Met het oog dankend ten Hemel gerigt
x
Informatie over dit document
Met het oog dankend ten Hemel gerigt
Aan de gelovigen in Nederland b.g.v. het herstel van de hiërarchie in Nederland
Msgr. Carolus Belgrado
23 april 1853
Overige auteurs - Brieven
23 april 1853
6 augustus 2020
7833
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
CAROLUS BELGRADO,
Huisprelaat van Zijne Heiligheid PAUS PIUS IX, Apostolisch Internuntius aan het Hof van Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Vice-Superior der Hollandsche Zending, en., enz., ena.
Aan de Geestelijkheid en aan de geloovigen der Hollandsche Zending, heil en zegen in den Heer!Met het oog dankend ten Hemel gerigt, komen Wij, krachtens den Ons opgedragen last, de blijde boodschap u verkondigen Geliefden! dat het behaagd heeft aan Zijne Heiligheid onzen Paus Pius IX, als het Hoofd der Katholieke Kerk, bij Apostolisch schrijven van den 4 den Maart laatstleden [229], het Bisschoppelijk Kerkbestuur in deze gewesten te herstellen. Daarmede is in het Koningrijk der Nederlanden, de Indische Bezittingen hieronder oogenblikkelijk niet begrepen, eene Kerkelijke Provincie opgerigt, welke is zamengesteld uit het Aartsbisdom. van Utrecht en vier onderhoorige of suffragaan-diocesen, met name, die van Haarlem, van 's Hertogenbosch, van Breda en van Roermond: en zoo moeten Wij, betreffende de tot hiertoe bestaan hebbende Hollandsche Zending in het bijzonder, ter uwer kennisse brengen, dat de plaatsen, welke tot nog toe genoemde Zending hebben uitgemaakt, voortaan kerkelijk behooren, deels aan de Aartsdiocese van Utrecht, en deels aan het Kerspel van Haarlem.
Wijders heeft het nog aan Zijne Heiligheid den Paus behaagd , bij twee Apostolische Breven beide van den 4den Maart voornoemd, tot den Aartsbisschoppelijken Zetel van Utrecht te verheffen den Hoogeerwaardigen Heer JOANNES ZWIJSEN, Bisschop van Gerra en Apostolisch Vicaris van het nu mede tot Bisdom overgegane Vicariaat van 's Hertogenbosch; en tot Bisschop van Haarlem te benoemen den Hoogeerwaardigen Heer FRANCISCUS JACOBUS VAN VREE, President en Hoogleeraar van Ons godgeleerd Seminarie te Warmond. - Ziedaar Geliefden! in het kort en hoofdzakelijk hetgene Wij ter eerste plaatse u moesten mededeelen.
Het is Ons geenszins twijfelachtig, met welke gesteldheid des gemoeds, gij deze beschikkingen van den Oppersten Herder der Kerk op aarde, van Onzen hooggeëerden en innig beminden Paus Pius IX, zult ontvangen. Wanneer Wij trouwens bedenken de veelvuldige en aanhoudende pogingen, die, zooals de H. Vader zelf zeide, door personen van verschillenden rang en stand, door geestelijken zoowel als door vroomgezinde leek en, van hier zijn aangewend om tot het herstel des Bisschoppelijken Bestuurs te geraken; wanneer Wij indenken, hoe Onze eigen arbeid tot dat doel steeds is ondersteund en toegejuicht; en hoe onophoudelijke en dringende gebeden tot den Hemelschen Opperheer der Kerk, ten zelf den einde werden opgezonden: hoe zou het dan anders wezen kunnen, dan dat de voortaan immer heugelijke dag van den 4den Maart dezes jaars U als het ware tot een toppunt van geestelijk geluk heeft opgevoerd, en dat uwe harten juichen tot den Albestuurder, van dankbaarheid en van vreugde, nu Hij U de vervulling van zoo dierbare en vurige wenschen eindelijk geschonken heeft.
En inderdaad, Geliefden! wel mag het. een zegen voor uwe zielen genoemd worden, dat het vaderoog uws Bisschops van nabij u voortaan zal gadeslaan; dat zijn mond zich tot u zal openen en zijne land u zal schragen: wel ook een zegen voor al uwe Kerkelijke aangelegenheden, dat die voortaan in den plaatselijken Bisschop eenen behartiger en eenen voorstander hebben zullen, die van de eenen kant zijne zorgen onverdeeld daaraan mag wijden, en die van de andere zijde immer indachtig wezen zal, welke last van verantwoording den eersten Herder eener diocese is op de schouderen gelegd.
Ook daarover zult gij wis blijde wezen, dat ter stede, waar eenmaal uw groote Apostel de H. WILLIBRORD, als Aartsbisschop der Friesen was gezeten dat in de Oude Bisschopsstad. Utrecht - alsmede dat in het insgelijks om godsdienstige herinneringen zoo dierbare Haarlem, de Aartsbisschoppelijke en Bisschoppelijke zetels voor deze oorden op nieuw zijn gevestigd geworden.
Nog zal u dit vooral ook eene bijzondere reden van vreugde wezen, dat om uwe eerste Leiders en Aanvoerders te zijn op de wegen der geregtigheid en des heils, de keuze van Onzen Hoogepriester zoo wijsselijk zich heeft bepaald op Mannen van beproefde bekwaamheid, volwassen deugd, innige diepe godsvrucht, rijke ervaring, en tot het bestuur der Hun vertrouwde kudden gebeel eigenaardig uitgerust en geoefend. Veelzins zijn die Mannen boven eiken lof verheven; en Wij hebben in dezen oogenblik hnn slechts dank te bieden voor de belangrijke diensten, welke Zij der Kerk reeds bewezen hebben, en die als voorboden en de waarborg zijn van het goede, dat, onder den Zegen des Almagtigen, door Hen zal verrigt en gesticht worden.
Dan hoezeer Wij, Geliefden! deze en andere redenen van vreugde waarderen; hoezeer Wij zelve naar de ruimste mate deelen in uwe wel billijke blijdschap: het is nogtans Ons dringend verlangen en Onze ernstige wil, dat uwe vreugde geen andere zij, geen andere ooit worde , dan eene vreugde in den Heere. Wij verbieden derhalve uitdrukkelijk en gelasten tevens, zooveel noodig en mogelijk, den Eerwaardigen Heeren Pastoors. der Kerkgemeenten aan dit Ons verbod de hand te houden alle uiterlijk of luidruchtig vreugdebetoon, waardoor al ligt onnoodige en laakbare kwetsing van anderen zou kunnen worden te weeg gebragt. Brengt Gode uwe offers van dankbaarheid Geliefden, maar weest tevens naauwlettend om aan niemand aanstoot te geven. Zóó zult gij u voor God en voor menschen het goede, waarover gij u verblijdt, het meeste en beste waardig betoonen.
Met de vestiging van het Bisschoppelijk Bestuur, zooals dit door den Hl. Vader werd geregeld, en door Ons, die met de uitvoering Zijner Beschikkingen belast waren, thans is ingesteld, is Onze betrekking en werkkring van Vice-Superior der Hollandsche Zending, als van zelve spreekt, tevens gesloten en opgeheven: en Wij brengen dan ook Geliefden! bij deze, niet zonder aandoening dés gemoeds, aan u Onzen afscheidsgroet.
Er is hier geen ruimte om over het verledene uit te weiden; en Ik wil liever aan het gevoelige en teederminnende hart van onzen aller Vader in CHRISTUS, Mjinen Vorst te lome, het goede getuigenis gaan toevertrouwen, dat ik wegens geestelijken en leeken der Zending zal afleggen, dan U zelven met vleijende woorden hier prikkelen. Dat getuigenis zal het Vader hart des Pausen, hetwelk zich in hooge lief de aan U geopenbaard heeft, wederkeerig verkwikken en verblijden. Ik wil, ik kan echter niet nalaten, hier ook openlijk, een woord van hij zonderen dank te brengen aan degenen, welke in het Bestuur der Zending Mij hebben bijgestaan. De H. Vader heeft zich gehaast den zeer Eerwaardigen Heeren Aartspriesteren een bewijs van Zijne hooge tevredenheid te geven in de algemeen bekende, eervolle benoeming tot Geheim Kamerheeren. Bij zulke onderscheiding, wordt inderdaad alle lof overbodig, dien Wij hier aan den ijver, aan de goede raadgevingen en aan den vromen zin geven zouden, waarmede zij de zaak der Kerk gediend hebben. Houde God hen onder zijne hoede, en ruste 's Hemels zegen op hen! Maar u Geliefden! mag, u zal het niet onwelkom wezen, dat Wij, die sedert den jare 1848 hier ter plaatse met de opperzorg over uwe geestelijke belangen belast waren, nu Wij van u gaan scheiden, voor de laatste maal nog eens de stern verheffen, om u voor de toekomst te vermanen en op te wekken tot alle goed, opdat toch uw leven zij, wat het bovenal en eenig wezen moet, voorbereiding ter verwerving van de zaligheid hierboven.
Geliefden! staat dan vast en pal in het geloof! "zonder het geloof is het onmogelijk Gode te behagen" (Hebr. 11, 6) [b:Hebr. 11, 6] zonder de waarheid, die ons in en door JESUS CHRISTUS is geopenbaard, kunnen wij God noch zijnen wil naar behooren kennen; hoe zouden wij op behagelijke wijze Hem immer dienen kunnen, en onze zaligheid bewerken? - Slaat het oog op uwe vaderen, die voor het geloof geleden hebben, en weest en blijft hunner waardig.
Maar Geliefden! maakt ook vooral uw geloof vruchtbaar, en betoont het levendig in goede werken: weest Christenen in den vollen zin des woords; dat wil zeggen: Hebt jegens God en menschen, in de schatting van het hemelsche en van het aardsche, en ten allen tijde dat gevoelen in u, hetwelk ook in CHRISTUS JESUS was (Fil. 2, 5) [[b:Fil. 2, 5]] weest belijders met den mond, zoowel als geloovigen met het hart, omtrent de waarheid en die beginselen, welke de Heere JESUS aan de voor zulke wijsheid verbaasde wereld is komen verkondigen; weest de betreders van het voetspoor uwes Meesters; zijt de navolgers van Zijne deugden; zijt dáárop ten eersten en ten allen tijde bedacht, hoe gij het afbeeldsel wezen zult van het Goddelijk Toonbeeld, hetwelk Hij, die van den Hemel is nedergedaald, van daar uitgaande in Zich zelven gegeven heeft.
In het bijzonder moeten Wij te dezer gelegenheid de verpligting u op het harte drukken jegens Hen, die, door Gods voorzienigheid en de beschikking van den H. Stoel, den hoogen Herdersstaf in uw midden voortaan dragen zullen. Zij zijn uwe Bisschoppen: dezen te aanschouwen en door hunne hand gezegend te worden was jaren lang uw zielsverlangen;laat dan nu ook nimmer eenig gevoel, eenige gezindheid, eenige wil, eenige medewerking ontbreken, welke gij Hun om Gods wille verschuldigd zijt. Ziet Hen aan, Geliefden! als opvolgers van het uitgelezen en verheven Twaalftal wereldbisschoppen, hetwelk door den Heere JESUS zelven werd aangesteld en paart aan uwe hoogste schatting den diepsten eerbied. Door den H. Geest worden zij gesteld om de Kerke Gods te besturen, die Hij door zijn bloed zich verworven heeft (Hand. 20, 28) [[b:Hand. 20, 28]], en Zij dragen het pand der waarheid en der genade in hunne handen: ontzaggelijk is Hunne waardigheid, en Zij voeren onder Hem dien God aan de spitse geplaatst heeft, de sleutelen van het Rijk der Hemelen: uwe Vaderen zullen Zij wezen in den geloove; bemint Hen derhalve met kinderlijke liefde: uwe leeraars en wetgevers; hoort dan naar Hen met gedweeheid van geest en met volgzamen wil. De kracht van Hunne werking is in de gehoorzaamheid én in de medewerking van Hunne onderhoorigen, zoowel geestelijken als leeken, gelegen: Hunne bevelen zullen heilzaam, Hunne ondernemingen vruchtbaar wezen op deze voorwaarde alleen, dat bereidvaardige gehoorzaamheid en trouwhartige medewerking daaraan geschonken worden; en dan ook alleen moogt gij met reden den zegen des Hemels ovér het hersteld Bestuur verwachten, wanneer gij allen, naar vermogen en roeping, dien weet te verdienen. - Veel ook zullen Zij in uw midden nog moeten tot stand brengen en in vele behoeften voorzien. - Welnu, Ik gedraag Mij hier slechts als de tolk van den H. Vader, die zelf tegen het einde van Zijn Apostolisch Schrijven op dit onderwerp opzettelijk gewezen heeft, wanneer Ik den vermogenden onder u, wanneer Ik allen naar evenredigheid, 's Pausen verwachting herinner, dat gij met blijmoedige harten zult behulpzaam wezen, opdat uwe nieuwe Herders « in al het noodige bij Hunne verheffing en hij de inrigting van Hun bestuur en wat tot den wasdom en bloei der Godsdienst verder bevorderlijk is, naar behooren mogen voorzien.»
Nog wensch Ik in het bijzonder een woord tot u te rigten over de naastelief de en over eene meer algemeene weldadigheid. Vergeet het nimmer Geliefden! dat het nieuwe gebod van den Heere JESUS is: den naaste lief te hebben, zooals HU ons heeft lief gehad (Joh. 13, 34) [b:Joh. 13, 34]; en dat het aanwezen dezer liefde onder ons het kenmerk is, waaraan allen kennen zullen, dat wij Zijne leerlingen zijn. Geene instelling is er, waarin de godsdienst duidelijker haren goddelijken oorsprong bewijst, en dat zij heerschappij voert over de harten, en dat zij de zielen adelt, en dat zij ten heile strekt van menschen en volken, dan in dit gebod des Heeren:
Hebt elkander lief gelijk Ik u lief gehad heb. Niets heeft ooit den Heer van die liefde kunnen afbrengen: eene eeuwige vlam is zij, die uitdooving noch verzwakking kent; die haren gloed verheft tegenover die haar pogen te blusschen; en lij die voor vijanden het leven gaf, bad om vergiffenis voor Zijne moordenaren. Zoo Geliefden, moeten ook wij beminnen; hieraan zullen allen kennen dat wij Zijne leerlingen zijn. Haat dan nimmer die u zouden willen verongelijken; laat nooit de zucht naar eene kwade vergelding van die u kwaad wilden in uwen boezem plaats vinden; en stoort hen niet wederkeerig die uwe ruste storen, die uwe vreugde rooven zouden. Weest integendeel vergevens- en vergetensgezind; en zijt ten allen tijde de eersten om, in opregtheid des harten, de broederhand ter lief de en ter hulpe uit te strekken.
Weest ook weldadig! - Buiten uwe grenzen, en verre, draagt de Nederlandsche Natieen te regt den roem van deze deugd. Het zal wèl gaan aan een volk, waar het hart der burgeren zijne afkomst indachtig is van eenen God, die mild en overvloedig is in het verspreiden van Zijne weldaden en in het mededelen van Zijne rijkdommen. Draagt gij bijzonder zorg Geliefden, dat deze kroon u niet van het hoofd valle. De Kerk verkondigt het u zonder ophouden, welk gebruik gij van uwe aardsche goederen behoort te maken; welke vruchten gij daarmede voor het andere leven winnen kunt; en welke verantwoording gij daarvan zult hebben af te leggen. Ik maak nog eens van deze laatste gelegenheid gebruik, om met nadruk de vrome liefde-stichtingen, hetzij reeds bestaande, hetzij, ter eere Gods, nog slechts ontworpene, aan uwe welwillendheid aan te bevelen, en daaronder in het b(jzonder de Vereeniging van den H. VINCENTIUS VAN PAULO, de Vereeniging van den H. WILLIBRORD, benevens andere Instellingen nog laatstelijk bij Ons Herderlijk Schrijven van den 29sten Januarii bekend gemaakt en bevolen. Vergeet ook, wanneer gij van uw bezit voor den Heer iets zult afzonderen, de hoogstbelangrijke Kweekscholen niet, waar Zij worden onderwezen en voorbereid, die de H. priesterlijke bediening in uw midden zullen waarnemen: weinige zijn de Stichtingen, die in zoo hooge mate uwe belangstelling moeten aantrekken als de godgeleerde Seminariën. Dit is u wel bekend; en het zal te krachtiger u thans voor den geest zweven, als gij, uit Ons Warmondsch Seminarie zelf eenen Priester, in Bisschoppelijk plegtgewaad, u ziet tegen treden. In één woord, Wij durven vertrouwen, dat uwe vreugde in den Heer zich gaarne erkentel(jk betoon en zal in offers der lief de.
Eindelijk behoudt en vermeerdert steeds in u den zin des gebeds. Over het alvermogen van dit middel om iedere gunst van den Hemel te erlangen, en uwe zaligheid te verzekeren, zullen Wü heden niet breed er handelen; maar hoe veel stofs tot bidden gij dezer dagen verkregen hebt, dat mag vooral niet worden voorbijgezien. Een warm dankgebed moet uit aller mond tot den Allerhoogste stijgen, die zoovele beden en wenschen, in genade, heeft willen verhooren. Een smeekgebed een vurig smeekgebed moet aan uwen dank gepaard worden, opdat God, in gelijke genade, Zijnen zegen mildelijk uitstorte op de Instelling des Bisschoppelijken Bestuurs!- De Kerk bidt zonder ophouden voor den PAUS, haar zigtbaar Opperhoofd; en hoe zou het anders wezen mogen, dan dat kinderen voor hunnen Vader de handen smeek end ten Hemel verheffen? Doch gij zult bovendien, naar wij vertrouwen, indachtig zijn, hoe groote aanspraak uw Heilige Vader Pius IX op uwe dankbaarheid en uwe liefde verkregen heeft. Uwe Bisschoppen wachten met het volste regt, dat gij, ten allen tijde en in al uw gebed en uwe smeekinge, Hunner zult gedachtig wezen: kwijt dezen uwen pligt, en gij zult Hun den sterksten steun en de beste gaven verwerven. Wanneer Zij nacht en dag voor u bezorgd en bekommerd zijn als die rekenschap zullen afleggen van uwe zielen (Hebr. 13, 17) [b:Hebr. 13, 17]; het is dan wel billijk, dat gij de vertroostingen van uwe voorbede Hun niet onthoudt. -- Bidt voor de Kerk in Nederland en voor de Kerk daar buiten! bidt voor Vaderland en Koning en geheel het Koninklijk Huis. Bidt eindelijk ook voor Ons, Geliefden, die terwijl Wij Ons in het voortduren van uw aandenken voor iiwner hevelen, vooral in uw godvruchtig gebed wenschen 'herdacht te worden.
Ten slotte, en als een bewijs van de toegenegenheid des harten waarmede Wij u verlaten, verleenen Wij krachtens magtiging Ons daartoe verstrekt, eenen Aflaat van tien jaren, te winnen op alle Zon- en Feestdagen, mits men de Predikatie, op dien dag, godvruchtig bijwone; en eenen vollen Aflaat aan degenen, welke na gebiecht te hebben, tot de H. Communie zullen naderen, te verdienen op de Feestdagen van Kersmis, Paschen en Onzer Lieve Vrouwe Hemelvaart.
En hiermede Geliefden! bevelen Wij u aan God en aan het Woord van Zijne genade, aan die magtig is op te bouwen en erf deel te geven onder allen die geheiligd zijn (Hand. 20, 32) [b:Hand. 20, 32].
En zal dit Ons Herderlijk Schrijven op de gebruikelijke wijze worden voorgelezen in al de kerken van meergenoemde Zending op den eersten Zon- of Feestdag na de ontvangst.
Gegeven te 's Gravenhage, den 23 April 1853.
De Vice-Superior der Hollandsche Zending,
C. BELGRADO.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/7833-met-het-oog-dankend-ten-hemel-gerigt-nl