“Dit heilig Misoffer wordt opgedragen voor de zielerust van N.N.”. “Laten we ook bidden voor de zielerust van N.N.” Op het eerste gezicht lijken beide gebeden op hetzelfde. Maar in wezen gaat het om twee verschillende wijzen, waarop de overledene herdacht wordt. Bij het eerste wordt vermeld dat het Misoffer voor de overledene wordt opgedragen. Bij het tweede wordt door de geloofsgemeenschap voor de betreffende overledene gebeden. Het eerste noemen we misintentie. Het tweede een voorbede. Het eigene van een misintentie is dat het Misoffer speciaal voor een intentie wordt opgedragen, d.w.z. de priester voegt deze intentie in het offer van Christus. Christus geeft zich in deze afzonderlijke Mis voor bv. een overledene, een zieke, het welslagen van een operatie of examen. Voor elke intentie kan een Mis opgedragen worden.
De mogelijkheid van een misintentie is een consequentie van de katholieke geloofsleer dat de heilige Mis de vertegenwoordiging van het kruisoffer van Christus is.
Het Kerkelijk Wetboek bepaalt daarom: “De priester mag de Mis opdragen tot intentie van allen, zowel levenden als overledenen” Codex Iuris Canonici [30|901]. Het Nederlandse “opdragen” staat in de Latijnse tekst als “applicare”. De priester appliceert, ‘past toe op’ het Misoffer. De H. Mis brengt geestelijke genadegaven voort. Die noemen we de vruchten van de H. Mis, toegepast op deze speciale persoon of op deze speciale intentie.
De vruchten van de H. Mis vallen te onderscheiden in drie categorieën:
Fructus generalis: de algemene vruchten van genade die voortkomen door het objectieve gegeven dat de H. Mis gevierd wordt. Het draagt vrucht voor de hele Kerk en de hele wereld.
Fructus personalis: de persoonlijke vruchten die de gelovige ontvangt door het bijwonen (of celebreren van de H. Mis). De grootte van deze vruchten worden mede bepaald door de persoonlijke gesteltenis, de devotie, het geloof, etc.
Fructus ministerialis: de vrucht die de celebrerende priester ontvangt krachtens het voltrekken van zijn priesterlijk dienstwerk.
Bij een misintentie past de priester deze fructus ministerialis toe op een intentie (voor een levende of overledene). Standaard geldt 1 intentie voor 1 H. Mis. Een priester kan zelf een intentie hebben. Hij kan ook celebreren voor een intentie die door een gelovigen gevraagd wordt. De Kerk moedigt dit ten zeerste aan. Het noemen van de naam of de aanwezigheid van degene die de intentie aangevraagd heeft gever is niet noodzakelijk voor de vrucht.
Voor deze applicatie, voor deze misintentie, mag de priester een geldelijke bijdrage, ook “misstipendium” genoemd, ontvangen “Christengelovigen, die een stipendium aanbieden, dragen bij tot het welzijn van de Kerk en nemen met die gave deel aan haar zorg om bedienaars en werken te ondersteunen.” zegt het Kerkelijke Wetboek (can. 945 § 1) [30|945]. En ook: “Onderscheiden Missen moeten opgedragen worden voor de intenties van degenen voor wie afzonderlijk een stipendium, al is het gering, aangeboden en aanvaard is.” (can. 948) [30|948].
Een stipendium geven bij het opgeven van een misintentie is niet noodzakelijk. Zodra echter de priester een stipendium heeft ontvangen, heeft hij de canonieke plicht om voor die intentie die ene H. Mis te celebreren. Heeft hij daarvoor al een andere intentie, zal hij moeten overleggen voor een andere H. Mis, ofwel de intentie met het stipendium door te geven aan een andere priester.
Codex Iuris Canonici [30]
Stipendiumgave voor het celebreren van een H. Mis [30 |+ 1086 ] canones 945-958
Paus Paulus VI
13-06-1974: Motu Proprio Firma in traditione [3858]
Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten [d:108]
Om RK Documenten te kunnen verbeteren is uw reactie zeer waardevol. Heeft u aanmerkingen of suggesties voor verbeteringen of bent u een fout tegen gekomen? Laat het ons weten.