Inhoudsopgave
- Inhoud
1
De heilige Paulus zegt ons – zoals we hoorden: "Die gezindheid moet onder u heersen welke ook Christus Jezus bezielde: Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God: hij heeft zich van zichzelf ontdaan en het bestaan van een slaaf aangenomen” . Wij, jezuïeten, wij willen naar de naam van Jezus genoemd worden, vechten onder de banier van Zijn kruis, en dat betekent: dezelfde gevoelens hebben als Christus. Dat betekent: denken zoals Hij, liefhebben zoals Hij, zien zoals Hij, op weg gaan zoals Hij. Dat betekent: doen wat Hij gedaan heeft en met dezelfde gevoelens als Hij, met de gevoelens van Zijn hart.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Het hart van Christus is het hart van een God, die zich uit liefde “van zichzelf ontdaan” heeft. Ieder van ons, jezuïeten, die Jezus volgt, zou bereid moeten zijn zich van zichzelf te ontdoen. Tot die verlaging zijn wij geroepen, wij zijn geroepen mensen te zijn die zich van zichzelf ontdoen. Mensen zijn die niet op zichzelf gericht leven, omdat Christus is en Zijn Kerk het middelpunt zijn van de Sociëteit van Jezus. En God is “
Deus semper maior”, de God die ons altijd verrast. En als de God van de verrassingen niet in het centrum staat, raakt de Sociëteit op een dwaalspoor. Daarom betekent jezuïet zijn, iemand zijn met een gebrekkige en open denkwijze: omdat men altijd denkt met de blik op de horizont gericht van Gods glorie, die altijd groter is, die ons onophoudelijk verrast. Dat is de onrust die ons verteert. Deze heilige en mooie onrust.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Maar omdat wij zondaars zijn, kunnen wij ons afvragen of ons hart de onrust van het zoeken bewaard heeft of dat ons hart wegkwijnt; of ons hart steeds gespannen staat: een hart dat niet rust, zich niet opsluit, maar klopt op het ritme van een weg die moet afgelegd worden met het trouwe volk van God. Men dient God te zoeken om Hem te vinden, en Hem te vinden om Hem verder en zonder ophouden te zoeken. Alleen deze onrust geeft vrede aan het hart van een jezuïet, een onrust die ook apostolisch is, die ons niet genoeg doet krijgen van de verkondiging van het kerygma, van moedig te evangeliseren. Dat is de onrust die ons voorbereidt om de gave van apostolische vruchtbaarheid te ontvangen. Zonder onrust, zijn wij steriel.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Die onrust had Petrus Faber, een man met grote verlangens, een andere Daniël. Faber was “een bescheiden, gevoelige man, met een diep innerlijk leven en met de gave vriendschapsbanden aan te knopen met mensen van allerlei aard”. Nochtans, hij was ook een onrustige geest, onbeslist, nooit voldaan. Onder de leiding van de heilige Ignatius leerde hij een angstvallige maar ook zachtaardige, ik zou zeggen een uitgelezen gevoeligheid verenigen met de bekwaamheid beslissingen te nemen. Hij was een man van grote verlangens; hij heeft zijn verlangens bewust geaccepteerd, hij heeft ze erkend. Ook voor Faber, is het precies wanneer zich moeilijkheden voordoen dat het ware verlangen tot uiting komt die tot de actie drijft. Authentiek geloof impliceert altijd het diep verlangen om de wereld te veranderen. Kijk, dat is de vraag die wij ons moeten stellen: hebben wij, ook wij, een grote visie en een groot élan? Zijn wij, ook wij, dapper? Hebben wij grote dromen? Worden wij door geloofsijver verteerd? Of zijn we middelmatig en stellen we ons tevreden met onze apostolische laboratoriumprogramma’s? Denken wij daar altijd aan: de kracht van de Kerk ligt niet in haarzelf noch in haar organisatievermogen, maar verbergt zich in Gods diepe wateren. Wateren die onze verlangens beroeren en die verlangens verruimen het hart. Dat zegt de heilige Augustinus: bidden om te verlangen en verlangen om het hart te verruimen. Het is precies in zijn verlangens dat Faber Gods stem kon onderscheiden. Zonder verlangens, gaat men nergens heen en daarom moet men zijn verlangens aan de Heer offeren. In de staat dat “men zijn naaste helpt door zijn verlangens aan God de Heer aan te bieden”.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Faber had een waar en diep verlangen “wijd te worden in God”: hij was helemaal op God gericht en daarom kon hij in een geest van gehoorzaamheid overal rondgaan in Europa, dikwijls te voet, om met iedereen te spreken, zachtmoedig, om het Evangelie te verkondigen. Er schiet me deze bekoring te binnen, die wij misschien ook kunnen hebben en die velen hebben, namelijk de verkondiging van het Evangelie verbinden met de stokslagen van een inquisiteur, van een veroordeling. Nee, het Evangelie wordt zachtmoedig verkondigd, broederlijk, met liefde. Zijn vertrouwelijkheid met God stelde hem in staat te begrijpen dat innerlijke ervaring en apostolisch leven altijd samen gaan. Hij schrijft in zijn dat de eerste beweging van het hart moet zijn “te verlangen wat essentieel en oorspronkelijk is, dat wil zeggen dat toewijding om God onze Heer te vinden de eerste plaats moet krijgen”. Faber voelt het verlangen om “het midden van zijn hart door Christus te laten innemen” . Alleen als men op God gericht is, is het mogelijk naar de periferieën van de wereld te gaan! En Faber heeft zonder ophouden tot aan geografische grenzen gereisd, zodanig dat van hem gezegd werd: “hij lijkt geboren om nergens rustig te vertoeven” . Favre was verteerd door een intens verlangen met de Heer te spreken. Als wij niet hetzelfde verlangen hebben als hij, moeten wij halt houden door te bidden en in de stilte en vurig, op voorspraak van onze broeder Petrus, aan de Heer te vragen dat Hij ons terug komt fascineren, die fascinatie voor de Heer die Petrus tot al die apostolische “dwaasheden” dreef.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Wij zijn gespannen, ook tegenstrijdige en incoherente mannen, zondaars, allemaal. Doch mannen die willen voortgaan onder de blik van Jezus. Wij zijn klein, wij zijn zondaars, maar wij willen vechten onder de banier van het Kruis, in de Sociëteit die de naam van Jezus draagt. Wij die egoïstisch zijn, willen nochtans een leven leiden dat bewogen wordt door grote verlangens. Vernieuwen wij dan onze offerande aan de eeuwige Heer van het heelal opdat wij met de hulp van Zijn glorievolle Moeder, de gevoelens van Christus die zich van zichzelf heeft ontdaan, zouden willen, verlangen en beleven. Zoals de heilige Petrus Faber schreef, “laten wij in dit leven nooit een naam zoeken die ons niet aan die van Jezus hecht”. En bidden wij tot de Maagd Maria dat Zij ons bij Haar Zoon plaatst.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/5260-waar-geloof-impliceert-het-verlangen-om-de-wereld-te-veranderen-nl