Inhoudsopgave
- Inhoud
I.
De hulpmiddelen, zeer geliefden, die door God tot heiliging van onze zielen en lichamen zijn ingesteld, worden ons in den loop der dagen en jaargetijden zonder ophouden steeds opnieuw aangeboden juist met de bedoeling, dat het geneesmiddel zelf ons aan onze zwakheden zou herinneren. De natuur immers, onbestendig en sterfelijk tengevolge van de smet der zonde, hoewel reeds verlost en door het heilig Doopsel reeds herboren, neigt, in zoverre zij zintuigelijk is, tot datgene wat minder goed is. Zij zou ten verderve gevoerd worden door de vleselijke begeerte, als zij niet versterkt werd door een geestelijk hulpmiddel: want zoals de oorzaak van haar val nooit van haar wijkt, zo is ook de oorzaak van haar standvastigheid steeds aanwezig, volgens het woord van den Apostel: "God immers is getrouw, Hij zal niet toelaten, dat gij boven uw kracht bekoord wordt, maar alles tot een goed einde leiden, zodat gij zult kunnen volharden". Ofschoon de Heer derhalve zijn strijders beschermt en Hij, Die machtig is in den strijd, Zijn soldaten aanmoedigt en zegt: "Vreest niet: Ik heb de wereld overwonnen", toch dient men te weten, zeer geliefden, dat door deze aansporing de vrees is weggenomen maar niet de strijd en dat, hoewel de angel van de schrik is afgestompt, er reden blijft voor een gevecht, dat door den sluwen vijand zeker op verschrikkelijke wijze ontketend wordt door de woede der vervolging, maar ons op nog gevaarlijker wijze onder den schijn van vrede wordt aangedaan. Want waar de strijd openlijk is, daar zijn de zegekransen ook duidelijk in zicht. En juist dit bewustzijn dat, als de beproeving zeer nabij is, de vervulling der belofte eveneens genaderd is, voedt en prikkelt de kracht van het uithoudingsvermogen. Nu echter de openlijke aanvallen der goddelozen ten einde zijn en de duivel zich onthoudt van het vermoorden en terechtstellen van gelovigen om te voorkomen, dat een voortzetting der wreedheden een vermeerdering van onze overwinningen zou worden, heeft de briezende tegenstander de bloedige vijandelijkheden veranderd in kalme hinderlagen, om hem, die hij door honger en kou, door vlammen en zwaard nimmer heeft kunnen overwinnen, door rust tot lauwheid te brengen, door begeerten te verstrikken, door eerzucht verwaand te maken en door genot te verleiden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
II.
Maar om deze en alle andere ongerechtigheden te vernietigen bezit het leger der christenen machtige verdedigingsmiddelen en zegevierende wapenen, doordat de Geest der waarheid Zijn soldaten onderricht, en de zachtmoedigheid den toorn, de mildheid de hebzucht, en de welwillendheid den naijver verdelgt. Wanneer immers de rechterhand des Allerhoogsten de harten van velen omvormt, keert de oude vervallenheid terug tot de nieuwheid en worden slaven der ondeugd tot dienaren der gerechtigheid. De zelfbeheersing heeft den wellust onderworpen, de nederigheid den hoogmoed verdreven en zij, die besmeurd waren door ontucht, zijn gaan schitteren door reinheid. Aan deze verandering van zeden, zeer geliefden, is echter door de Voorzienigheid van Gods genade ook nog een heilige vasten toegevoegd, die op bepaalde dagen van de gehele Kerk een vrome en gemeenschappelijke krachtsinspanning vereist. Hoewel het immers schoon en lofwaardig is, dat alle ledematen van Christus' Lichaam afzonderlijk getooid worden met hun persoonlijke plichtsbetrachting, heeft men toch met een verhevener handeling en een heiliger deugd te doen, wanneer alle harten van het vrome volk zich in het nastreven van eenzelfde doel verenigen : zodat hij, voor wien onze heiliging een kwelling is, niet enkel door een gedeelte, maar ook door het geheel der gelovigen overwonnen wordt. Voor dit werk, zeer geliefden, wordt ons nu de tiende maand aangeboden, die ons overeenkomstig de hoedanigheid van zijn weersgesteltenis als het ware waarschuwt, dat niemand verstijven mag door de kou van het ongeloof, maar eenieder veeleer steeds krachtiger moet worden door den geest van liefde. Want zelfs door de natuurverschijnselen ontvangen wij, als in een opengeslagen boek, een aanduiding van Gods wil: en nooit wordt het hemels onderricht onderbroken, zelfs niet als wij onze kennis putten uit die dingen, welke ons dienstbaar zijn.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
III.
Want wij moeten niet enkel die uitspraak van den Apostel voor den geest houden, waarin de mensen, die geen vruchten van naastenliefde voortbrengen, met lege bomen vergeleken worden, maar ook moeten wij vanwege het voorbeeld, dat in zijn onvruchtbaarheid gelegen is, onze aandacht schenken aan die vijgeboom, welke de Heer Jesus, zoals het Evangelie verhaalt, met blijvende onvruchtbaarheid geslagen heeft, omdat hij niets bevatte, wat Hij eten kon, toen Hij honger had. Dit deed Hij, opdat wij zouden begrijpen dat hij, die den hongerige niet verkwikt, zijn spijs geweigerd heeft aan Hem, Die gezegd heeft, dat alles wat aan den arme gegeven is, aan Hemzelf besteed is. Zulke vervloekte bomen zullen zij zijn, tot wie de Rechter zeggen zal: "Gaat weg van Mij vervloekten in het eeuwige vuur, dat Mijn Vader bereid heeft voor den duivel en zijn engelen. Want Ik was hongerig en gij hebt Mij niet te eten gegeven, Ik was dorstig en gij hebt Mij niet te drinken gegeven", en zo voort. Elk van deze dingen wordt in herinnering geroepen, opdat wij er acht op zouden geven, dat men niet van de barmhartigheid zal zijn uitgesloten, als men zelfs maar een gedeelte van deze werken volbracht zal hebben. Een mens echter, die niemand helpt, zal een boom zijn, die geen vruchten draagt, daar hij vreemd bevonden zal worden aan iedere vorm van naastenliefde. De vasten nu van de tiende maand, welke in den winter valt, roept ons op tot den mystieken landbouw, waardoor de vruchten van graanvelden, wijnstokken en bomen, door welke de menselijke zwakheid staande gehouden wordt, met geestelijke zorgen worden opgekweekt, opdat de akker des Heren met zijn eigen opbrengsten verrijkt worde en hij, die nooit zonder vrucht mag zijn, vruchtbaar worde door zijn eigen vruchtbaarheid. Uwe Heiligheid begrijpt natuurlijk, dat men in dit alles de wasdom der gehele Kerk moet zien, waarvan de kiem zich in het geloof bevindt, de groei in de hoop en de rijpheid in de liefde, daar de versterving van het lichaam en de volharding in het gebed alleen dan de ware zuiverheid verkrijgen, als zij ondersteund worden door de heiliging der aalmoezen, volgens het woord des Heren "Geeft aalmoezen, en zie: alles zal rein voor u zijn". Laten wij dan woensdag en vrijdag vasten en zaterdag bij den allerzaligsten Apostel Petrus de nachtwake vieren, hetgeen Hij door Zijn hulp moge verlenen, Die met den Vader en den Heiligen Geest leeft en heerst door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/9021-7e-preek-over-de-vasten-van-december-nl