Donum Veritatis
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Donum Veritatis
Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog
Joseph Kardinaal Ratzinger
Congregatie voor de Geloofsleer
24 mei 1990
Curie - Instructies
1990, Kerkelijke Documentatie (SRKK) jrg 18, nr. 10, p. 3-15
oktober 1990
SRKK
20 juni 2024
1091
nl
Referenties naar dit document: 10
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Introductie
1
De waarheid die ons vrijmaakt is een gave van Jezus Christus. (Joh. 8, 32)[[b:Joh. 8, 32]] Het zoeken naar waarheid ligt in de natuur van de mens, terwijl onwetendheid hem in slavernij houdt. De mens kan immers niet werkelijk vrij zijn als hij geen inzicht heeft in de fundamentele vragen van zijn bestaan, met name de vraag waar hij vandaan komt en waarheen hij op weg is. De mens wordt vrij als God zich als een Vriend aan hem schenkt, volgens het woord van de Heer: 'Ik noem u niet langer meer dienaars, want de dienaar weet niet wat zijn meester doet, maar u heb ik vrienden genoemd, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord' (Joh. 15, 15)[b:Joh. 15, 15]. De mens wordt bevrijd van de vervreemding van zonde en dood wanneer Christus, de Waarheid, voor hem 'de weg' wordt. (Joh. 14, 6)[[b:Joh. 14, 6]]
In het christelijk geloof is er een onverbrekelijke innerlijke band tussen kennis en leven, tussen waarheid en bestaan. Het is zeer zeker waar dat de door Gods openbaring geschonken waarheid het eigen kenvermogen van de mens te boven gaat, maar zij is niet in strijd met de menselijke rede. Veeleer doordringt zij het menselijk verstand, brengt het op een hoger plan en doet een beroep op ieders verantwoordelijkheid. (1 Pt. 3, 15)[[b:1 Pt. 3, 15]] Vandaar dat vanaf het begin van de Kerk de regula fidei (Rom. 6, 17)[[b:Rom. 6, 17]], samen met het doopsel, verbonden is geweest met het binnengaan in het Christusgeheim. De dienst van de leer, die ook het gelovig zoeken naar inzicht in het geloof inhoudt - en dat is de theologie -, is dus voor de Kerk een gebiedende eis.
Om te kunnen beantwoorden aan Gods plan, die wil dat 'alle mensen gered worden en tot de kennis komen van de waarheid' (1 Tim. 2, 4)[b:1 Tim. 2, 4], is de theologie altijd al van belang voor de Kerk, maar zij is dat nog meer in tijden waarin zich op geestelijk en cultureel terrein grote veranderingen voltrekken, zelfs als ze daarbij aan gevaren is blootgesteld; zij moet immers ernaar streven in de 'waarheid te blijven' (Joh. 8, 31)[[b:Joh. 8, 31]] en tegelijk ingaan op de nieuwe vragen waarmee de menselijke geest geconfronteerd wordt. In onze eeuw, met name bij de voorbereiding van het Tweede Vaticaans Concilie en gedurende het verloop daarvan, heeft de theologie veel bijgedragen aan een 'dieper inzicht in de overgeleverde gegevens en woorden' Dei Verbum, 8[[576|8]]; maar zij heeft ook crises en momenten van spanning gekend, en dat is ook nu nog zo.
Daarom is de Congregatie voor de Geloofsleer[d:106] van oordeel dat het goed is om aan de bisschoppen van de Katholieke Kerk, en door hun tussenkomst aan de theologen, de voorliggende Instructie aan te bieden welke de opdracht van de theologie in de Kerk bedoelt duidelijk te maken. Eerst wordt een beschouwing gewijd aan de waarheid als gave Gods aan zijn volk (I) (De waarheid - gave van God aan Zijn volk)[1091 |+ 3 ]. Vervolgens wordt de taak van de theologen beschreven (II) (De roeping van de theoloog)[1091 |+ 8 ]. Er wordt ingegaan op de eigen opdracht van de Herders in de Kerk (III) (Het magisterium der herders )[1091 |+ 16 ]. Tenslotte worden aanwijzingen gegeven over de juiste relatie tussen theologen en Herders (IV) (Magisterium en theologie )[1091 |+ 25 ]. Zij wil zo bijdragen tot de bevordering van de kennis der waarheid (Kol. 1, 10)[[b:Kol. 1, 10]], die ons tot de vrijheid brengt waarvoor Christus gestorven en verrezen is. (Gal. 5, 1)[[b:Gal. 5, 1]]
In het christelijk geloof is er een onverbrekelijke innerlijke band tussen kennis en leven, tussen waarheid en bestaan. Het is zeer zeker waar dat de door Gods openbaring geschonken waarheid het eigen kenvermogen van de mens te boven gaat, maar zij is niet in strijd met de menselijke rede. Veeleer doordringt zij het menselijk verstand, brengt het op een hoger plan en doet een beroep op ieders verantwoordelijkheid. (1 Pt. 3, 15)[[b:1 Pt. 3, 15]] Vandaar dat vanaf het begin van de Kerk de regula fidei (Rom. 6, 17)[[b:Rom. 6, 17]], samen met het doopsel, verbonden is geweest met het binnengaan in het Christusgeheim. De dienst van de leer, die ook het gelovig zoeken naar inzicht in het geloof inhoudt - en dat is de theologie -, is dus voor de Kerk een gebiedende eis.
Om te kunnen beantwoorden aan Gods plan, die wil dat 'alle mensen gered worden en tot de kennis komen van de waarheid' (1 Tim. 2, 4)[b:1 Tim. 2, 4], is de theologie altijd al van belang voor de Kerk, maar zij is dat nog meer in tijden waarin zich op geestelijk en cultureel terrein grote veranderingen voltrekken, zelfs als ze daarbij aan gevaren is blootgesteld; zij moet immers ernaar streven in de 'waarheid te blijven' (Joh. 8, 31)[[b:Joh. 8, 31]] en tegelijk ingaan op de nieuwe vragen waarmee de menselijke geest geconfronteerd wordt. In onze eeuw, met name bij de voorbereiding van het Tweede Vaticaans Concilie en gedurende het verloop daarvan, heeft de theologie veel bijgedragen aan een 'dieper inzicht in de overgeleverde gegevens en woorden' Dei Verbum, 8[[576|8]]; maar zij heeft ook crises en momenten van spanning gekend, en dat is ook nu nog zo.
Daarom is de Congregatie voor de Geloofsleer[d:106] van oordeel dat het goed is om aan de bisschoppen van de Katholieke Kerk, en door hun tussenkomst aan de theologen, de voorliggende Instructie aan te bieden welke de opdracht van de theologie in de Kerk bedoelt duidelijk te maken. Eerst wordt een beschouwing gewijd aan de waarheid als gave Gods aan zijn volk (I) (De waarheid - gave van God aan Zijn volk)[1091 |+ 3 ]. Vervolgens wordt de taak van de theologen beschreven (II) (De roeping van de theoloog)[1091 |+ 8 ]. Er wordt ingegaan op de eigen opdracht van de Herders in de Kerk (III) (Het magisterium der herders )[1091 |+ 16 ]. Tenslotte worden aanwijzingen gegeven over de juiste relatie tussen theologen en Herders (IV) (Magisterium en theologie )[1091 |+ 25 ]. Zij wil zo bijdragen tot de bevordering van de kennis der waarheid (Kol. 1, 10)[[b:Kol. 1, 10]], die ons tot de vrijheid brengt waarvoor Christus gestorven en verrezen is. (Gal. 5, 1)[[b:Gal. 5, 1]]
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 De waarheid - gave van God aan Zijn volk
2
Bewogen door een mateloze liefde heeft God de mens, op zoek naar zijn eigen diepste wezen, nabij willen komen en hem op zijn levenspad willen vergezellen. (Lc. 24, 15)[[b:Lc. 24, 15]] Hij heeft hem ook bevrijd van de listen van de 'vader der leugen' (Joh. 8, 44)[[b:Joh. 8, 44]] en hem toegang gegeven tot zijn intimiteit opdat de mens daarin in overvloedige mate de volle waarheid en ware vrijheid zou vinden. Dit liefdesplan komt van de 'Vader der hemellichten' (Jak. 1, 17)[b:Jak. 1, 17] (1 Pt. 2, 9; 1 Joh. 1, 5)[[b:1 Pt. 2, 9; 1 Joh. 1, 5]]; het wordt volvoerd door de Zoon die zegeviert over de dood (Joh. 8, 36)[[b:Joh. 8, 36]], en wordt voortgezet door de Geest die 'tot de volledige waarheid' (Joh. 16, 13)[b:Joh. 16, 13] leidt.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Uit haar wezen heeft de waarheid het vermogen om mensen onderling een te maken: zij bevrijdt de mensen uit hun isolement en uit de tegenstellingen waarin zij door het gebrek aan kennis van de waarheid gevangen worden gehouden; zij opent de weg naar God en brengt daardoor eenheid onder hen tot stand. Christus heeft de scheidingsmuur neergehaald waardoor zij vervreemd waren geraakt van Gods belofte en van de gemeenschap van het Verbond. (Ef. 2, 12-14)[[b:Ef. 2, 12-14]] Hij zendt zijn Geest in het hart der gelovigen, waardoor wij allen in Hem nog maar 'één persoon' zijn. (Rom. 5,5; Gal. 3, 28)[[b:Rom. 5,5; Gal. 3, 28]] Dankzij de nieuwe geboorte en de zalving van de Heilige Geest (Joh. 3, 5; 1 Joh. 2, 20.27)[[b:Joh. 3, 5; 1 Joh. 2, 20.27]] worden wij zo tot het enige en nieuwe Godsvolk dat, met onze verschillende roepingen en charisma's, de opdracht heeft om het geschenk van de waarheid te bewaren en door te geven. Inderdaad moet heel de Kerk als 'het zout der aarde' en 'het licht der wereld' ((Vgl. Mt. 5, 13; e.v.))[[b:Mt. 5, 13vv]] getuigenis afleggen van de vrijmakende waarheid van Christus.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Op deze roepstem antwoordt het Godsvolk 'voor alles door een leven van geloof en liefde, en door God een offer van lofprijzing te brengen'. Wat meer in het bijzonder het 'geloofsleven' betreft, zegt het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] duidelijk dat 'de totaliteit der gelovigen die de zalving van de Heilige Geest hebben ontvangen (1 Joh. 2, 20.27)[[b:1 Joh. 2, 20.27]] in geloofszaken niet kan dwalen', en dat 'dit voorrecht zichtbaar wordt in het bovennatuurlijk geloofsbesef dat het gehele Godsvolk gemeen heeft, wanneer "vanaf de bisschoppen tot de laatste gelovige leken" universele instemming wordt betuigd inzake geloof en zeden. Lumen Gentium, 12[[617|12]]
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Om zijn profetische taak in de wereld te vervullen moet het Godsvolk het eigen geloofsleven zonder ophouden opwekken of 'nieuw beleven'. (2 Tim. 1, 6)[[b:2 Tim. 1, 6]] Dit gebeurt met name door onder leiding van de Heilige Geest steeds dieper door te dringen in de inhoud van het geloof zelf, en door het streven de redelijkheid ervan aan te tonen aan hen die er rekenschap van vragen. (1 Pt. 3, 15)[[b:1 Pt. 3, 15]] Voor het vervullen van deze opdracht schenkt de Geest van waarheid onder de gelovigen van alle rangen speciale genaden 'tot welzijn van allen' (1 Kor. 12, 7 -11)[b:1 Kor. 12, 7 -11].
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 De roeping van de theoloog
6
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Onder de zo door de Geest in de Kerk gewekte roepingen heeft de theoloog een speciale plaats. Het is zijn taak om, in gemeenschap met het Magisterium, op eigen wijze te komen tot een steeds beter verstaan van het Woord Gods dat vervat ligt in de geïnspireerde Schrift en dat wordt overgedragen door de levende Traditie van de Kerk.
Uit zijn wezen streeft het geloof naar inzicht, want het openbaart de mens de waarheid omtrent zijn bestemming en de weg daarheen. Het is waar dat de geopenbaarde waarheid ons redenerend verstand te boven gaat, en dat onze begrippen tekort schieten tegenover haar uiteindelijk ondoorgrondelijke grootheid. (Ef. 3, 19)[[b:Ef. 3, 19]] Maar toch wordt ons verstand - een gave Gods waardoor wij de Waarheid kunnen kennen - door het geloof uitgenodigd om in zijn licht te treden en daardoor tot op zekere hoogte tot inzicht te geraken in wat het gelooft. In antwoord op de stem der Waarheid zoekt de theologische wetenschap het geloof te verstaan. Volgens het gebod van de Apostel (1 Pt. 3, 15)[[b:1 Pt. 3, 15]] helpt zij daarmee het Godsvolk om aan wie daarom vragen rekenschap te geven van de hoop die in hen leeft.
Uit zijn wezen streeft het geloof naar inzicht, want het openbaart de mens de waarheid omtrent zijn bestemming en de weg daarheen. Het is waar dat de geopenbaarde waarheid ons redenerend verstand te boven gaat, en dat onze begrippen tekort schieten tegenover haar uiteindelijk ondoorgrondelijke grootheid. (Ef. 3, 19)[[b:Ef. 3, 19]] Maar toch wordt ons verstand - een gave Gods waardoor wij de Waarheid kunnen kennen - door het geloof uitgenodigd om in zijn licht te treden en daardoor tot op zekere hoogte tot inzicht te geraken in wat het gelooft. In antwoord op de stem der Waarheid zoekt de theologische wetenschap het geloof te verstaan. Volgens het gebod van de Apostel (1 Pt. 3, 15)[[b:1 Pt. 3, 15]] helpt zij daarmee het Godsvolk om aan wie daarom vragen rekenschap te geven van de hoop die in hen leeft.
Referenties naar alinea 6: 2
Veritatis Splendor ->=geentekst=Veritatis Splendor ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Fides et Ratio ->=geentekst=
De arbeid van de theoloog is zo in overeenstemming met de eigen dynamiek van het geloof. Krachtens haar aard wil de waarheid worden meegedeeld, want de mens is geschapen om tot de Waarheid te komen, en verlangt uit het diepst van zijn wezen haar te kennen om daarin te leven en zijn heil te vinden. (1 Tim. 2, 4)[[b:1 Tim. 2, 4]] Om die reden heeft de Heer zijn apostelen uitgezonden om alle volkeren tot zijn 'leerlingen' te maken en te onderwijzen. ((Vgl. Mt. 28, 19; e.v.))[[b:Mt. 28, 19vv]] De theologie, die immers zoekt naar' de verantwoording van het geloof' en deze verantwoording aanbiedt aan hen die zoeken, vormt een integraal element in het gehoorzamen aan dit gebod, want de mensen kunnen geen leerlingen worden als de Waarheid die in het geloofswoord vervat ligt, hun niet wordt voorgehouden. ((Vgl. Rom. 10, 14; e.v.))[[b:Rom. 10, 14vv]]
De theologie draagt er dus het hare toe bij dat het geloof kan worden meegedeeld, en het verstand van hen die Christus nog niet kennen, geholpen wordt om het geloof te zoeken en te vinden. De theologie gehoorzaamt zo aan de aandrift van de Waarheid die op zelfmededeelzaamheid gericht is, maar zij vindt ook haar oorsprong in de liefde en de dynamiek daarvan: in de geloofsdaad kent de mens de goedheid van God en begint Hem lief te hebben; maar liefde wil de beminde steeds beter leren kennen. Prooem. in I, q. 2, ad 6: "Quando fides non assentit propter rationem, sed propter amorem eius cui assentit, desiderat habere rationes".[[5032]] Uit deze dubbele oorsprong van de theologie, die ligt ingebed in het inwendig leven van het Godsvolk en zijn missionaire roeping, vloeit voort op welke manier zij moet worden beoefend om te voldoen aan de eisen van haar eigen wezen.
De theologie draagt er dus het hare toe bij dat het geloof kan worden meegedeeld, en het verstand van hen die Christus nog niet kennen, geholpen wordt om het geloof te zoeken en te vinden. De theologie gehoorzaamt zo aan de aandrift van de Waarheid die op zelfmededeelzaamheid gericht is, maar zij vindt ook haar oorsprong in de liefde en de dynamiek daarvan: in de geloofsdaad kent de mens de goedheid van God en begint Hem lief te hebben; maar liefde wil de beminde steeds beter leren kennen. Prooem. in I, q. 2, ad 6: "Quando fides non assentit propter rationem, sed propter amorem eius cui assentit, desiderat habere rationes".[[5032]] Uit deze dubbele oorsprong van de theologie, die ligt ingebed in het inwendig leven van het Godsvolk en zijn missionaire roeping, vloeit voort op welke manier zij moet worden beoefend om te voldoen aan de eisen van haar eigen wezen.
Referenties naar alinea 7: 2
Fides et Ratio ->=geentekst=Fides et Ratio ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Daar het object van de theologie de Waarheid is, namelijk de levende God en zijn in Jezus Christus geopenbaard heilsplan, behoort de theoloog zijn geloofsleven te verdiepen en steeds zijn wetenschappelijk onderzoek met gebed te verenigen. Zo zal hij meer open staan voor het 'bovennatuurlijk geloofsbesef' waarvan hij afhankelijk is en die voor hem een veilig richtsnoer zal blijken te zijn bij zijn beschouwingen en het beoordelen van de juistheid van zijn conclusies.
Referenties naar alinea 8: 1
Fides et Ratio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
In de loop der eeuwen heeft de theologie zich geleidelijk ontwikkeld tot een werkelijke wetenschap. De theoloog moet dus de epistemologische eisen van zijn vak in acht nemen, de eisen van kritische zorgvuldigheid, hetgeen betekent dat hij iedere fase van zijn onderzoek aan verstandelijke controle onderwerpt. Maar kritische zorgvuldigheid is iets anders als geest van kritiek, die eerder voortkomt uit gevoelsmatige motieven of vooroordelen. De theoloog moet bij zichzelf de oorsprong en beweegredenen nagaan van zijn kritische houding, en zijn blik laten zuiveren door het geloof. De beoefening van de theologie vereist een geestelijk streven naar onkreukbaarheid en heiligheid.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
De geopenbaarde waarheid overstijgt het menselijk verstand maar is toch ermee in volmaakte harmonie. Dat veronderstelt dat het verstand van nature op de Waarheid is gericht, zodat het, voorgelicht door het geloof, kan doordringen tot de betekenis van de Openbaring. In tegenstelling met de beweringen van verschillende filosofische stromingen, maar in overeenstemming met een gezonde filosofie die door de Heilige Schrift bevestigd wordt, moet worden erkend dat het verstand in staat is de waarheid te vinden, en ook dat het beschikt over het metafysisch vermogen om vanuit de schepping te komen tot kennis van God. vgl: Dei Filius, 28[[[115|28]]]
Voor de opdracht, de betekenis van de Openbaring te verstaan, een opdracht die eigen is aan de theologie, is daarom vereist dat gebruik wordt gemaakt van wijsgerige verworvenheden die 'een betrouwbare en juiste kennis verschaffen van de mens, van de wereld en van God', Optatam Totius Ecclesiae, 15[[675|15]] en die geïntegreerd kunnen worden in de reflectie op de geopenbaarde leer. Op gelijke wijze zijn de historische wetenschappen noodzakelijk voor het werk van de theoloog, vooral gezien het historisch karakter van de Openbaring, welke ons is gegeven in de 'heilsgeschiedenis'. Tenslotte moet men ook de 'menswetenschappen' raadplegen, zodat men een beter inzicht kan krijgen in de geopenbaarde waarheid over de mens en over de normen voor zijn zedelijk handelen, door de confrontatie daarvan met de gezonde resultaten van deze wetenschappen.
Zo gezien heeft de theoloog de taak om aan de hem omringende cultuur die elementen te ontlenen waardoor hij bepaalde facetten van de geloofsgeheimen beter naar voren kan brengen. Deze taak is moeilijk en brengt risico's mee, maar is in zich gewettigd en moet worden aangemoedigd.
Het is van belang hierbij te onderstrepen dat als de theologie begrippelijke elementen en instrumenten gebruikt uit de filosofie of uit andere wetenschappen, er onderscheidingsvermogen vereist is met de geopenbaarde leer als uiteindelijke toetssteen. Deze geeft aan wat de criteria zijn voor het onderscheiden van deze begrippelijke elementen en instrumenten, en niet omgekeerd.
Voor de opdracht, de betekenis van de Openbaring te verstaan, een opdracht die eigen is aan de theologie, is daarom vereist dat gebruik wordt gemaakt van wijsgerige verworvenheden die 'een betrouwbare en juiste kennis verschaffen van de mens, van de wereld en van God', Optatam Totius Ecclesiae, 15[[675|15]] en die geïntegreerd kunnen worden in de reflectie op de geopenbaarde leer. Op gelijke wijze zijn de historische wetenschappen noodzakelijk voor het werk van de theoloog, vooral gezien het historisch karakter van de Openbaring, welke ons is gegeven in de 'heilsgeschiedenis'. Tenslotte moet men ook de 'menswetenschappen' raadplegen, zodat men een beter inzicht kan krijgen in de geopenbaarde waarheid over de mens en over de normen voor zijn zedelijk handelen, door de confrontatie daarvan met de gezonde resultaten van deze wetenschappen.
Zo gezien heeft de theoloog de taak om aan de hem omringende cultuur die elementen te ontlenen waardoor hij bepaalde facetten van de geloofsgeheimen beter naar voren kan brengen. Deze taak is moeilijk en brengt risico's mee, maar is in zich gewettigd en moet worden aangemoedigd.
Het is van belang hierbij te onderstrepen dat als de theologie begrippelijke elementen en instrumenten gebruikt uit de filosofie of uit andere wetenschappen, er onderscheidingsvermogen vereist is met de geopenbaarde leer als uiteindelijke toetssteen. Deze geeft aan wat de criteria zijn voor het onderscheiden van deze begrippelijke elementen en instrumenten, en niet omgekeerd.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Nooit vergetend dat hijzelf ervan deel uitmaakt, moet de theoloog het Godsvolk respecteren en zich erop toeleggen om het een onderricht te geven dat in alle opzichten overeenkomt met de geloofsleer.
De vrijheid die de theologische wetenschap eigen is, wordt beleefd binnen het geloof van de Kerk. Daarom kan de stoutmoedigheid waartoe de theoloog zich vaak gedwongen voelt, alleen dan vruchten dragen en 'opbouwend zijn' wanneer ze gepaard gaat met geduld voor het rijpingsproces. Nieuwe stellingen die naar voren worden gebracht voor het geloofsverstaan 'zijn niet meer dan een aanbod dat aan heel de Kerk wordt gedaan. In een broederlijke dialoog zullen er veel correcties en verdere uitwerkingen nodig zijn voordat de hele Kerk ze kan aanvaarden'. De theologie is een zeer onzelfzuchtige dienst aan de gemeenschap van de gelovigen. Wezenlijke elementen daarvan zijn bijgevolg 'een objectief debat, een broederlijke dialoog, openheid en bereidheid om eigen meningen te veranderen'. Tot de professoren in de theologie[[5033]] vgl: Tot leden van de Internationale Theologische Commissie[[[5034]]] vgl: Het theologische onderzoek moet de Kerk helpen steeds dieper het mysterie van Christus te verstaan[[[4496]]]
De vrijheid die de theologische wetenschap eigen is, wordt beleefd binnen het geloof van de Kerk. Daarom kan de stoutmoedigheid waartoe de theoloog zich vaak gedwongen voelt, alleen dan vruchten dragen en 'opbouwend zijn' wanneer ze gepaard gaat met geduld voor het rijpingsproces. Nieuwe stellingen die naar voren worden gebracht voor het geloofsverstaan 'zijn niet meer dan een aanbod dat aan heel de Kerk wordt gedaan. In een broederlijke dialoog zullen er veel correcties en verdere uitwerkingen nodig zijn voordat de hele Kerk ze kan aanvaarden'. De theologie is een zeer onzelfzuchtige dienst aan de gemeenschap van de gelovigen. Wezenlijke elementen daarvan zijn bijgevolg 'een objectief debat, een broederlijke dialoog, openheid en bereidheid om eigen meningen te veranderen'. Tot de professoren in de theologie[[5033]] vgl: Tot leden van de Internationale Theologische Commissie[[[5034]]] vgl: Het theologische onderzoek moet de Kerk helpen steeds dieper het mysterie van Christus te verstaan[[[4496]]]
Referenties naar alinea 11: 3
Veritatis Splendor ->=geentekst=Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Terecht beschouwt de wetenschappelijke wereld vrijheid van onderzoek als een van haar meest kostbare goederen; deze vrijheid betekent de bereidheid om de waarheid te aanvaarden zoals deze blijkt te zijn na een wetenschappelijke studie waarin geen enkel element heeft meegespeeld dat niet behoort tot de methodische eisen van het bestudeerde onderwerp. Bij de theologie heeft deze vrijheid van onderzoek betrekking op een rationele wetenschap waarvan het object wordt aangereikt door de Openbaring die onder het gezag van het Magisterium in de Kerk wordt verklaard en doorgegeven, en dat in geloof wordt ontvangen. Dit zijn principiële gegevens; deze naast zich neerleggen zou betekenen dat men niet langer theologie beoefent. Om nauwkeurig aan te geven wat de modaliteiten zijn van deze relatie met het Magisterium, moeten we nu nagaan wat de rol van het Magisterium is in de Kerk.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Het magisterium der herders
13
'Met grote goedheid heeft God het zo ingericht dat de Openbaring die tot heil van alle volkeren gegeven was, steeds ongeschonden zou worden bewaard, en zou worden doorgegeven aan alle geslachten.' Dei Verbum, 7[[576|7]] Door de gave van de Heilige Geest heeft Hij zijn Kerk doen delen in zijn eigen onfeilbaarheid.' vgl: Mysterium Ecclesiae, 2[[[437|2]]] Door het 'bovennatuurlijk geloofsbesef' geniet het Godsvolk dit voorrecht, onder leiding van het levend Magisterium van de Kerk, dat, krachtens zijn in de naam van de Christus uitgeoefend gezag, de enige authentieke vertolker is van Gods geschreven of overgeleverd Woord. vgl: Dei Verbum, 10[[[576|10]]]
Referenties naar alinea 13: 1
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
'De Herders der Kerk ontvangen', als opvolgers van de apostelen, 'van de Heer (...) de opdracht om alle volkeren te onderwijzen en het Evangelie te prediken aan ieder schepsel, opdat de mensen (...) het heil verwerven'. Lumen Gentium, 24[[617|24]] Hun wordt dus de taak toevertrouwd om het Woord Gods waarvan zij de dienaren zijn, te bewaren, uiteen te zetten en te verkondigen. vgl: Dei Verbum, 10[[[576|10]]] Het is de opdracht van het Magisterium om, op een wijze die strookt met de 'eschatologische' aard van het Christus-gebeuren, het definitief karakter vast te stellen van het Verbond dat God in Christus met zijn Volk heeft gesloten; het moet het Godsvolk tegen afwijkingen en verwarring beschermen, en het de objectieve mogelijkheid waarborgen, zonder dwalen, ten alle tijde en onder welke omstandigheden ook, het ware geloof te belijden. Hieruit volgt dat de betekenis en het gewicht van het Magisteriurn alleen te begrijpen zijn in betrekking tot de waarheid van de christelijke leer en tot de prediking van het waarachtige Woord. De functie van het Magisterium heeft dus niet een bijkomende relatie tot de christelijke waarheid, en staat evenmin boven het geloof; zijn functie vloeit direct voort uit het bestel van het geloof, omdat het Magisterium, in dienst van het Woord Gods, een reëel door Christus gewilde instelling is als constitutief element van de Kerk. Het Magisterium verleent dus zijn dienst aan de christelijke waarheid ten gunste van het gehele Godsvolk, dat geroepen is om te worden binnengeleid in de vrijheid van de door God in Christus geopenbaarde waarheid.
Referenties naar alinea 14: 1
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Opdat de Herders der Kerk ten volle de hun toevertrouwde taak zouden kunnen vervullen van onderricht in het Evangelie en gezagvolle uitleg van de Openbaring, heeft Jezus Christus hun de bijstand van de Heilige Geest beloofd. Met name heeft Hij hun het charisma van de onfeilbaarheid geschonken in zaken van geloof en zeden. De uitoefening van dit charisma kan op verschillende wijzen gebeuren. Het gebeurt met name als de bisschoppen in vereniging met hun zichtbaar hoofd, als college optredend, zoals dat bij Algemene Kerkvergaderingen het geval is, een leerstelling afkondigen, of als de paus van Rome krachtens zijn zending als Hoogste Herder en Leraar van alle christenen een leer ex cathedra afkondigt. vgl: Lumen Gentium, 25[[[617|25]]] vgl: Mysterium Ecclesiae, 3[[[437|3]]]
Referenties naar alinea 15: 2
Ad tuendam fidem ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Ad tuendam fidem ->=geentekst=
Ad tuendam fidem ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Het Magisterium heeft de plicht om de toevertrouwde schat van de goddelijke Openbaring onberispelijk te bewaren en getrouw uiteen te zetten. Dit houdt wezenlijk in dat het Magisterium 'op beslissende wijze' Geloofsbelijdenis en eed van trouw bij de aanvaarding van een ambt uit te oefenen in naam van de Kerk[[1708]] uitspraken kan doen die, zelfs als ze niet in de geloofswaarheden vervat liggen, daar toch nauw mee zijn verbonden, zodat het beslissend karakter van dergelijke uitspraken uiteindelijk voortvloeit uit de Openbaring zelf. vgl: Lumen Gentium, 25[[[617|25]]] vgl: Mysterium Ecclesiae, 3-5[[[437|3-5]]] vgl: Geloofsbelijdenis en eed van trouw bij de aanvaarding van een ambt uit te oefenen in naam van de Kerk[[[1708]]] Onder het gezaghebbend Magisterium kan ook vallen wat betrekking heeft op de moraal, want het hele gebied van het menselijk handelen wordt geïnspireerd en geleid door het Evangelie, Woord van het leven. Het Magisterium heeft dus tot taak om door oordelen die normatief zijn voor het geweten van de gelovigen, te onderscheiden welke handelingen wezenlijk overeenkomen met de eisen van het geloof en bevorderlijk zijn om het geloof naar het leven te vertalen, en welke handelingen van de andere kant niet met de eisen daarvan kunnen samengaan omdat ze in zich verkeerd zijn. Er bestaat een band tussen de scheppingsorde en de verlossingsorde; daarom, en ook omdat het met het oog op het heil noodzakelijk is heel de zedenwet te kennen en te onderhouden, strekt het gezag van Magisterium zich ook uit tot wat betrekking heeft op de natuurwet. vgl: Humanae Vitae, 4[[[34|4]]] Overigens bevat de Openbaring zelf zedelijke lessen die op zich door de natuurlijke rede gekend zouden kunnen worden; de zondigheid van de mens is echter oorzaak dat ze voor hem niet makkelijk toegankelijk zijn. Het is geloofsleer dat deze zedelijke normen door het Magisterium onfeilbaar kunnen worden voorgehouden. vgl: Dei Filius, 6[[[115|6]]]
Referenties naar alinea 16: 4
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Ad tuendam fidem ->=geentekst=
Ad tuendam fidem ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Leerstellige nota ter verheldering van de laatst vastgestelde formule van de Geloofsbelijdenis ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
De goddelijke bijstand wordt ook geschonken aan de opvolgers van de apostelen die in vereniging met de opvolger van Petrus onderwijzen, en op bijzondere wijze aan de paus van Rome, de Herder van de gehele Kerk, wanneer zij weliswaar niet tot een onfeilbare uitspraak komen noch zich 'op beslissende wijze' uitspreken, maar bij de uitoefening van hun gewone leergezag een onderrichting geven die tot beter verstaan leidt van de Openbaring op het gebied van geloof en zeden, alsmede zedelijke richtlijnen die daaruit voortvloeien. Telkens wanneer het Magisterium spreekt, moet men dus rekening houden met het eigen karakter van dat bepaalde spreken, en nagaan in welke mate het gezag van het Magisterium daaraan verbonden is. Maar ook moet men voor de geest houden dat alle optreden van het Magisterium zijn oorsprong vindt in een en dezelfde bron, namelijk Christus die wil dat zijn volk zou wandelen in de volle waarheid. Om deze zelfde reden zijn beslissingen van het Magisterium op het gebied van de tucht, hoewel niet bezegeld met het charisma der onfeilbaarheid, toch niet zonder goddelijke bijstand, en vereisen de instemming van de gelovigen.
Referenties naar alinea 17: 3
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Leerstellige nota ter verheldering van de laatst vastgestelde formule van de Geloofsbelijdenis ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Naar aanleiding van de Instructie Dignitas Personae ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
De theologische aard van de Doctrinaire Commissies en de taak van de bisschoppen als meesters van het geloof ->=geentekst=
De Paus van Rome vervult zijn universele opdracht met de hulp van de organen der Romeinse Curie[d:41], en, wat betreft de leer over geloof en zeden, met name van de Congregatie voor de Geloofsleer[d:106]. Daaruit volgt dat de documenten van deze Congregatie[d:106] die uitdrukkelijk door de Paus zijn bekrachtigd, delen in het gewone leergezag van Petrus' opvolger. vgl: Codex Iuris Canonici, 360-361[[[30|360-361]]] vgl: Regimini Ecclesiae Universae, (29-40)[[[1311|(29-40)]]] vgl: Pastor Bonus, 48-55[[[577|48-55]]]
Referenties naar alinea 18: 4
Fides et Ratio ->=geentekst=Naar aanleiding van de Instructie Dignitas Personae ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
De theologische aard van de Doctrinaire Commissies en de taak van de bisschoppen als meesters van het geloof ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
De theologische aard van de Doctrinaire Commissies en de taak van de bisschoppen als meesters van het geloof ->=geentekst=
In de afzonderlijke Kerken heeft de bisschop de verantwoordelijkheid voor het hoeden en verklaren van het Woord Gods, en voor het gezagvol beoordelen van wat daarmee overeenkomt of ermee in strijd is. De onderrichting van iedere bisschop afzonderlijk genomen geschiedt in gemeenschap met die van de paus van Rome, Herder van de gehele Kerk, en met de andere bisschoppen die over heel de aarde verspreid zijn of bijeen zijn in een Algemene Kerkvergadering. Deze gemeenschap is voorwaarde voor haar waarachtigheid. Door zijn sacramentele wijding en de hiërarchische gemeenschap is de bisschop lid van het bisschopscollege. Als zodanig vertegenwoordigt hij zijn Kerk, zoals alle bisschoppen in vereniging met de paus de universele Kerk vertegenwoordigen in de band van vrede, liefde, eenheid en waarheid. Doordat de plaatselijke Kerken, ieder met hun eigen erfgoed, samenkomen in de eenheid, maken zij de katholiciteit van de Kerk zichtbaar. De bisschoppenconferenties dragen van hun kant bij tot de concretisatie van het collegiaal gevoelen (affectus). Zoals bekend heeft de Heilige Vader, naar aanleiding van de Tweede Bijzondere Bisschoppensynode, de Congregatie voor de Bisschoppen opdracht gegegeven de "theologisch-juridische status van Bisschoppenconferenties" te onderzoeken.[[617|22-23]]
Referenties naar alinea 19: 2
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=De theologische aard van de Doctrinaire Commissies en de taak van de bisschoppen als meesters van het geloof ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Het Magisterium heeft als pastorale opdracht erop toe te zien dat het Godsvolk in de waarheid blijft die vrij maakt; een veelomvattende en ingewikkelde opdracht dus. Om trouw te blijven aan zijn taak van dienst aan de waarheid, zal de theoloog rekening moeten houden met de eigen zending van het Magisterium en daarmee moeten samenwerken. Hoe moet deze samenwerking worden opgevat? Hoe gebeurt dat in concreto, en wat voor moeilijkheden doen zich misschien daarbij voor? Dit moet nu nader bezien worden.
Referenties naar alinea 20: 1
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Magisterium en theologie
- Artikel 1 Wederzijdse samenwerking
21
Interpretatie van de Bijbel in de Kerk ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Het levende Magisterium van de Kerk en de theologie hebben wel onderling verschillende charisma's en taken maar uiteindelijk een en hetzelfde doel: het Godsvolk bewaren in de waarheid die vrijmaakt, en het zo maken tot 'licht der volkeren'. Uit deze dienst aan de kerkgemeenschap vloeit een wederzijdse relatie voort tussen de theoloog en het Magisterium. Het Magisterium zet gezaghebbend de leer der apostelen uiteen, en, gebruik makend van de arbeid der theologen, weerlegt het de tegenwerpingen en de vertekeningen van het geloof; daarnaast biedt het, met het van Jezus Christus ontvangen gezag, nieuw en dieper begrip, verheldering en toepassing van de geopenbaarde leer. Van haar kant verwerft de theologie door studie een steeds dieper inzicht in het Woord Gods dat in de Heilige Schrift is neergelegd en dat getrouw door de levende Traditie van de Kerk onder leiding van het Magisterium wordt doorgegeven; de theologie tracht de leer van de Openbaring te verhelderen tegenover de argumenten van het verstand, en geeft aan die leer een organische en systematische vorm. Tot de deelnemers aan het internationale Congres over Theologie[[5036]]
Referenties naar alinea 21: 4
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=Interpretatie van de Bijbel in de Kerk ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Er ontstaat een speciale vorm van samenwerking tussen de theoloog en het Magisterium wanneer de theoloog de canonieke zending ontvangt of de opdracht om onderwijs te geven. De samenwerking wordt dan in zekere zin een delen in het werk van het Magisterium, waarmee ze door een juridische band is verbonden. De regels der beroepsethiek van de theoloog die uit zich en vanzelfsprekend voortvloeien uit de dienst aan Gods Woord, worden versterkt door de verbintenis die hij is aangegaan bij het aanvaarden van zijn taak alsook bij het uitspreken van de geloofsbelijdenis en het afleggen van de eed van trouw. vgl: Codex Iuris Canonici, 833[[[30|833]]] vgl: Geloofsbelijdenis en eed van trouw bij de aanvaarding van een ambt uit te oefenen in naam van de Kerk[[[1708]]] Vanaf dat ogenblik is hem officieel de taak toevertrouwd om de geloofsleer in alle nauwkeurigheid en in haar gehele omvang uiteen te zetten en te verduidelijken.
Referenties naar alinea 22: 1
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
Leerstellige nota ter verheldering van de laatst vastgestelde formule van de Geloofsbelijdenis ->=geentekst=
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Als het Magisterium van de Kerk een onfeilbare uitspraak doet en plechtig verklaart dat een leerstuk in de Openbaring vervat ligt, is de instemming die gevraagd wordt, die van het theologisch geloof. Zulk een instemming moet ook worden gegeven aan de onderrichting van het gewone en universele Magisterium wanneer dit een geloofspunt voorhoudt als door God geopenbaard. Wanneer het 'op beslissende wijze' waarheden voorhoudt met betrekking tot geloof en zeden welke nauw en intiem verbonden zijn met de Openbaring, zelfs als ze niet van Godswege geopenbaard zijn, moeten deze waarheden met vastheid aanvaard en gehouden worden. Gelovige instemming van wil en verstand is vereist wanneer het Magisterium, ook al wil het geen 'beslissende' uitspraak doen, een leerstuk voorhoudt om te helpen bij een dieper verstaan van de Openbaring, om de inhoud uit te leggen, of ook om eraan te herinneren dat een leerstuk in overeenstemming is met de geloofswaarheden, of tenslotte om te waarschuwen tegen opvattingen die onverenigbaar zijn met deze geloofswaarheden. vgl: Lumen Gentium, 25[[[617|25]]] vgl: Codex Iuris Canonici, 752[[[30|752]]] Deze instemming mag niet enkel uitwendig en tuchtrechtelijk zijn, maar moet liggen in de logica van het geloof en geïnspireerd worden door de geloofsgehoorzaamheid.
Referenties naar alinea 23: 4
Leerstellige nota ter verheldering van de laatst vastgestelde formule van de Geloofsbelijdenis ->=geentekst=Leerstellige nota ter verheldering van de laatst vastgestelde formule van de Geloofsbelijdenis ->=geentekst=
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Leerstellige nota ter verheldering van de laatst vastgestelde formule van de Geloofsbelijdenis ->=geentekst=
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Ten slotte: om het Godsvolk zo goed mogelijk te kunnen dienen, en met name om het te waarschuwen voor gevaarlijke opvattingen die tot dwaling zouden kunnen leiden, kan het Magisterium een uitspraak doen bij omstreden kwesties waar, naast vaste principen, ook elementen meespelen die contingent van aard zijn en op veronderstellingen berusten. Vaak zal het pas met het voortschrijden van de tijd mogelijk worden te onderscheiden tussen wat wezenlijk en wat contingent is. Bereidheid om loyaal in te stemmen met wat het Magisterium leert in zaken die op zich niet onveranderbaar zijn moet de regel zijn. Toch kan het voorkomen dat de theoloog vragen heeft, al naar gelang het geval, over de opportuniteit, de vorm of zelfs de inhoud van een bepaalde uitspraak. Hij zal dan allereerst behoren na te gaan welk gezag daaraan moet worden toegekend, zoals dit blijkt uit de aard van de documenten, de nadruk waarmee een leerstuk wordt voorgehouden en de wijze zelf waarop de uitspraak wordt gedaan. § 1[[617|25]] Op het gebied van uitspraken van beleidsmatige aard is het wel voorgekomen dat documenten van het Magisterium niet geheel vrij van tekortkomingen waren. De Herders hebben niet steeds meteen alle aspecten of de hele complexiteit van een kwestie doorzien. Maar men doet de waarheid geweld aan als men uit enkele bepaalde gevallen tot de conclusie komt dat het Magisterium van de Kerk zich doorgaans kan vergissen in zijn beleidsmatige oordelen, of dat het niet de goddelijke bijstand geniet bij het onverkort uitoefenen van zijn opdracht. Inderdaad is de theoloog, die zijn wetenschap niet kan beoefenen zonder een zeker historisch inzicht, zich ervan bewust dat met de tijd er een uitzuivering plaats vindt. Dit moet niet worden verstaan als zou aan geloofsuitspraken maar een relatieve betekenis worden toegekend. Hij weet dat bepaalde oordelen van het Magisterium wellicht gerechtvaardigd waren in de tijd dat ze werden uitgesproken, omdat in de bedoelde uitspraken ware verklaringen stonden naast andere die niet zeker waren, terwijl beide soorten onontwarbaar met elkaar waren verbonden. Alleen de tijd heeft het mogelijk gemaakt om tot onderscheiding te komen en om, dank zij verdergaande studie, te komen tot ware leerstellige vooruitgang.
Referenties naar alinea 24: 4
Leerstellige nota ter verheldering van de laatst vastgestelde formule van de Geloofsbelijdenis ->=geentekst=Leerstellige nota ter verheldering van de laatst vastgestelde formule van de Geloofsbelijdenis ->=geentekst=
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Zelfs als de samenwerking in de beste omstandigheden plaats heeft, is het niet uitgesloten dat er spanningen ontstaan tussen de theoloog en het Magisterium. Het is niet onbelangrijk welke betekenis daaraan wordt toegekend en in welke geest ermee wordt omgegaan: komen die spanningen niet voort uit een gevoel van vijandigheid en verzet, dan kunnen zij een dynamische en prikkelende factor zijn waardoor het Magisterium en de theologen gestimuleerd worden om hun onderscheiden taken te vervullen door met elkaar in gesprek te gaan.
Referenties naar alinea 25: 2
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
In de dialoog geldt een dubbele regel: waar de gemeenschap in geloof in het geding is, geldt het principe van de unitas veritatis; waar het om verschillen gaat waarbij die gemeenschap niet in het geding is, zal men de unitas caritatis moeten bewaren.
Referenties naar alinea 26: 2
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Ook wanneer hij van mening is dat de geloofsleer niet in het geding is, moet de theoloog zijn afwijkende meningen of hypotheses niet voorstellen als ging het om onaanvechtbare conclusies. De eerbied voor de waarheid en ook de eerbied voor het Godsvolk vereisen een dergelijke terughoudendheid. (Rom. 14, 1-15; 1 Kor. 8; 1 Kor. 10, 23-33)[[b:Rom. 14, 1-15; 1 Kor. 8; 1 Kor. 10, 23-33]] Om dezelfde redenen zal hij ze niet voortijdig naar buiten brengen.
Referenties naar alinea 27: 2
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Een bijzondere toepassing van het voorgaande is het geval van de theoloog die, vanwege zijns inziens gegronde redenen, ernstige moeilijkheden heeft om een uitspraak van het Magisterium te aanvaarden inzake een onderwerp dat op zich niet onveranderbaar is. Een dergelijk gebrek aan instemming zou niet te rechtvaardigen zijn als het enkel zou berusten op het feit dat de geldigheid van de leer in kwestie niet evident is, of op de overtuiging dat het tegengestelde standpunt waarschijnlijker is. Ook het oordeel van het persoonlijke geweten van de theoloog is daar niet voldoende grond voor, want dit heeft geen autonoom en exclusief gezag om te oordelen over de waarheid van een leerstuk.
Referenties naar alinea 28: 2
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
In ieder geval moet er steeds een grondhouding zijn van bereidheid om loyaal te aanvaarden wat het Magisterium leert, zoals iedere gelovige dat behoort te doen op grond van zijn geloofsgehoorzaamheid. Daarom moet de theoloog ernaar streven om wat wordt voorgehouden, te verstaan in zijn inhoud, argumenten en redenen. Daaraan moet hij grondige en geduldige studie wijden, met de bereidheid om zijn eigen meningen te herzien en nauwkeurig de eventuele tegenwerpingen te bestuderen van zijn collega's.
Referenties naar alinea 29: 2
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Blijven ondanks loyaal pogen de moeilijkheden voortduren, dan heeft de theoloog de plicht aan de autoriteiten van het Magisterium de problemen kenbaar te maken die het gevolg zijn van een bepaalde uitspraak zelf, van de argumenten die ervoor worden gegeven of van de manier waarop het leerstuk wordt voorgesteld. Hij moet dat doen in een evangelische geest en met het vurig verlangen om de moeilijkheden op te lossen. Zijn tegenwerpingen zullen dan kunnen bijdragen tot werkelijke vooruitgang, en het Magisterium ertoe aanzetten om de leer van de Kerk grondiger en beter beargumenteerd voor te houden. In deze gevallen moet de theoloog vermijden zich eerder tot de massamedia te wenden dan tot het verantwoordelijk gezag, want door aldus pressie uit te oefenen op de publieke opinie kan men geen bijdrage leveren aan de opheldering van de leerstellige vraagstukken noch de waarheid dienen.
Referenties naar alinea 30: 3
Aetatis Novae ->=geentekst=Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Het kan ook voorkomen dat de theoloog hetgeen het Magisterium voorhoudt met volledige bereidheid om te luisteren en serieus heeft bestudeerd, en dat daarna de moeilijkheid blijft staan omdat de argumenten die pleiten voor het tegenovergestelde naar zijn oordeel het sterkst zijn. Wanneer hij geconfronteerd wordt met een stelling die hij verstandelijk niet meent te kunnen onderschrijven, is hij verplicht bereid te blijven tot een diepergaand onderzoek van het vraagstuk.
Voor iemand die loyaal is en bezield wordt door liefde voor de Kerk, kan een dergelijke situatie zeer zeker een zware beproeving betekenen. Het kan een uitnodiging zijn om in stilte en gebed te lijden, met de zekerheid dat, als de waarheid werkelijk in het geding is, ze zich uiteindelijk noodzakelijkerwijze zal doen gelden.
Voor iemand die loyaal is en bezield wordt door liefde voor de Kerk, kan een dergelijke situatie zeer zeker een zware beproeving betekenen. Het kan een uitnodiging zijn om in stilte en gebed te lijden, met de zekerheid dat, als de waarheid werkelijk in het geding is, ze zich uiteindelijk noodzakelijkerwijze zal doen gelden.
Referenties naar alinea 31: 2
Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Het probleem van de publieke stellingname tegen het magisterium (dissent)
32
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Bij herhaling heeft het Magisterium gewezen op de ernstige schade die de gemeenschap van de Kerk berokkend wordt door vormen van systematische oppositie, soms zelfs in georganiseerde groepen gebundeld. In zijn Apostolische Exhortatie Paterna cum benevolentia[985] heeft Paulus VI een analyse van dit probleem gegeven die nog steeds volledig van toepassing is. vgl: Paterna cum benevolentia, 5-23[[[985|5-23]]] vgl: Mysterium Ecclesiae[[[437]]] Wij willen hier met name spreken over deze publieke houding van verzet tegen het Magisterium van de Kerk. Ze wordt ook wel 'dissent' genoemd, en moet goed onderscheiden worden van de boven besproken situatie van persoonlijke moeilijkheden. Het 'dissent' kan verschillende verschijningsvormen hebben, en er zijn veelvuldige verwijderde of directe oorzaken voor.
Onder de factoren die een meer verwijderde en indirecte invloed uitoefenen kan men wijzen op de ideologie van de wijsgerige vrijzinnigheid, waarvan ook onze tijdgeest doordrongen is. Deze is de oorzaak van de tendens, het oordeel van een eenling des te waardevoller te achten omdat hij alleen op eigen krachten steunt. Zo stelt men de vrijheid van denken tegenover het gezag van de traditie, welke beschouwd wordt als oorzaak van slaafsheid. A priori (bij voorbaat) wordt een overgeleverde en algemeen aanvaarde leer als verdacht beschouwd en het waarheidsgehalte ervan aangevochten. In het uiterste geval wordt de meningsvrijheid, op deze wijze verstaan, belangrijker geacht dan de waarheid zelf. Het gaat dus over heel iets anders dan over de terecht gevorderde vrijheid, in de zin van afwezigheid van dwang, als noodzakelijke voorwaarde voor het loyaal zoeken naar waarheid. Krachtens deze eis heeft de Kerk altijd geleerd dat 'niemand gedwongen mag worden om tegen zijn wil het geloof te omhelzen'. Dignitatis Humanae, 10[[702|10]]
Ook de bewust bespeelde openbare mening, en de druk om zich daaraan te conformeren, zijn van invloed. Vaak dreigen de door de media gepropageerde sociale modellen tot norm te worden verheven. Met name wordt de opvatting verspreid dat de Kerk zich slechts zou moeten uitspreken over vraagstukken die volgens de publieke mening belangrijk zijn, en dan in de zin die het grote publiek welgevallig is. Zo zou het Magisterium zich kunnen uitspreken over economische en sociale vraagstukken, maar zou zij morele kwesties op het gebied van huwelijk en gezin aan het persoonlijk oordeel moeten overlaten.
Ten slotte: in zich is de veelheid van culturen en talen een rijkdom, maar als indirect gevolg kunnen er misverstanden ontstaan die aanleiding zijn tot meningsverschillen.
In dit verband wordt van de theoloog een kritisch en scherp onderscheidingsvermogen gevraagd, en het werkelijke beheersen van de problemen, wil hij zijn kerkelijke opdracht vervullen, en niet, door zich aan te passen aan de huidige wereld (Rom 12, 2; Ef. 4, 23)[[b:Rom 12, 2; Ef. 4, 23]], de onafhankelijkheid van oordeel verliezen die een leerling van Christus betaamt.
Onder de factoren die een meer verwijderde en indirecte invloed uitoefenen kan men wijzen op de ideologie van de wijsgerige vrijzinnigheid, waarvan ook onze tijdgeest doordrongen is. Deze is de oorzaak van de tendens, het oordeel van een eenling des te waardevoller te achten omdat hij alleen op eigen krachten steunt. Zo stelt men de vrijheid van denken tegenover het gezag van de traditie, welke beschouwd wordt als oorzaak van slaafsheid. A priori (bij voorbaat) wordt een overgeleverde en algemeen aanvaarde leer als verdacht beschouwd en het waarheidsgehalte ervan aangevochten. In het uiterste geval wordt de meningsvrijheid, op deze wijze verstaan, belangrijker geacht dan de waarheid zelf. Het gaat dus over heel iets anders dan over de terecht gevorderde vrijheid, in de zin van afwezigheid van dwang, als noodzakelijke voorwaarde voor het loyaal zoeken naar waarheid. Krachtens deze eis heeft de Kerk altijd geleerd dat 'niemand gedwongen mag worden om tegen zijn wil het geloof te omhelzen'. Dignitatis Humanae, 10[[702|10]]
Ook de bewust bespeelde openbare mening, en de druk om zich daaraan te conformeren, zijn van invloed. Vaak dreigen de door de media gepropageerde sociale modellen tot norm te worden verheven. Met name wordt de opvatting verspreid dat de Kerk zich slechts zou moeten uitspreken over vraagstukken die volgens de publieke mening belangrijk zijn, en dan in de zin die het grote publiek welgevallig is. Zo zou het Magisterium zich kunnen uitspreken over economische en sociale vraagstukken, maar zou zij morele kwesties op het gebied van huwelijk en gezin aan het persoonlijk oordeel moeten overlaten.
Ten slotte: in zich is de veelheid van culturen en talen een rijkdom, maar als indirect gevolg kunnen er misverstanden ontstaan die aanleiding zijn tot meningsverschillen.
In dit verband wordt van de theoloog een kritisch en scherp onderscheidingsvermogen gevraagd, en het werkelijke beheersen van de problemen, wil hij zijn kerkelijke opdracht vervullen, en niet, door zich aan te passen aan de huidige wereld (Rom 12, 2; Ef. 4, 23)[[b:Rom 12, 2; Ef. 4, 23]], de onafhankelijkheid van oordeel verliezen die een leerling van Christus betaamt.
Referenties naar alinea 32: 2
Veritatis Splendor ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Het 'dissent' heeft verschillende aspecten. De meest radicale vorm ervan is erop uit, de Kerk te veranderen volgens een protestmodel zoals dat in de politieke maatschappij gebeurt. Meer frequent is de mening dat de theoloog slechts zou behoeven in te stemmen met wat het Magisterium als onfeilbaar voorhoudt. Volgens een soort theologisch positivisme zouden uitspraken, zonder het onfeilbaarheidscharisma gedaan, in geen enkel opzicht een verplichtend karakter hebben, en zou men vrij zijn er al dan niet mee in te stemmen. Zo zou de theoloog alle vrijheid hebben om wat het Magisteriun niet-onfeilbaar leert, in twijfel te trekken of af te wijzen, met name wat betreft specifieke morele normen; door deze kritische oppositie zou hij zelfs kunnen bijdragen tot verdere ontwikkeling van de leer.
Referenties naar alinea 33: 2
Veritatis Splendor ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
In het algemeen worden uiteenlopende argumenten aangevoerd om het 'dissent' te rechtvaardigen; twee daarvan hebben een meer fundamenteel karakter. Het eerste is van hermeneutische aard: de documenten van het Magisterium zouden slechts een aanvechtbare theologie weerspiegelen. Het tweede beroept zich op het theologisch pluralisme, dat soms zozeer tot relativisme voert dat de integriteit van het geloof in het geding komt: de uitspraken van het Magisterium zouden gebaseerd zijn op een theologie naast andere theologieën, terwijl geen enkele theologie op algemene geldigheid aanspraak mag maken. Tegenover het ware Magisterium, en daarmee wedijverend, ontstaat zo een soort 'parallel-magisterium' van theologen. The notion of a "parallel...The notion of a "parallel magisterium" of theologians in opposition to and in competition with the magisterium of the Pastors is sometimes supported by reference to some texts in which St. Thomas Aquinas makes a distinction between the "magisterium cathedrae pastoralis" and "magisterium cathedrae magisterialis" (Contro impugnantes, c. 2; Quodlib. III, q. 4, a.l (9); In IV.Sent. 19, 2, 2, q.3 sol. 2 ad 4). Actually, these texts do not give any support to this position for St. Thomas was absolutely certain that the right to judge in matters of doctrine was the sole responsibility of the "officium praelationis".
Zeer zeker hoort het tot de taak van de theoloog om de teksten van het Magisterium op juiste wijze uit te leggen, en hij beschikt daartoe over verschillende hermeneutische regels; een daarvan is het principe dat, dankzij de goddelijke bijstand, datgene wat het Magisterium leert, een geldigheid heeft die niet afhangt van de aangevoerde argumenten welke soms aan een bepaalde theologie ontleend zijn. Wat het theologisch pluralisme betreft, dit is slechts gerechtvaardigd in zoverre de eenheid van het geloof in objectieve betekenis niet wordt aangetast. vgl: Paterna cum benevolentia, 14-15[[[985|14-15]]] Eenheid van geloof, eenheid en verscheidenheid in geloofs-vertolking en pluraliteit van theologieën zijn verschillend van niveau maar wezenlijk met elkaar verbonden. De bestaansgrond van de pluraliteit is het ondoorgrondelijk geheim van Christus dat alle objectieve systematisering overstijgt. Maar dat kan niet betekenen dat daarmee strijdige conclusies aanvaardbaar zouden zijn, noch tast het ook maar enigszins de waarheid aan van uitspraken waarin het Magisterium zijn oordeel heeft gegeven. vgl: Tot de leden van de Internationale Theologische Commissie[[[4497]]] Wat het parallel-magisterium betreft: dit kan grote geestelijke schade aanrichten door zich tegen het leerambt van de Herders te verzetten. Want als het 'dissent' zijn invloed zover weet uit te breiden dat het bepalend wordt voor een algemene opvatting, wordt het steeds meer tot gedragsregel, en dit kan het Godsvolk alleen maar ernstig in verwarring brengen en leiden tot minachting van het ware gezag. vgl: Redemptor Hominis, 19[[[237|19]]] "Discorso ai fedeli di..."Discorso ai fedeli di Managua", March 4, 1983, n. 7: AAS 75 (1983) 723; "Discorso ai religiosi a Guatemala", March 8, 1983, n. 3: AAS 75 (1983) 746; "Discorso ai vescovi a Lima", February 2, 1985, n. 5: AAS 77 (1985 ) 874; "Discorso alla Conferenza dei vescovi belgi a Malines", May 18, 1985, n. 5: Insegnamenti di Giovanni Paolo II, VIII, 1 (1985) 1481; "Discorso ad alcuni vescovi americani in visita ad limina", October 15, 1988, n. 6: L'Osservatore Romano, October 16, 1988. p. 4.
Zeer zeker hoort het tot de taak van de theoloog om de teksten van het Magisterium op juiste wijze uit te leggen, en hij beschikt daartoe over verschillende hermeneutische regels; een daarvan is het principe dat, dankzij de goddelijke bijstand, datgene wat het Magisterium leert, een geldigheid heeft die niet afhangt van de aangevoerde argumenten welke soms aan een bepaalde theologie ontleend zijn. Wat het theologisch pluralisme betreft, dit is slechts gerechtvaardigd in zoverre de eenheid van het geloof in objectieve betekenis niet wordt aangetast. vgl: Paterna cum benevolentia, 14-15[[[985|14-15]]] Eenheid van geloof, eenheid en verscheidenheid in geloofs-vertolking en pluraliteit van theologieën zijn verschillend van niveau maar wezenlijk met elkaar verbonden. De bestaansgrond van de pluraliteit is het ondoorgrondelijk geheim van Christus dat alle objectieve systematisering overstijgt. Maar dat kan niet betekenen dat daarmee strijdige conclusies aanvaardbaar zouden zijn, noch tast het ook maar enigszins de waarheid aan van uitspraken waarin het Magisterium zijn oordeel heeft gegeven. vgl: Tot de leden van de Internationale Theologische Commissie[[[4497]]] Wat het parallel-magisterium betreft: dit kan grote geestelijke schade aanrichten door zich tegen het leerambt van de Herders te verzetten. Want als het 'dissent' zijn invloed zover weet uit te breiden dat het bepalend wordt voor een algemene opvatting, wordt het steeds meer tot gedragsregel, en dit kan het Godsvolk alleen maar ernstig in verwarring brengen en leiden tot minachting van het ware gezag. vgl: Redemptor Hominis, 19[[[237|19]]] "Discorso ai fedeli di..."Discorso ai fedeli di Managua", March 4, 1983, n. 7: AAS 75 (1983) 723; "Discorso ai religiosi a Guatemala", March 8, 1983, n. 3: AAS 75 (1983) 746; "Discorso ai vescovi a Lima", February 2, 1985, n. 5: AAS 77 (1985 ) 874; "Discorso alla Conferenza dei vescovi belgi a Malines", May 18, 1985, n. 5: Insegnamenti di Giovanni Paolo II, VIII, 1 (1985) 1481; "Discorso ad alcuni vescovi americani in visita ad limina", October 15, 1988, n. 6: L'Osservatore Romano, October 16, 1988. p. 4.
Referenties naar alinea 34: 3
Veritatis Splendor ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
35
Aetatis Novae ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
"Sensus Fidei" in the life of the Church ->=geentekst=
"Sensus Fidei" in the life of the Church ->=geentekst=
Het 'dissent' beroept zich soms op een sociologische argumentatie, volgens welke de mening van een groot aantal christenen de directe en adequate uitdrukking zou zijn van het 'bovennatuurlijke geloofsgevoelen'. In werkelijkheid kan men de meningen van de gelovigen niet eenvoudigweg gelijkstellen met de sensus fidei. vgl: Familiaris Consortio, 5[[[267|5]]] Het geloofsgevoelen is een eigenschap van het theologisch geloof; omdat het een gave Gods is die tot persoonlijke instemming met de Waarheid brengt, kan het zich niet vergissen. Dat persoonlijk geloof is ook geloof van de Kerk: God heeft immers aan de Kerk toevertrouwd het Woord te behoeden, en wat bijgevolg de gelovige gelooft is dat wat de Kerk gelooft. Vandaar dat ware overeenstemming van hart en geest met de Kerk tot de natuur zelf van de sensus fidei behoort, het sentire cum Ecclesia. Het theologisch geloof kan zich dus niet vergissen; de gelovige daarentegen kan onjuiste ideeën hebben, want niet al zijn gedachten vinden hun bron in het geloof. vgl: DH 1534: de formule 'geloof "cui non potest subesse falsum"[[[668|14]]] vgl: "Possibile est enim hominem fidelem ex coniectura humana falsum aliquid aestimare. Sed quod ex fide falsum aestimet, hoc est impossibile".[[[t:II-II, q. 1 a. 3, ad 3]]] Niet alle opvattingen die leven onder het Godsvolk zijn in overeenstemming met het geloof, te meer omdat ze gemakkelijk beïnvloed kunnen worden door een openbare mening die door de moderne communicatiemedia gepropageerd wordt. Niet zonder reden wijst het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] op het onlosmakelijk verband tussen de sensus fidei en de leiding van het Godsvolk door het leerambt van de Herders: beide werkelijkheden kunnen niet van elkaar gescheiden worden. vgl: Lumen Gentium, 12[[[617|12]]] De interventies van het Magisterium dienen om de eenheid van de Kerk te bewaren in de waarheid van de Heer. Ze helpen om 'in de waarheid te blijven' temidden van het willekeurige karakter van veranderende opvattingen, en ze zijn uitdrukking van de gehoorzaamheid aan Gods Woord. vgl: Dei Verbum, 10[[[576|10]]] Zelfs als het wellicht de schijn heeft dat ze de vrijheid van de theologen belemmeren, vormen zij door de trouw aan het overgeleverd geloof de grondslag voor een diepere vrijheid die slechts de eenheid in de waarheid schenken kan.
Referenties naar alinea 35: 5
Veritatis Splendor ->=geentekst=Aetatis Novae ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
"Sensus Fidei" in the life of the Church ->=geentekst=
"Sensus Fidei" in the life of the Church ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
De vrijheid van de geloofsakt is geen rechtvaardiging voor het 'dissent'. Ze betekent absoluut niet de vrijheid ten opzichte van de waarheid, maar de vrije zelfbeschikking van de persoon overeenkomstig zijn zedelijke verplichting om de waarheid te aanvaarden. De geloofsakt is een wilsakt omdat de mens, vrijgekocht door Christus de Verlosser en door Hem tot het aangenomen kindschap geroepen (Rom. 8, 15; Gal. 4, 5; Ef. 1, 5; Joh. 1, 12)[[b:Rom. 8, 15; Gal. 4, 5; Ef. 1, 5; Joh. 1, 12]], God slechts kan aanhangen wanneer hij, 'door de Vader getrokken' (Joh. 6, 44)[b:Joh. 6, 44], Hem de redelijke eredienst brengt van zijn geloof. (Rom. 12, 1)[[b:Rom. 12, 1]] Zoals de verklaring Dignitatis Humanae[702] ons in herinnering brengt, Dignitatis Humanae, 9-10[[702|9-10]] heeft geen menselijk gezag het recht om door dwang of druk in te grijpen in deze keus die de grenzen van zijn bevoegdheden te boven gaat. Eerbiediging van het recht op religieuze vrijheid is het fundament voor de eerbiediging van de totaliteit der mensenrechten. Toch kan men zich niet beroepen op deze mensenrechten om zich te verzetten tegen uitspraken van het Magisterium. Een dergelijke wijze van handelen miskent de aard en zending van de Kerk, die van haar Heer de opdracht heeft ontvangen om aan alle mensen de heilswaarheid te verkondigen, en die dat doet door in Christus' voetspoor te gaan, in de wetenschap dat 'de waarheid alleen door de kracht van de waarheid zelf zich kan opleggen aan de geest die zij zacht en tegelijk krachtig doordringt'. Dignitatis Humanae, 1[[702|1]]
Referenties naar alinea 36: 2
Veritatis Splendor ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Krachtens de goddelijke opdracht die aan het Magisterium in de Kerk is gegeven, heeft het tot taak het Evangelie te onderwijzen, ervoor te waken dat het onverkort bewaard blijft, en daardoor het geloof van het Godsvolk te beschermen. Dit kan soms leiden tot het nemen van ernstige maatregelen, bijvoorbeeld als het aan een theoloog die van de geloofsleer afwijkt, de hem toevertrouwde missio canonica of de leeropdracht afneemt, of van bepaalde geschriften verklaart dat ze niet in overeenstemming zijn met die leer. Door zo te handelen, wil het trouw zijn aan zijn zending, want het verdedigt het recht van het Godsvolk om de boodschap van de Kerk zuiver en onverkort te ontvangen, en om niet in verwarring gebracht te worden door een gevaarlijke persoonlijke opvatting.
Het oordeel van het Magisterium dat bij dergelijke omstandigheden wordt uitgesproken, is het resultaat van een diepgaand onderzoek volgens bepaalde vastgelegde procedures, waarbij de belanghebbende de mogelijkheid heeft gehad om eventuele misverstanden omtrent zijn denken weg te nemen. Het oordeel betreft echter niet de persoon van de theoloog, maar de intellectuele standpunten die hij openlijk naar buiten heeft gebracht. Misschien zijn deze procedures voor verbetering vatbaar; maar dat betekent niet dat ze in strijd zijn met recht en gerechtigheid. Het is geheel ongegrond hier te spreken van aantasting der mensenrechten, want dan miskent men de juiste hiërarchie van deze rechten, evenzeer als de natuur van de Kerkgemeenschap en van haar algemeen welzijn. Overigens komt de theoloog die niet instemt met het sentire cum Ecclesia, in tegenspraak met de verplichting die hij vrij en bewust is aangegaan om onderricht te geven in naam van de Kerk. vgl: 1[[[1307|(27)]]] vgl: Codex Iuris Canonici, 812[[[30|812]]]
Het oordeel van het Magisterium dat bij dergelijke omstandigheden wordt uitgesproken, is het resultaat van een diepgaand onderzoek volgens bepaalde vastgelegde procedures, waarbij de belanghebbende de mogelijkheid heeft gehad om eventuele misverstanden omtrent zijn denken weg te nemen. Het oordeel betreft echter niet de persoon van de theoloog, maar de intellectuele standpunten die hij openlijk naar buiten heeft gebracht. Misschien zijn deze procedures voor verbetering vatbaar; maar dat betekent niet dat ze in strijd zijn met recht en gerechtigheid. Het is geheel ongegrond hier te spreken van aantasting der mensenrechten, want dan miskent men de juiste hiërarchie van deze rechten, evenzeer als de natuur van de Kerkgemeenschap en van haar algemeen welzijn. Overigens komt de theoloog die niet instemt met het sentire cum Ecclesia, in tegenspraak met de verplichting die hij vrij en bewust is aangegaan om onderricht te geven in naam van de Kerk. vgl: 1[[[1307|(27)]]] vgl: Codex Iuris Canonici, 812[[[30|812]]]
Referenties naar alinea 37: 2
Veritatis Splendor ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Tenslotte is het beroep op de plicht, zijn geweten te volgen, evenmin een rechtvaardiging voor het 'dissent'. Allereerst omdat het geweten het praktisch oordeel voorlicht bij een te nemen beslissing, terwijl het hier gaat om de waarheid van een leerstellige uitspraak. Vervolgens omdat de theoloog, zoals iedere gelovige, zijn geweten wel moet volgen, maar tegelijk ook de plicht heeft het te vormen. Het geweten is geen onafhankelijk en onfeilbaar vermogen; het is een zedelijke oordeelsakt over een verantwoordelijke beslissing. Een juist geweten is een geweten dat wordt voorgelicht door het geloof en door de objectieve morele wet, en het veronderstelt de juiste gerichtheid van de wil bij het streven naar het ware goed. Daarom veronderstelt het juiste geweten van de katholieke theoloog geloof in het Woord Gods waarvan hij de rijkdommen moet verkennen, maar ook liefde voor de Kerk waarvan hij zijn zending heeft ontvangen, en eerbied voor het Magisterium dat goddelijke bijstand geniet. Stelt men tegenover het leerambt van de Kerk een hoogste leerambt van het geweten, dan betekent dat de aanvaarding van het principe van vrij onderzoek dat niet te rijmen is met het bestel van de Openbaring en de overlevering daarvan in de Kerk, evenmin als met een juiste opvatting van de theologie en de taak van de theoloog. Want de geloofsuitspraken zijn niet de vrucht van een louter persoonlijk onderzoek of een vrije kritische studie van het Woord Gods, maar vormen een kerkelijk erfgoed. Als men de Herders niet volgt die erop toezien dat de apostolische overlevering levend wordt gehouden, wordt de band met Christus onherstelbaar in gevaar gebracht. vgl: Paterna cum benevolentia, 4[[[985|4]]]
Referenties naar alinea 38: 2
Veritatis Splendor ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
De Kerk, die haar oorsprong vindt in de eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, vgl: Lumen Gentium, 4[[[617|4]]] is een geheim van gemeenschap. Volgens de wil van haar Stichter is zij georganiseerd rond een hiërarchie die in dienst staat van het Evangelie en van het daaruit levende Godsvolk. Naar het voorbeeld van de leden der eerste gemeenschap moeten alle gedoopten, met de hun eigen charisma's, in oprechtheid van hart streven naar een harmonische eenheid van leer, leven en eredienst. (Hand. 2, 42)[[b:Hand. 2, 42]] Dat is een regel die uit het wezen zelf van de Kerk voortvloeit. Vandaar dat men op de Kerk niet zomaar zonder meer de gedragscriteria mag toepassen die gelden voor de burgermaatschappij of voor de regels die het functioneren van een democratie bepalen. En nog minder mag de mentaliteit van de omringende wereld voor de betrekkingen binnen de Kerk bepalend zijn. (Rom. 12, 2)[[b:Rom. 12, 2]] Aan de mening van de meerderheid vragen wat men behoort te denken en te doen, zich verzetten tegen het Magisterium door de druk van de openbare mening te mobiliseren, zich beroepen op een 'consensus' onder de theologen, beweren dat de theoloog de woordvoerder is van een 'grondvlak' of een autonome gemeenschap welke zo de enige bron van de waarheid zou zijn: dat alles zijn tekenen van een ernstig verlies van de zin voor waarheid en van de zin voor de Kerk.
Referenties naar alinea 39: 2
Veritatis Splendor ->=geentekst=Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
40
De Kerk is 'als het sacrament of het teken en instrument van de intieme vereniging met God en van de eenheid van de hele mensheid'. Lumen Gentium, 1[[617|1]] Naar eendracht en gemeenschap zoeken betekent bijgevolg haar getuigenis en geloofwaardigheid versterken; toegeven aan de bekoring van het 'dissent' daarentegen betekent dat men 'kiemen van ontrouw jegens de Heilige Geest' vgl: Paterna cum benevolentia, 2-3[[[985|2-3]]] tot ontwikkeling laat komen. Het is waar dat theologie en leerambt verschillend van aard zijn, en dat de eigen opdrachten van beide niet met elkaar verward mogen worden. Maar toch gaat het om twee vitale functies in de Kerk die elkaar wederzijds moeten doordringen en verrijken omwille van de dienst aan het Godsvolk. Krachtens het gezag dat de Herders aan Christus zelf ontlenen is het hun plicht om over die eenheid te waken en te verhinderen dat de met het leven gegeven spanningen ontaarden in allerlei verdeeldheid. Hun gezag dat alle particuliere stellingname of oppositie overstijgt, moet dit alles verenigen in het onverkorte Evangelie dat het 'woord van verzoening' is. (2 Kor. 5, 18-20)[[b:2 Kor. 5, 18-20]] Wat de theologen betreft: krachtens hun eigen charisma hebben zij de verantwoordelijkheid om ook van hun kant bij te dragen tot de opbouw van het Lichaam van Christus in eenheid en waarheid. Hun bijdrage is meer dan ooit noodzakelijk, want evangelisatie op wereldschaal vraagt de inspanningen van het gehele Godsvolk. vgl: Christifideles laici, 32-35[[[692|32-35]]] Wanneer zij misschien op moeilijkheden stoten vanwege de aard van hun onderzoek, moeten zij de oplossing daarvan zoeken in een vertrouwvolle dialoog met de Herders, in de geest van waarheid en liefde waardoor de gemeenschap van de Kerk wordt gekenmerkt.
Referenties naar alinea 40: 1
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
41
Allen moeten voor de geest houden dat Christus het definitieve Woord is van de Vader (Heb. 1, 2)[[b:Heb. 1, 2]] in Wie, naar de woorden van Johannes van het Kruis, 'God ons alles tegelijk in één keer heeft gezegd'. II, 22, 3[[1082]] Als zodanig is Hij de Waarheid die vrijmaakt. (Joh. 8, 36; Joh. 14,6)[[b:Joh. 8, 36; Joh. 14,6]] De daden van instemming en zich onderwerpen aan het Woord dat aan de Kerk onder de leiding van het Magisterium is toevertrouwd, hebben uiteindelijk op Hem betrekking en leiden ons binnen in het gebied van de ware vrijheid.
Referenties naar alinea 41: 1
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 5 Slot
42
De Maagd Maria is moeder en volmaakte Icoon van de Kerk. Vanaf het begin van het Nieuwe Testament is zij zaliggeprezen vanwege haar onmiddellijke en volmaakte geloofsinstemming met het Woord Gods (Lc. 1, 38 .45)[[b:Lc. 1, 38 .45]] dat zij in haar hart voortdurend bewaarde en overwoog. (Lc. 2, 19.51)[[b:Lc. 2, 19.51]] Voor heel het Godsvolk dat aan haar moederlijke zorg is toevertrouwd is zij dan ook een voorbeeld en steun geworden. Zij toont hoe het Woord Gods ontvangen en gediend moet worden. Tegelijk geeft zij het uiteindelijk doel aan dat nooit uit het oog mag worden verloren: aan alle mensen het heil verkondigen dat haar Zoon Jezus Christus de wereld is komen brengen en tot stand heeft gebracht. Tot besluit van deze Instructie vraagt de Congregatie voor de Geloofsleer[d:106] met aandrang dat de bisschoppen vertrouwens-relaties zullen onderhouden en ontwikkelen met de theologen, in een gezamenlijke geest van ontvankelijkheid voor en dienst aan het Woord Gods, en in een gemeenschap van liefde waarin gemakkelijker bepaalde hinderpalen overwonnen kunnen worden die nu eenmaal eigen zijn aan het menselijk bestaan op aarde, Zo zullen allen steeds meer tot dienaren van Gods Woord worden en tot dienaren van het Godsvolk, zodat dit vast blijft staan in de van de aanvang gehoorde leer van waarheid en vrijheid, en het daarmee ook in de Zoon en in de Vader blijft en het eeuwig leven verkrijgt als vervulling van de Belofte. (1 Joh. 2, 24-25)[[b:1 Joh. 2, 24-25]]
Referenties naar alinea 42: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
42a
Deze Instructie werd in de voltallige vergadering van de Congregatie[d:106] aangenomen. In een audiëntie, verleend aan de Prefect die hieronder heeft ondertekend, verleende Paus Johannes Paulus II zijn goedkeuring en gaf hij opdracht tot publicatie.
Te Rome, bij de Congregatie voor de Geloofsleer[d:106], 24 mei 1990, op het feest van 's Heren Hemelvaart.
Joseph Kardinaal Ratzinger,
Prefect
+ Alberto Bovone,
Tit. Aartsbisschop van Cesarea in Numidië,
Secretaris
Referenties naar alinea 42a: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 10
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1091-donum-veritatis-nl