Dierbare broeders en zusters, goedendag!
In de Heilige Schrift is er bij de profeten van Israël een, wat ongewone figuur, een profeet die tracht te weerstaan aan de roeping door de Heer door te weigeren zich ten dienste te stellen van het goddelijk plan van verlossing. Het gaat om de profeet Jonas van wie het verhaal gedaan wordt in een klein boekje van amper vier hoofdstukken, een soort parabel die een grote lering bevat, namelijk die van de barmhartigheid van God die vergiffenis schenkt.
Jonas is een profeet “op uittocht” en ook een profeet op de vlucht! Het is een profeet op uittocht die God naar het randgebied zendt, naar Ninive, om de bewoners van die grote stad te bekeren! Voor een Israëliet, zoals Jonas, was Ninive een bedreiging, de vijand die Jeruzalem dreigde te verwoesten en zeker niet te redden. Daarom, wanneer God Jonas zendt om in die stad te prediken, tracht de profeet, die de goedheid van de Heer kent en zijn verlangen om vergiffenis te schenken, zich te onttrekken aan de opdracht en vlucht.
Tijdens zijn vlucht ontmoet de profeet heidenen, de bemanning van het schip waarop hij ingescheept was om zich aan God en aan zijn zending te onttrekken. Hij wil ver op de vlucht gaan want Ninive lag in de streek van Irak en hij vlucht naar Spanje, Hij is echt op de vlucht. En het is precies dankzij het gedrag van die heidense mannen, zoals later dat van de bewoners van Ninive, dat ons vandaag toelaat een beetje na te denken over
de hoop, die met gevaar en dood voor ogen,
wordt verwoord in gebed.
Tijdens de zeereis, ontstaat een enorme storm en Jona daalt af in het diepste van het ruim en legt zich daar te slapen. De matrozen, die zich zagen ten ondergaan, riepen “ieder van hen tot zijn eigen god”: het waren heidenen . De kapitein van de boot wekt Jona en zegt: "'Hoe kunt u zo diep slapen? Sta op en bid tot uw god; dan denkt die god misschien aan ons en gaan wij niet te gronde!'” .