Over de Transfiguratie of Gedaanteverandering des Heeren (Preek LI)
x
Informatie over dit document
Over de Transfiguratie of Gedaanteverandering des Heeren (Preek LI)
Gedaanteverandering des Heren - 2e Zondag van de Veertigdagentijd (Jaar A) - Quartertemperzaterdag (Lente) (pre-1970) - 2e Zondag van de Vasten (pre-1970)
Paus Leo I de Grote
445
Pauselijke geschriften - Homilieën
1941, Over de Menschwording van Christus, bewerkt door Dom Ard. Huyg O.S.B., uitg. NV de RK Boekcentrale Amsterdam
Vertaling, in de oorspronkelijke spelling gelaten. vanuit de Duitse vertaling uit “Biblothek der Kirchenväter” (München, 1927)
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Datum homilie volgens p. Vromen in Bonheiden-uitgave (2001)
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Datum homilie volgens p. Vromen in Bonheiden-uitgave (2001)
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1941
Dom Ard. Huyg O.S.B.
22 februari 2023
8627
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
I
De lezing uit het Evangelie (Mt. 17, 1-9) [b:Mt. 17, 1-9] N.v.d.v.: Het Evangelie van.. N.v.d.v.: Het Evangelie van de Gedaanteverandering des Heeren komt in de Liturgie voor op Quatertemper-Zaterdag (en dus ook op den tweeden Zondag) van de Vasten (in de Liturgische kalender vóór 1970), zeer geliefden, die door onze lichamelijke ooren tegen het inwendig gehoor van onzen geest heeft aangeklopt, noodigt ons uit tot het begrip van een groot Geheim, dat wij met behulp van Gods genade des te gemakkelijker zullen verkrijgen, wanneer wij onze beschouwing nog eens wijden aan hetgeen een weinig tevoren verhaald is. N.v.d.v.: Nml. in het 16e.. N.v.d.v.: Nml. in het 16e hoofdstuk van Mattheus, waar Christus er op wijst, dat Hij zoowel God als Mensch is, in staat om te lijden en te sterven.
De lezing uit het Evangelie (Mt. 17, 1-9) [b:Mt. 17, 1-9] N.v.d.v.: Het Evangelie van.. N.v.d.v.: Het Evangelie van de Gedaanteverandering des Heeren komt in de Liturgie voor op Quatertemper-Zaterdag (en dus ook op den tweeden Zondag) van de Vasten (in de Liturgische kalender vóór 1970), zeer geliefden, die door onze lichamelijke ooren tegen het inwendig gehoor van onzen geest heeft aangeklopt, noodigt ons uit tot het begrip van een groot Geheim, dat wij met behulp van Gods genade des te gemakkelijker zullen verkrijgen, wanneer wij onze beschouwing nog eens wijden aan hetgeen een weinig tevoren verhaald is. N.v.d.v.: Nml. in het 16e.. N.v.d.v.: Nml. in het 16e hoofdstuk van Mattheus, waar Christus er op wijst, dat Hij zoowel God als Mensch is, in staat om te lijden en te sterven.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
De Verlosser immers van het menschelijk geslacht Jezus Christus onderrichtte, toen Hij dat geloof stichtte, dat de goddeloozen tot de rechtvaardigheid en de dooden tot het leven terugroept, Zijn leerlingen met leerzame vermaningen en wonderdaden met het doel, dat men denzelfden Christus zoowel voor den Eeniggeboren Zoon van God als voor den Zoon des menschen zou houden. Want het eene hiervan was zonder het andere voor de zaligheid niet van nut en er bestond een zelfde gevaar, in den Heer Jezus Christus te gelooven of wel alleen als God zonder dat Hij Mensch was, ofwel alleen als Mensch zonder dat Hij God zou zijn, terwijl toch beiden op dezelfde wijze beleden moeten worden, want zooals in God een waarachtige Menschheid aanwezig was, zoo bevond zich in den Mensch de waarachtige Godheid.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Om dan de allerheilzaamste kennis van dit geloof te bevestigen had de Heer Zijn leerlingen ondervraagd, wat zijzelf temidden van de uiteenloopende meeningen van anderen over Hem geloofden of dachten. Toen zag de Apostel Petrus, die zich door een openbaring van den hemelschen Vader boven het lichamelijke verhief en boven het menschelijke uitsteeg. met geestelijk oog den Zoon van den levenden God en hij beleed de heerlijkheid van de Godheid, omdat hij niet zag naar de zelfstandigheid alleen van vleesch en bloed. En zozeer verwierf hij in deze verhevenheid van zijn geloof het welgevallen, dat hij met het geluk van de zaligprijzing begiftigd werd en de heilige hechtheid van een onwrikbare rots ontving, waarop de Kerk gevestigd werd om aan de poorten der hel en aan de wetten des doods te weerstaan, en dat in het ontbinden of binden van alle zaken in den Hemel niets anders zou gelden dan wat door Petrus' uitspraak zou zijn vastgesteld.
Referenties naar alinea 3: 1
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
II
Deze door Christus geprezen verheven kennis van Petrus moest echter, zeer geliefden, nog onderricht worden over het Geheim van 's Heeren lagere wezen, opdat het geloof van den Apostel, dat tot de heerlijke belijdenis van de Godheid in Christus verheven was, niet zou meenen, dat de aanname van onze zwakheid den onlijdelijken God onwaardig en onbetamelijk zou zijn, en ook niet zou houden, dat de menschelijke natuur reeds zóó in Hem verheerlijkt was, dat zij geen straf zou kunnen ondergaan noch door den dood ontbonden worden.
Deze door Christus geprezen verheven kennis van Petrus moest echter, zeer geliefden, nog onderricht worden over het Geheim van 's Heeren lagere wezen, opdat het geloof van den Apostel, dat tot de heerlijke belijdenis van de Godheid in Christus verheven was, niet zou meenen, dat de aanname van onze zwakheid den onlijdelijken God onwaardig en onbetamelijk zou zijn, en ook niet zou houden, dat de menschelijke natuur reeds zóó in Hem verheerlijkt was, dat zij geen straf zou kunnen ondergaan noch door den dood ontbonden worden.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Daarom zeide de Heer, dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel moest lijden van ouderlingen en schriftgeleerden en hoogepriesters en dat Hij gedood zou worden en op den derden dag verrijzen (Mt. 16, 21-28) [[b:Mt. 16, 21-28]]. Toen de zalige Petrus, die door het hemelsche licht verlicht nog vol vuur was van die allervurigste belijdenis van den Zoon van God, de smaad volle bespottingen en de schande van dien allerwreedsten dood, naar hij meende, vol vrome en vrijmoedige verontwaardiging had afgewezen, werd hij door Jezus op goedige wijze vermaand en berispt en opgewekt tot de begeerte, om met Hem aan het lijden deel te nemen. De daarna volgende vermaning van den Verlosser immers heeft dit ingeboezemd, dit geleerd, dat wie Hem willen volgen, zichzelf moeten verloochenen en in verwachting van de eeuwige goederen het verlies van de aardsche zeer gering behooren te achten; want dat hij tenslote zijn leven zal redden, die niet vreest, het voor Christus te verliezen.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Opdat de Apostelen nu die sterke en heilbrengende standvastigheid van ganscher harte in zich zouden opnemen en voor de zwaarte van het kruis, dat zij moesten aanvaarden, niet terug zouden schrikken; opdat zij zich over de doodstraf van Christus niet zouden schamen en meenen, dat zij over het geduld, waarmee Hij Zich aan het wreede lijden wilde onderwerpen zonder Zijn glorievolle macht te verliezen, van schaamte vervuld moesten zijn, nam Jezus Petrus en Jacobus en diens broer Joannes met Zich mee, besteeg met hen alleen een hoogen berg en toonde hun de heerlijkheid van Zijn glorie. Want ofschoon zij begrepen hadden, dat de majesteit van God in Hem aanwezig was, kenden zij evenwel de macht van Zijn Lichaam, waarin de Godheid schuilging, nog niet. En daarom had Hij uitdrukkelijk en duidelijk beloofd, dat sommigen van Zijn leerlingen, die rondom Hem stonden, niet eerder den dood zouden smaken dan dat zij den Menschenzoon in Zijn koninkrijk zouden zien komen (Mt. 16, 28) [[b:Mt. 16, 28]], dat wil zeggen in die koninklijke heerlijkheid, waarvan Hij aan deze drie mannen wilde laten zien, dat zij op heel bizondere wijze tot de door Hem aangenomen menschelijke natuur behoorde. Want die onuitsprekelijke en ontoegankelijke verschijning van de Godheid zelf, welke voor hen, die zuiver van hart zijn, voor het eeuwige leven bewaard wordt (Mt. 5, 8; Ps. 24, 4) [[b:Mt. 5, 8; Ps. 24, 4]], konden zij, die nog met sterfelijk vleesch omkleed waren, op geen enkele wijze aanschouwen en zien.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
III
Zoo openbaart de Heer dus voor uitgelezen getuigen Zijn heerlijkheid en verheerlijkt Hij dat uitwendige Lichaam, dat Hij met de andere menschen gemeen heeft, met zulk een glans, dat Zijn aanschijn straalde gelijk de zon en Zijn kleed op witte sneeuw geleek.
Zoo openbaart de Heer dus voor uitgelezen getuigen Zijn heerlijkheid en verheerlijkt Hij dat uitwendige Lichaam, dat Hij met de andere menschen gemeen heeft, met zulk een glans, dat Zijn aanschijn straalde gelijk de zon en Zijn kleed op witte sneeuw geleek.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Bij deze verheerlijking ging het er voornamelijk om uit de harten der leerlingen de ergernis, die zij vanwege het kruis ondervonden, weg te nemen en opdat de vernedering van het vrijwillige lijden hen niet in hun geloof zou doen wankelen, aan wie de voortreffelijkheid van Christus' verborgen waardigheid was geopenbaard. Maar niet minder werd er voor gezorgd, dat de hoop van de heilige Kerk op goeden grond kwam te berusten, opdat heel het Lichaam van Christus zou weten, welk een omvorming haar geschonken zal worden, en haar ledematen zich de deelname aan de heerlijkheid zouden beloven (Vgl. Fil. 3, 21; 'Hij zal ons vernederd lichaam herscheppen, aan Zijn verheerlijkt Lichaam gelijk door de kracht, waarmee Hij alles aan Zich kan onderwerpen') [[b:Fil. 3, 21]], die in haar Hoofd stralend aan den dag was getreden.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Daarover had ook de Heer gezegd, toen Hij over de heerlijkheid van Zijn komst sprak: "Dan zullen de rechtvaardigen schitteren als de zon in het rijk van hun Vader" (Mt. 13, 43) [b:Mt. 13, 43] (Wijsh. 3, 17; Dan. 12, 3) [[b:Wijsh. 3, 17; Dan. 12, 3]], zooals ook de heilige Apostel dit verklaart en zegt: “Want ik ben van meening, dat het lijden van dezen tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die in ons geopenbaard zal worden" (Rom. 8, 18) [b:Rom. 8, 18]. En andermaal: “Want gij zijt gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Maar wanneer Christus, uw leven, zal verschijnen, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid" (Kol. 3, 3) [b:Kol. 3, 3].
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
IV
Om de Apostelen echter te bevestigen en hun over alles in te lichten, kwam er in dat wonder nog een andere onderrichting bij.
Om de Apostelen echter te bevestigen en hun over alles in te lichten, kwam er in dat wonder nog een andere onderrichting bij.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Mozes immers en Elias, de Wet namelijk en de Profeten, verschenen en spraken met den Heer, opdat in de tegenwoordigheid van die vijf mannen op de meest ware wijze in vervulling zou gaan wat er gezegd is: “Iedere uitspraak moet op het woord van twee of drie getuigen berusten" (Deut. 19, 15) [b:Deut. 19, 15]. Wat is er méér betrouwbaar, wat méér standvastig dan dit Woord, bij welks verkondiging de bazuin van het Oude en het Nieuwe Testament weerklinkt en de getuigenissen van het Oude Verbond met de leer van het Evangelie samengaan? De bladzijden immers van beide Verbonden stemmen volkomen met elkander overeen en dien de voorafgaande teekenen onder den sluier der Geheimen hadden beloofd, toont de glorievolle verheerlijking nu openlijk en duidelijk. Want, zooals de zalige Joannes zegt:· “De Wet is door Mozes gegeven, maar de genade en waarheid zijn door Jezus Christus gekomen” (Joh. 1, 17) [b:Joh. 1, 17], in wien zoowel de belofte van de voorafbeeldingen der Profeten als het doel van de voorschriften der Wet in vervulling ging, doordat Hij door Zijn tegenwoordigheid de waarheid der profetie bevestigt en door de genade de geboden mogelijk maakt.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
V
Door deze geheimvolle openbaringen opgewekt, het wereldsche verachtend en vol afkeer jegens het aardsche werd de Apostel Petrus door een zekere geestverrukking opgevoerd tot het verlangen naar het eeuwige, en, vervuld van vreugde over heel dat visoen, wenschte hij dáár met Jezus te wonen, waar hij zich over de openbaring van Zijn glorie verheugde. Daarom zei hij: “Heer, het is ons goed, hier te zijn! Indien Gij wilt, laat ons dan hier drie tenten bouwen: een voor U, een voor Mozes en een voor Elias". Maar op dit voorstel gaf de Heer geen antwoord, om aan te duiden, dat het wel niet verkeerd, maar toch ongeregeld was hetgeen hij begeerde, daar de wereld niet verlost kon worden dan tenzij door Christus' dood, en door het voorbeeld des Heeren het geloof der geloovigen daartoe geroepen werd, dat wij, ofschoon wij over de beloften van de zaligheid niet moeten twijfelen, toch zouden begrijpen, dat wij temidden van de beproevingen van dit leven eerder om geduld moeten vragen dan om glorie, omdat het geluk van te heerschen den tijd van het lijden niet kan voorafgaan.
Door deze geheimvolle openbaringen opgewekt, het wereldsche verachtend en vol afkeer jegens het aardsche werd de Apostel Petrus door een zekere geestverrukking opgevoerd tot het verlangen naar het eeuwige, en, vervuld van vreugde over heel dat visoen, wenschte hij dáár met Jezus te wonen, waar hij zich over de openbaring van Zijn glorie verheugde. Daarom zei hij: “Heer, het is ons goed, hier te zijn! Indien Gij wilt, laat ons dan hier drie tenten bouwen: een voor U, een voor Mozes en een voor Elias". Maar op dit voorstel gaf de Heer geen antwoord, om aan te duiden, dat het wel niet verkeerd, maar toch ongeregeld was hetgeen hij begeerde, daar de wereld niet verlost kon worden dan tenzij door Christus' dood, en door het voorbeeld des Heeren het geloof der geloovigen daartoe geroepen werd, dat wij, ofschoon wij over de beloften van de zaligheid niet moeten twijfelen, toch zouden begrijpen, dat wij temidden van de beproevingen van dit leven eerder om geduld moeten vragen dan om glorie, omdat het geluk van te heerschen den tijd van het lijden niet kan voorafgaan.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
VI
"Terwijl hij dan nog sprak, ziet, daar overschaduwde hen een lichtende wolk en ziet, een stem uit de wolk zeide: 'Dit is Mijn wel-beminde Zoon, in wien Ik Mijn welbehagen heb gesteld: luistert naar Hem' ". Weliswaar was de Vader in den Zoon aanwezig en in die heerlijkheid des Heeren, die Hij voor de oogen der leerlingen temperde, was het wezen van den Vader niet van Zijn Eengeborene gescheiden; maar om op den eigen aard van beide Personen te wijzen, boodschapte een stem uit de wolk den Vader aan het gehoor, zooals de schittering uit het Lichaam den Zoon deed kennen aan het gezicht. Toen nu de leerlingen bij het vernemen van die stem op hun aangezicht neervielen en zeer bevreesd waren, beefden zij niet enkel voor de majesteit van den Vader, maar ook voor die van den Zoon. Want door een dieper inzicht begrepen zij, dat Beiden één zelfde Godheid bezaten, en omdat er in het geloof geen aarzeling was, bestond er ook in de vrees geen grens.
"Terwijl hij dan nog sprak, ziet, daar overschaduwde hen een lichtende wolk en ziet, een stem uit de wolk zeide: 'Dit is Mijn wel-beminde Zoon, in wien Ik Mijn welbehagen heb gesteld: luistert naar Hem' ". Weliswaar was de Vader in den Zoon aanwezig en in die heerlijkheid des Heeren, die Hij voor de oogen der leerlingen temperde, was het wezen van den Vader niet van Zijn Eengeborene gescheiden; maar om op den eigen aard van beide Personen te wijzen, boodschapte een stem uit de wolk den Vader aan het gehoor, zooals de schittering uit het Lichaam den Zoon deed kennen aan het gezicht. Toen nu de leerlingen bij het vernemen van die stem op hun aangezicht neervielen en zeer bevreesd waren, beefden zij niet enkel voor de majesteit van den Vader, maar ook voor die van den Zoon. Want door een dieper inzicht begrepen zij, dat Beiden één zelfde Godheid bezaten, en omdat er in het geloof geen aarzeling was, bestond er ook in de vrees geen grens.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Rijk aan inhoud en veelbeteekenend was dus dit getuigenis en er werd méér in de kracht van de woorden dan in het geluid van de stem gehoord. Want toen de Vader zei: "Deze is Mijn welbeminde Zoon, in wien Ik Mijn welbehagen heb, luistert naar Hem", hoorde men toen niet duidelijk: "Deze is Mijn Zoon”, aan wien het toekomt, uit Mij en met Mij zonder tijd te zijn? Want de Vader is niet eerder dan de Zoon en de Zoon is niet later dan de Vader. "Deze is Mijn Zoon", dien de Godheid niet van Mij scheidt, de macht niet verdeelt, de eeuwigheid niet afzondert. "Deze is Mijn Zoon": niet aangenomen, maar eigen; niet uit iets anders geschapen, maar uit Mij geboren; niet uit een andere natuur met Mij vergelijkbaar geworden, maar uit Mijn wezen als aan Mij gelijk geboren. "Deze is Mijn Zoon", "door wien alles gemaakt is en zonder wien er niets gemaakt werd" (Joh. 1, 3) [b:Joh. 1, 3], omdat Hij alles, wat Ik doe, eveneens doet (Joh. 5, 19) [[b:Joh. 5, 19]], en al wat Ik verricht, verricht Hij onafscheidelijk en zonder onderscheid met Mij. Want in den Vader is de Zoon en in den Zoon is de Vader (Joh. 10, 38) [[b:Joh. 10, 38]] en nooit wordt Onze eenheid verdeeld. En ofschoon Ik, die heb voortgebracht, een ander ben, en Hij, dien Ik heb voortgebracht, een ander is, staat het u toch niet vrij, iets anders over Hem te denken dan het mogelijk is, van Mij te gelooven. "Deze is Mijn Zoon", die de gelijkheid, welke Hij met Mij bezit, niet door roof heeft verkregen (Fil. 2, 5-11) [[b:Fil. 2, 5-11]] noch Zich wederrechtelijk heeft toegeëigend, maar die, blijvend in de gedaante van Mijn heerlijkheid, de onveranderlijke Godheid tot de gedaante van een slaaf heeft neergebogen, om Ons gemeenschappelijk plan, het menschelijk geslacht te herstellen, ten uitvoer te brengen.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
VII
Luistert dan zonder aarzelen naar Hem, in wien Ik al Mijn welgevallen vind en door wiens prediking Ik geopenbaard, door wiens nederigheid Ik verheerlijkt word. Want Hij is "de waarheid en het leven" (Joh. 14, 6) [b:Joh. 14, 6], Hij "Mijn kracht en wijsheid" (1 Kor. 1, 24) [b:1 Kor. 1, 24]. Luistert naar Hem, dien de Geheimen der Wet hebben voorzegd, dien de mond der Profeten heeft bezongen. Luistert naar Hem, die door Zijn Bloed de wereld verlost heeft; die den duivel aan banden legt en hem zijn schatten ontrooft; die den schuldbrief der zonde en het verbond der overtreding vernietigt. (Mt. 12, 29; Kol. 2, 14) [[b:Mt. 12, 29; Kol. 2, 14]] Luistert naar Hem, die den weg naar den Hemel ontsluit en door de doodstraf van het kruis de ladder voor u gereed maakt om tot Zijn rijk op te stijgen. Waarom siddert gij om verlost te worden? Waarom zijt gij bevreesd om van uw wonden bevrijd te worden? Er geschiede wat Christus wil en wat ook Ik wil. N.v.d.v.: God wil, dat alle.. N.v.d.v.: God wil, dat alle menschen zalig worden (1 Tim. 2, 4), doch dat dit inderdaad zal gebeuren, geschiedt niet zonder de medewerking van den mensen. De Verlossing, die objectief door Christus is bewerkt, moet nog subjectief In ons verwezenlijkt worden. Hij, die ons geschapen heeft zonder ons, maakt ons niet zalig zonder ons, zegt St. Augustinus. Werpt af de vleeschelijke vrees en wapent u met een duurzame standvastigheid! Want het is onpassend, dat gij bij het lijden van den Verlosser bang zijt voor wat gij door Zijn genade ook niet bij uw eigen einde zult vrezen.
Luistert dan zonder aarzelen naar Hem, in wien Ik al Mijn welgevallen vind en door wiens prediking Ik geopenbaard, door wiens nederigheid Ik verheerlijkt word. Want Hij is "de waarheid en het leven" (Joh. 14, 6) [b:Joh. 14, 6], Hij "Mijn kracht en wijsheid" (1 Kor. 1, 24) [b:1 Kor. 1, 24]. Luistert naar Hem, dien de Geheimen der Wet hebben voorzegd, dien de mond der Profeten heeft bezongen. Luistert naar Hem, die door Zijn Bloed de wereld verlost heeft; die den duivel aan banden legt en hem zijn schatten ontrooft; die den schuldbrief der zonde en het verbond der overtreding vernietigt. (Mt. 12, 29; Kol. 2, 14) [[b:Mt. 12, 29; Kol. 2, 14]] Luistert naar Hem, die den weg naar den Hemel ontsluit en door de doodstraf van het kruis de ladder voor u gereed maakt om tot Zijn rijk op te stijgen. Waarom siddert gij om verlost te worden? Waarom zijt gij bevreesd om van uw wonden bevrijd te worden? Er geschiede wat Christus wil en wat ook Ik wil. N.v.d.v.: God wil, dat alle.. N.v.d.v.: God wil, dat alle menschen zalig worden (1 Tim. 2, 4), doch dat dit inderdaad zal gebeuren, geschiedt niet zonder de medewerking van den mensen. De Verlossing, die objectief door Christus is bewerkt, moet nog subjectief In ons verwezenlijkt worden. Hij, die ons geschapen heeft zonder ons, maakt ons niet zalig zonder ons, zegt St. Augustinus. Werpt af de vleeschelijke vrees en wapent u met een duurzame standvastigheid! Want het is onpassend, dat gij bij het lijden van den Verlosser bang zijt voor wat gij door Zijn genade ook niet bij uw eigen einde zult vrezen.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
VIII
Dit, zeer geliefden, is niet alleen tot nut van diegenen gezegd, die het met eigen ooren gehoord hebben, maar in die drie Apostelen heeft heel de Kerk leeren kennen wat hun oog gezien en hun oor vernomen heeft. Dat dan volgens hetgeen in het hoogheilig Evangelie verkondigd is, aller geloof bevestigd worde en niemand zich schame over het Kruis van Christus, waardoor de wereld verlost is. En niemand moge er ook voor terugschrikken, om voor de gerechtigheid te lijden (Mt. 5, 10; 1 Pt. 2, 19; 1 Pt. 3, 14; 1 Pt. 4, 14) [[b:Mt. 5, 10; 1 Pt. 2, 19; 1 Pt. 3, 14; 1 Pt. 4, 14]], en dat ook niemand wantrouwend weze aangaande de vergelding van hetgeen beloofd is, want door den arbeid komt men tot de rust en door den dood tot het leven, daar Hij heel de zwakheid van onze armzalige natuur op Zich heeft genomen (Jes. 53, 4.6; Mt. 8, 17; 1 Pt. 2, 24) [[b:Jes. 53, 4.6; Mt. 8, 17; 1 Pt. 2, 24]], in wien ook wij, als wij in het geloof aan Hem en in Zijn liefde blijven (Joh. 15, 9) [[b:Joh. 15, 9]], overwinnen wat Hij overwon, en ontvangen wat Hij beloofd heeft. Want hetzij om de geboden te onderhouden hetzij om de wederwaardigheden en den tegenspoed te verduren: steeds moet in onze ooren het reeds aangehaalde woord van den Vader weerklinken, die zegt: "Deze is Mijn wel-beminde Zoon, in wien Ik Mijn welbehagen heb gesteld: luistert naar Hem", die leeft en heerscht met den Vader en den Heiligen Geest in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Dit, zeer geliefden, is niet alleen tot nut van diegenen gezegd, die het met eigen ooren gehoord hebben, maar in die drie Apostelen heeft heel de Kerk leeren kennen wat hun oog gezien en hun oor vernomen heeft. Dat dan volgens hetgeen in het hoogheilig Evangelie verkondigd is, aller geloof bevestigd worde en niemand zich schame over het Kruis van Christus, waardoor de wereld verlost is. En niemand moge er ook voor terugschrikken, om voor de gerechtigheid te lijden (Mt. 5, 10; 1 Pt. 2, 19; 1 Pt. 3, 14; 1 Pt. 4, 14) [[b:Mt. 5, 10; 1 Pt. 2, 19; 1 Pt. 3, 14; 1 Pt. 4, 14]], en dat ook niemand wantrouwend weze aangaande de vergelding van hetgeen beloofd is, want door den arbeid komt men tot de rust en door den dood tot het leven, daar Hij heel de zwakheid van onze armzalige natuur op Zich heeft genomen (Jes. 53, 4.6; Mt. 8, 17; 1 Pt. 2, 24) [[b:Jes. 53, 4.6; Mt. 8, 17; 1 Pt. 2, 24]], in wien ook wij, als wij in het geloof aan Hem en in Zijn liefde blijven (Joh. 15, 9) [[b:Joh. 15, 9]], overwinnen wat Hij overwon, en ontvangen wat Hij beloofd heeft. Want hetzij om de geboden te onderhouden hetzij om de wederwaardigheden en den tegenspoed te verduren: steeds moet in onze ooren het reeds aangehaalde woord van den Vader weerklinken, die zegt: "Deze is Mijn wel-beminde Zoon, in wien Ik Mijn welbehagen heb gesteld: luistert naar Hem", die leeft en heerscht met den Vader en den Heiligen Geest in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/8627-over-de-transfiguratie-of-gedaanteverandering-des-heeren-preek-nl