Inhoudsopgave
- Inhoud LVII 6e PREEK OVER HET LIJDEN DES HEREN gehouden op woensdag
1
I.
Onze belofte indachtig, zeer geliefden, gaan wij ons nu kwijten van wat wij uwe Heiligheid verschuldigd zijn, in de hoop, dat Gods genade ons behulpzaam zal zijn, opdat wij van Hém de vereiste toewijding mogen verkrijgen, Die ons ook bewogen heeft tot onze belofte. Toen Christus, de Heer, dan gevangen genomen was door de benden, die de opperpriesters en schriftgeleerden bewapend hadden, weerhield Hij Zijn macht, om zo het heilsbestel in vervulling te doen gaan ; en Hij beval den zaligen Apostel Petrus, die met menselijke hartstochtelijkheid tegen de aanvallers in woede ontstak, om geen gebruik te maken van het zwaard. Het was immers zinloos, dat Hij, Die niet geholpen wilde worden door legioenen van Engelen, wel wilde verdedigd worden door het verzet van een enkelen leerling. De woeste bende volbracht wel wat zij wilde en juichte wel over het lukken van haar misdaad, maar toch was de kracht van den Gevangene groter dan die van hen, die Hem gevangen namen. Want de blindheid der Joden verkreeg slechts, dat zij zich door haar eigen goddeloosheid in het verderf stortte, Christus' geduld echter bewerkte, dat Hij allen door Zijn lijden verloste.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
II.
Toen Jezus dan naar den hogepriester Caïphas gevoerd was, bij wien de schriftgeleerden en het gehele priestercollege zich verzameld hadden, zocht men valse getuigenissen tegen den Heer ; maar temidden van deze onsamenhangende en tegenstrijdige beweringen had Jezus er op een bewonderenswaardige wijze den voorkeur aan gegeven om te zwijgen. Toen Caiphas echter zeide: "Ik bezweer U bij den levenden God, dat Gij ons zegt of Gij de Christus zijt, de Zoon Gods", gaf Hij hem zo'n zorgvuldige en nadrukkelijke uitspraak ten antwoord, dat Hij door dezelfde woorden enerzijds het geweten der ongelovigen verblindde en anderzijds de harten der gelovigen bevestigde. Want op heel die ondervraging antwoordde Hij: "Gij hebt het gezegd", en Hij voegde er het volgende aan toe: "Maar Ik zeg u: van nu af aan zult gij den Mensenzoon zien zetelen ter rechterhand van de kracht Gods, en Hem zien komen op de wolken des hemels". Maar Caiphas scheurde zijn klederen om zo nog heviger uiting te geven aan zijn haat tegen de woorden, die hij gehoord had : en terwijl hem ontging, wat hij door deze onzinnigheid verkondigde, beroofde hij zich van de priesterlijke waardigheid. Waar is, Caiphas, het borstschild van uw verstand? waar is de gordel van uw zelfbeheersing? waar het schouderkleed van uw deugden? Zelf beroofd gij u van dit geheimvol en heilig gewaad, en met uw eigen handen verscheurt gij de priesterlijke klederen zonder acht te geven op het gebod, dat gij aangaande de opperpriester gelezen hebt: "Zijn hoofdbedekking zal hij niet afnemen en zijn klederen zal hij niet scheuren". Gij echter, die deze waardigheid reeds aan het verliezen waart, zijt zelf de uitvoerder van uw smadelijke vernedering ; en om aan te tonen, dat het einde van het Oude Verbond gekomen is, wordt door verscheuring het priesterlijk gewaad vernietigd, zoals weldra ook door verscheuring de voorhang van den tempel uiteengereten zal worden.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
III.
Nadat zij den nacht verder met menigvuldige bespottingen hadden doorgebracht, zeer geliefden, leverden zij Jezus geboeid aan den landvoogd Pilatus over. De opperpriesters en ouderlingen des volks deden dit immers met de bedoeling, om den schijn te wekken zelf niet verantwoordelijk te zijn voor de voltrekking van hun eigen misdaad, en daartoe onthielden zij zich van de medewerking hunner handen, maar bestookten Hem met de speren hunner tongen; zij wilden Hem niet doden maar riepen: "Kruisig Hem, kruisig Hem!" Wat is er ongerechtiger dan deze schijn van godsdienstigheid? wat is er wreder dan deze gehuichelde zachtzinnigheid? Op grond van welke wet, Joden, moogt gij willen, wat gij niet moogt doen? Om welke reden worden de harten niet gewond door datgene wat de lichamen bevlekt? Gij vreest u te besmeuren door den moord op Hem, Wiens bloed gij over u en uw kinderen hebt afgeroepen. Als uw goddeloosheid dit verschrikkelijk misdrijf niet voltrekt, laat den landvoogd dan oordelen volgens zijn overtuiging. Maar gij zijt zelfs tegenover hem hard en gewelddadig en gij houdt niet op hem te dwingen tot datgene waarvan gij uzelf op leugenachtige wijze onthoudt. Pilatus mag gezondigd hebben door te doen wat hij niet wilde, in uw geweten echter heeft zich alles opgehoopt, wat uw dolzinnig drijven hem heeft af gedwongen. Van dien aard was ook uw trouw aan de Wet, toen gij het geld, dat de verkoper van Christus u terugbracht, niet in de schatkamer hebt willen opbergen om namelijk te voorkomen, dat het bloedgeld de heilige schatkist zou bezoedelen. Van welk een hart getuigt deze huichelarij I Het geweten der priesters neemt op, wat de schatkist van den tempel weigert. Men wijst den prijs van het bloed af, dat men niet vreest te vergieten. Met hoeveel schermen van leugenachtigheid gij u ook omgeeft, gij hebt met den verrader handel gedreven, en evenmin als gij daardoor het onschuldig bloed hebt mogen kopen, had gij het mogen vergieten.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
IV.
Omdat Pilatus tenslotte zwicht voor het geschreeuw der Joden, wordt Jezus gekruisigd op de plaats, die Golgotha genoemd wordt. Op het hout wordt hij opgericht, die gevallen is door het hout, en door den smaak van gal en azijn wordt de spijs der zonde weggewist. Te recht had de Heer, voordat Hij werd overgeleverd, gezegd: "Als Ik opgeheven zal zijn, zal Ik alles tot Mij trekken"; dat wil zeggen : geheel de zaak van het menselijk geslacht zal Ik verdedigen en de natuur, die in het verleden verloren is gegaan, zal Ik in haar ouden staat herstellen. In Mij zal iedere zwakheid worden weggewist, in Mij zal iedere wonde worden genezen. Dat Jezus, toen Hij opgeheven was, alles tot Zich getrokken heeft, is niet alleen bewezen door het lijden van onze natuur (in Hem), maar ook door het beven der gehele wereld. Want toen de Schepper aan het schandhout hing, zuchtte de gehele schepping met Hem mee, en voelden alle elementen tegelijk met Hem de nagelen van het kruis. Niets bleef zonder aandeel in dezen marteldood. Zowel de hemel als de aarde werd er in opgenomen: hij deed de rotsen splijten, hij opende de graven, hij ontgrendelde de onderwereld en verborg de stralen der zon achter een huiveringwekkende, dichte duisternis. De wereld immers was aan haar Maker dit getuigenis verschuldigd, dat het heelal bij den dood van zijn Schepper wilde ophouden te bestaan. Maar Gods geduld behoudt de orde der dingen en tijden in het zijn, en Hij nodigt ons liever uit onze liefde te tonen door voor het behoud van hen te bidden, wier misdaad wij veraf schuwen.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
V.
Daar gij dan door zo'n grote prijs en door zo'n groot mysterie ontrukt zijt aan de macht der duisternis en verlost uit de boeien der oude gevangenschap, moet gij er zorg voor dragen, zeer geliefden, dat de duivel de ongeschondenheid van uw harten door geen list bederven kan. Alles wat u tegen het christelijk geloof in wordt voorgehouden, alles wat u tegen Gods geboden in wordt aangeprezen, komt voort uit het bedrog van hem, die u door ontelbare listen van het eeuwig leven tracht af te wenden, doordat hij bepaalde gelegenheden aangrijpt, die uit de menselijke zwakheid zelf voortkomen, om daardoor onvoorzichtige en nalatige zielen opnieuw in de strikken van zijn dood te lokken. Allen derhalve, die uit het water en den Heiligen Geest herboren zijn, moeten wel bedenken aan wien zij verzaakt hebben, en hoe zij door een openlijke verklaring het juk van die tyrannieke heerschappij van zich hebben afgeschud; en noch in voorspoed noch in tegenspoed mag iemand zijn toevlucht nemen tot de dodelijke hulpmiddelen van den duivel. Hij immers is een leugenaar van den beginne af en hij vermag enkel iets in de kunst m te bedriegen, doordat hij de onwetendheid der mensen misleidt met de schone schijn van een valse wetenschap, en doordat hij de kwaadaardige aandrijver is van hen, wier wrede aanklager hij later zal zijn. De duur van ons leven en de aard van onze daden in dezen tijd berusten niet op de natuur der elementen noch op den invloed der sterren, maar op de macht van den allerhoogsten en waren God, Wiens hulp en barmhartigheid wij moeten inroepen bij alle goeds, dat wij willen volbrengen. Zoals niets ons immers buiten Hem hulp kan bieden, als wij Hem, wat verre van ons zij, beledigd hebben, zo zal ook geen enkele tegenheid ons schaden, als Hij ons genadig is. Want wanneer God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Hij, Die Zijn enigen Zoon niet gespaard heeft, maar Hem voor ons allen heeft overgeleverd, hoe zou Hij ons tegelijk met Hem niet alles schenken? Die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/8855-6e-preek-over-het-lijden-des-heren-nl