Eerste vergadering van de theologische commissie, 6-8 oktober 1969
Inhoudsopgave
- Eerste vergadering van de theologische commissie, 6-8 oktober 1969
De theologische commissie, uitdrukkelijk gewenst door de bisschoppensynode van 1967 en eindelijk na veel strubbelingen en mede dank zij de actie van het internationaal theologisch tijdschrift 'Concilium' eind april 1969 opgericht, heeft 6-8 oktober haar eerste oriënterende vergadering gehouden (documentatie, ledenlijst en aantekeningen worden gevonden in. Kath. Arch. 24 (1969),.. Kath. Arch. 24 (1969), 615-618) Het Vaticaan maakte de convocatie van deze eerste vergadering 21 juli 1969 bekend. Er werd geen agenda van bovenaf vastgesteld, maar de leden werden uitgenodigd zo spoedig mogelijk stof voor de agenda op te geven. Op enkele uitzonderingen na waren de leden van mening, dat de geloofscrisis in het leven van de katholieke Kerk het meest urgente onderwerp is voor een theologische doorlichting. Hoewel uit de ingebrachte en in brochure gebundelde stof blijkt, dat voor enkele leden de problemen van de verhouding Kerk en wereld buiten hun gezichtsveld vallen, stellen verreweg de meesten het verschijnsel van de geloofscrisis duidelijk, zij het steeds vanuit een ander gezichtspunt. Het vraagstuk zoals het is gesteld, kan als volgt worden geformuleerd: 'Wat geloven wij op dit ogenblik en hoe kunnen wij het geloof authentiek verkondigen?' Concreet komen de vragen neer op de verhouding van Schrift-gezag en Kerk-gezag in de zich veranderende wereld, de verhouding tussen het leergezag en de theologie in de Kerk, de verhouding tussen kerkelijk gezag en wereldlijk leven. Als belangrijke binnenkerkelijke problemen worden genoemd de structuur van de Kerk, met name de verhouding paus-bisschoppen en de verhouding tussen het gemeenschappelijk en ambtelijk priesterschap. Verschillende theologen verklaren, dat vooral de gewone zielzorger om opheldering van zijn positie vraagt. Sommigen koppelen daar het celibaat aan vast, anderen menen, dat de kwestie van het celibaat niet essentieel is. Door velen wordt ook de verhouding tot de andere kerken een probleem genoemd. Sommigen noemen in dit verband de kwestie van de intercommunie, anderen menen, dat men in ieder geval tot opheldering moet komen, welke houding moet worden ingenomen ten opzichte van het oosten (orthodoxie) en ten opzichte van het westen (reformatie). De eerste vergadering, 6-8 oktober, stond onder voorzitterschap van kard. Franjo Seper, prefect van de Congregatie voor de geloofsleer (hij was altijd actief aanwezig, hetgeen zeer op prijs werd gesteld). Karl Rahner gaf een inleiding over het thema 'de geloofscrisis' en mgr Gerard Philips over de werkmethode. De arbeid was tweevoudig: het opstellen van thema's en het komen tot een overeenkomst aangaande een soepele samenwerking. In deze drie dagen leerden de leden elkaar kennen, voor zover dat nog nodig was. De sfeer was volkomen open. Men kwam tot de vaststelling van enkele actuele.thema's welke een serieuze bestudering vereisen. Tevens werd besloten te werken op een soepele wijze zonder een eng en dodend reglement en zeker zonder geheimdoenerij (discretie is voldoende). Er kan worden verwezen naar het communiqué dat hieronder volgt.
Alvorens hun werkzaamheden te beginnen, kwamen de leden maandagmorgen 6 oktober bijeen in de Cappella Matilde om met de paus het woord Gods te aanhoren en de bijstand van de Heilige Geest af te smeken. Aan het slot hield de paus een toespraak, waarin een uitspraak over het 'primaat' opvalt; de tekst volgt hieronder. Een van de leden, mgr Carlo Colombo, gaf dinsdag 7 oktober een persconferentie, waarin hij sprak over wat allang bekend was en niet wenste in te gaan op vragen aangaande wat de theologen bespraken; hij beriep zich op een merkwaardige wijze op de geheimhouding, waaraan de curie zich te houden heeft en dus ook de theologische commissie.
Rondom deze vergadering oordeelde 'L'Osservatore Romano' het nuttig woorden van vermaning te publiceren. Tweemaal kwam Gino Concetti aan het woord, 3 en 5 oktober, om de theologen op hun plichten te wijzen; reeds jaren schrijft hij 'L'Osservatore Romano' vol met artikelen, zonder te beseffen, dat hij niet au sérieux wordt genomen. Dan 9 oktober een geharnast artikel van kard. Jean Daniélou over leergezag en vrijheid der theologen; de theologen kennen zijn opvattingen en nemen er genuanceerd stelling tegen. Tenslotte 11 oktober een artikel van kard, Charles Journet over de paus en de Kerk, een openlijke aanval op Yves Congar, lid van de theologische commissie; maar aan het slot van het artikel geeft 'L'Osservatore Romano' een noot van Congar, die verklaart het helemaal eens te zijn met wat Journet schrijft, maar dat hij niet ziet, dat het artikel alle kwesties door hem aangeraakt, oplost.
Deze eerste vergadering heeft vertrouwen gewekt in de theologische commissie. Wordt zij in het Vaticaan werkelijk au sérieux genomen en kan zij uitvoeren, waartoe zij door de bisschoppensynode en de paus is ingesteld, dan wordt in de toekomst op theologisch gebied niet alleen nieuw onheil voorkomen maar ook een positieve bijdrage ter oplossing van de huidige problematiek gegeven. Er bestaat vertrouwen dank zij de positieve en collegiale medewerking van de Joegoslavische kard. Seper, prefect van de Congregatie voor de geloofsleer [d:106].
Bron: 1969, Katholiek Archief 24e jrg nr 46 p 1096-1097
Om RK Documenten te kunnen verbeteren is uw reactie zeer waardevol. Heeft u aanmerkingen of suggesties voor verbeteringen of bent u een fout tegen gekomen? Laat het ons weten.