H. Augustinus van Hippo (2) - zijn laatste jaren
x
Informatie over dit document
H. Augustinus van Hippo (2) - zijn laatste jaren
Paus Benedictus XVI
16 januari 2008
Pauselijke geschriften - Audiënties
2008, Libreria Editrice Vaticana
Vertaling uit het Italiaans, alineanummering en -verdeling: Past. Chr. van Buijtenen, pr.
Vertaling uit het Italiaans, alineanummering en -verdeling: Past. Chr. van Buijtenen, pr.
16 januari 2008
15 maart 2010
2187
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Beste broeders en zusters!Vandaag zou ik, net als afgelopen woensdag [2183], willen spreken over de grote Bisschop van Hippo, de heilige Augustinus. Vier jaar voordat hij stierf wilde hij zijn opvolger benoemen. Hiertoe verzamelde hij op 26 september 426 het volk in de Basiliek van de Vrede in Hippo, om aan de gelovigen degene voor te stellen die hij voor die taak had aangewezen. Hij zei: "In dit leven zijn wij allemaal sterfelijk, maar de laatste dag van dit leven is voor ieder individu altijd onzeker. Toch hoopt men tijdens zijn kinderenjaren de adolescentie te bereiken; gedurende de adolescentie hoopt men op de jongelingsjaren; in de jongelingstijd hoopt men de volwassenheid te bereiken en tijdens de volwassen leeftijd hoopt men de rijpe leeftijd te halen; en tijdens die rijpheid hoopt men oud te worden. Men is er niet zeker van het te bereiken, maar men hoopt het. Daarentegen heeft de ouderdom geen andere periode vóór zich om op te hopen en de eigen duur ervan is onzeker... Van mijn kant kwam ik in deze stad door Gods wil in de kracht van mijn leven; maar nu is mijn jeugd voorbij en ben ik inmiddels oud geworden" 213, 1 [[858]]. Op dit punt gekomen, maakt Augustinus de naam bekend van de opvolger die hij had aangewezen, de priester Heraclius. Het verzamelde volk barstte los in een goedkeurend applaus en herhaalde wel drieëntwintig keer: "God zij gedankt! Geprezen zij Jezus Christus!". Met nog meer acclamaties keurden de gelovigen bovendien goed wat Augustinus vervolgens zei over zijn voornemens voor zijn toekomst: hij wilde de jaren die hem restten wijden aan een meer intense studie van de Heilige Schriften vgl: 213, 6 [[[858]]].
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Inderdaad waren de jaren die volgden jaren van een buitengewone intellectuele activiteit: hij voltooide belangrijke werken, begon aan andere die niet minder inspanning vroegen, hield openbare debatten met de ketters – zocht steeds de dialoog – en leverde zijn bijdrage om de vrede te bevorderen in de Afrikaanse provincies die belaagd werden door de barbaarse stammen uit het zuiden. In deze zin schreef hij aan graaf Darius, die naar Afrika was gekomen om de onenigheid te verzoenen tussen graaf Bonifatius en het keizerlijk hof, waar de stammen van de Mauritanen profiteerden voor hun strooptochten: "Men kan meer aanspraak maken op roem door de oorlog te doden met het woord, dan door mensen te doden met het zwaard – zo stelde hij in zijn brief – en meer door de vrede met vrede te bevorderen of te handhaven dan door oorlog. Zeker, ook degenen die strijden, zoeken – als zij goed zijn – ongetwijfeld de vrede, maar ten koste van bloedvergieten. Jij bent daarentegen gezonden om juist te verhinderen dat men iemands bloed zou trachten te vergieten" 229, 2 [[858]]. Helaas werd de hoop op een pacificatie van de Afrikaanse gebieden teleurgesteld: in mei 429 staken de Vandalen, door diezelfde Bonifatius uit wraak naar Afrika uitgenodigd, de straat van Gibraltar over en stortten zich op Mauritanië. De invasie bereikte al snel de andere rijke Afrikaanse provincies. In mei of juni 430 omsingelden "de verwoesters van het Romeinse rijk", zoals Possidius die barbaren kenmerkte 30, 1 [[1972]], Hippo en belegerden het.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Ook Bonifatius had in de stad zijn toevlucht gezocht. Nadat hij zich te laat met het hof verzoend had, probeerde hij nu tevergeefs de invallers tegen te houden. De biograaf Possidius beschrijft het leed van Augustinus: "De tranen waren nu meer dan gewoonlijk zijn dagelijks en ook nachtelijk brood en omdat hij inmiddels tegen het eind van zijn leven liep, sleet hij méér dan anderen zijn oude dag in bitterheid en droefenis" 28, 6 [[1972]]. En hij legt uit: "Die man Gods zag immers de moordpartijen en de verwoestingen van de steden; de huizen in de velden neergehaald en de bewoners vermoord door de vijanden of op de vlucht gejaagd en verstrooid; de kerken beroofd van priesters en bedienaren, de godgewijde maagden en de mannelijke religieuzen naar alle kanten verspreid; onder hen waren er die bezweken waren onder de martelingen, anderen die met het zwaard waren gedood, anderen gevangengenomen, met verlies van integriteit naar ziel en lichaam, en ook van het geloof, en door de vijanden tot een smartelijke en langdurige slavernij gebracht" 28, 8 [[1972]]
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Maar al was hij dan oud en moe, Augustinus bleef toch op de bres, zichzelf en de anderen sterkend door het gebed en door de meditatie over de geheimvolle plannen van de Voorzienigheid. In dit verband sprak hij over de "ouderdom van de wereld" – en inderdaad was deze Romeinse wereld oud –, hij sprak over deze ouderdom zoals hij dat al jaren eerder had gedaan om de vluchtelingen uit Italië te troosten toen in 410 de Goten onder Alarik de stad Rome waren binnengevallen. In de ouderdom, zo had hij gezegd, zijn er kwalen in overvloed: hoestbuien, buikkrampen, oogkwalen, benauwdheden, algehele onmacht. Maar al wordt de wereld oud, Christus is blijvend jong. En dan volgt de uitnodiging: "Weiger niet weer jong te worden door vereniging met Christus, ook in de oude wereld. Hij zegt je: Vrees niet, je jeugd zal zich vernieuwen als die van een adelaar" vgl: 81, 8 [[[880]]]. De christen moet de moed niet verliezen, ook niet in moeilijke situaties, maar zich inzetten om te helpen wie in nood is. Dat is het, wat de grote Leraar als antwoord suggereert aan de bisschop van Tiabe, Honoratus, die hem gevraagd had of onder de dreiging van barbaarse invallen een Bisschop of een priester of om het even wat voor man van de kerk mag vluchten om zijn leven te redden: "Wanneer er voor iedereen gevaar is, zowel voor de bisschoppen, voor de geestelijken als voor de leken, dat dan degenen die de anderen nodig hebben, niet in de steek gelaten worden door degenen die zij nodig hebben. Laat in dit geval allen worden overgebracht naar de veilige plaatsen; maar als sommigen nodig moeten blijven, dat zij dan niet in de steek gelaten worden door wie de plicht hebben hen met hun gewijde ambt bij te staan, zodat zij samen worden gered of samen de rampspoed ondergaan die de Vader van heel het gezin wil dat zij lijden" 228, 2 [[858]]. En hij besloot: "Dit is het bewijs van de liefde tot het uiterste toe" 228, 3 [[858]]. Wie herkent niet in deze woorden de boodschap die in de loop der eeuwen door zoveel priesters is aanvaard en die zij zich eigen hebben gemaakt?
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Intussen hield de stad Hippo stand. Het huis/klooster van Augustinus had zijn deuren geopend om de collega's in het bisschopsambt op te nemen, die om onderdak hadden gevraagd. Onder deze was ook Possidius, die eerder zijn leerling was geweest, die zo aan ons het directe getuigenis kon nalaten van die laatste dramatische dagen. "In de derde maand van die belegering – vertelt hij – gig hij naar bed met koorts: het was zijn laatste ziekte" 29, 3 [[1972]]. De heilige eerbiedwaardige Grijsaard profiteerde van die eindelijk vrije tijd om zich nog intenser aan het gebed te wijden. Hij was gewoon te zeggen dat niemand, Bisschop, godgewijde of leek, hoe onberispelijk zijn gedrag ook kan schijnen, met de dood de strijd aan kan gaan zonder een adequate boetvaardigheid. Om deze reden herhaal;de hij voortdurend onder tranen de boetpsalmen, die hij zo dikwijls met het volk had gebeden vgl: 31, 2 [[[1972]]].
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Hoe ernstiger de ziekte werd, hoe sterker de stervende Bisschop de behoefte voelde aan eenzaamheid en gebed: "Om door niemand in zijn inkeer te worden gestoord, vroeg hij ongeveer tien dagen voordat hij uit het lichaam zou heengaan, aan ons die aanwezig waren, niemand in zijn kamer binnen te laten, buiten de uren waarop de dokters hem kwamen bezoeken of wanneer men hem eten kwam brengen. Zijn wil werd nauwkeurig uitgevoerd en heel die tijd besteedde hij aan het gebed" 31, 3 [[1972]]. Hij hield op te leven op 28 augustus 430: zijn grote hart was eindelijk tot rust gekomen in God.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
"Voor de teraardebestelling van zijn lichaam - bericht Possidius - werd aan God het offer opgedragen, dat wij bijwoonden, en daarna werd hij begraven" 31, 5 [[1972]]. Zijn lichaam werd, op een datum die niet zeker is, overgebracht naar Sardinië en van daar, rond 725 naar Pavia, in de Basiliek van "San Pietro in Ciel d'oro" – Sint Petrus in de gouden Hemel, waar het vandaag de dag nog rust. Zijn eerste biograaf heeft over hem dit slotoordeel: "Hij liet aan de Kerk een talrijke geestelijkheid na, evenals kloosters voor mannen en vrouwen, vol personen die aan de kuisheid gewijd waren onder gehoorzaamheid aan hun oversten, samen met bibliotheken die de boeken en toespraken van hem en andere heiligen bevatten, waaruit men kan weten wat door de genade van God zijn verdienste en zijn grootheid zijn geweest in de Kerk, en waarin de gelovigen hem steeds levend zullen terugvinden" 31, 8 [[1972]]. Het is een oordeel dat wij kunnen bijvallen: in zijn geschriften vinden ook wij hem "levend terug". Wanneer ik de geschriften van de heilige Augustinus lees, heb ik niet de indruk dat hij iemand is die zo ongeveer zestienhonderd jaar geleden is gestorven, maar ervaar ik hem als iemand van vandaag: een vriend, een tijdgenoot die tot mij spreekt, die tot ons spreekt met zijn fris en actueel geloof. In de heilige Augustinus die tot ons spreekt, tot mij spreekt in zijn geschriften, zien we de blijvende actualiteit van zijn geloof; van het geloof dat van Christus komt, het Eeuwige Vleesgeworden Woord, de Zoon van God en Mensenzoon. En we kunnen zien dat dit geloof niet van gisteren is, ook al werd het gisteren verkondigd; het is altijd van vandaag, want in werkelijkheid is Christus gisteren, heden en voor altijd. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven. Zo moedigt de heilige Augustinus ons aan ons aan deze altijd levende Christus toe te vertrouwen en zo de weg van het leven te vinden.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/2187-h-augustinus-van-hippo-2-zijn-laatste-jaren-nl