De persoon, de mens wordt een gave in de vrijheid van de liefde
x
Informatie over dit document
De persoon, de mens wordt een gave in de vrijheid van de liefde
Theologie van het Lichaam,
Deel 1, De oorspronkelijke eenheid van man en vrouw,
catechese over het Boek Genesis
nr. 15
Deel 1, De oorspronkelijke eenheid van man en vrouw,
catechese over het Boek Genesis
nr. 15
Paus Johannes Paulus II
16 januari 1980
Pauselijke geschriften - Audiënties
1981, "Naar Gods beeld, man en vrouw", uitg. Nieuwe Stad, Antwerpen
Aanvullende vertalingen: Stg. InterKerk, Poeldijk
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
16 januari 1980
Redactie
26 maart 2015
625
nl
Extra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaReferenties naar dit document: 2
Open uitgebreid overzichtInhoudsopgave
- Inhoud
1
Laat ons vandaag voortgaan met de analyses van de tekst van Genesis, die we ondernemen langs de lijn van de woorden van Christus. Laat ons herhalen dat in het gesprek over het Huwelijk Hij verwees naar het "begin". De openbaring en daarmee ook de oorspronkelijke ontdekking van de 'echtelijke' betekenis van het lichaam, bestaat in de voorstelling van de mens, man en vrouw, in heel de werkelijkheid, heel de waarheid van zijn lichaam en zijn sekse ('zij waren naakt') en tegelijkertijd in de volledige vrijheid van alle dwang van het lichaam en de sekse. De naaktheid van onze eerste voorouders, die innerlijk vrij waren van alle schaamtegevoel, lijkt daarvan te getuigen. Men mag zeggen dat zij, geschapen door de liefde, dat wil zeggen in hun bestaan begiftigd met mannelijkheid en vrouwelijkheid, allebei naakt zijn omdat zij allebei vrij zijn met de vrijheid die opgesloten ligt in de gave. Die vrijheid ligt juist ten grondslag aan de echtelijke betekenis van het lichaam. Het menselijk lichaam met zijn sekse, zijn mannelijkheid en zijn vrouwelijkheid, is in het mysterie van de schepping gezien niet alleen een bron van vruchtbaarheid en voortplanting, zoals in heel de orde van de natuur, maar houdt van 'het begin' af het attribuut 'echtelijk' in, dat wil zeggen het vermogen om liefde uit te drukken, juist die liefde waarin de mens als persoon gave wordt en - door die gave - de eigenlijke betekenis van zijn 'zijn' en 'bestaan' verwezenlijkt. Denken we hier aan de tekst van het laatste Concilie waarin gezegd wordt dat de mens in de zichtbare wereld "het enige schepsel is dat om zichzelf door God is gewild" met de toevoeging dat die mens "zichzelf alleen volledig kan vinden in de oprechte gave van zichzelf". Gaudium et Spes [[575|24]] De wortel van die oorspronkelijke naaktheid zonder enig schaamtegevoel, waarover Genesis 2, 23-25 spreekt, moet juist in die integrale waarheid omtrent de mens worden gezocht. Man en vrouw zijn in de context van hun gelukkig makend 'begin' vrij met de vrijheid die opgesloten ligt in de gave. Om immers in de verhouding van 'oprechte gave van zichzelf' te blijven en om zo'n gave voor elkaar te worden via heel hun uit man- en vrouw-zijn opgebouwd mens-zijn (ook met betrekking tot dat perspectief waarover Genesis 2, 24 spreekt), moeten zij juist op die manier vrij zijn.
Amoris Laetitia ->=geentekst=
De begeerte: ‘gemeenschap’ van personen versus ‘drift’ van de natuur ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Referenties naar alinea 1: 4
Brief aan de bisschoppen van de katholieke Kerk over de samenwerking van man en vrouw in de Kerk en in de wereld ->=geentekst=Amoris Laetitia ->=geentekst=
De begeerte: ‘gemeenschap’ van personen versus ‘drift’ van de natuur ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Kopieer alinea-tekst naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Wij bedoelen hier de vrijheid vooral als zelfbeheersing. In dit opzicht is die onontbeerlijk voor de mens om 'zich te kunnen geven', om gave te kunnen worden, om (met de woorden van het Concilie) "zichzelf volledig te kunnen vinden" door "een oprechte gave van zichzelf". Zo kunnen en moeten de woorden 'zij waren naakt maar zij voelden geen schaamte voor elkaar' verstaan worden als openbaring - en tegelijk ontdekking - van de vrijheid die de 'echtelijke' betekenis van het lichaam mogelijk maakt en kwalificeert.
Referenties naar alinea 2: 1
De begeerte: ‘gemeenschap’ van personen versus ‘drift’ van de natuur ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Kopieer alinea-tekst naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Huwelijksgegevenheid van het lichaam en openbaring van de persoon Genesis 2, 25 zegt daar echter nog meer over. Deze passage geeft namelijk de mogelijkheid en de kwalificatie van die wederkerige 'lichaamservaring' aan. Zij maakt het bovendien mogelijk die echtelijke betekenis van het lichaam in actu te identificeren. Wanneer wij lezen dat 'zij naakt waren en geen schaamte voor elkaar voelden', raken wij er indirect de wortel en reeds rechtstreeks de vruchten van. Innerlijk vrij van elke dwang van hun eigen lichaam en sekse, vrij met de vrijheid van de gave, kunnen zij als man en vrouw de volle waarheid, heel de evidentie van het mens-zijn genieten, zoals Jahwe-God hun die had geopenbaard in het mysterie van de schepping. Die waarheid omtrent de mens die de Concilietekst met de al geciteerde woorden nader omschrijft, heeft twee hoofdaccenten.
- Het eerste zegt dat de mens het enige schepsel op aarde is dat 'om zichzelf' door de Schepper gewild is;
- het tweede bestaat in de uitspraak dat die zelfde mens die de Schepper van 'het begin' af zo gewild heeft, zichzelf alleen kan vinden door een 'oprechte gave van zichzelf'.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Kopieer alinea-tekst naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Het innerlijk door de 'oprechte gave' van de persoon georiënteerde menselijk lichaam openbaart niet alleen het man-zijn en het vrouw-zijn op lichamelijk vlak, maar openbaart ook zulk een waarde en zulk een schoonheid dat de gewoon fysieke dimensie van de seksualiteit er totaal door overtroffen wordt. De bijbelse traditie geeft.. De bijbelse traditie geeft een verre echo weer van de fysieke volmaaktheid van de mens. De vorst van Tyrus impliciet vergelijkend met Adam in Eden, schrijft de profeet Ezechiël: "Gij waart een paradijswezen vol van wijsheid en uitermate schoon. Gij waart in Eden, de tuin van God ..." (Ez. 28, 12 - 13) Op die manier wordt het besef van de 'echtelijke', met het man- of vrouw-zijn van de mens samenhangende betekenis van het lichaam vervolledigd. Enerzijds wijst die betekenis op een bijzonder vermogen om de liefde uit te drukken waarin de mens gave wordt. Anderzijds beantwoordt daaraan het vermogen en de diepe beschikbaarheid voor 'de bevestiging van de persoon'. Dat komt letterlijk neer op het vermogen om het feit te beleven dat de ander - de vrouw voor de man en de man voor de vrouw - door middel van het lichaam iemand is die door de Schepper gewild is 'om zichzelf', dat wil zeggen: uniek, onherhaalbaar: iemand die gekozen is door de eeuwige liefde. De 'bevestiging van de persoon' is niets anders dan het verwelkomen van de gave: een gave die door haar wederkerigheid de gemeenschap van personen schept. Deze wordt van binnen uit opgebouwd en omvat ook heel de 'uitwendigheid' van de mens, dat wil zeggen al wat de zuivere en eenvoudige naaktheid van het lichaam vormt in zijn mannelijkheid en vrouwelijkheid. Dan voelen man en vrouw, zoals we lezen in Genesis 2, 25, 'geen schaamte voor elkaar'. De bijbelse uitdrukking 'niet voelen' wijst rechtstreeks op 'de ervaring' als subjectieve dimensie.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Kopieer alinea-tekst naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
'Echtelijke' betekenis van het lichaam geworteld in de liefde
Juist in die subjectieve dimensie als twee door hun man- en vrouw-zijn bepaalde menselijke 'ego'-s, verschijnen beiden, man en vrouw, in het mysterie van hun gelukkig makend 'begin' (We bevinden ons in de staat van de oorspronkelijke onschuld en gelijktijdig van het oorspronkelijk geluk van de mens). Dit aldus verschijnen, duurt maar kort want het omvat slechts enkele verzen van het boek Genesis; wat niet wegneemt dat dit verschijnen vol is van een verrassende tegelijk theologische en antropologische inhoud. De openbaring en de ontdekking van de echtelijke betekenis van het lichaam verklaren het oorspronkelijke geluk van de mens en openen tegelijkertijd het perspectief van zijn aardse geschiedenis, waarin hij zich nooit zal onttrekken aan dit onontbeerlijke 'thema' van zijn eigen bestaan. De volgende verzen van het boek Genesis tonen volgens de jahwistische tekst van hoofdstuk 3 weliswaar aan dat dit 'historisch' perspectief op een andere manier zal worden opgebouwd dan dat van het gelukkig makend 'begin' (na de erfzonde). Vandaar dat we dus extra diep moeten doordringen in de mysterievolle tegelijk theologische en antropologische structuur van dat 'begin'. In heel het perspectief van zijn eigen geschiedenis, zal de mens namelijk nooit in gebreke blijven, een echtelijke betekenis aan zijn lichaam te hechten. Ook al ondervindt die betekenis tal van ontaardingen, die ze ook in de toekomst zal blijven ondervinden, toch zal ze altijd het diepste niveau blijven dat in alle eenvoud en zuiverheid ervan geopenbaard dient te worden en getoond moet worden in heel de waarheid ervan als teken van het 'beeld van God'. En daarlangs loopt ook de weg van het mysterie van de schepping naar de 'verlossing van het lichaam'. vgl. Rom. 8 vgl. Rom. 8 Voorlopig nog op de drempel van dat historisch perspectief blijvend, geven we ons op grond van Genesis 2, 23-25 duidelijk rekenschap van de band die terdege bestaat tussen de openbaring en ontdekking van de echtelijke betekenis van het lichaam en het oorspronkelijke geluk van de mens. Die echtelijke betekenis is eveneens gelukkig makend en toont als zodanig definitief heel de werkelijkheid aan van die gave, die schenking, waarover de eerste bladzijde van het boek Genesis ons spreekt. De lezing ervan overtuigt ons van het feit dat het besef van de betekenis van het lichaam dat daaruit voortvloeit - en in het bijzonder van de 'echtelijke' betekenis ervan - het fundamentele element vormt van het menselijk bestaan in de wereld. Die 'echtelijke' betekenis van het menselijk lichaam kan alleen begrepen worden in de context van de persoon. Het lichaam heeft een 'echtelijke' betekenis omdat de mens die persoon is, zoals het Concilie zegt, een schepsel is dat 'om zichzelf' door God is gewild, en dat bijgevolg zichzelf alleen volledig kan vinden in de gave van zichzelf. Hoewel Christus de man en de vrouw naast de roeping tot het huwelijk een andere roeping heeft geopenbaard - namelijk om van het huwelijk af te zien omwille van het rijk der hemelen - brengt hij met die roeping dezelfde waarheid omtrent de menselijke persoon naar voren. Zijn een man en een vrouw in staat zichzelf als gave te schenken voor het rijk der hemelen, dan bewijst dit (en misschien zelfs nog meer) wat de vrijheid van het menselijk lichaam is. En dat wil zeggen dat dit lichaam een volledige 'echtelijke' betekenis heeft.
Juist in die subjectieve dimensie als twee door hun man- en vrouw-zijn bepaalde menselijke 'ego'-s, verschijnen beiden, man en vrouw, in het mysterie van hun gelukkig makend 'begin' (We bevinden ons in de staat van de oorspronkelijke onschuld en gelijktijdig van het oorspronkelijk geluk van de mens). Dit aldus verschijnen, duurt maar kort want het omvat slechts enkele verzen van het boek Genesis; wat niet wegneemt dat dit verschijnen vol is van een verrassende tegelijk theologische en antropologische inhoud. De openbaring en de ontdekking van de echtelijke betekenis van het lichaam verklaren het oorspronkelijke geluk van de mens en openen tegelijkertijd het perspectief van zijn aardse geschiedenis, waarin hij zich nooit zal onttrekken aan dit onontbeerlijke 'thema' van zijn eigen bestaan. De volgende verzen van het boek Genesis tonen volgens de jahwistische tekst van hoofdstuk 3 weliswaar aan dat dit 'historisch' perspectief op een andere manier zal worden opgebouwd dan dat van het gelukkig makend 'begin' (na de erfzonde). Vandaar dat we dus extra diep moeten doordringen in de mysterievolle tegelijk theologische en antropologische structuur van dat 'begin'. In heel het perspectief van zijn eigen geschiedenis, zal de mens namelijk nooit in gebreke blijven, een echtelijke betekenis aan zijn lichaam te hechten. Ook al ondervindt die betekenis tal van ontaardingen, die ze ook in de toekomst zal blijven ondervinden, toch zal ze altijd het diepste niveau blijven dat in alle eenvoud en zuiverheid ervan geopenbaard dient te worden en getoond moet worden in heel de waarheid ervan als teken van het 'beeld van God'. En daarlangs loopt ook de weg van het mysterie van de schepping naar de 'verlossing van het lichaam'. vgl. Rom. 8 vgl. Rom. 8 Voorlopig nog op de drempel van dat historisch perspectief blijvend, geven we ons op grond van Genesis 2, 23-25 duidelijk rekenschap van de band die terdege bestaat tussen de openbaring en ontdekking van de echtelijke betekenis van het lichaam en het oorspronkelijke geluk van de mens. Die echtelijke betekenis is eveneens gelukkig makend en toont als zodanig definitief heel de werkelijkheid aan van die gave, die schenking, waarover de eerste bladzijde van het boek Genesis ons spreekt. De lezing ervan overtuigt ons van het feit dat het besef van de betekenis van het lichaam dat daaruit voortvloeit - en in het bijzonder van de 'echtelijke' betekenis ervan - het fundamentele element vormt van het menselijk bestaan in de wereld. Die 'echtelijke' betekenis van het menselijk lichaam kan alleen begrepen worden in de context van de persoon. Het lichaam heeft een 'echtelijke' betekenis omdat de mens die persoon is, zoals het Concilie zegt, een schepsel is dat 'om zichzelf' door God is gewild, en dat bijgevolg zichzelf alleen volledig kan vinden in de gave van zichzelf. Hoewel Christus de man en de vrouw naast de roeping tot het huwelijk een andere roeping heeft geopenbaard - namelijk om van het huwelijk af te zien omwille van het rijk der hemelen - brengt hij met die roeping dezelfde waarheid omtrent de menselijke persoon naar voren. Zijn een man en een vrouw in staat zichzelf als gave te schenken voor het rijk der hemelen, dan bewijst dit (en misschien zelfs nog meer) wat de vrijheid van het menselijk lichaam is. En dat wil zeggen dat dit lichaam een volledige 'echtelijke' betekenis heeft.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Kopieer alinea-tekst naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 2
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/625-de-persoon-de-mens-wordt-een-gave-in-de-vrijheid-van-de-liefde-nl