitgedreven dan door gebed en vasten" (Mt. 17, 18-20)[b:Mt. 17, 18-20]. Deze goddelijke vermaning, Eerbiedwaardige Broeders, achten Wij ook volkomen van toepassing juist op de kwalen van onze tijd, daar ook deze immers niet anders dan „door bidden en vasten" genezen kunnen worden.
Daar echter, Eerbiedwaardige Broeders, tegen deze waarlijk satanische godsdiensthaat, die ons het bekende „mysterie van boosheid" (2 Tess. 2, 7)[b:2 Tess. 2, 7] van Sint Paulus voor de geest roept, alleen menselijke hulp en menselijke wijsheid niet voldoende zijn, menen Wij in Ons apostolisch ministerie te kort te schieten, als Wij zouden nalaten, den mens de wonderlijke geheimen van het licht te tonen, welke alleen die kracht verbergen en in zich besloten houden om de ongebreidelde machten der duisternis te overwinnen. Toen immers Jezus, Onze Heer, na Zijn terugkeer van de verheerlijking op de Thabor, een knaap, door den duivel gekweld, genezen had, gaf Hij Zijn leerlingen, die hem niet konden helpen, op hun nederig vragen: „Waarom hebben wij den duivel niet kunnen uitdrijven?", dit waarlijk merkwaardige antwoord: „Dit soort wordt niet uitgedreven dan door gebed en vasten" (Mt. 17, 18-20)[b:Mt. 17, 18-20]. Deze goddelijke vermaning, Eerbiedwaardige Broeders, achten Wij ook volkomen van toepassing juist op de kwalen van onze tijd, daar ook deze immers niet anders dan „door bidden en vasten" genezen kunnen worden.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Laten wij dus, de beperktheid van onze natuur indachtig en in de vrome overtuiging, dat wij volstrekt afhankelijk zijn van den Bestuurder aller dingen, vooral onze toevlucht nemen tot het gebed. Uit het geloof weten wij, hoe groot de kracht is van een nederig, vertrouvol en volhardend gebed; want aan geen ander goed werk heeft de almachtige God ooit zulke rijke, zulke algemene, zulke plechtige beloften willen verbinden als aan het gebed: „Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal worden opengedaan; want wie bidt, ontvangt, en wie zoekt, vindt, en hem, die klopt, wordt opengedaan" (Mt. 7, 7-8)[b:Mt. 7, 7-8]. „Voorwaar, voorwaar Ik zeg u, als gij den Vader in Mijn naam iets vraagt, het zal u gegeven worden" (Joh. 16, 23)[b:Joh. 16, 23].
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Wat kunnen wij nu in ons gebed waardiger en geschikter den aanbiddelijken Persoon van Hem, die de enige „Middelaar is tussen God en de mensen, den mens Jezus Christus, vragen, dan dat het geloof in den énen levenden en waren God niet van de aarde weggevaagd worde? Een dergelijke wijze van bidden draagt reeds ten dele in zichzelf haar vervulling; want waar iemand bidt, daar stelt hij zich in verbinding met God en houdt alleen reeds door deze daad de herinnering aan God op aarde levendig. En inderdaad, de biddende mens betuigt reeds door zijn deemoedige lichaamshouding zijn geloof in den Schepper en Heer van alles; zovaak hij dit echter niet afzonderlijk doet, maar tezamen met anderen, erkent hij daardoor den allerhoogsten en allermachtigsten Heer, die niet slechts heerst over de individuen, maar ook over de gehele menselijke samenleving.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Welk een heerlijk schouwspel biedt de biddende Kerk aan hemel en aarde, wanneer onafgebroken dag en nacht de psalmen, onder goddelijke inspiratie geschreven, op aarde weerklinken; er is geen uur van de dag, dat niet geheiligd is door een eigen liturgie; geen tijd in het menselijke leven, die niet zijn eigen plaats heeft in de dankzeggingen, lofprijzingen, gebeden en zoenoffers van de allen omvattende smeking van Christus' Mystiek Lichaam, de Kerk. En zo doet het gebed God bij de mensen tegenwoordig zijn, zoals onze goddelijke Verlosser het zelf beloofd heeft: „Waar twee of drie in Mijn naam vergaderd zijn, daar ben Ik in hun midden" (Mt. 18, 20)[b:Mt. 18, 20].
Referenties naar alinea 17: 1
Mediator Dei et hominum ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Bovendien zal de oorzaak zelf der ellende, waarover Wij boven hebben gesproken, door de ijver voor het gebed worden weggenomen, n.l. de onverzadelijke begeerte naar tijdelijke goederen. Want wie bidt, ziet naar omhoog, naar de hemelse goederen, waarmede zijn geest zich bezighoudt en waarnaar hij vurig verlangt; hij gaat geheel "op in de beschouwing van die wonderbare orde, door God ingesteld, waar in het geheel geen streven is naar ijdele glorie, geen ijdele wedijver naar een voortdurend opdrijven van het arbeidstempo. En zo zal als van zelf die juiste verhouding tussen werken èn rusten terugkeren, welke in de huidige samenleving tot groot nadeel van heel het fysieke, economische en morele leven totaal verloren is gegaan. Want als zij, die door overproductie van goederen tot werkeloosheid en armoede vervallen zijn, de verschuldigde tijd aan het gebed wilden wijden, dan zouden in korte tijd én arbeid én goederenproductie binnen redelijke grenzen gebracht worden. Eveneens zou de strijd, die het menselijk geslacht nu in twee reusachtige kampen verdeelt, strijdend voor vergankelijke goederen, veranderen in een edele en vredelievende wedloop om de hemelse en eeuwige goederen te verkrijgen.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Op dezelfde wijze zou ook de weg gebaand worden tot de zo zeer begeerde vrede, zoals de H. Paulus zo treffend zegt, wanneer hij aan zijn voorschrift om te bidden een heilig verlangen naar de vrede; en het heil van alle mensen toevoegt: „Voor alles dring ik er dus op aan, dat er gebeden, smekingen, voorbeden en dankzeggingen worden opgedragen voor alle mensen, voor koningen ook en voor alle-overheden, opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle vroomheid en eerbaarheid. Dit immers is goed en welgevallig aan God, onze Zaligmaker, die wil, dat alle mensen zalig worden en tot de kennis der waarheid geraken" (1 Tim. 2, 1-4)[b:1 Tim. 2, 1-4]. Voor allen moeten wij om vrede smeken, doch bijzonder voor hen, op wie de zeer zware taak van besturen rust. Want hoe kunnen zij hun volken de vrede brengen, wanneer zij zelf deze niet bezitten? Juist het gebed moet, gelijk de Apostel leert, de kostbare gave van de vrede schenken; het gebed, dat tot den Vader in de hemel, den Vader van alle mensen, gericht wordt; het gebed, dat de gemeenschappelijke gevoelens van die grote familie tot uiting brengt, welke door geen grenspalen van welk volk of rijk ook wordt beperkt.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Zij, die in welk staatsbestel ook dezelfden God bidden, dat het vrede moge zijn op aarde, brengen nooit de fakkel der verdeeldheid onder de volken. Mensen, die door hun gebed de goddelijke Majesteit eren, wekken bij hun volk niet de heerszucht op en voeden niet die ongeregelde vaderlandsliefde, waardoor ieder volk zijn eigen staat tot een god maakt. Zij ten slotte, die op den „God van vrede en liefde" (2 Kor. 13, 11)[b:2 Kor. 13, 11] onafgebroken hun blik gericht houden en Hem door Christus, die „onze Vrede" (Ef. 2, 14)[b:Ef. 2, 14] is, biddend naderen, zij voorwaar rusten niet, vooraleer die vrede, welke de wereld niet geven kan, door den Gever van alle goed eindelijk eens toekome aan „de mensen van goede wil" (Lc. 2, 14)[b:Lc. 2, 14].
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
De heerlijke aankondiging der Paasvreugde, de groet „Vrede zij u" (Joh. 20, 26)[b:Joh. 20, 26], waarmede Christus de Apostelen heeft toegesproken, en welke sindsdien herhaaldelijk in de heilige liturgie van de Kerk weerklinkt,x deze zelfde groet dient zo ooit dan zeker in onze tijd de terneergeslagen gemoederen der mensen op te beuren en te troosten.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Boetvaardigheid
22
Intussen dient boetvaardigheid met het gebed gepaard te gaan in liefde voor de beoefening van de christelijke boetedoening. Dit leert ons de goddelijke Meester, die ons voor alles de boetvaardigheid inprentte: „Jezus begon te prediken en te leren: Doet boetvaardigheid" (Mt. 4, 17)[b:Mt. 4, 17]. Dit leert ons bovendien de christelijke traditie en de gehele geschiedenis der Kerk. In tijden van grote rampspoed, wanneer de christenheid gebukt ging onder zware zorgen, telkens als de noodzakelijkheid van Gods hulp zich dringender deed gevoelen, hebben de gelovigen uit eigen beweging of, wat vaker het geval was, daartoe opgewekt door het voorbeeld en het vermanend woord van hun geestelijke herders, steeds weer gegrepen naar deze twee wapenen, de krachtigste in het geestelijke leven: gebed en boetvaardigheid. Door deze heilige gezindheid, waardoor het christenvolk zich onbewust laat leiden, als het tenminste niet door onruststokers van de goede weg wordt afgebracht, door deze heilige gezindheid, die ook overeenkomt met de geest van Christus, door den Apostel aangehaald (1 Kor. 2, 16)[[b:1 Kor. 2, 16]], hebben de gelovigen steeds in dergelijke gevallen terstond de behoefte gevoeld om niet alleen hun zielen van de zonde te zuiveren door de vermorzeling des harten, door het belijden van hun zonden in het sacrament der H. Biecht, maar ook om de goddelijke Gerechtigheid door uitwendige werken van boetvaardigheid te verzoenen.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
Wij weten echter heel goed en betreuren het met u, Eerbiedwaardige Broeders, dat in onze dagen het begrip en het woord boetedoening en boetvaardigheid bij velen voor een groot deel de kracht verloren heeft om die edelmoedige gevoelens te wekken en tot die heldhaftige daden aan te zetten, welke haar vroeger eigen waren, toen zij door de diep gelovige mensen beschouwd werden als bezegeld met het goddelijk merkteken van Christus en Zijn Heiligen. Ook zijn er, die de uitwendige verstervingen zouden willen afschaffen als te ouderwets. En dan spreken Wij hier verder niet over den modernen z.g. vrijen of autonomen mens, die in zijn hoogmoed iedere vorm van boetvaardigheid veracht als iets slaafs. Inderdaad ligt het voor de hand, dat naarmate het geloof in God verzwakt, het bewustzijn van een erfzonde en van een oorspronkelijke opstand tegen God meer en meer vervaagt en verdwijnt en aldus ook het begrip van boetvaardigheid en boetedoening verloren gaat.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Wij echter, Eerbiedwaardige Broeders, moeten krachtens ons herderlijk ambt deze woorden met hun heilige inhoud handhaven en bewaren in hun juiste betekenis, in hun oorspronkelijke adeldom en, wat nog meer is, in hun praktische toepassing op het christelijk leven. De verdediging van God en godsdienst, waarvoor Wij strijden eist dit van Ons, daar de boetvaardigheid uiteraard een erkenning en een herstel is van de morele orde, gebaseerd op de eeuwige Wet, d.i. op God zelf. Wie God voldoening geeft voor de zonde, erkent daardoor vanzelf de heiligheid van de hoogste beginselen der moraal, hun verplichtende kracht en de noodzakelijkheid van een sanctie tegen overtreding. Een van de gevaarlijkste dwalingen van onze tijd is wel de drieste durf, die de moraal van de godsdienst scheidt, waardoor iedere soliede basis aan de wetten wordt ontnomen. Deze misvatting kon misschien onopgemerkt blijven en minder gevaarlijk schijnen, zolang zij zich tot weinigen beperkte en het geloof in God nog gemeenschapsgoed der mensen was, zodat ook zij, die het niet meer beleden, toch geacht werden dit te bezitten. Thans echter, nu het atheïsme zich onder de volksmassa's verspreidt, worden de verschrikkelijke consequenties van deze dwaling ook in het dagelijks leven merkbaar en treden zij hier en daar zelfs openlijk aan het licht. In plaats van de zedenwetten, die tegelijk met het geloof aan God verdwijnen, dringt zich het bruut geweld op, dat ieder recht met voeten treedt. Oude goede trouw, correctheid van handelen en eerlijkheid in het onderling verkeer, die zelfs door de redenaars en dichters van de heidense oudheid zo bezongen werden, maken nu plaats voor gewetenloze speculaties, waardoor velen hun eigen goed en dat van anderen voortdurend schaamteloos en trouweloos op het spel zetten. En inderdaad, hoe is onderling vertrouwen mogelijk en wat voor waarde kan een overeenkomst hebben als iedere gewetens-waarborg ontbreekt? En hoe kan er van een gewetenswaarborg sprake zijn, als het geloof in God en de vrees voor Hem niet meer bestaan. Wanneer immers deze grondslag is weggenomen, valt daarmee tevens iedere wet en bestaat er geen redmiddel meer om de geleidelijke, maar onvermijdelijke ondergang van volken, gezinnen en staten, ja, van de gehele menselijke beschaving tegen te houden.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
De boetvaardigheid is dus als een heilzaam wapen, den soldaat van Christus in de hand gegeven, die strijden wil voor de verdediging en het herstel van de gehele morele orde. Het is een wapen, dat alle kwaad in de wortel treft, met name de begeerte naar vergankelijke rijkdommen, en de verboden lusten des levens. Door vrijwillige offers, door praktische, ook voelbare verstervingen, door verschillende werken van boetvaardigheid, onderdrukt de edelmoedige christen de lage hartstochten, die hem tot overtreding der zedenwetten verleiden willen. Is in hem de ijver voor Gods Wet en de broederlijke naastenliefde zo groot, als hij moet zijn, dan doet hij niet enkel boetvaardigheid voor zichzelf en zijn eigen zonden, doch belast zich bovendien met de uitboeting van die van anderen, in navolging van de heiligen, die zich dikwijls op heldhaftige wijze tot een slachtoffer van boetedoening maakten voor de zonden van gehele geslachten, ja, ook in navolging van onzen goddelijke Verlosser, die geworden is „Het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt" (Joh. 1, 29)[b:Joh. 1, 29].
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Door boetvaardigheid tot vrede
Schuilt in deze geest van boetvaardigheid, Eerbiedwaardige Broeders, ook niet een geheimvolle vrede? „Er is geen vrede voor de goddelozen" zegt de H. Geest (Jes. 48, 22)[b:Jes. 48, 22], daar zij in voortdurende strijd en verzet leven tegen de door de natuur en haar Schepper gestelde orde. Slechts wanneer deze orde hersteld wordt, wanneer alle volken haar spontaan en eerlijk erkennen en haar trouw handhaven, wanneer de binnenlandse toestand der naties en hun buitenlandse betrekkingen op deze grondslag gebaseerd worden, slechts dan, (zeggen Wij) zal een duurzame vrede op aarde mogelijk zijn. Om echter deze atmosfeer voor een duurzame vrede te scheppen, zullen vredesverdragen niet voldoende zijn, noch plechtige overeenkomsten, noch internationale conferenties, noch de krachtsinspanning, zelfs de edelste en meest belangeloze van staatshoofden, als niet eerste de heiligste rechten van de natuurwet en van die van de goddelijke Wet worden erkend. Geen enkele leider van het openbaar economisch leven, geen enkel organisatorisch talent zal ooit de sociale moeilijkheden tot een vreedzame oplossing kunnen brengen, als niet eerst de zedenwet, die op God en het geweten steunt op het economisch terrein zelf triomfeert. Dit is de voornaamste waarde-factor, zowel van het politieke als van het economische leven der volken, dit is de veiligste „valuta" en als deze stabiel is, zullen ook alle andere levenswaarden stabiel zijn, gewaarborgd door de onveranderlijke en eeuwige Wet van God.
Schuilt in deze geest van boetvaardigheid, Eerbiedwaardige Broeders, ook niet een geheimvolle vrede? „Er is geen vrede voor de goddelozen" zegt de H. Geest (Jes. 48, 22)[b:Jes. 48, 22], daar zij in voortdurende strijd en verzet leven tegen de door de natuur en haar Schepper gestelde orde. Slechts wanneer deze orde hersteld wordt, wanneer alle volken haar spontaan en eerlijk erkennen en haar trouw handhaven, wanneer de binnenlandse toestand der naties en hun buitenlandse betrekkingen op deze grondslag gebaseerd worden, slechts dan, (zeggen Wij) zal een duurzame vrede op aarde mogelijk zijn. Om echter deze atmosfeer voor een duurzame vrede te scheppen, zullen vredesverdragen niet voldoende zijn, noch plechtige overeenkomsten, noch internationale conferenties, noch de krachtsinspanning, zelfs de edelste en meest belangeloze van staatshoofden, als niet eerste de heiligste rechten van de natuurwet en van die van de goddelijke Wet worden erkend. Geen enkele leider van het openbaar economisch leven, geen enkel organisatorisch talent zal ooit de sociale moeilijkheden tot een vreedzame oplossing kunnen brengen, als niet eerst de zedenwet, die op God en het geweten steunt op het economisch terrein zelf triomfeert. Dit is de voornaamste waarde-factor, zowel van het politieke als van het economische leven der volken, dit is de veiligste „valuta" en als deze stabiel is, zullen ook alle andere levenswaarden stabiel zijn, gewaarborgd door de onveranderlijke en eeuwige Wet van God.
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Ook voor lederen mens afzonderlijk is de boetvaardigheid een fundament van ware vrede, daar zij hem van de aardse en vergankelijke goederen aftrekt, hem richt naar de eeuwige en hem ook te midden van ontberingen en tegenspoed een vrede geeft, welke de wereld met al haar rijkdom en genoegens niet geven kan. Is het beroemde „Zonnelied[926]" van Sint Franciscus soms niet een van de meest vreugdevolle en jubelende zangen, in dit tranendal ooit gehoord? En hij, die het ontwierp schreef en zong, moet ongetwijfeld tot de meest verstorven volgelingen van Christus gerekend worden. Wij noemen hem zelfs den arme van Assisi, hem, die volstrekt niets op deze wereld bezat, doch in zijn door versterving verschrompeld lichaam de bloedende wonden van den gekruisigde Meester droeg.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Gebed en versterving zijn aldus de twee machtigste middelen, ons door God in dit tijdperk geschonken, opdat wij de dwalende mensheid, die overal zonder leider ronddoolt, tot Hem terugvoeren; machtige middelen, die de diepste en voornaamste oorzaken van alle wanorde en afval, — Wij bedoelen de afval der mensen van God, — kunnen wegnemen en uitboeten. De volken zelf worden nu voor de allerhoogste en definitieve beslissing geplaatst: of zij zich nl. van deze weldadige en reddende middelen willen bedienen, en nederig en berouwvol tot hun God en hun barmhartige Vader willen terugkeren, ofwel zichzelf en het weinige, wat hun op aarde nog aan geluk is gebleven, aan den vijand van God, te weten: aan de haat en de geestelijke ondergang willen prijsgeven.
Referenties naar alinea 28: 1
Paenitentiam Agere ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
En zo rest Ons dus nog de taak, deze wereld van ellenden, die zoveel bloed heeft vergoten, zoveel graven gedolven, zoveel kostbare zaken vernietigd en ten slotte zovelen mensen brood en arbeid ontnam, met de liefdevolle woorden van de H. Liturgie te vermanen: „Bekeert u tot Uw God en Heer!"
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Feest van het H. Hart
30
Welnu, Eerbiedwaardige Broeders, welke geschikter gelegenheid zouden Wij u kunnen aanwijzen voor dit verenigd-zijn in gebed en goede werken dan de plechtige feestdag van het H. Hart[d:51], die nabij is. Daar het bijzondere kenmerk van dit feest, de liefdevolle boetedoening is voor de mensen, zoals Wij reeds vier jaar geleden uitvoerig behandelden in Onze encycliek „Miserentissimus Redemptor[643]", hebben Wij toenmaals bevolen, dat voortaan jaarlijks op die heilige feestdag openlijk eerherstel zal worden gebracht voor de vele beledigingen, dat goddelijk Hart aangedaan.
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
Dit jaar echter, zo vertrouwen Wij, zullen op het Feest van het H. Hart alle kinderen der Kerk als om strijd wedijveren in het brengen van eerherstel en het afsmeken der goddelijke gaven. Mogen zij in menigte opgaan naar de H. Tafel, en rond de altaren geknield, hulde brengen aan den Verlosser van het menselijk geslacht, verborgen in het H. Sacrament, dat gij, Eerbiedwaardige Broeders, op die dag in alle kerken ter aanbidding zult laten uitstellen. Mogen zij in dat allerbarmhartigste Hart, Dat alle pijnen van het mensenhart zelf doorstaan heeft, de volheid van hun leed uitstorten; en met de kracht van hun geloof, het vast vertrouwen van hun hoop en de gloed hunner liefde, onder de machtige voorspraak van de Moeder van God, de Middelares van alle genade, dat Allerheiligst Hart vurig bidden voor zichzelf en hun dierbaren, voor hun vaderland, de Kerk, den Stedehouder van Christus en de andere Herders, die met Hem de zware last der zielenleiding delen; alsook voor alle broeders in het geloof, de dwalende broeders, de ongelovigen, de heidenen en ten slotte zelfs voor de vijanden van God en Zijn Kerk, opdat zij zich eindelijk bekeren en leven.
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
32
En moge die geest van gebed en die wil tot boetedoening in allen levendig blijven gedurende het gehele octaaf, dit liturgisch privilege, waarmede Wij het H. Hartfeest[d:51] hebben willen verrijken. Gedurende die dagen zullen de gelovigen, voor ogen houdend hetgeen Wij boven uitvoerig bespraken, de oefeningen van deugd en godsvrucht verrichten, welke gij, Eerbiedwaardige Broeders, in verband met de plaatselijke omstandigheden zult voorschrijven en bevelen: „opdat wij barmhartigheid ervaren en hulp krijgen te gelegener tijd" (Hebr. 4, 16)[b:Hebr. 4, 16].
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
De gegoeden mogen zich in die geest der christelijke versterving in hun gewone, zij het ook bescheiden, levenswijze iets beperken om de armen rijker te kunnen bedenken, want vrijgevigheid jegens de noodlijdenden is een uitstekend middel om vergiffenis voor eigen zonden te verkrijgen en de goddelijke barmhartigheid over zichzelf af te smeken. Zij echter, die in armoede leven of door de werkeloosheid hun inkomsten zagen verminderen, mogen hun ontberingen, die zij ten gevolge van de droeve tijdsomstandigheden moeten ondergaan en die door Gods ondoorgrondelijke, doch evenzo barmhartige voorzienigheid over de volken gekomen zijn, in diezelfde geest van christelijke versterving nog geduldiger dragen. Mogen zij nederig en vol vertrouwen uit de hand Gods de last der armoede aanvaarden, welke tengevolge van de gemeenschappelijke zorgen, die allen kwellen, nog moeilijker is geworden. Mogen zij geest en hart richten naar het goddelijk Voorbeeld, dat allen gesteld is: den gekruisigden Christus. Ten slotte mogen zij zich herinneren, dat, hoezeer ook de arbeid! met reden tot de hoogste goederen des levens gerekend wordt, het Heil der mensen toch door de liefde van den lijdenden God bewerkt is en dat zij dus, door hun zorgen en smarten met christelijke overgave te dragen, het vruchtbaarst kunnen werken om de tijden van vrede en barmhartigheid sneller te doen terugkeren.
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
Het goddelijk Hart van Jezus zal voorzeker de smeekbeden van Zijn Kerk genadig aanhoren, en tot Zijn geliefde Bruid, die onder zoveel smarten en kommer gebukt gaat en zucht, zeggen: „Groot is uw geloof! Het geschiede, zoals gij verlangt" (Mt. 15, 28)[b:Mt. 15, 28].
Referenties naar alinea 34: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
35
In dit vast vertrouwen, nog versterkt door de herinnering aan het Kruis, het heilig teken en het kostbare werktuig onzer verlossing, waarvan wij heden de glorieuze vinding vieren, verlenen Wij U, Eerbiedwaardige Broeders en de U toevertrouwde geestelijkheid en gelovigen, alsook aan de gehele katholieke wereld, met vaderlijke welwillendheid Onze Apostolische Zegen.
Gegeven te Rome, bij St. Pieter, de 3e mei, op het feest van Kruisverheffing, in het jaar 1932, het elfde van Ons Pontificaat.
PAUS PIUS XI.
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 4
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1685-caritate-christi-compulsi-nl