Con felice pensiero
x
Informatie over dit document
Con felice pensiero
Tot de vereniging van Italiaanse Katholieke juristen
Paus Pius XII
6 november 1949
Pauselijke geschriften - Toespraken
1950, Ecclesia Docens, 0758 Gooi & Sticht, Hilversum
6 november 1949
11 maart 2019
1162
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
1
Het werk van het Congres
Het was een gelukkige gedachte, beminde zonen, dat gij boven andere steden van Italië, die u waardig hadden kunnen ontvangen, Rome hebt uitgekozen voor het eerste nationale congres van de “Vereniging van Italiaanse katholieke juristen”. Gij hebt dezer dagen de definitieve vorm en de inrichting er van vastgesteld door de bespreking en de goedkeuring van het statuut en door de verkiezing van het bestuur, dat volgens de door u vastgestelde grondbeginselen haar ontwikkeling moet bevorderen en haar activiteit leiden. Terwijl wij u gelukwensen met het voltooide werk, willen wij er de aandacht op vestigen, dat het uw verlangen en uw streven is geweest om, als echte katholieke juristen, het ontstaan van uw vereniging te omgeven met een dubbele aureool, een die uitstraalt vanuit het eeuwige Rome en een die beantwoord aan de naam, welke gij draagt.
Het was een gelukkige gedachte, beminde zonen, dat gij boven andere steden van Italië, die u waardig hadden kunnen ontvangen, Rome hebt uitgekozen voor het eerste nationale congres van de “Vereniging van Italiaanse katholieke juristen”. Gij hebt dezer dagen de definitieve vorm en de inrichting er van vastgesteld door de bespreking en de goedkeuring van het statuut en door de verkiezing van het bestuur, dat volgens de door u vastgestelde grondbeginselen haar ontwikkeling moet bevorderen en haar activiteit leiden. Terwijl wij u gelukwensen met het voltooide werk, willen wij er de aandacht op vestigen, dat het uw verlangen en uw streven is geweest om, als echte katholieke juristen, het ontstaan van uw vereniging te omgeven met een dubbele aureool, een die uitstraalt vanuit het eeuwige Rome en een die beantwoord aan de naam, welke gij draagt.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Betekenis van Rome voor het recht
2
Rome, de moeder van het recht
Gij zijt immers op de eerste plaats “juristen”, beoefenaars van die edele wetenschap, die de normen bestudeert, ordent en toepast, waarop de orde, de vrede, de rechtvaardigheid en de veiligheid in de burgerlijke samenleving van individuen, gemeenschappen en naties steunen; en Rome mag er zich op beroemen, de verheven moeder te zijn van het recht. Andere volkeren van de oudheid mochten fier zijn op de pracht van hun kunst, op de diepte van hun filosofische beschouwingen, op de verfijning van hun cultuur; het Romeinse volk echter deed voor geen enkel onder in zijn diepe zin voor het recht, in het scheppen van die wonderbare rechtsinstituten waardoor het de toen bekende wereld tot een eenheid maakte en een traditie naliet, die de tand des tijds heeft weerstaan.
Gij zijt immers op de eerste plaats “juristen”, beoefenaars van die edele wetenschap, die de normen bestudeert, ordent en toepast, waarop de orde, de vrede, de rechtvaardigheid en de veiligheid in de burgerlijke samenleving van individuen, gemeenschappen en naties steunen; en Rome mag er zich op beroemen, de verheven moeder te zijn van het recht. Andere volkeren van de oudheid mochten fier zijn op de pracht van hun kunst, op de diepte van hun filosofische beschouwingen, op de verfijning van hun cultuur; het Romeinse volk echter deed voor geen enkel onder in zijn diepe zin voor het recht, in het scheppen van die wonderbare rechtsinstituten waardoor het de toen bekende wereld tot een eenheid maakte en een traditie naliet, die de tand des tijds heeft weerstaan.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Voortleven van het Corpus Iuris, voortbestaan van Rome als middelpunt van het Katholiek geloof
Maar gij zijt niet enkel juristen, gij zijt en noemt u ook “katholieke” juristen; en Rome is door Gods beschikking de steeds lichtende vuurtoren van het geloof in Christus, het centrum van de zichtbare eenheid der Kerk, de zetel van het opperste leergezag van de zielen, waar de katholiciteit een bijzondere kracht en grootheid vertoont, en waar zij, door het samenkomen van alle volkeren naar de leerstoel en het graf van Petrus duidelijker voelbaar is dan in elk ander land ter wereld. Toen het rijk der Caesaris onder de voet gelopen was door de vernietigende opmars van de volkeren, die opdrongen naar zijn grenzen, hebben twee zaken de ondergang van de grootste en eerbiedwaardigste stad, die de geschiedenis kent, overleefd. Vooreerst haar “Corpus iuris”, dat het recht van geheel het beschaafde Europa geworden is, dat in veel van zijn onderdelen nog altijd van kracht is in de hedendaagse instellingen, dat nog altijd een voorwerp is van geestdriftige studie als een levende stam, waarvan het sap in de loop der jaren niet is uitgedroogd, dat nog steeds dezelfde éénmakende kracht bezit, die het in zijn langzaam wordingsproces heeft ontplooit. Vervolgens het nieuwe geloof, dat Petrus en Paulus hierheen brachten, de nieuwe troon van waarheid, die het eerste zichtbare hoofd van de Kerk, door Christus rechtstreeks gekozen en met de sleutelmacht bekleed, hier voor altijd vestigde, door Rome tot zijn zetel te kiezen. De eeuwen zijn voorbij gegaan en zij weken voor zijn granieten rots, zonder haar ook maar te schrammen. De gebeurtenissen stormden aan om deze troon aan het wankelen te brengen en omver te halen, maar tevergeefs; en gij ziet hem nog sterk en ongedeerd boven de volkeren uitrijzen als zichtbaar teken van de onvergankelijkheid van Christus’ wekt.
Maar gij zijt niet enkel juristen, gij zijt en noemt u ook “katholieke” juristen; en Rome is door Gods beschikking de steeds lichtende vuurtoren van het geloof in Christus, het centrum van de zichtbare eenheid der Kerk, de zetel van het opperste leergezag van de zielen, waar de katholiciteit een bijzondere kracht en grootheid vertoont, en waar zij, door het samenkomen van alle volkeren naar de leerstoel en het graf van Petrus duidelijker voelbaar is dan in elk ander land ter wereld. Toen het rijk der Caesaris onder de voet gelopen was door de vernietigende opmars van de volkeren, die opdrongen naar zijn grenzen, hebben twee zaken de ondergang van de grootste en eerbiedwaardigste stad, die de geschiedenis kent, overleefd. Vooreerst haar “Corpus iuris”, dat het recht van geheel het beschaafde Europa geworden is, dat in veel van zijn onderdelen nog altijd van kracht is in de hedendaagse instellingen, dat nog altijd een voorwerp is van geestdriftige studie als een levende stam, waarvan het sap in de loop der jaren niet is uitgedroogd, dat nog steeds dezelfde éénmakende kracht bezit, die het in zijn langzaam wordingsproces heeft ontplooit. Vervolgens het nieuwe geloof, dat Petrus en Paulus hierheen brachten, de nieuwe troon van waarheid, die het eerste zichtbare hoofd van de Kerk, door Christus rechtstreeks gekozen en met de sleutelmacht bekleed, hier voor altijd vestigde, door Rome tot zijn zetel te kiezen. De eeuwen zijn voorbij gegaan en zij weken voor zijn granieten rots, zonder haar ook maar te schrammen. De gebeurtenissen stormden aan om deze troon aan het wankelen te brengen en omver te halen, maar tevergeefs; en gij ziet hem nog sterk en ongedeerd boven de volkeren uitrijzen als zichtbaar teken van de onvergankelijkheid van Christus’ wekt.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Verbinding van juridische wijsheid en goddelijke openbaring
Zo hebben in Rome en in de wereld, die reeds doortrokken was van zijn beschaving, de twee meest vitale werkelijkheden elkander ontmoet en zijn zij samengesmolten; de ene was de vrucht van de juridische wijsheid van een volk en dus van menselijke oorsprong, en de andere was een uitstraling van de wereld van de openbaring, verkondigd door de mensgeworden Zoon van God, en dus van een bovenaardse en goddelijke oorsprong. Door de vereniging van deze twee is het Romeinse recht doordrongen van het nieuwe licht, dat uitging van de boodschap van Christus, langzamerhand hervormd naar de geest, veredeld in zijn opvattingen, vervolmaakt in vele van zijn instellingen en verrijkt in zijn voorschriften, door geleidelijke de beginselen, de ideeën en de hogere eisen van de nieuwe leer in zich op te nemen. De wetgevende arbeid van de christen-keizers kwam uit deze vruchtbare verbintenis van menselijke en goddelijke wijsheid voort. De onuitwisbare sporen hiervan leveren aan de moderne wereld het bewijs, dat er tussen de ware rechtswetenschap en de leer van het christelijk geloof geen noodzakelijk zijn stempel drukt op de waarheid, die het menselijk verstand ontdekt, bestudeert en ordent.
Zo hebben in Rome en in de wereld, die reeds doortrokken was van zijn beschaving, de twee meest vitale werkelijkheden elkander ontmoet en zijn zij samengesmolten; de ene was de vrucht van de juridische wijsheid van een volk en dus van menselijke oorsprong, en de andere was een uitstraling van de wereld van de openbaring, verkondigd door de mensgeworden Zoon van God, en dus van een bovenaardse en goddelijke oorsprong. Door de vereniging van deze twee is het Romeinse recht doordrongen van het nieuwe licht, dat uitging van de boodschap van Christus, langzamerhand hervormd naar de geest, veredeld in zijn opvattingen, vervolmaakt in vele van zijn instellingen en verrijkt in zijn voorschriften, door geleidelijke de beginselen, de ideeën en de hogere eisen van de nieuwe leer in zich op te nemen. De wetgevende arbeid van de christen-keizers kwam uit deze vruchtbare verbintenis van menselijke en goddelijke wijsheid voort. De onuitwisbare sporen hiervan leveren aan de moderne wereld het bewijs, dat er tussen de ware rechtswetenschap en de leer van het christelijk geloof geen noodzakelijk zijn stempel drukt op de waarheid, die het menselijk verstand ontdekt, bestudeert en ordent.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 De voortreffelijkheid van het beroep van de jurist
5
Daarom zeiden wij, dat het een gelukkige gedachte was, die u Rome deed keizen als plaats voor uw eerste congres. Maar deze keus zegt u tevens, hoe edel en verheven uw beroep is en welke eisen de uitoefening van dit beroep stelt aan eenieder van u, krachtens de bijzondere titel, waar gij trots op zijt.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Voorwerp van de rechtswetenschap
De voortreffelijkheid van uw beroep is prachtig getekend door Upianus, die de rechtsgeleerdheid aldus definieert: “divinarum atque humanarum rerum notitia, iusti atque iniusti scienta: de kennis van de goddelijke en menselijke dingen, de wetenschap van wat rechtvaardig en onrechtvaardig is”. Dig., 1. 1, t. 1, § 10 Dig., 1. 1, t. 1, § 10 Welke een verheven voorwerp kent hij in deze definitie toe aan de rechtsgeleerdheid en hoe hoog verheft hij haar boven andere takken van het menselijk weten! De jurist, die deze naam verdient, bestrijkt met zijn blik een brede horizon. De uitgestrektheid en verscheidenheid hiervan ligt opgesloten in de zaken zelf, waarover hij zijn gedachten en zijn studie moet laten gaan.
Eerst en vooral dient hij de goddelijke dingen te kennen, divinarum rerum notitia, niet alleen omdat de godsdienst in het maatschappelijk leven van de mens de eerste plaats moet innemen en het praktisch gedrag van de gelovige moet leiden, waarover ook het recht van zijn voorschriften heeft te geven; niet alleen omdat sommige van de voornaamste instellingen, zoals die van het huwelijk, en heilig karakter hebben, dat door het recht erkend moet worden; maar vooral, omdat het menselijk panorama, dat het tweede en meer onmogelijk voorwerp is, humanarum rerum notitia, waarmee de jurist zich moet bezig houden, zonder deze hogere kennis van de goddelijke dingen verstoken zou zijn van het fundament, dat boven elke menselijke wisselvalligheid in tijd en ruimte steunt op het Absolute, op God.
De voortreffelijkheid van uw beroep is prachtig getekend door Upianus, die de rechtsgeleerdheid aldus definieert: “divinarum atque humanarum rerum notitia, iusti atque iniusti scienta: de kennis van de goddelijke en menselijke dingen, de wetenschap van wat rechtvaardig en onrechtvaardig is”. Dig., 1. 1, t. 1, § 10 Dig., 1. 1, t. 1, § 10 Welke een verheven voorwerp kent hij in deze definitie toe aan de rechtsgeleerdheid en hoe hoog verheft hij haar boven andere takken van het menselijk weten! De jurist, die deze naam verdient, bestrijkt met zijn blik een brede horizon. De uitgestrektheid en verscheidenheid hiervan ligt opgesloten in de zaken zelf, waarover hij zijn gedachten en zijn studie moet laten gaan.
Eerst en vooral dient hij de goddelijke dingen te kennen, divinarum rerum notitia, niet alleen omdat de godsdienst in het maatschappelijk leven van de mens de eerste plaats moet innemen en het praktisch gedrag van de gelovige moet leiden, waarover ook het recht van zijn voorschriften heeft te geven; niet alleen omdat sommige van de voornaamste instellingen, zoals die van het huwelijk, en heilig karakter hebben, dat door het recht erkend moet worden; maar vooral, omdat het menselijk panorama, dat het tweede en meer onmogelijk voorwerp is, humanarum rerum notitia, waarmee de jurist zich moet bezig houden, zonder deze hogere kennis van de goddelijke dingen verstoken zou zijn van het fundament, dat boven elke menselijke wisselvalligheid in tijd en ruimte steunt op het Absolute, op God.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
De jurist moet de mens en de menselijke dingen zien in het beeld van God
Om het voorwerp van zijn studie te kennen, hoeft de jurist krachtens zijn beroep zich niet te verdiepen in de theologie, maar als hij zich niet weet te verheffen tot de beschouwing van het hoogste en transcendente Wezen, uit wiens wil voortkomt de orde van her zichtbare heelal en van dat kleine onderdeel er van, de mensheid met zijn immanente en moreel noodzakelijke wetten, dan is hij niet in staat, heel de wonderbare eenheid en de verborgen geestelijke diepten te zien van de samenhang der sociale betrekkingen, die onder het recht vallen, en van de normen, waardoor zij geregeld worden. zoals de grote Romeinse rechtsgeleerde en redenaar zegt: “ natura iuris... ab homminis repetenda (est) natura” Cicero, De legibus, l. 1, c... Cicero, De legibus, l. 1, c. 5, n. 17, kan de natuur of het wezen van het recht slechts afgeleid worden uit de natuur van de mens; anderzijds kan men deze natuur zelfs niet bij benadering kennen in haar volmaaktheid, waardigheid en verhevenheid en in de doeleinden, waardoor haar handelingen worden geleid en waaraan zij ondergeschikt zijn, zonder het ontologisch verband van die natuur met haar transcendente Oorzaak. Uit dit alles volgt, dat de jurist onmogelijk een gezonde opvatting van het recht kan verkrijgen of tot een systematische ordening er van kan komen, als hij de mensen de menselijke dingen niet ziet in het licht, dat uitstraalt van God om de moeilijke weg van zijn studie te verlichten.
Om het voorwerp van zijn studie te kennen, hoeft de jurist krachtens zijn beroep zich niet te verdiepen in de theologie, maar als hij zich niet weet te verheffen tot de beschouwing van het hoogste en transcendente Wezen, uit wiens wil voortkomt de orde van her zichtbare heelal en van dat kleine onderdeel er van, de mensheid met zijn immanente en moreel noodzakelijke wetten, dan is hij niet in staat, heel de wonderbare eenheid en de verborgen geestelijke diepten te zien van de samenhang der sociale betrekkingen, die onder het recht vallen, en van de normen, waardoor zij geregeld worden. zoals de grote Romeinse rechtsgeleerde en redenaar zegt: “ natura iuris... ab homminis repetenda (est) natura” Cicero, De legibus, l. 1, c... Cicero, De legibus, l. 1, c. 5, n. 17, kan de natuur of het wezen van het recht slechts afgeleid worden uit de natuur van de mens; anderzijds kan men deze natuur zelfs niet bij benadering kennen in haar volmaaktheid, waardigheid en verhevenheid en in de doeleinden, waardoor haar handelingen worden geleid en waaraan zij ondergeschikt zijn, zonder het ontologisch verband van die natuur met haar transcendente Oorzaak. Uit dit alles volgt, dat de jurist onmogelijk een gezonde opvatting van het recht kan verkrijgen of tot een systematische ordening er van kan komen, als hij de mensen de menselijke dingen niet ziet in het licht, dat uitstraalt van God om de moeilijke weg van zijn studie te verlichten.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Dwaling van het moderne rationalisme
De dwaling van het moderne rationalisme bestaat juist hierin, dat het de pretentie heeft, het systeem van de menselijke rechten en de algemene theorie van het recht te willen construeren door de natuur van de mens te beschouwen als iets zelfstandig, dat geen enkele noodzakelijke betrekking heeft met een hoger Wezen, van wiens scheppende en ordende wil het afhangt in zijn bestaan en in zijn handelen. Gij weet, dat het juridisch denken van tegenwoordig door deze fundamentele dwaling hopeloos verward is geraakt in een doolhof van moeilijkheden en dat de jurist, die de regels van het zogenaamde positivisme volgt, in zijn werk gefaald heeft. Hij heeft immers met de ware kennis van de menselijke natuur ook de gezonde opvatting van het recht verloren, waaraan die dwingende kracht op het menselijk geweten is gaan ontbreken, die de eerste en voornaamste uitwerking er van is. de goddelijke en menselijke dingen, die volgens de definitie van Upianus het meest algemene voorwerp van de rechtswetenschap uitmaken, zijn zo innig met elkander verbonden, dat wie de eerste over het hoofd ziet ook noodzakelijk de juiste waardering voor de laatste verliest.
De dwaling van het moderne rationalisme bestaat juist hierin, dat het de pretentie heeft, het systeem van de menselijke rechten en de algemene theorie van het recht te willen construeren door de natuur van de mens te beschouwen als iets zelfstandig, dat geen enkele noodzakelijke betrekking heeft met een hoger Wezen, van wiens scheppende en ordende wil het afhangt in zijn bestaan en in zijn handelen. Gij weet, dat het juridisch denken van tegenwoordig door deze fundamentele dwaling hopeloos verward is geraakt in een doolhof van moeilijkheden en dat de jurist, die de regels van het zogenaamde positivisme volgt, in zijn werk gefaald heeft. Hij heeft immers met de ware kennis van de menselijke natuur ook de gezonde opvatting van het recht verloren, waaraan die dwingende kracht op het menselijk geweten is gaan ontbreken, die de eerste en voornaamste uitwerking er van is. de goddelijke en menselijke dingen, die volgens de definitie van Upianus het meest algemene voorwerp van de rechtswetenschap uitmaken, zijn zo innig met elkander verbonden, dat wie de eerste over het hoofd ziet ook noodzakelijk de juiste waardering voor de laatste verliest.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Het juiste begrip van rechtvaardigheid
Dit geldt des te meer, omdat het specifieke voorwerp van de rechtswetenschap is: het rechtvaardige en het onrechtvaardige, iusti atque iniusti scienta, ofwel de rechtvaardigheid in haar verheven taak om de eisen van individu en maatschappij in de menselijke samenleving in evenwicht te houden. De rechtvaardigheid is niet slechts een abstract begrip, een uitwendig ideaal, waaraan de instellingen zich moeten aanpassen, voor zover dit op een bepaald tijdstip mogelijk is, maar zij is ook en vooral iets innerlijks van de mens, de maatschappij en haar fundamentele instellingen vanwege het geheel van praktische beginselen, die zij geeft en oplegt, vanwege de meer algemene gedragsregels die deel uitmaken van de objectieve menselijke en maatschappelijke orde, welke het alwijze verstand van de Schepper heeft vastgesteld. De kennis van hetgeen rechtvaardig en onrechtvaardig is, veronderstelt dus een hogere wijsheid, die bestaat in het kennen van de orde van het geschapene en bijgevolg van zijn Maker. Het recht is, zoals Thomas van Aquino leert, het voorwerp van de rechtvaardigheid, est obiectum iustitiae ii-ii q. 57, a. 1 [[t:ii-ii q. 57, a. 1]]; het is de norm, waarin de grote en vruchtbare idee van de rechtvaardigheid concrete werkgelijkheid wordt; en als zodanig voert het tot God, die krachtens Zijn wezen de eeuwige en onveranderlijke rechtvaardigheid is, en ontvangt het van God licht en glans, kracht en sterkte, zin en inhoud.
Dit geldt des te meer, omdat het specifieke voorwerp van de rechtswetenschap is: het rechtvaardige en het onrechtvaardige, iusti atque iniusti scienta, ofwel de rechtvaardigheid in haar verheven taak om de eisen van individu en maatschappij in de menselijke samenleving in evenwicht te houden. De rechtvaardigheid is niet slechts een abstract begrip, een uitwendig ideaal, waaraan de instellingen zich moeten aanpassen, voor zover dit op een bepaald tijdstip mogelijk is, maar zij is ook en vooral iets innerlijks van de mens, de maatschappij en haar fundamentele instellingen vanwege het geheel van praktische beginselen, die zij geeft en oplegt, vanwege de meer algemene gedragsregels die deel uitmaken van de objectieve menselijke en maatschappelijke orde, welke het alwijze verstand van de Schepper heeft vastgesteld. De kennis van hetgeen rechtvaardig en onrechtvaardig is, veronderstelt dus een hogere wijsheid, die bestaat in het kennen van de orde van het geschapene en bijgevolg van zijn Maker. Het recht is, zoals Thomas van Aquino leert, het voorwerp van de rechtvaardigheid, est obiectum iustitiae ii-ii q. 57, a. 1 [[t:ii-ii q. 57, a. 1]]; het is de norm, waarin de grote en vruchtbare idee van de rechtvaardigheid concrete werkgelijkheid wordt; en als zodanig voert het tot God, die krachtens Zijn wezen de eeuwige en onveranderlijke rechtvaardigheid is, en ontvangt het van God licht en glans, kracht en sterkte, zin en inhoud.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
De mens:onderwerp van de rechtswetenschap
Bij de uitoefening van zijn ambt beweegt de jurist zich dus tussen het oneindige en het eindige, tussen het goddelijke en het menselijke, en in deze noodzakelijke betrekking bestaat de verhevenheid van zijn wetenschap. De andere titels, waarop zij aanzien in de menselijke samenleving steunt, kunnen beschouwd worden als een uitvloeisel daarvan. Zijn de regels van het recht het voorwerp van zijn studie, het onderwerp, waarop die regels betrekking hebben, is de mens, de menselijke persoon, die zo binnen het veld van zijn wetenschap valt. En, let wel, niet de mens in het lagere en minder edele deel van zijn wezen, dat door andere eveneens nuttige en bewonderenswaardige wetenschappen bestudeerd wordt, maar de mens in zijn hoger deel, in zijn specifieke eigenschap van redelijk handelend wezen. Als zodanig moet hij krachtens de wetten van zijn redelijke natuur zich bij zijn handelen laten leiden door enkele gedragsregels, die hem worden voorgeschreven ofwel rechtstreeks door zijn geweten, spiegel en tolk van een hogere wet, ofwel door het menselijk gezag, dat het maatschappelijk leven regelt. Weliswaar krijgt de jurist de mens niet altijd van de beste zijde van zijn redelijke natuur te zien, maar moet hij dikwijls zijn minder gunstige kanten bestuderen, zijn slechte neigingen, zijn schandelijke verdorvenheid, zijn schuld en misdaad; toch moet de ware jurist ook onder de verduisterde glans van de redelijke natuur altijd nog dat diep menselijke zien, waarin schuld en misdaad nooit het zegel kunnen uitwissen, dat de hand van de Schepper er in heeft gedrukt.
Bij de uitoefening van zijn ambt beweegt de jurist zich dus tussen het oneindige en het eindige, tussen het goddelijke en het menselijke, en in deze noodzakelijke betrekking bestaat de verhevenheid van zijn wetenschap. De andere titels, waarop zij aanzien in de menselijke samenleving steunt, kunnen beschouwd worden als een uitvloeisel daarvan. Zijn de regels van het recht het voorwerp van zijn studie, het onderwerp, waarop die regels betrekking hebben, is de mens, de menselijke persoon, die zo binnen het veld van zijn wetenschap valt. En, let wel, niet de mens in het lagere en minder edele deel van zijn wezen, dat door andere eveneens nuttige en bewonderenswaardige wetenschappen bestudeerd wordt, maar de mens in zijn hoger deel, in zijn specifieke eigenschap van redelijk handelend wezen. Als zodanig moet hij krachtens de wetten van zijn redelijke natuur zich bij zijn handelen laten leiden door enkele gedragsregels, die hem worden voorgeschreven ofwel rechtstreeks door zijn geweten, spiegel en tolk van een hogere wet, ofwel door het menselijk gezag, dat het maatschappelijk leven regelt. Weliswaar krijgt de jurist de mens niet altijd van de beste zijde van zijn redelijke natuur te zien, maar moet hij dikwijls zijn minder gunstige kanten bestuderen, zijn slechte neigingen, zijn schandelijke verdorvenheid, zijn schuld en misdaad; toch moet de ware jurist ook onder de verduisterde glans van de redelijke natuur altijd nog dat diep menselijke zien, waarin schuld en misdaad nooit het zegel kunnen uitwissen, dat de hand van de Schepper er in heeft gedrukt.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
En wel de mens, verlost door Jezus Christus
Als gij verder het onderwerp van het recht beschouwt met de ogen van het christelijk geloof, welk een kroon van licht ziet gij dan niet rond zijn hoofd, een kroon hem geschonken door Christus’ verlossing, dor het bloed voor zijn redding vergroten, door het bovennatuurlijk leven, dat Christus hem heeft teruggegeven en waaraan Hij hem deelachtig heeft gemaakt, en door het einddoel, waartoe hij als voltooiing van zijn aardse loopbaan geroepen is. In de nieuwe heilsorde is het onderwerp van het recht niet de mens in de staat van de zuivere natuur, maar de mens, die door de genade van de Verlosser is verheven tot de bovennatuurlijke orde en daardoor is verenigd met de godheid door een nieuw leven, dat een deelhebben is aan het leven van God zelf. Zijn waardigheid groeit daarom ook de grootheid van de jurist, die hem tot voorwerp van zijn studie maakt.
Als gij verder het onderwerp van het recht beschouwt met de ogen van het christelijk geloof, welk een kroon van licht ziet gij dan niet rond zijn hoofd, een kroon hem geschonken door Christus’ verlossing, dor het bloed voor zijn redding vergroten, door het bovennatuurlijk leven, dat Christus hem heeft teruggegeven en waaraan Hij hem deelachtig heeft gemaakt, en door het einddoel, waartoe hij als voltooiing van zijn aardse loopbaan geroepen is. In de nieuwe heilsorde is het onderwerp van het recht niet de mens in de staat van de zuivere natuur, maar de mens, die door de genade van de Verlosser is verheven tot de bovennatuurlijke orde en daardoor is verenigd met de godheid door een nieuw leven, dat een deelhebben is aan het leven van God zelf. Zijn waardigheid groeit daarom ook de grootheid van de jurist, die hem tot voorwerp van zijn studie maakt.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Richtlijnen voor de Katholieke Jurist
12
Gewetensconflicten van de Katholieke jurist
De onoplosbare tegenstellingen tussen de hoge opvatting van de mens en van het recht volgens de christelijke beginselen, die wij kort hebben trachten uiteen et zetten, enerzijds, en het juridisch positivisme anderzijds, kunnen in uw beroepsleven een bron zijn van bitter verdriet. Wij weten zeer goed, beminde zonen, hoe in het hart van de katholieke jurist, die trouw wil blijven aan de christelijke opvatting van het recht, niet zelden gewetensconflicten ontstaan, vooral wanneer hij een wet moet toepassen, die het geweten zelf als onrechtvaardig veroordeelt. Goddank is uw taak hier niet weinig verlicht alleen reeds door het feit, dat in Italië de echtscheiding (bron van zoveel zielskwelling ook voor de magistraat, die de wet moet uitvoeren) geen burgerrecht heeft. Feitelijk echter hebben zich sedert het eind van de 18e eeuw vooral in de landen waar kerkvervolging heerste, talrijke gevallen voorgedaan, waarin katholieke magistraten zich geplaatst zagen tegenover het pijnlijke probleem, onrechtvaardige wetten te moeten toepassen. Daarom benutten wij de gelegenheid van uw samenkomst bij ons, om het geweten van de katholieke juristen voor te lichten door het uiteenzetten van enkele fundamentele normen.
De onoplosbare tegenstellingen tussen de hoge opvatting van de mens en van het recht volgens de christelijke beginselen, die wij kort hebben trachten uiteen et zetten, enerzijds, en het juridisch positivisme anderzijds, kunnen in uw beroepsleven een bron zijn van bitter verdriet. Wij weten zeer goed, beminde zonen, hoe in het hart van de katholieke jurist, die trouw wil blijven aan de christelijke opvatting van het recht, niet zelden gewetensconflicten ontstaan, vooral wanneer hij een wet moet toepassen, die het geweten zelf als onrechtvaardig veroordeelt. Goddank is uw taak hier niet weinig verlicht alleen reeds door het feit, dat in Italië de echtscheiding (bron van zoveel zielskwelling ook voor de magistraat, die de wet moet uitvoeren) geen burgerrecht heeft. Feitelijk echter hebben zich sedert het eind van de 18e eeuw vooral in de landen waar kerkvervolging heerste, talrijke gevallen voorgedaan, waarin katholieke magistraten zich geplaatst zagen tegenover het pijnlijke probleem, onrechtvaardige wetten te moeten toepassen. Daarom benutten wij de gelegenheid van uw samenkomst bij ons, om het geweten van de katholieke juristen voor te lichten door het uiteenzetten van enkele fundamentele normen.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Verantwoordelijkheid van de rechter
1.
1.
Voor iedere uitspraak geldt het beginsel, dat de rechter niet zonder meer de verantwoordelijkheid voor zijn uitspraak kan afwijzen om haar geheel af te schuiven op de wet en de makers er van. Deze zijn zeker het meest verantwoordelijk voor de gevolgen van de wet. Maar de rechter, die door zijn uitspraak de wet op een bepaald geval toepast, is mede-oorzaak en dus ook mede-verantwoordelijk voor die gevolgen.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
De rechter mag nooit verplichten tot een immorele daad
2.
2.
De rechter mag nooit door zijn uitspraak iemand verplichten tot een intrinsiek immorele daad, d.w.z. een daad, die uit haar aard is strijd is met de wet van God of van de Kerk.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Hij mag geen onrechtvaardige wet goedkeuren
3.
3.
Hij mag in geen enkel geval uitdrukkelijk een onrechtvaardige wet erkennen en goedkeuren; (overigens kan zulk een wet nooit de grondslag vormen voor een uitspraak, die in geweten en voor God bindend is). Daarom mag hij geen strafvonnis uitspreken, dat gelijk zou staan met zulk een goedkeuring. Zijn verantwoordelijkheid zou nog zwaarder worden, als zijn vonnis publieke ergernis zou verwekken.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Toepassing van een onrechtvaardige wet is soms ongeoorloofd
4.
4.
Toch staat niet iedere toepassing van een onrechtvaardige wet gelijk met de erkenning of de goedkeuring er van. In dit geval mag de rechter – en moet hij misschien soms – de onrechtvaardige wet haar loop laten, wanneer dit het enige middel is om een groter kwaad te voortkomen. Hij mag een straf opleggen voor de overtreding van een onrechtvaardige wet, als deze straf van die aard is, dat degene, die er door getroffen wordt, redelijkerwijze bereid is, haar te ondergaan om dat groter kwaad te vermijden of om een veel groter goed verkrijgen, en als de rechter weet of veilig mag veronderstellen, dat die straf door de overtreder gewillig zal worden aanvaard uit hogere motieven. In tijden van vervolging hebben priesters en leken zich vaak zonder tegenstand ook door katholieke rechters laten veroordelen tot boete of tot gevangenisstraf wegens het overtreden van onrechtvaardige wetten, wanneer man aldus voor het volk een goede magistratuur kon behouden en de Kerk en de gelovigen voor veel ergere onheilen kon bewaren.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Het spreekt vanzelf: hoe ernstiger de gevolgen zijn van het gerechtelijk vonnis, des te belangrijker en algemener moet ook het goed zijn, dat men wil veilig stellen of het kwaad, dat men wenste te vermijden. Er zijn echter gevallen, waarin het beginsel van compensatie door het bereiken van hogere goederen of het afwenden van groter nadelen niet toegepast kan worden, zoals bij het doodvonnis. In het bijzonder mag de katholieke rechter alleen om zeer gewichtige redenen de burgerlijke echtscheiding uitspreken (waar deze door de wet erkend is) in een huwelijk, dat voor God en de Kerk geldig is. Hij mag niet vergeten, dat zulk een uitspraak praktisch niet alleen de burgerlijke gevolgen van het huwelijk raakt, maar feitelijk veeleer toe leidt, dat men de bestaande band ten onrechte als verbroken gaat beschouwen en de nieuwe als geldig en verplichtend.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Slot
18
Aansporing
Wij wensen u daarom, dierbare zonen, van ganser harte toe, dat gij door Gods voorzienigheid uw ambt altijd kunt uitoefenen onder een rechtvaardige wetgeving, die beantwoord aan de gewettigde sociale eisen. Tracht in ieder geval, in u het volmaakte ideaal te verwezenlijken van de jurist, die door bekwaamheid, wijsheid, plichtsbesef, rechtvaardigheid aller achting en vertrouwen verdient en verwerft.
Wij wensen u daarom, dierbare zonen, van ganser harte toe, dat gij door Gods voorzienigheid uw ambt altijd kunt uitoefenen onder een rechtvaardige wetgeving, die beantwoord aan de gewettigde sociale eisen. Tracht in ieder geval, in u het volmaakte ideaal te verwezenlijken van de jurist, die door bekwaamheid, wijsheid, plichtsbesef, rechtvaardigheid aller achting en vertrouwen verdient en verwerft.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Zegen
Met deze wens en als onderpand van de rijkste goddelijke gunsten schenken wij met vaderlijke genegenheid aan u en aan uw pas gestichte en reeds veel belovende vereniging onze apostolische zegen.
Met deze wens en als onderpand van de rijkste goddelijke gunsten schenken wij met vaderlijke genegenheid aan u en aan uw pas gestichte en reeds veel belovende vereniging onze apostolische zegen.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1162-con-felice-pensiero-nl