Mgr. Anatrella: Een nieuw kolonialisme inzake gedrag wijzigt de Afrikaanse samenlevingen ingrijpend
Inhoudsopgave
- Mgr. Anatrella: Een nieuw kolonialisme inzake gedrag wijzigt de Afrikaanse samenlevingen ingrijpend
Rome, 20 maart 2009 (ZENIT.org) Benedictus XVI is zeer goed ingelicht over het voorkomen van aids en spreekt over een “nieuw kolonialisme op het vlak van gedrag” dat “de Afrikaanse samenlevingen ingrijpend wijzigt”. In dit interview komt Mgr. Tony Anatrella, adviseur bij de Pauselijke Raden voor het Gezin [d:93] en voor de Gezondheidspastoraal [d:97], terug op de polemiek die, vooral in Frankrijk ontstond rond de uitspraak van de Paus over de preventie van aids [2899].
Wij publiceren hier het tweede deel van het interview.
Zenit: Wat doet de Kerk tegen aids en voor de verzorging van de zieken?
Mgr. Anatrella: In zijn bedenkingen over aidspreventie, heeft Benedictus XVI vooreerst de inzet van de Kerk willen beklemtonen in de opvang, de medische zorgverlening, de sociale en spirituele begeleiding van personen die door aids zijn aangetast. Onder de instellingen die zich in de wereld over besmette personen ontfermen, is de Kerk de belangrijkste private zorgverlener aan aidspatiënten, zij komt na de staatsinstellingen op de tweede plaats: 40 % wordt ingenomen door staatsinstellingen, 26,70 % door katholieke instellingen, 18,30 % door ONG en 11 % door andere godsdiensten (vgl. Pauselijke Raad voor het Pastoraat in de Gezondheidszorg [d:97]).
De Kerk engageert zich eveneens voor de preventie van het doorgeven van het HIV-virus door tussenkomst van schoolnetten, jongerenbewegingen en gezinsverenigingen.
De Heilige Stoel heeft in 2004, onder impuls van Paus Johannes Paulus II, de “Stichting van de Barmhartige Samaritaan” opgericht om projecten te financieren voor de verzorging en opvoeding van de betrokken personen en voor preventie. Dit zegt hoezeer de Kerk op deze vlakken actief is en zeer goed weet wat in deze pandemie op het spel staat. Zij is terzake competent en houdt de reflectie gaande over opvoeding tot zin voor verantwoordelijkheid. Een menselijke vereiste die toegankelijk is voor ieder geweten, ongeacht het confessionele standpunt. In die zin komt Paus Benedictus XVI te verklaren dat “men het aidsprobleem niet kan regelen door de verspreiding van contraceptiva. In tegendeel, het gebruik ervan maakt het probleem groter”. Hij benadrukte dat de oplossing gaat via “een humaan en spiritueel réveil” en “vriendschap voor de lijdenden”.
Zenit: hoe analyseert u die reacties?
Mgr. Anatrella: Deze bedenkingen verbazen vele commentatoren die een sanitaire visie op menselijke seksualiteit hanteren. De vraag die echter aan het geweten van de mens gesteld wordt met betrekking tot de constante overbrenging van het HIV-virus is te weten welke zin wij geven aan seksualiteit, welk model wij aan het maken zijn met een preventie die uitsluitend gericht is op een contraceptief middel, welke opvoeding over de zin van een relatie wij aan de jonge generaties willen geven? In de plaats van zich toe te vertrouwen aan een technisch middel dat vele vragen afvoert, is het niet beter na te denken over het gedrag dat gepaard gaat met de overbrenging van dit virus en ook van andere op seksueel vlak?
Hoe zou men, te horen naar de reacties vanuit politiek en media, geen grote culturele breuk zien: men kan seksualiteit nog slechts zien vanuit het standpunt van de gezondheid. Het is op zijn minst simplistisch en dwaas te doen verstaan dat de toespraak van de Paus verantwoordelijk zou zijn voor de pandemie in Afrika. Enerzijds beweert men dat de mensen geen rekening houden met de morele principes van de Kerk over seksualiteit en anderzijds beweert men dat zijn toespraak de overbrenging van het virus in de hand zou werken. We zijn bezig de rollen om te keren en de verantwoordelijkheid te verplaatsen volgens de manier van de zondebok. Zonder het te willen erkennen, is er een soort van preventie die aanleiding geeft tot praktijken die men wil bestrijden en wat zich voordoet is juist het omgekeerde, zoals men ooit “drugs heeft willen bestrijden met drugs”. We zijn ervan teruggekomen nadat deze vorm van preventie ons veertig jaar lang tijd heeft doen verliezen!
We zijn in een soort onbekwaamheid terecht gekomen om gewoon te begrijpen wat de Paus zegt: “Laten wij nadenken over seksuele gedragingen die het HIV-virus overdragen en engageren wij ons tot educatieve maatregelen met zin voor verantwoordelijkheid”. Dat wil niet zeggen dat het gesprek rond gezondheid en “profylactische middelen” uitgesloten is, maar in een educatief perspectief kunnen wij ons niet tot die middelen alléén beperken. Dit toont zeer goed aan tot welk autisme sommigen gereduceerd zijn. Waar is het gezond verstand? Het is verwonderlijk dat men de Paus verwijt dat hij ons zijn bedenkingen meedeelt als antwoord op een vraag die een journalist hem gesteld had. De onmacht na te denken over het gedrag en de huidige seksuele modellen die waarde hechten aan partiële driften, verbrokkelde praktijken en seksuele gerichtheden, zal tenslotte eindigen in clichés. Zo hoorden wij in de vorm van een uitspraak, zoals adolescenten dat kunnen, “wat mij interesseert zijn de mensen, niet de dogma’s”. Zijn wij met zo een formulering niet op niveau nul van de cultuur beland? Politieke verantwoordelijken beperken het reflectieterrein tot een alleenspraak aangezien de Paus hier niet over dogma’s spreekt maar een realistische volwassen blik werpt op een haast onvolwassen en kinderachtige visie op menselijke seksualiteit. Welke verblinding, welke verduistering, welke ideologische kijk op een contraceptief middel dat men de praktijken niet ziet die aan de oorsprong liggen van het overdragen van het virus. De ziekte die door het virus veroorzaakt wordt, is tragisch en het is aan ons om alles in het werk te stellen ze te voorkomen en waardig zorg te dragen voor de zieken, meer bepaald in Afrika, door gratis verzorging en geneesmiddelen, zoals de Paus suggereert. Maar de laatste veertig jaar ongeveer, is er tezelfdertijd een soort van opsluiting in een type van seksualiteit, die ernstige problemen stelt. Dat men weigert na te denken toont goed aan welke angst men probeert te vermijden door probleemgedrag te stellen, zonder de angst te behandelen. Men vergeet dat men meer sterft door andere ziekten dan door aids en nochtans spreekt men alleen over aids. Alsof het een manier is om gedragsmodellen in stand te willen houden door medelijden, ten einde ze niet in vraag te moeten stellen. Een cultuur is ook een manier van zin en uitdrukking geven aan seksualiteit, een vorm van relatie tussen man en vrouw, en niet alleen een uitweg voor primaire angsten en partiële driften alsof men zich wil bevrijden van een gevoel van castratie terwijl men niet anders doet dan het versterken.
De pandemie van aids bevraagt ons nogmaals over het seksueel gedrag. Zij spoort ons aan eerder het gedrag te veranderen dan de technische praktijken. Moeten wij ons uitsluitend beperken tot een visie van drift en techniek op seksualiteit die de ontmenselijking ervan bevordert, of moeten we voorwaarden zoeken die tot ontplooiing brengen, gezien vanuit het perspectief van een ontmoeting die de relatie tussen een man en een vrouw verrijkt? In de seksuele daad ontvangen man en vrouw elkaar en geven zij zich aan elkaar. Dank zij seksuele liefde vinden zij elkaar in de genieting van samen te zijn en elkaar te verlevendigen. Indien de relatie niet betrokken is in de seksuele handeling en deze laatste simpelweg ingaat op een opwinding, blijft ze een hygiënische daad en in die omstandigheden is het contraceptief middel een sanitaire bescherming maar ook een afscherming voor de relatie. Indien de seksuele uitdrukking daarentegen gezien wordt als een engagement tussen man en vrouw, dringen onthouding en trouw zich op. Sinds enkele decennia maken wij echter een tamelijk surrealistisch seksueel model dat het voorbehoedmiddel produceert. Moet seksualiteit gedefinieerd en gehumaniseerd worden aan de hand van dit sanitair voorwerp? Trouwens, ziet men bij preventiecampagnes op de muren van Parijs geen affiches met de slogan: “Parijs bemint” ... gevolgd door het beeld van een voorbehoedmiddel in de vorm van een zonsopgang. Het zou gezonder zijn te leren ontdekken wat liefde is tussen man en vrouw, in plaats van de betekenis van de liefde te verplaatsen naar een condoom. Een boodschap die tot verwarring kan leiden, en nog maar eens, tot de omkering van betekenissen en zaken.
Zenit: spreekt de Kerk over liefde?
Mgr. Anatrella: Ja, maar niet op een emotionele manier waarop alles en gelijk wat in haar naam mag gezegd en gedaan worden. Nog eens, men dient te weten wat liefde is en in welke omstandigheden men haar kan beleven. Liefde is onlosmakelijk met waarheid verbonden. Alle gevoelsrelaties en alle seksuele uitingen zijn geen synoniem van liefde.
De toespraak van Benedictus XVI over menselijke seksualiteit blijft geschreven in de zin van de liefde die Christus geopenbaard heeft. Zo is zij coherent met de oriëntaties van het Evangelie over de betekenis van de liefde die binnen de Traditie van de Kerk tot ontwikkeling kwamen en die onze samenleving in de loop van de geschiedenis beïnvloed hebben.
De liefde van God wordt dikwijls verkeerd begrepen. Zij wordt begrepen als het ontvangen van affectieve gunsten in alle omstandigheden. Deze simplistische en soms kinderachtige visie stemt niet overeen met de christelijke boodschap. God is liefde in de zin dat Hij liefde geeft die het leven mogelijk maakt. Liefhebben met Gods liefde is proberen de ander en de anderen te laten leven.
De mens is door God tot liefde geroepen. Deze mensopvatting ligt in onze beschaving aan de oorsprong van de betekenis van de mens, die zijn eigen waarde heeft, eigen innerlijkheid, geweten, autonomie, vrijheid en verantwoordelijkheid. Daarom richt het Evangelie van Christus zich tot zijn geweten opdat hij de waarheid zou zoeken en de zin en het gevolg van zijn daden voor zichzelf, voor de anderen en de samenleving zou evalueren. De mens zal deze morele reflectie doen aan de hand van objectieve waarden, die niet eerst en vooral afhangen van zijn subjectiviteit of verlangens van het ogenblik maar van de transcendente referenties van de liefde. De Kerk houdt niet op te herinneren aan de waardigheid van de mens en de betekenis van de liefde. Zij bevestigt dat er geen ultieme remedie voor aids bestaat tenzij door een gedrag dat de mens waardig is, in staat tot respect, trouw en zelfbeheersing, die de voorwaarden zijn voor liefde. Dit perspectief sluit geenszins een sanitair gesprek uit noch het gebruik van een voorbehoedsmiddel in bepaalde omstandigheden teneinde het leven niet te bedreigen. Het sanitair gesprek (en het voorbehoedmiddel) kan noodzakelijk zijn maar blijft grotendeels onvoldoende wanneer het zich beperkt tot louter technische middelen. In morele taal is het voorbehoedmiddel een kwestie van casuïstiek, zoals kardinaal Ratzinger in 1989 reeds zei, die ik citeer in mijn boek “De liefde en de Kerk”, uitg. Champ-Flammarion:
“Het basisprobleem is dat het aidsprobleem geconcentreerd wordt op het gebruik van een voorbehoedmiddel. Zeker de twee komen op een zeker punt bijeen, maar daar ligt niet het ware probleem. Het voorbehoedmiddel polariseren als middel tot preventie, is naar het achterplan verschuiven van al de andere realiteiten en menselijke elementen die de zieke omringen en in onze reflectie aanwezig moeten blijven. De kwestie van het voorbehoedmiddel is marginaal, ik zou zeggen casuïstiek. (...) Het lijkt mij dat het fundamenteel probleem is, de juiste taal te vinden in deze zaak. Wat mij betreft, ik hou niet van de uitdrukking “het kleinste kwaad”. Maar ondanks alles, gaat het er nu niet om deze of gene stelling in te nemen, doch samen naar de beste mening te zoeken om ook te kunnen bepalen en begrijpen welke actie mogelijk is. (...) Dat is het teken van een reflectie die niet verstard is. (...) Wat voor mij duidelijk is, is de noodzaak van een seksualiteit die op de persoon gericht is en dat beschouw ik als de beste en enige waarachtige preventie. Men dient niet alleen rekening te houden met het theologisch standpunt maar ook met dat van de wetenschappen”.
Er zijn twee houdingen om aids te vermijden: trouw en onthouding; en een technisch middel: het voorbehoedmiddel. Indien de twee houdingen niet kunnen beleefd worden, is het te verkiezen zijn toevlucht te nemen tot middelen die beschermen ten einde de dood niet te verspreiden. De prioriteit blijft echter altijd de vorming tot zin voor verantwoordelijkheid.
Kardinaal Lustiger heeft hetgeen in dit perspectief op het spel staat, juist gesitueerd toen hij voor de journalisten van “L’Express” verklaarde: “Men moet de nieuwe generatie helpen: zij verlangt ernaar de waardigheid van de liefde te ontdekken. Trouw is mogelijk. Iedere waarachtige liefde moet kuisheid leren. Aidspatiënten zijn zoals ieder van ons geroepen kuis te leven, niet in frustratie maar in vrijheid. Wie daar niet toe komt, moet het ergste vermijden door gebruik te maken van andere middelen: niet de dood geven”. Waarop de journalist zei: “het voorbehoedmiddel, een noodoplossing?”. “Een middel om het ene kwaad niet bovenop het andere te voegen ...”
Anders gezegd, ook als in naam van de liefde niet alles mogelijk is, dan nog moeten de daden ermee in overeenstemming zijn.
Zenit: “De Kerk is een deskundige in humaniteit”, volgens de uitspraak van Paulus VI tot de UNO, en tevens vormster van de gewetens door iedereen in zijn geweten, in zijn vrijheid op te roepen om niet te vervreemden en een authentieke relatie met de ander aan te gaan. Hoe kan dit allemaal vertaald worden ten overstaan van de aidsplaag?
Mgr. Anatrella: Voor de Kerk “moet seksualiteit gericht zijn op, verheven worden tot en geïntegreerd worden door de liefde, de enige die haar menselijk maakt”. Zelfs indien een mens niet in dat perspectief staat, wordt hij uitgenodigd zijn bestaan op te nemen daar waar zijn geweten aan toe is ten overstaan van de realiteiten en morele vereisten. Anders gezegd, de liefde is een perspectief en een relationele orde van waaruit de natuur, kwaliteit en waarheid over zijn relatie en engagement ten overstaan van de andere kunnen geëvalueerd worden. Vervolgens moet ieder ten overstaan van deze vereiste zijn verantwoordelijkheid nemen door gebruik te maken van de deugd van voorzichtigheid, die berekent en rekening houdt met al de risico’s van het leven. Wanneer het voorbehoedmiddel simpelweg het veelpartnerschap wil rechtvaardigen, wordt het naast zijn sanitair aspect, ten overstaan van de zin van menselijke liefde, het teken van de onwaarachtigheid van de relatie en is het dus moreel ongeoorloofd. Zo een gedrag veinst liefde maar is er niet de openbaring van. Anders gezegd, om ongevallen op de weg te vermijden, volstaat het niet dat men zijn veiligheidsgordel aansnoert, men dient ook het verkeersreglement te respecteren.
Benedictus XVI neemt zijn functie op en blijft op zijn spiritueel en moreel terrein wanneer hij de menselijke principes met betrekking tot seksualiteit herhaalt die ons allen aangaan. Zou aids de betekenis daarvan moeten veranderen?
De relaties tussen mensen engageren tot méér dan we denken. De uitdrukking van seksuele liefde is niet banaal. Voor een man en een vrouw is een heel leven niet te veel om elkaar lief te hebben. De vermeerdering van partners zonder onderscheiding betekent voor de menselijke waardigheid niets dan onheil.
Menselijke seksualiteit kan zich niet psychologisch ontwikkelen en moreel betekenis geven in functie van een ziekte, tenzij men van een dergelijke situatie gebruik wil maken om problematische neigingen te rechtvaardigen en tot modellen voor seksualiteit te maken. Het is niet vanuit aids dat menselijke seksualiteit gedefinieerd wordt, maar vanuit de betekenis van de liefde, de liefde die een engagement is tussen een man en een vrouw binnen een relatie en met verantwoordelijkheid. De Kerk getuigt van liefde die leeft, van profetische liefde.
Om RK Documenten te kunnen verbeteren is uw reactie zeer waardevol. Heeft u aanmerkingen of suggesties voor verbeteringen of bent u een fout tegen gekomen? Laat het ons weten.