Haerent animo - Ad Clerum
x
Informatie over dit document
Haerent animo - Ad Clerum
Over de heiligheid van de priesters
Paus Pius X
4 augustus 1908
Pauselijke geschriften - Apostolische Exhortaties
1939, Ecclesia Docens 0108
1939
28 februari 2024
387
nl
Referenties naar dit document: 11
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inleiding
1
Diep staan in ons hart geprent en met grote vrees vervullen ons de woorden van de Apostel van de heidenen in zijn brief aan de Hebreëen, waar hij hen herinnert aan hun plicht van gehoorzaamheid jegens hun overheden en op ernstige toon verzekert: Want zij waken over u als mensen, die voor uw zielen eenmaal rekenschap hebben af te leggen." (Hebr. 13, 17) [b:Hebr. 13, 17] Als deze uitspraak voor allen geldt, die in de Kerk een overheidsambt bekleden, dan slaat zij toch zeker wel het meest op ons, die niettegenstaande onze ongenoegzaamheid van God het hoogste gezag in de Kerk ontvangen hebben. Daarom richten wij met een gevoel van bange zorg dag en nacht onze gedachten en onze pogingen op alles, wat tot het behoud en tot de vooruitgang van 's Heeren kudde dienen kan. Onder dat alles is er één punt, dat onze geest bovenal in beslag neemt, namelijk de zorg dat de dragers van de heilige wijding volkomen beantwoorden aan de eisen, die hun heilig ambt hun stelt. Wij zijn er immers van overtuigd, dat dit vooral een reden zal zijn om voor de godsdienst schone en blijde verwachtingen te koesteren. Aanstonds dan ook na het begin van ons pontificaat hebben wij, ondanks het feit, dat de grote verdiensten van de geestelijkheid, over het geheel beschouwd, ons in het oog vielen, het toch nodig geacht tot onze eerbiedwaardige broeders, de bisschoppen van de katholieke wereld, een krachtige aansporing te richten om met de grootste volharding en krachtsinspanning te werken aan de taak: Christus te vormen in degenen, die door hun wijding bestemd zijn om zelf Christus in anderen te vormen. Wij kennen de goede wil van de Bisschoppen omtrent deze taak zeer goed. Wij weten, met welk een wijsheid, met welk een ijver zij voortdurend hun krachten inspannen om de geestelijkheid tot deugd te vormen. Het is ons een vreugde hen daarvoor niet zozeer te prijzen, alswel hun daarvoor openlijk dank te brengen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Het doel van deze aansporing
Zeker, wij zijn verheugd het te zien: velen uit de geestelijkheid zijn tengevolge van deze goede zorgen van de Bisschoppen reeds ontvlamd van hemels vuur en hebben daardoor de genade van God, die zij door de handoplegging van het priesterschap hadden ontvangen, bij zich zelf doen herleven of nog meer aangewakkerd. Maar toch blijft het nog te betreuren, dat sommige anderen in verschillende streken zich niet zó goed gedragen, dat het christenvolk, zoals het behoort, naar hen als naar een spiegel kan opzien, en aan hen een voorbeeld ter navolging kan nemen. Voor hen dan willen wij in deze brief ons hart openleggen, en wel als het hart van een vader, dat bij het zien van zijn ziek kind van angstige liefde klopt. Door die liefde bezield voegen wij onze vermaningen bij die van de Bisschoppen. Ze hebben wel vooral tot doel de afgedwaalden of lauwen tot betere gevoelens te brengen, maar toch hadden wij gaarne, dat zij ook voor de overigen een aanmoediging zouden zijn. Wij wijzen de weg aan, die ieder met dagelijks vuriger ijver moet volgen, om waarlijk, naar de schone uitdrukking van de Apostel "een man Gods" (1 Tim. 6, 11) [b:1 Tim. 6, 11] te zijn, en aan de rechtmatige verwachting van de Kerk te beantwoorden.
Zeker, wij zijn verheugd het te zien: velen uit de geestelijkheid zijn tengevolge van deze goede zorgen van de Bisschoppen reeds ontvlamd van hemels vuur en hebben daardoor de genade van God, die zij door de handoplegging van het priesterschap hadden ontvangen, bij zich zelf doen herleven of nog meer aangewakkerd. Maar toch blijft het nog te betreuren, dat sommige anderen in verschillende streken zich niet zó goed gedragen, dat het christenvolk, zoals het behoort, naar hen als naar een spiegel kan opzien, en aan hen een voorbeeld ter navolging kan nemen. Voor hen dan willen wij in deze brief ons hart openleggen, en wel als het hart van een vader, dat bij het zien van zijn ziek kind van angstige liefde klopt. Door die liefde bezield voegen wij onze vermaningen bij die van de Bisschoppen. Ze hebben wel vooral tot doel de afgedwaalden of lauwen tot betere gevoelens te brengen, maar toch hadden wij gaarne, dat zij ook voor de overigen een aanmoediging zouden zijn. Wij wijzen de weg aan, die ieder met dagelijks vuriger ijver moet volgen, om waarlijk, naar de schone uitdrukking van de Apostel "een man Gods" (1 Tim. 6, 11) [b:1 Tim. 6, 11] te zijn, en aan de rechtmatige verwachting van de Kerk te beantwoorden.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Wij zullen niets zeggen wat gij nog nooit gehoord hebt, of wat voor iemand nieuw is, maar wel dingen, die allen zich moeten herinneren. God echter bezielt ons met de hoop, dat ons woord niet weinig vrucht zal dragen. Wij vragen u dan dringend. "Vernieuwt u naar de inwendige geest en trekt de nieuwe mens aan, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid ." (Ef. 4, 23.24) [b:Ef. 4, 23.24] Dit zal het schoonste en aangenaamste geschenk zijn dat gij ons op de vijftigste verjaardag van onze priesterwijding geven kunt. En wat ons betreft: als wij "met een vermorzeld hart en in de geest van nederigheid" (Dan. 3, 39) [b:Dan. 3, 39] onze priesterjaren onder Gods oog nagaan, dan zullen wij, lijkt het ons, alle menselijke fouten, die wij te betreuren hebben, enigermate uitboeten door u te waarschuwen en aan te sporen "dat gij een leven moogt leiden de Heer waardig, en Hem in alles moogt behagen". (Kol. 1, 10) [b:Kol. 1, 10]
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Bij deze aansporing zullen wij echter niet slechts uw belangen op het oog hebben, maar ook het algemeen belang van de katholieke volken, want hun belangen zijn met de uwe onafscheidelijk verbonden. Immers, het is nu eenmaal zo met de priester: hij kan niet voor zich zelf alleen goed of slecht zijn. Integendeel, wat heeft zijn levenswijze en gedrag een machtige invloed op het volk! Wat is een werkelijk goede priester een heerlijke, rijke gave!
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 De heiligheid van de priester
- Artikel 1 De noodzakelijkheid ervan
5
De priester moet zelf heilig zijn om anderen te kunnen heiligen
Wij beginnen dan, beminde zonen, onze aansporing met u op te wekken tot die heiligheid van leven, welke een eis is van uw hoge waardigheid.
Wij beginnen dan, beminde zonen, onze aansporing met u op te wekken tot die heiligheid van leven, welke een eis is van uw hoge waardigheid.
Referenties naar alinea 5: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Iedereen immers die de priesterlijke waardigheid bezit, bezit die niet voor zich alleen, maar ook voor anderen: "Want iedere hogepriester wordt uit het midden van de mensen genomen, en ten bate van de mensen aangesteld voor hun betrekkingen tot God." (Hebr. 5, 1) [b:Hebr. 5, 1] Dit heeft ook Christus te kennen gegeven. Om nl. aan te tonen wat voor doel de priesterarbeid heeft, vergeleek Hij hen met het zout, en met het licht. De priester is dus het licht van de wereld, het zout van de aarde. Nu weet zeker iedereen, dat dit vooral zo is door de verkondiging van de christelijke waarheid. Maar ook: zou het wel iemand onbekend kunnen zijn, dat het onderricht van de priester bijna geen nut kan hebben, als hij niet door zijn voorbeeld bevestigt wat hij door zijn woorden leert? De hoorders zullen dan, weliswaar beledigend van hun kant, maar toch niet onverdiend, de opwerping maken: "Zij geven voor, God te kennen, maar door hun gedrag loochenen zij Hem." (Tit. 1, 16) [b:Tit. 1, 16] Zijn onderricht zullen zij dan verwerpen en het licht van de priesters zal voor hen niet schijnen. Daarom heeft Christus zelf, die een voorbeeld geworden is voor de priesters, eerst met daden, en daarna met woorden geleerd: "Jezus begon te doen en te leren." (Hand. 1, 1) [b:Hand. 1, 1]
Referenties naar alinea 6: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Zo ook: als een priester de toeleg op heiligheid verwaarloost, zal hij in het geheel niet het zout van de aarde kunnen zijn. Immers, wat bedorven en bezoedeld is, deugt in het geheel niet om voor bederf te vrijwaren, en waar de heiligheid ontbreekt, daar volgt onvermijdelijk het bederf. Daarom noemt Christus, Zijn vergelijking voortzettend, zulke priesters smakeloos geworden zout, dat "nergens meer goed voor is dan om weggeworpen" en dus "door de mensen vertrapt te worden". (Mt. 5, 13) [b:Mt. 5, 13]
Referenties naar alinea 7: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
De heilige bedieningen van de priester vorderen heiligheid
Deze waarheden zijn nog des te duidelijker, omdat wij ons priesterlijk ambt niet in onze eigen naam waarnemen, maar in de naam van Christus Jezus . "Men moet ons" zegt de Apostel "zonder meer als dienaars van Christus beschouwen, en als beheerders van Gods geheimenissen." (1 Kor. 4, 1) [b:1 Kor. 4, 1] "In Christus' naam treden wij dus als gezanten op." (2 Kor. 5, 20) [b:2 Kor. 5, 20]
Deze waarheden zijn nog des te duidelijker, omdat wij ons priesterlijk ambt niet in onze eigen naam waarnemen, maar in de naam van Christus Jezus . "Men moet ons" zegt de Apostel "zonder meer als dienaars van Christus beschouwen, en als beheerders van Gods geheimenissen." (1 Kor. 4, 1) [b:1 Kor. 4, 1] "In Christus' naam treden wij dus als gezanten op." (2 Kor. 5, 20) [b:2 Kor. 5, 20]
Referenties naar alinea 8: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Dat is dan ook de reden, dat Christus zelf ons niet bij het getal Zijner dienstknechten, maar bij dat Zijner vrienden rekent: "Ik noem u geen dienstknechten meer.... maar Ik heb u vrienden genoemd, omdat Ik u alles heb bekend gemaakt, wat Ik van Mijn Vader gehoord heb.... Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u aangesteld om vrucht te gaan dragen." (Joh. 13, 15.16) [b:Joh. 13, 15.16]
Referenties naar alinea 9: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Wij moeten dus de persoon van Christus vertegenwoordigen: maar het door Hem opgedragen gezantschap moet zo worden waargenomen, dat wij hetzelfde doel willen bereiken, dat Hij Zich voor ogen stelt. Omdat nu "het karakteristieke van een hechte vriendschap ten slotte hierin bestaat, dat men hetzelfde wil en hetzelfde niet wil als de vriend", daarom moeten wij, als vrienden van Christus, dezelfde gezindheid hebben als ook in Christus Jezus is, en Jezus is "heilig, onschuldig en vlekkeloos" (Hebr. 7, 26) [b:Hebr. 7, 26]. Als Zijn afgezanten moeten wij de mensen winnen voor Zijn leer en Zijn wet, door natuurlijk zelf op de eerste plaats die te onderhouden; als deelhebbend aan Zijn macht om zielen te bevrijden van de boeien van de zonden, moeten wij alles doen wat wij kunnen, om zelf niet in die boeien verstrikt te raken. Maar vooral, als Zijn bedienaars in het offer bij uitstek, dat met altijddurende kracht voor het leven van de wereld wordt vernieuwd, moeten wij in de zielsgesteltenis zijn, waarin Hijzelf op het altaar van het kruis Zich, als een vlekkeloze offerande aan God opdroeg. Want indien vroeger, terwijl alles slechts schijn en voorafbeelding was, zulk een grote heiligheid van de priesters werd gevorderd, hoe zal dat dan het geval zijn met ons, nu Christus ons slachtoffer is? "Moet dan degene, die zulk een offer geniet, niet de hoogste zuiverheid bezitten? Moet zij niet vlekkelozer zijn dan de zonnestraal, de hand die dat Vlees verdeelt, de mond die met geestelijk vuur wordt gevuld, de tong die door dat huiveringwekkend Bloed wordt roodgekleurd?" 82, nr. 5 [[9179]]
Zeer juist drong de H. Carolus Borromaeus in zijn toespraken tot de geestelijkheid hier aldus op aan:
Zeer juist drong de H. Carolus Borromaeus in zijn toespraken tot de geestelijkheid hier aldus op aan:
"Als wij ons herinneren, beminde broeders, wat een grote en heilige dingen God de Heer in onze handen heeft gelegd, wat zou de beschouwing daarvan dan een kracht hebben om ons aan te sporen tot een leven, zoals het geestelijken betaamt. Wat heeft de Heer niet in mijn hand gelegd, als Hij Zijn eigen Zoon, Zijn Eengeborene, eeuwig als Hij en Hem volkomen gelijk, in mijn handen heeft gelegd? In mijn handen heeft Hij al Zijn schatten, Zijn sacramenten en Zijn genaden gelegd. Hij heeft er de zielen in gelegd, het kostbaarste dat er voor Hem bestaat, de zielen die Hij in Zijn liefde boven Zijn eigen leven heeft gesteld, die Hij door Zijn Bloed heeft vrijgekocht. In mijn handen heeft Hij de hemel gelegd met de macht die voor anderen te openen en te sluiten.... Hoe kan ik dan tegenover zulk een begenadiging en liefde, zo ondankbaar zijn om tegen Hem te zondigen, om Zijn eer te krenken, om een lichaam, dat Zijn eigendom is, te bezoedelen, om deze waardigheid, dit leven, dat aan Zijn dienst gewijd is, te onteren?"
Referenties naar alinea 10: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
De zorg van de Kerk voor de heiligheid van de priesters; haar eisen daaromtrent
Juist deze heiligheid, waarover wij wat breder willen uitweiden, is het voorwerp van de grote en voortdurende zorgen van de Kerk. Bij de oprichting van de priesterseminariën zat deze gedachte voor: Zij die daar opgroeien als de toekomstige geestelijkheid moeten ongetwijfeld in letteren en wetenschappen onderwezen worden, maar tegelijk en vooral moeten zij van hun vroegste jaren af tot een alleszins godvruchtig leven worden gevormd. Vervolgens, bij het telkens met lange tussenpozen, stap voor stap bevorderen van de kandidaten deelt de Kerk, als een zorgvolle moeder, telkens haar aansporingen om naar heiligheid te streven op milde wijze uit. Het is een zoete herinnering daaraan terug te denken. Immers, bij onze eerste opname in de heilige legerschare, verlangde zij van ons de plechtige verklaring: "De Heer is het aandeel van mijn erfenis en van mijn beheer; Gij zijt het, die mij mijn erfdeel wedergeven zult." (Ps. 16, 5) [b:Ps. 16, 5] Door deze woorden, zegt de H. Hieronymus, wordt de clericus er aan herinnerd, "dat hij, die zelf het erfdeel van de Heer is of de Heer tot erfdeel heeft, zich zo moet gedragen, dat hijzelf de Heer bezit en het bezit is van de Heer." 52, ad Nepotianum, nr. 5 [[1052]]
Juist deze heiligheid, waarover wij wat breder willen uitweiden, is het voorwerp van de grote en voortdurende zorgen van de Kerk. Bij de oprichting van de priesterseminariën zat deze gedachte voor: Zij die daar opgroeien als de toekomstige geestelijkheid moeten ongetwijfeld in letteren en wetenschappen onderwezen worden, maar tegelijk en vooral moeten zij van hun vroegste jaren af tot een alleszins godvruchtig leven worden gevormd. Vervolgens, bij het telkens met lange tussenpozen, stap voor stap bevorderen van de kandidaten deelt de Kerk, als een zorgvolle moeder, telkens haar aansporingen om naar heiligheid te streven op milde wijze uit. Het is een zoete herinnering daaraan terug te denken. Immers, bij onze eerste opname in de heilige legerschare, verlangde zij van ons de plechtige verklaring: "De Heer is het aandeel van mijn erfenis en van mijn beheer; Gij zijt het, die mij mijn erfdeel wedergeven zult." (Ps. 16, 5) [b:Ps. 16, 5] Door deze woorden, zegt de H. Hieronymus, wordt de clericus er aan herinnerd, "dat hij, die zelf het erfdeel van de Heer is of de Heer tot erfdeel heeft, zich zo moet gedragen, dat hijzelf de Heer bezit en het bezit is van de Heer." 52, ad Nepotianum, nr. 5 [[1052]]
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Hoe ernstig heeft de Kerk ons bij de subdiaconaatswijding toegesproken! "Bedenkt het, en bedenkt het nog eens, welk een last gij heden vrijwillig op u neemt. Als gij deze wijding ontvangen hebt, moogt gij voortaan op uw besluit niet meer terugkomen, maar moet gij voor eeuwig in dienst staan van God en met Zijn hulp de kuisheid bewaren." En dan ten slotte: "Waart gij tot nu toe traag in het ter kerke gaan, voortaan moet gij er geregeld zijn; waart gij tot nu toe door slaap bevangen, van nu af moet gij wakend zijn.... waart gij tot nu toe oneerbaar, van nu af moet gij kuis zijn.... Ziet toe welk het voorwerp is van de bediening, die u wordt toevertrouwd!"
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Toen wij tot het diaconaat moesten verheven worden, heeft de Kerk bij monde van de Bisschop God aldus voor ons gesmeekt: "Mogen zij iedere vorm van deugd in overvloed bezitten, bescheidenheid bij gezag, standvastigheid in zedigheid, de zuiverheid van de onschuld en getrouwheid aan geestelijke tucht. Mogen hun zeden een afstraling zijn van Uw geboden, opdat zij door hun voorbeeldige kuisheid het volk tot heilige navolging opwekken."
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Maar des te heviger nog ontroert ons de vermaning, die de Kerk tot ons richtte bij de wijding van het priesterschap: "Met grote vreze moet men tot zulk een hoge waardigheid opstijgen, en men moet er voor waken, dat zij, die daartoe worden uitverkoren, hemelse wijsheid, onberispelijke zeden en langdurige beoefening van de gerechtigheid tot aanbeveling hebben.... Moge de geur van uw leven de Kerk van Christus verkwikken, opdat gij door woord en voorbeeld het huis, d.i. het gezin van God, moogt bouwen." En het meest van alles treft ons de ernstige vermaning die er aan werd toegevoegd: "Volgt na wat gij aanraakt." Dat is voorwaar een echo van het gebod van St. Paulus "om alle mensen tot volmaaktheid in Christus Jezus te brengen". (Kol. 1, 28) [b:Kol. 1, 28]
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
De eisen, die de heilige vaders en leraren stellen
Als dan de Kerk zulke gedachten heeft over het leven van de priesters, dan zal het wel niemand kunnen verwonderen, dat alle heilige vaders en leraars hieromtrent eenstemmig een leer verkondigen, die men haast voor overdreven zou houden. Maar als men hun uitspraken nauwkeurig weegt, dan zal men van oordeel zijn, dat heel hun leer volkomen waar en juist is.
Hun gevoelen komt in het kort hierop neer. Tussen een priester en iedere willekeurige brave mens moet er een verschil zijn als tussen hemel en aarde. Daarom moet de priester zich niet tevreden stellen met zijn deugd te behoeden voor zware, maar zelfs voor de kleinste zonden. Aan dit oordeel van zulke eerbiedwaardige mannen heeft de kerkvergadering van Trente [d:21] zich gehouden, toen zij de clerici aanspoorde tot het vermijden ook van "lichte misslagen, die voor hen zeer zwaar zouden zijn" Sessio XXII - De Reformationis [[7765|(1)]]: zeer zwaar nl. niet in zich, maar met het oog op diegene die misdoet en op wie met meer recht dan op onze tempelgebouwen het woord van toepassing is: "Uw huis past heiligheid." (Ps. 92, 5) [b:Ps. 92, 5]
Als dan de Kerk zulke gedachten heeft over het leven van de priesters, dan zal het wel niemand kunnen verwonderen, dat alle heilige vaders en leraars hieromtrent eenstemmig een leer verkondigen, die men haast voor overdreven zou houden. Maar als men hun uitspraken nauwkeurig weegt, dan zal men van oordeel zijn, dat heel hun leer volkomen waar en juist is.
Hun gevoelen komt in het kort hierop neer. Tussen een priester en iedere willekeurige brave mens moet er een verschil zijn als tussen hemel en aarde. Daarom moet de priester zich niet tevreden stellen met zijn deugd te behoeden voor zware, maar zelfs voor de kleinste zonden. Aan dit oordeel van zulke eerbiedwaardige mannen heeft de kerkvergadering van Trente [d:21] zich gehouden, toen zij de clerici aanspoorde tot het vermijden ook van "lichte misslagen, die voor hen zeer zwaar zouden zijn" Sessio XXII - De Reformationis [[7765|(1)]]: zeer zwaar nl. niet in zich, maar met het oog op diegene die misdoet en op wie met meer recht dan op onze tempelgebouwen het woord van toepassing is: "Uw huis past heiligheid." (Ps. 92, 5) [b:Ps. 92, 5]
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Wat de priesterlijke heiligheid vordert
16
Niet alleen toeleg op actieve, maar op alle deugden, vooral op zelfverloochening
Zien wij nu, waarin de heiligheid, die in de priester onontbeerlijk is, bestaat; want onwetendheid of dwaling in dit punt brengt hem ongetwijfeld in groot gevaar. Er zijn er immers, die menen, ja zelfs openlijk verkondigen, dat heel de verdienste van een priester uitsluitend bestaat in het zich totaal opofferen voor het welzijn van anderen. Dientengevolge maken zij bijna geen werk van de deugden, die de persoonlijke volmaaktheid uitmaken (en deze noemen zij daarom passieve deugden). Zij beweren, dat men al zijn kracht en ijver moet concentreren op de ontwikkeling en beoefening van de actieve deugden. Deze leer is buitengewoon vals en. verderfelijk. Over haar heeft onze voorganger z.g. zich overeenkomstig zijn wijsheid aldus uitgesproken Testem benevolentiae [[3073]]:
Zien wij nu, waarin de heiligheid, die in de priester onontbeerlijk is, bestaat; want onwetendheid of dwaling in dit punt brengt hem ongetwijfeld in groot gevaar. Er zijn er immers, die menen, ja zelfs openlijk verkondigen, dat heel de verdienste van een priester uitsluitend bestaat in het zich totaal opofferen voor het welzijn van anderen. Dientengevolge maken zij bijna geen werk van de deugden, die de persoonlijke volmaaktheid uitmaken (en deze noemen zij daarom passieve deugden). Zij beweren, dat men al zijn kracht en ijver moet concentreren op de ontwikkeling en beoefening van de actieve deugden. Deze leer is buitengewoon vals en. verderfelijk. Over haar heeft onze voorganger z.g. zich overeenkomstig zijn wijsheid aldus uitgesproken Testem benevolentiae [[3073]]:
"Om te beweren dat onder de deugden sommige voor deze, andere voor die tijden geëigend zijn, zou men de woorden van de Apostel moeten vergeten: "Die Hij vooruit heeft gekend, heeft Hij ook voorbestemd om gelijkvormig te worden aan het beeld van Zijn Zoon." (Rom. 13, 8) [b:Rom. 13, 8] Meester en model van alle heiligheid is Christus, en naar Hem moeten zich allen vormen, die in het verblijf van de zaligen verlangen opgenomen te worden. Welnu, Christus verandert niet met het verloop van de eeuwen, maar Hij is dezelfde "gisteren en heden en in eeuwigheid." (Hebr. 13, 8) [b:Hebr. 13, 8] Bijgevolg is tot de mensen van alle eeuwen het woord gericht: "leert van Mij, omdat Ik zachtmoedig ben en nederig van harte." (Mt. 11, 29) [b:Mt. 11, 29] Voor iedere tijd toont Christus Zich aan ons "gehoorzaam geworden tot de dood" (Fil. 2, 8) [b:Fil. 2, 8], en voor iedere eeuw geldt de uitspraak van de Apostel: "Zij die Christus toebehoren, hebben het vlees gekruisigd met zijn driften en begeerten." (Gal. 5, 24) [b:Gal. 5, 24]
Referenties naar alinea 16: 1
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Deze lessen zijn weliswaar tot ieder van de gelovigen gericht, maar zeker meer onmiddellijk tot de priesters. Dezen moeten meer dan de overigen voor zich gezegd achten, wat onze voorganger met apostolisch vuur aan zijn juist vermelde woorden heeft toegevoegd:
"Waren er tegenwoordig maar veel meer, die deze deugden beoefenden op de wijze, waarop de grootste heiligen uit de vervlogen eeuwen het gedaan hebben! Dezen waren door hun nederigheid, hun gehoorzaamheid, hun zelfbeperking "machtig in woord en werk" en een grote zegen niet slechts voor de godsdienst, maar ook voor het openbare en burgerlijk leven."
Referenties naar alinea 17: 1
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Het zal hier niet zonder nut zijn op te merken, dat die wijze paus zeer terecht een bijzondere vermelding gemaakt heeft van de "zelfbeperking", die wij met een term van het Evangelie "zelfverloochening" noemen. Immers, hierin vooral, beminde zonen, ligt de kracht, de macht, de vrucht van ieder priesterlijk werken opgesloten. Uit de verwaarlozing ervan komt alles voort, wat in het gedrag van een priester het oog en het hart van de gelovigen tot aanstoot kan zijn. Want als ooit iemand handelt uit lage winzucht, als hij zich mengt in wereldse zaken, als hij de hoogste plaatsen wil hebben en de andere te gering voor zich acht, als hij te rade gaat bij vlees en bloed, als hij de mensen zoekt te behagen, als hij vertrouwen stelt in overredende woorden van menselijke wijsheid, dan vloeit dat alles voort uit het feit, dat hij Christus' gebod verwaarloost en de door Christus gestelden levenseis verwerpt: "Zo iemand Mijn volgeling wil zijn, dan moet hij zichzelf verloochenen." (Mt. 16, 24) [b:Mt. 16, 24]
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
De priester moet ook werken voor, anderen, maar de vruchtbaarbeid van dat werk hangt van zijn toeleg op eigen heiliging af
Als wij echter op deze punten zulk een nadruk leggen, dan willen wij daarom de priester toch met niet minder nadruk er aan herinneren, dat hij ten slotte niet voor zijn eigen persoon alleen heilig moet leven. Hij is immers de werkman, die Christus "In dienst ging nemen voor Zijn wijngaard". (Mt. 20, 1) [b:Mt. 20, 1] Zijn taak is het derhalve, het onkruid uit te wieden, het goede gewas te zaaien, dit te besproeien en op te letten, dat geen vijandig mens er onkruid overheen zaait. De priester moet er zich dus voor wachten, door een verkeerd opgevatte ijver voor eigen inwendige volmaaktheid zich te laten verleiden tot het verwaarlozen van de plichten van zijn bediening voor het heil van anderen. Hiertoe behoren bijv. de verkondiging van het woord Gods, het biechthoren, het bijstaan van zieken, vooral van stervenden, het godsdienstonderricht voor onwetenden, het troosten van bedroefden en het terugbrengen van afgedwaalden, in één woord de alzijdige navolging van Christus, "die weldoende rondging en allen genas, die door de duivel werden beheerst". (Hand. 10, 38) [b:Hand. 10, 38]
Als wij echter op deze punten zulk een nadruk leggen, dan willen wij daarom de priester toch met niet minder nadruk er aan herinneren, dat hij ten slotte niet voor zijn eigen persoon alleen heilig moet leven. Hij is immers de werkman, die Christus "In dienst ging nemen voor Zijn wijngaard". (Mt. 20, 1) [b:Mt. 20, 1] Zijn taak is het derhalve, het onkruid uit te wieden, het goede gewas te zaaien, dit te besproeien en op te letten, dat geen vijandig mens er onkruid overheen zaait. De priester moet er zich dus voor wachten, door een verkeerd opgevatte ijver voor eigen inwendige volmaaktheid zich te laten verleiden tot het verwaarlozen van de plichten van zijn bediening voor het heil van anderen. Hiertoe behoren bijv. de verkondiging van het woord Gods, het biechthoren, het bijstaan van zieken, vooral van stervenden, het godsdienstonderricht voor onwetenden, het troosten van bedroefden en het terugbrengen van afgedwaalden, in één woord de alzijdige navolging van Christus, "die weldoende rondging en allen genas, die door de duivel werden beheerst". (Hand. 10, 38) [b:Hand. 10, 38]
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Maar bij dat alles moet hij altijd de prachtige vermaning van Paulus voor de geest hebben: "Noch hij die plant, noch hij die begiet betekent iets: maar God die de wasdom geeft." (1 Kor. 3, 7) [b:1 Kor. 3, 7] Men moge dan al wenend het zaad gaan uitstrooien, men moge dan al het zaaisel met veel arbeid verzorgen: het ontkiemen en het vruchtdragen komt alleen van God en van Gods alvermogende hulp.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Hierbij komt nog een belangrijke beschouwing. De mensen zijn slechts werktuigen, waarvan God Zich bedient voor het heil van de zielen. Zij moeten dus geschikt zijn om door God ter hand genomen te worden. En hoe dan? Meent men soms, dat een of andere aangeboren of door toeleg verworven bekwaamheid God er toe zal bewegen, om onze medewerking te gebruiken tot vermeerdering van zijn glorie? Volstrekt niet, want er staat geschreven: "Het dwaze van de wereld heeft God uitverkoren om de wijzen beschaamd te maken; en het zwakke van de wereld heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen; en het onaanzienlijke van de wereld en het onbeduidende heeft God uitverkoren: alles wat niets is, om te niet te doen, wat iets is." (1 Kor. 1, 27.28) [b:1 Kor. 1, 27.28]
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Daar is nl. maar één ding, dat tussen God en mens een vereniging tot stand kan brengen; maar één ding, dat een mens Gode welgevallig kan maken en hem vormen kan tot een niet onwaardige bedienaar van zo'n barmhartigheid: en dat is de heiligheid van leven en zeden. Als deze heiligheid, die ten slotte bestaat in de alles overtreffende kennis van Jezus Christus, de priester ontbreekt, dan ontbreekt hem alles. Want zonder de heiligheid zal zelfs een uitgebreide, uitgelezen wetenschap (die wijzelf bij de clerus naar best vermogen trachten te bevorderen), zal praktische aanleg en bedrevenheid, ook al bewijst zij enige dienst aan de Kerk en de afzonderlijke mensen, toch ook niet zelden voor hen de oorzaak zijn van betreurenswaardige nadelen. Nemen wij daarentegen een priester, die rijkelijk met heiligheid gesierd is: wat kan hij, zelfs al was hij de laatste van allen, wonderbare dingen tot heil van het volk Gods ondernemen en tot een goed einde brengen. Daarvoor getuigen vele sprekende voorbeelden uit iedere tijd. Een schitterend voorbeeld, uit een nog nabij verleden, is Joan. Bapt. Vianney (Pastoor van Ars), een model zielzorger, wien wij tot onze vreugde de eer van de zaligen hebben toegekend. De heiligheid is het enige, dat ons tot mannen maakt zoals de goddelijke roeping het vordert, tot mannen namelijk, die voor de wereld gekruisigd zijn en voor wie de wereld gekruisigd is; tot mannen, die wandelen in nieuwheid van leven, die, zoals Paulus zegt, zich dienaren van God tonen "in arbeid, nachtwaken en vasten, door reinheid, kennis en lankmoedigheid, door goedheid, Heiligen Geest en ongeveinsde liefde, door prediking van de waarheid" (2 Kor. 6, 5; e.v.) [b:2 Kor. 6, 5vv]; tot mannen, die slechts naar de hemelse goederen streven en die alle krachten inspannen om ook anderen tot zulk een leven te brengen.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 De middelen om de heiligheid te verkrijgen
- Artikel 1 Het gebed
23
Zoals iedereen weet is de heiligheid slechts in zoverre een vrucht van onze wil, voorzover deze door God met de hulp van de genade wordt gesterkt. Daarom heeft God ons in overvloed het middel ter beschikking gesteld om, als wij willen, de hulp van de genade nooit te missen. Die hulp krijgen wij nl. vooral door ijverig gebed.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Inderdaad, tussen gebed en heiligheid bestaat dit noodzakelijk verband: heiligheid kan zonder gebed in het geheel niet bestaan. Hieromtrent is het woord van Chrysostomus volkomen waar: "Naar mijn mening is het voor ieder duidelijk, dat het eenvoudig onmogelijk is zonder de hulp van het gebed deugdzaam te leven. orat. 1 [[7766]] En met grote juistheid heeft Augustinus de conclusie getrokken: "Waarlijk, de kunst om goed te leven is de kunst om goed te bidden." 4, ex 50 [[880]] Christus zelf heeft door Zijn herhaalde aansporingen en vooral door Zijn voorbeeld ons van deze leer nog vaster willen overtuigen. Immers, om te bidden trok Hij Zich terug naar eenzame plaatsen, of ging Hij alleen het gebergte in; hele nachten bracht Hij door geheel verzonken in het gebed; dikwijls ging Hij naar de tempel, ja zelfs, als de scharen zich rondom Hem verdrongen, bad Hij in het openbaar met de ogen ten hemel geslagen; eindelijk, aan het kruis geklonken, te midden van de stervenspijnen, heeft Hij met krachtig geroep en onder tranen tot de Vader gebeden.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
Laten wij het dus voor absoluut zeker houden: om zijn verheven ambt waardig te dragen moet een priester zich geheel bijzonder wijden aan de ijver voor het gebed. Dikwijls echter moet men met droefheid zien, dat hij meer uit sleur dan uit ijver zijn gebed verricht. Hij bidt op de vastgestelde tijden met onachtzaamheid zijn brevier, hij verricht zo nu en dan een enkel gebed, maar denkt er verder niet aan, ook maar een deel van de dag te besteden om door vrome verzuchtingen met God te spreken. En toch behoort een priester veel stipter dan de overigen te gehoorzamen aan Christus' gebod: "Men moet altijd bidden" (Lc. 18, 1) [b:Lc. 18, 1], een gebod waarbij Paulus zich aansloot toen hij met zulk een nadruk de aansporing gaf: "Volhardt in het gebed, aandachtig en dankbaar." (Kol. 4, 2) [b:Kol. 4, 2] "Bidt zonder ophouden. (1 Tess. 5, 17) [b:1 Tess. 5, 17] Immers, wat al gelegenheden om zich tot God te verheffen bieden zich dagelijks aan voor een ziel, die een vurig verlangen heeft naar eigen heiliging en naar het heil van anderen! Inwendige angsten, hevige, hardnekkige bekoringen, gebrek aan deugden, achteruitgang en onvruchtbaarheid van het werk, talrijke fouten en nalatigheden, de vrees ten slotte voor Gods oordelen: dat alles is een krachtige opwekking om voor het aanschijn van God met tranen te bidden, en niet alleen hulp te krijgen, maar ook gemakkelijk rijke verdiensten bij Hem te verwerven. En niet alleen voor ons zelf moeten wij met tranen bidden. Bij de vloed van misdaden, die zich overal breder uitstort, moeten wij vooral door gebed de goddelijke barmhartigheid afsmeken, moeten wij bij Christus, die verborgen in zijn wonderbaar Sacrament liefdevol alle genaden rijkelijk uitdeelt, aanhouden met de bede: "Spaar Heer, spaar Uw volk."
Referenties naar alinea 25: 1
Sacerdotii Nostri primordia ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De dagelijkse overweging
26
Deze moet nooit nagelaten worden
De hoofdzaak hierbij is, dat men iedere dag een bepaalde tijd bestede aan de overweging van de eeuwige dingen. Geen priester kan dat verzuimen zonder het verwijt te verdienen van ernstige nalatigheid en zonder schade voor zijn ziel. De heilige abt Bernardus schreef aan Eugenius III, tevoren zijn leerling, toen paus van Rome, een vrijmoedige en dringende aansporing om zich nooit te ontslaan van de dagelijkse overweging van de goddelijke dingen, zonder dat hij daarbij als verontschuldiging liet gelden de vele en zware zorgen, die aan het hoogste apostolisch ambt verbonden zijn. Hij rechtvaardigde deze eis door met grote wijsheid de voordelen van die oefening aldus op te sommen:
De hoofdzaak hierbij is, dat men iedere dag een bepaalde tijd bestede aan de overweging van de eeuwige dingen. Geen priester kan dat verzuimen zonder het verwijt te verdienen van ernstige nalatigheid en zonder schade voor zijn ziel. De heilige abt Bernardus schreef aan Eugenius III, tevoren zijn leerling, toen paus van Rome, een vrijmoedige en dringende aansporing om zich nooit te ontslaan van de dagelijkse overweging van de goddelijke dingen, zonder dat hij daarbij als verontschuldiging liet gelden de vele en zware zorgen, die aan het hoogste apostolisch ambt verbonden zijn. Hij rechtvaardigde deze eis door met grote wijsheid de voordelen van die oefening aldus op te sommen:
"De meditatie zuivert de bron waaruit zij ontspringt, n.i. de geest. Verder: zij regelt de zielsbewegingen, geeft richting aan de handelingen, verbetert afwijkingen, vormt het gedrag, geeft eerzaamheid en orde aan het leven, zij geeft in één woord de kennis van goddelijke en menselijke dingen tevens. Zij ontwart wat verward is, brengt bijeen wat onsamenhangend is, verzamelt wat verstrooid is, doorvorst wat verborgen is, zoekt wat waar is, onderzoekt wat waarschijnlijk is, ontdekt wat bedrieglijk en vermomd is. Zij voorziet en ordent wat te doen is, gaat na wat gedaan is, opdat er niets in de geest achterblijft wat niet verbeterd is of nog meer verbetering behoeft. Zij voelt bij voorspoed de tegenspoed vooruit, en voelt die bijna niet als hij gekomen is. Dit laatste is sterkte, het eerste voorzichtigheid." L. 1, c. 7 [[1064]]Deze opsomming van de grote voordelen, die de meditatie uiteraard voortbrengt, is voor ons een les en tegelijk een waarschuwing. Zij zegt ons, dat de meditatie niet alleen onder alle opzichten heilzaam, maar volstrekt noodzakelijk is.
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
De noodzakelijkheid van de dagelijkse overweging blijkt uit het priesterlijk ambt en uit het treurig voorbeeld van priesters, die haar verwaarlozen.
Immers, de verschillende bedieningen van het Priesterschap zijn weliswaar verheven en vererenswaardig, maar toch, als gevolg van de voortdurend herhaalde uitoefening komt het voor, dat zij die ze uitoefenen ze niet meer met de vereiste eerbied beoordelen. Vandaar verkoelt de ziel langzamerhand en komt men tot lauwheid, ja zelfs tot afkeer van de heiligste dingen.
Immers, de verschillende bedieningen van het Priesterschap zijn weliswaar verheven en vererenswaardig, maar toch, als gevolg van de voortdurend herhaalde uitoefening komt het voor, dat zij die ze uitoefenen ze niet meer met de vereiste eerbied beoordelen. Vandaar verkoelt de ziel langzamerhand en komt men tot lauwheid, ja zelfs tot afkeer van de heiligste dingen.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Daar komt nog bij: de priester is in de noodzakelijkheid zijn dagelijks leven door te brengen als het ware "midden in een bedorven geslacht". Bijgevolg is er dikwijls juist bij de uitoefening van zijn herderlijke liefdestaak voor hem zelf reden tot ernstige vrees voor verborgen hinderlagen van de helse slang.
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
En is het niet heel natuurlijk, dat ook godvruchtige zielen bezoedeld worden door het stof van de wereld? Hieruit blijkt dus de grote en dringende behoefte om dagelijks terug te keren tot de beschouwing van het eeuwige, om door deze geregelde vernieuwing van kracht geest en hart tegen de verleiding te sterken.
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
Bovendien, het is voor de priester van belang een zeker gemak te verwerven om zich boven het aardse te verheffen en naar het hemelse op te streven. Het is immers absoluut zijn plicht het hemelse te smaken en door zijn woord en aansporing anderen daartoe te brengen. Zijn leven moet zo boven het menselijke verheven zijn, dat alle bedieningen van zijn heilig ambt volgens God verricht worden onder ingeving en leiding van het geloof. Welnu, deze zielsgesteltenis, deze als het ware natuurlijke vereniging met God wordt vooral door het middel van de dagelijkse meditatie tot stand gebracht en in stand gehouden. Dit is voor ieder die nadenkt zo duidelijk, dat het niet nodig is daarover verder uit te weiden.
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
Een bevestiging, helaas een droevige bevestiging hiervoor, kan men vinden in het leven van priesters, die voor de meditatie van de goddelijke waarheden weinig waardering of zelfs er een totale afkeer van hebben. Men zie eens naar die mensen, in wie "de gezindheid van Christus", dat kostbare goed, is gaan kwijnen, hoe zij geheel op het aardse zijn gericht, hoe zij nietigheden najagen, hoe lichtzinnig zij zijn in hun gepraat, en hoe zij de heilige geheimen verrichten met nalatigheid, met koudheid, misschien zelfs onwaardig. Eertijds, toen zij nog pas de priesterlijke zalving hadden ontvangen, bereidden zij zich ijverig voor op het breviergebed, om niet te zijn als mensen, die God uitdagen. Zij zochten er de geschikte tijden voor, en plaatsen die meer buiten het rumoer lagen. Zij trachtten de zin van de goddelijke woorden te achterhalen; zij prezen, zuchtten, jubelden en stortten hun hart uit tegelijk met de psalmist. Maar nu, wat een verandering!....
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
32
Evenzo blijft er in hen nauwelijks iets meer over van de levendige godsvrucht, die hen voor de goddelijke geheimen bezielde. Hoe lief waren hun eertijds die woontenten! Hun hart dorstte er naar, te vertoeven in de omgeving van de tafel van de Heer en telkens nieuwe godvruchtige zielen daartoe uit te nodigen. Welk een zuiverheid van hart als voorbereiding op de heilige Mis, welk een opstijgen van gebeden uit een hart vol verlangen! En dan bij het opdragen zelf van de heilige Mis, wat een eerbied, wat een stipte onderhouding van die schone verheven ceremonies! Wat een vurige, hartelijke dankzegging. Hoe stroomde de goede geur van Christus overvloedig op het volk over. "Denkt terug" wij smeken het u, beminde zonen, "denkt terug aan die vroegere dagen." (Hebr. 10, 32) [b:Hebr. 10, 32] Toen immers gloeide uw ziel, gevoed als zij werd door uw vurige toeleg op de meditatie.
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
De voorwendsels die men aanhaalt, om het verzuimen van de dagelijkse overweging na te verontschuldigen, zijn vals
Maar zelfs onder degenen, die dat "nadenken in hun hart" (Jer. 12, 11) [b:Jer. 12, 11] een zware last vinden of het verzuimen, zijn er, die geen geheim maken van de daaruit volgende armoede van hun ziel; zij geven als verontschuldiging het voorwendsel aan, dat zij zich geheel aan de drukke bezigheden van het ministerie hebben gegeven, om anderen op allerlei wijze nuttig te zijn. Maar dat is een betreurenswaardige vergissing. Immers als gevolg van hun ongewoonte om met God te spreken, missen zij, als zij tot de mensen over God spreken of hun raad geven voor het christelijk leven, totaal de goddelijke bezieling, zodat het evangeliewoord in hun mond bijna een zielloze klank lijkt. Al wordt hun woord nog zo geprezen om zijn wijsheid en welsprekendheid, toch is het volstrekt niet de echo van de stem van de goede Herder, waar de schapen tot hun heil naar luisteren. Hun woord schalt en verklinkt in de lege ruimte en geeft somtijds een schadelijk voorbeeld tot oneer voor de godsdienst en tot ergernis voor de goeden. En juist zo gaat het op de andere terreinen van hun werkzaamheid. Zij levert geen enkele degelijke vrucht op, of enkel maar een kortstondige, want de hemelse dauw ontbreekt, die in overvloed verkregen wordt door "het gebed van hem die zich vernedert". (Eccl. 35, 21) [b:Eccl. 35, 21]
Maar zelfs onder degenen, die dat "nadenken in hun hart" (Jer. 12, 11) [b:Jer. 12, 11] een zware last vinden of het verzuimen, zijn er, die geen geheim maken van de daaruit volgende armoede van hun ziel; zij geven als verontschuldiging het voorwendsel aan, dat zij zich geheel aan de drukke bezigheden van het ministerie hebben gegeven, om anderen op allerlei wijze nuttig te zijn. Maar dat is een betreurenswaardige vergissing. Immers als gevolg van hun ongewoonte om met God te spreken, missen zij, als zij tot de mensen over God spreken of hun raad geven voor het christelijk leven, totaal de goddelijke bezieling, zodat het evangeliewoord in hun mond bijna een zielloze klank lijkt. Al wordt hun woord nog zo geprezen om zijn wijsheid en welsprekendheid, toch is het volstrekt niet de echo van de stem van de goede Herder, waar de schapen tot hun heil naar luisteren. Hun woord schalt en verklinkt in de lege ruimte en geeft somtijds een schadelijk voorbeeld tot oneer voor de godsdienst en tot ergernis voor de goeden. En juist zo gaat het op de andere terreinen van hun werkzaamheid. Zij levert geen enkele degelijke vrucht op, of enkel maar een kortstondige, want de hemelse dauw ontbreekt, die in overvloed verkregen wordt door "het gebed van hem die zich vernedert". (Eccl. 35, 21) [b:Eccl. 35, 21]
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
Hier moeten wij uiting geven aan onze diepe droefheid over degenen, die zich hebben laten meeslepen door verderfelijke nieuwigheden; die zich niet ontzien er een andere mening op na te houden dan de onze, en de tijd, besteed aan mediteren en bidden, als verloren tijd beschouwen. Helaas welk een noodlottige verblinding! Mochten zij zich zelf eens eerlijk onderzoeken en eindelijk eens leren inzien, waar die verwaarlozing en verachting van het gebed op uitloopt. Daaruit immers is de hoogmoed en hardnekkigheid voortgekomen, waaruit de al te wrange vruchten zijn gegroeid, die ons vaderhart weigert te vermelden en vurig verlangt geheel en al weg te snijden. God moge onze wensen verhoren; Hij moge op die afgedwaalden met genadige ogen neerzien en in zulk een overvloed over hen uitstorten "de geest van genade en gebed", dat zij hun dwaling bewenen, de wegen die zij tot hun ongeluk verlaten hebben tot aller vreugde weer van harte opzoeken en ze voortaan met groter omzichtigheid blijven volgen. Zoals weleer voor de Apostel, (Fil. 1, 8) [b:Fil. 1, 8] zo moge ook voor ons God zelf getuige zijn, hoe wij met de hartelijke liefde van Jezus Christus naar hen allen verlangen.
Referenties naar alinea 34: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
35
De aansporing van Christus; de waarde van de overweging voor de juiste leiding van de zielen
Moge dan bij hen en bij u allen, beminde zonen, diep in het geheugen geprent blijven onze aansporing, die de aansporing is van Christus de Heer: "Ziet toe, waakt en bidt." (Mc. 13, 33) [b:Mc. 13, 33] Vooral legge ieder zich met ijver en inspanning toe op de beoefening van het godvruchtig mediteren. Met de ijver moet ieder verbinden het vertrouwen, door menigmaal de bede te herhalen: "Heer, leer ons bidden." (Lc. 11, 1) [b:Lc. 11, 1] Nog bestaat er voor ons een bijzondere reden om te mediteren, die van niet gering gewicht is, nl. de overvloed van wijsheid en kracht, die er uit voortvloeit en die voor ons van groot nut is voor de juiste leiding van de zielen, een werk dat het moeilijkste van alle werken is.
Moge dan bij hen en bij u allen, beminde zonen, diep in het geheugen geprent blijven onze aansporing, die de aansporing is van Christus de Heer: "Ziet toe, waakt en bidt." (Mc. 13, 33) [b:Mc. 13, 33] Vooral legge ieder zich met ijver en inspanning toe op de beoefening van het godvruchtig mediteren. Met de ijver moet ieder verbinden het vertrouwen, door menigmaal de bede te herhalen: "Heer, leer ons bidden." (Lc. 11, 1) [b:Lc. 11, 1] Nog bestaat er voor ons een bijzondere reden om te mediteren, die van niet gering gewicht is, nl. de overvloed van wijsheid en kracht, die er uit voortvloeit en die voor ons van groot nut is voor de juiste leiding van de zielen, een werk dat het moeilijkste van alle werken is.
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
In samenhang met ons onderwerp verdient de herderlijke toespraak van de H. Carolus Borromaeus vermeld te worden: "Begrijpt het, broeders, niets is voor alle geestelijken zo nodig als het inwendig gebed; het moet al onze handelingen voorafgaan, begeleiden en volgen."Ik zal, zegt de profeet, lofzingen en begrijpen." (Ps. 100, 2) [b:Ps. 100, 2] Als gij sacramenten toedient, mijn broeder, overweeg dan wat gij doet; als gij de heilige Mis opdraagt, overweeg dan wat gij offert; als gij uw officie bidt, overweeg dan tot wien gij spreekt en wat gij zegt; als gij aan zielen leiding geeft, overweeg dan, door wiens Bloed zij rein gewassen zijn." Ex orationibus ad clerum [[3240]] Met volle recht laat de Kerk ons dan ook dikwijls de gedachten van David herhalen: "Gelukkig de man, die de wet des Heren overweegt, en over Zijn wet peinst dag en nacht; alles wat hij doet zal altijd slagen."
Referenties naar alinea 36: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
Tenslotte geven wij hierbij nog een heerlijke beweegreden, die alle andere kan vervangen. Als de priester een andere Christus genoemd wordt en het ook werkelijk is door het delen in Christus' macht, volgt dan daaruit niet met volle zekerheid, dat hij ook een andere Christus moet worden en blijken te zijn door navolging van Christus' daden? .... "Onze grootste zorg zij het dus ons overwegend bezig te houden met het leven van Jezus Christus" 1,1 [[1063]]
Referenties naar alinea 37: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De geestelijke lezing
38
Met de dagelijkse beschouwing van de goddelijke dingen is het voor de priester een punt van groot belang de lezing van godvruchtige boeken te verbinden, vooral van de boeken, die door God zijn ingegeven. Dat beval Paulus aan Timotheus: "Leg u toe op de lezing." (1 Tim. 4, 13) [b:1 Tim. 4, 13] Dat scherpte Hiëronymus bij zijn onderricht over het priesterlijk leven Nepotianus in: "Nooit mogen de heilige boeken uit uw handen worden gelegd." Hij gaf daar deze reden voor aan: "Leer wat gij moet onderrichten. Houd het waarachtige woord vast dat overeenkomstig is met hetgeen gij geleerd hebt, om in gezonde leer te kunnen vermanen en tegensprekers te kunnen weerleggen." Inderdaad, wat al vorderingen maken priesters, die hiervan een trouwe gewoonte hebben. Hoe aantrekkelijk prediken zij Christus; hoe weten zij hart en geest van hun toehoorders, in plaats van die te strelen en te vleien, veeleer tot verbetering te brengen en tot hogere verlangens op te voeren!
Referenties naar alinea 38: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
Maar ook nog om een andere reden, een die voor uw eigen belang, berhinde zonen, rijk aan vruchten is, geldt het voorschrift van dezelfde Hiëronymus: "Heb altijd de heilige boeken in uw handen." 58 ad Paulinum, n. 6 [[1052]] Wie zou immers de machtigen invloed niet kennen, die op het gemoed van een vriend wordt uitgeoefend door een vriend, die met oprechtheid vermaant, met goede raad bijstaat, die hem berispt, opwekt en van dwaling afhoudt? "Gelukkig degene die een ware vriend vindt.... (Eccl. 25, 12) [b:Eccl. 25, 12] die hem vindt heeft een schat gevonden." (Eccl. 6, 14) [b:Eccl. 6, 14] Welnu, onder onze waarlijk trouwe vrienden moeten wij de godvruchtige boeken rekenen.
- Zij herinneren ons immers met ernst aan onze plichten, en aan de voorschriften van een wettige tucht;
- zij wekken in de ziel de hemelse inspraken, wier geluid door andere overstemd is;
- zij berispen ons om onze traagheid in het volbrengen van onze voornemens;
- zij verstoren een valse gerustheid;
- zij doen ons verwijten omtrent onze geheime, minder aanbevelenswaardige genegenheden;
- zij brengen de gevaren aan het licht, die ons, als wij er niet op bedacht zijn, menigmaal bedreigen.
Referenties naar alinea 39: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
40
Voor de heilzame uitwerking van godvruchtige boeken leggen vele heerlijke voorbeelden getuigenis af; maar zeker munt daaronder uit het voorbeeld van Augustinus. Zijn rijke verdiensten voor de Kerk hebben hun uitgangspunt gehad in de lezing: "Neem en lees; neem en lees.... Haastig nam ik het boek (van de brieven van de Apostel Paulus) ter hand, opende het en las in stilte.... En als werd mij een licht van volle zekerheid in het hart gestort, zo week de duisternis van al mijn twijfel." l. 8, c. 12 [[850]] Maar helaas komt in onze dagen menigmaal het tegenovergestelde voor, en laten geestelijken zich langzamerhand door de duisternis van de twijfel in nevelen hullen, en gaan zij de wegen van het wereldse leven op. Één van de voornaamste oorzaken hiervan is: zij kiezen in plaats van godvruchtige boeken veel liever allerlei andere en een menigte dagbladen, en wel zulke die vol zijn van aanlokkelijke dwaling en bederf. Weest op uw hoede, beminde zonen; vertrouwt niet op volwassen en gevorderden leeftijd, en laat u ook niet misleiden door de valse hoop, dat gij zo beter voor het algemeen belang kunt zorgen. Blijft binnen de bepaalde grenzen, zowel die welke door de wetten van de Kerk worden aangegeven, als die welke de voorzichtigheid en de liefde voor eigen ziel u laten zien. Want als men eenmaal dat vergif heeft ingedronken, dan zal men zelden de noodlottige gevolgen ontkomen van het verderf, waarvan men de kiem in zich opgenomen heeft.
Referenties naar alinea 40: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Het dagelijks gewetensonderzoek
41
Aansporing tot dagelijks gewetensonderzoek
Gaan wij verder. De voordelen, die de priester zowel uit de geestelijke lezing als uit de eigenlijke overweging van de hemelse dingen zoekt te verwerven, zullen zeker nog overvloediger zijn, als daarbij ook het zelfonderzoek komt om na te gaan of hij zijn lezing en zijn meditatie ook in zijn praktisch leven getrouw tracht door te voeren. Hierop slaat zeer treffend de uitstekende raad van Chrysostomus, welke hij vooral de priester geeft. Dagelijks, tegen de nacht, voordat de slaap u bekruipt "moet gij het oordeel van uw geweten oproepen; vorder daarvan rekenschap, en hebt gij door de dag verkeerde plannen gevormd,.... vernietig die dan, verscheur ze en doe er boete voor." 4, n. 8 [[1848]] Hoe juist en hoe bevorderlijk voor de christelijke deugd deze oefening is, bewijzen de meest ervaren meesters van het geestelijk leven door hun uitgetekende opmerkingen erover en hun aansporingen er toe. Gaarne halen wij hier de voortreffelijke woorden uit de leer van de H. Bernardus aan: "Wees een zorgzaam navorser van de zuiverheid uwer ziel en onderzoek daartoe dagelijks nauwkeurig uw leven. Ga zorgvuldig na, hoeveel gij vooruitgaat, of hoeveel gij te kort komt.... Tracht u zelf te leren kennen. Stel u al uw overtredingen voor ogen. Ga voor u zelf staan als voor een ander en klop u zelf dan op de borst." c. 5, De quotid. sui ipsius exam [[7064]]
Gaan wij verder. De voordelen, die de priester zowel uit de geestelijke lezing als uit de eigenlijke overweging van de hemelse dingen zoekt te verwerven, zullen zeker nog overvloediger zijn, als daarbij ook het zelfonderzoek komt om na te gaan of hij zijn lezing en zijn meditatie ook in zijn praktisch leven getrouw tracht door te voeren. Hierop slaat zeer treffend de uitstekende raad van Chrysostomus, welke hij vooral de priester geeft. Dagelijks, tegen de nacht, voordat de slaap u bekruipt "moet gij het oordeel van uw geweten oproepen; vorder daarvan rekenschap, en hebt gij door de dag verkeerde plannen gevormd,.... vernietig die dan, verscheur ze en doe er boete voor." 4, n. 8 [[1848]] Hoe juist en hoe bevorderlijk voor de christelijke deugd deze oefening is, bewijzen de meest ervaren meesters van het geestelijk leven door hun uitgetekende opmerkingen erover en hun aansporingen er toe. Gaarne halen wij hier de voortreffelijke woorden uit de leer van de H. Bernardus aan: "Wees een zorgzaam navorser van de zuiverheid uwer ziel en onderzoek daartoe dagelijks nauwkeurig uw leven. Ga zorgvuldig na, hoeveel gij vooruitgaat, of hoeveel gij te kort komt.... Tracht u zelf te leren kennen. Stel u al uw overtredingen voor ogen. Ga voor u zelf staan als voor een ander en klop u zelf dan op de borst." c. 5, De quotid. sui ipsius exam [[7064]]
Referenties naar alinea 41: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
42
Hoe verkeerd priesters handelen, die gewetensonderzoek en biecht verwaarlozen
Ook op dit punt zou het waarlijk een schande zijn, als het woord van Christus zou uitkomen: "De kinderen van deze wereld behartigen hun belangen met meer overleg dan de kinderen van het licht." (Lc. 16, 8) [b:Lc. 16, 8] Ziet eens met welk een voortdurende zorg zij hun zaken behartigen; hoe dikwijls zij de balans opmaken van hun uitgaven en ontvangsten; hoe nauwkeurig en streng zij hun rekeningen opstellen, hoe zij treuren over geleden verliezen en met welk een nieuwe energie zij zich dan opwekken om de schade in te halen. En wij, die misschien branden van verlangen om ereambten te bemachtigen, om ons bezit te vermeerderen, om uitsluitend de naam en de roem van geleerde te veroveren, wij behandelen de gewichtigste en moeilijkste zaak, nl. het verwerven van de heiligheid, met nalatigheid en tegenzin. Want ternauwernood treden wij van tijd tot tijd in ons zelf om onze ziel te onderzoeken. Deze geraakt dan ook bijna in een toestand van verwildering, zoals de wijngaard van de luiaard, waarover geschreven staat: "Ik ging voorbij de akker van een luiaard en voorbij de wijngaard van een dwaze: en zie hij was overal vol distelen, en doornen bedekten Mijn oppervlakte, en zijn stenen muur lag omver." (Spr. 24, 30.31) [b:Spr. 24, 30.31]
Ook op dit punt zou het waarlijk een schande zijn, als het woord van Christus zou uitkomen: "De kinderen van deze wereld behartigen hun belangen met meer overleg dan de kinderen van het licht." (Lc. 16, 8) [b:Lc. 16, 8] Ziet eens met welk een voortdurende zorg zij hun zaken behartigen; hoe dikwijls zij de balans opmaken van hun uitgaven en ontvangsten; hoe nauwkeurig en streng zij hun rekeningen opstellen, hoe zij treuren over geleden verliezen en met welk een nieuwe energie zij zich dan opwekken om de schade in te halen. En wij, die misschien branden van verlangen om ereambten te bemachtigen, om ons bezit te vermeerderen, om uitsluitend de naam en de roem van geleerde te veroveren, wij behandelen de gewichtigste en moeilijkste zaak, nl. het verwerven van de heiligheid, met nalatigheid en tegenzin. Want ternauwernood treden wij van tijd tot tijd in ons zelf om onze ziel te onderzoeken. Deze geraakt dan ook bijna in een toestand van verwildering, zoals de wijngaard van de luiaard, waarover geschreven staat: "Ik ging voorbij de akker van een luiaard en voorbij de wijngaard van een dwaze: en zie hij was overal vol distelen, en doornen bedekten Mijn oppervlakte, en zijn stenen muur lag omver." (Spr. 24, 30.31) [b:Spr. 24, 30.31]
Referenties naar alinea 42: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
43
Die toestand wordt nog verergerd, doordat de slechte voorbeelden, die juist voor de priesterlijke deugd een groot gevaar uitmaken, zich rondom de priester vermenigvuldigen, zodat hij dagelijks zijn waakzaamheid en zijn krachtsinspanning daartegen dient te verdubbelen. Welnu, de ondervinding bewijst, dat wie dikwijls en streng onderzoek doet over zijn gedachten, zijn woorden en zijn werken, groter kracht heeft om het kwaad te verafschuwen en te vermijden, en tegelijk groter ijver en vurigheid om het goede te volbrengen. Maar even vast leert de ondervinding, dat wie weigert te verschijnen voor deze rechtbank, waar de rechtvaardigheid als rechter zetelt en het geweten beschuldigde en beschuldiger tegelijk is, van die weigering zeker grote ongelegenheden en schade zal ondervinden. In zo iemand zou men tevergeefs die omzichtigheid zoeken, welke men in een christen zozeer op prijs stelt en welke zelfs de kleinste fouten doet vermijden, en die fijngevoeligheid van ziel, welke de priester vooral eigen moet zijn, en welke een afschuw heeft voor iedere, ook de kleinste belediging van God. Nog meer: die zorgeloosheid en die verwaarlozing van zich zelf gaan somtijds zo ver, dat men komt tot verwaarlozing zelfs van het sacrament van boetvaardigheid, het meest geëigende middel, dat Christus als een heerlijke gave Zijner barmhartigheid aan de menselijke zwakheid ter beschikking heeft gesteld.
Referenties naar alinea 43: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
44
Zeker, men kan het niet ontkennen, en men moet het bitter betreuren: niet zo zelden heeft een priester, die bij de verkondiging van het woord Gods in vlammende taal anderen schrik voor de zonde tracht in te boezemen, zulk een schrik in het geheel niet voor zich zelf en verhardt hij zich in zijn zonden. Anderen spoort hij dringend aan om zonder uitstel de vlekken van hun ziel door het verplichte sacramentele middel uit te wissen, en zelf is hij daarin zo traag en stelt hij zelfs maanden en maanden uit. In de wonde van anderen weet hij heilzame olie en wijn te gieten, en zelf blijft hij gewond langs de weg liggen, zonder er aan te denken een beroep te doen op de helende hand van een broeder, die hij gewoonlijk nog wel in zijn onmiddelbare nabijheid heeft. Helaas, wat een diep smadelijke gevolgen voor God en de Kerk heeft dat gedrag op vele plaatsen vroeger gehad en heeft het ook tegenwoordig nog, wat een rampzalige gevolgen voor het christenvolk, wat een schandelijke gevolgen voor de priesterstand!
Referenties naar alinea 44: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 Vaderlijke woorden tot besluit van dit onderdeel
45
Ernstige waarschuwing voor priesters, die de gemiddelen tot heiligheid verwaarlozen
Wat ons betreft, als wij, beminde zonen, overeenkomstig onze gewetensplicht dat alles nagaan, dan wordt ons hart met bitterheid overstelpt en dan wellen uit ons hart de klagende woorden op: Wee de priester die zijn hogen rang niet weet te bewaren, en de naam van de heiligen God, aan wien hij toegewijd moet zijn, door zijn ontrouw bezoedelt. Als het beste bederft, is het bederf het ergst. "Groot is de waardigheid van de priesters, maar diep ook hun val als zij zondigen. Laten wij ons verheugen bij hun verheffing, maar vrezen bij hun val. Er is minder vreugde over het feit, dat iemand een hoge plaats heeft bekleed, dan droefheid over het feit, dat hij van die hoogte is neergestort!" l. 13, c. 44, v. 30 [[4387]] Wee dus de priester die, zich zelf vergetend, de ijver voor het gebed verliest, het voedsel van de heilige lezingen versmaadt, nooit in zichzelf keert om naar de verwijtende stem van het geweten te luisteren. Noch de steeds verergerende wonden van een ziel, noch de tranen van zijn moeder, de Kerk, zullen indruk maken op de ongelukkige, totdat de verschrikkelijke bedreiging hem zal treffen: "Verblind het hart van dit volk, en maak zijn oren doof en zijn ogen blind, opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren hore, noch met zijn hart begrijpe, noch zich bekere en Ik het geneze." (Jes. 6, 10) [b:Jes. 6, 10]
Wat ons betreft, als wij, beminde zonen, overeenkomstig onze gewetensplicht dat alles nagaan, dan wordt ons hart met bitterheid overstelpt en dan wellen uit ons hart de klagende woorden op: Wee de priester die zijn hogen rang niet weet te bewaren, en de naam van de heiligen God, aan wien hij toegewijd moet zijn, door zijn ontrouw bezoedelt. Als het beste bederft, is het bederf het ergst. "Groot is de waardigheid van de priesters, maar diep ook hun val als zij zondigen. Laten wij ons verheugen bij hun verheffing, maar vrezen bij hun val. Er is minder vreugde over het feit, dat iemand een hoge plaats heeft bekleed, dan droefheid over het feit, dat hij van die hoogte is neergestort!" l. 13, c. 44, v. 30 [[4387]] Wee dus de priester die, zich zelf vergetend, de ijver voor het gebed verliest, het voedsel van de heilige lezingen versmaadt, nooit in zichzelf keert om naar de verwijtende stem van het geweten te luisteren. Noch de steeds verergerende wonden van een ziel, noch de tranen van zijn moeder, de Kerk, zullen indruk maken op de ongelukkige, totdat de verschrikkelijke bedreiging hem zal treffen: "Verblind het hart van dit volk, en maak zijn oren doof en zijn ogen blind, opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren hore, noch met zijn hart begrijpe, noch zich bekere en Ik het geneze." (Jes. 6, 10) [b:Jes. 6, 10]
Referenties naar alinea 45: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
46
Moge God, die rijk is in barmhartigheid, dat onheil van ieder uwer, beminde zonen, afwenden. Hij ziet ons hart en weet dat het tegen niemand enige verbittering voedt, maar voor allen klopt van de liefde van een herder en een vader. "Wie toch is onze hoop, onze vreugde, onze gloriekroon? Zijt gij het niet voor het aanschijn van onze Heer Jezus Christus?" (1 Tess. 2, 19) [b:1 Tess. 2, 19]
Referenties naar alinea 46: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
47
Hernieuwde aansporing tot heiligheid met het oog op de nood van de Kerk
Overigens, gij ziet toch zelf, allen en overal, in welk een slechte tijden de Kerk volgens een onnaspeurlijk raadsbesluit van God terecht is gekomen. Beschouwt en overweegt dus ook, hoe heilig uw plicht is, om al uw krachten in te spannen, om de Kerk, die u de eer van zulk een hoge waardigheid geschonken heeft, ter zijde te staan en in haar nood te hulp te komen. Daarom heeft de geestelijkheid, zo ooit, dan nu vooral behoefte aan meer dan middelmatige deugd, aan een geheel voorbeeldige, vurige, werkzame deugd, een deugd eindelijk, die ieder ogenblik klaar staat om voor Christus grote dingen te doen en te lijden. En er is niets anders dat wij met vuriger verlangen afsmeken en wensen te verkrijgen voor u allen en voor ieder van u in het bijzonder.
Overigens, gij ziet toch zelf, allen en overal, in welk een slechte tijden de Kerk volgens een onnaspeurlijk raadsbesluit van God terecht is gekomen. Beschouwt en overweegt dus ook, hoe heilig uw plicht is, om al uw krachten in te spannen, om de Kerk, die u de eer van zulk een hoge waardigheid geschonken heeft, ter zijde te staan en in haar nood te hulp te komen. Daarom heeft de geestelijkheid, zo ooit, dan nu vooral behoefte aan meer dan middelmatige deugd, aan een geheel voorbeeldige, vurige, werkzame deugd, een deugd eindelijk, die ieder ogenblik klaar staat om voor Christus grote dingen te doen en te lijden. En er is niets anders dat wij met vuriger verlangen afsmeken en wensen te verkrijgen voor u allen en voor ieder van u in het bijzonder.
Referenties naar alinea 47: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
48
Moge dan onder u in onbevlekte luister steeds bloeien de kuisheid, het heerlijkste sieraad van onze stand. Door haar glans wordt de priester gelijk aan de engelen, staat hij voor het christenvolk als een voorwerp van hoger verering en brengt hij in rijker overvloed vruchten van heiligheid voort. Moge met de dag in kracht toenemen de eerbied en gehoorzaamheid, welke gij plechtig beloofd hebt aan degenen, die de Heilige Geest heeft aangesteld om de Kerk te besturen. Moge vooral in de volgzaamheid, die men zo volkomen terecht aan deze apostolische Stoel verschuldigd is, uw geest en hart zich met dagelijks inniger banden van trouw aan die zetel hechten.
Referenties naar alinea 48: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
49
Moge onder u allen hoog staan de liefde, die haar eigenbelang niet zoekt, opdat gij de natuurlijke menselijke opwellingen van jaloezie of begerige eerzucht moogt bedwingen en allen in broederlijke wedijver uw krachten moogt verenigen tot vermeerdering van de eer van God. Naar de weldaden van uw liefde ziet "de grote menigte uit van zieken, blinden, kreupelen en lammen", die in de grootste ellende verkeert. Vooral zien daarnaar uit die dichte scharen van jonge mensen, de kostbare hoop van maatschappij en godsdienst, die van alle kanten door bedrog en verleiding zijn omgeven. Legt er u met vuur op toe om niet alleen door het geven van godsdienstonderricht, dat wij opnieuw en met meer aandrang dan ooit aanbevelen, maar ook door alle mogelijke middelen, die uw voorzichtigheid en ijver u ingeven u voor hen allen in rijke mate verdienstelijk te maken. Bij uw pogingen om hen te helpen, te beschermen, te genezen en tot vrede te brengen zij dit ten slotte uw enig verlangen en om zo te zeggen uw enige dorst: zielen voor Christus te winnen of vaster aan Hem te binden. Helaas met welk een vurigheid, welk een inspanning, welk een durf werken Christus' vijanden onophoudelijk tot verderf van ontelbare zielen!
Referenties naar alinea 49: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
50
Vooral om deze heerlijke liefde is de katholieke Kerk verheugd en fier op haar priesters. Zij verkondigen de vrede van Christus, zij brengen zaligheid en beschaving tot aan de wilde volken toe. Daar wordt door hun zware arbeid, die soms door het vergieten van hun bloed wordt gewijd, het rijk van Christus dagelijks verder uitgebreid en straalt het heilig geloof in eerbiedwaardige luister door steeds nieuwe zegepralen. Wanneer, beminde zonen, de weldaden van uw overvloeiende liefde, zoals het zeer dikwijls gebeurt, met vijandschap, met beledigingen en laster worden beantwoord, laat u dan daarom niet door droefheid overweldigen, "wordt dan niet moede het goede te doen." (2 Tess. 3, 13) [b:2 Tess. 3, 13] Laat dan voor uw ogen staan die rijen, groot in getal en verdiensten, van hen, die in navolging van de apostelen, te midden van de vreselijkste versmadingen om Christus' naam "verheugd heengingen, zegenend die hen vervloekten". Wij zijn immers zonen en broeders van de heiligen, wier namen schitteren in het boek des levens, wier roem de Kerk verkondigt. "Laten wij geen oneer laden op onzen roem!" (1 Makk. 9, 10) [b:1 Makk. 9, 10]
Referenties naar alinea 50: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Middelen tot geesteshernieuwing
51
Als de geest van de priesterlijke genade in al de rangen van de geestelijkheid vernieuwd en versterkt is, dan zullen met Gods hulp onze overige hervormingsplannen, al strekken die zich nog zo wijd uit, veel rijker uitwerking hebben. Daarom leek het ons goed om aan de boven gegeven uiteenzettingen enige praktische punten toe te voegen, als middelen om die genade te bewaren en te onderhouden.
Referenties naar alinea 51: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
52
De geestelijke oefeningen van de retraite
Op de eerste plaats, er bestaat een middel, dat iedereen kent en goedkeurt, maar dat niet allen praktisch beproeven, nl. de heilige afzondering van de ziel om de zogenaamde geestelijke oefeningen te houden. Deze retraite behoort zo mogelijk ieder jaar gehouden te worden, hetzij particulier, hetzij bij voorkeur gemeenschappelijk. Deze laatste manier brengt meestal rijker vruchten voort. Dit alles zij gezegd met volledig behoud van de voorschriften van de Bisschoppen. Wij zelf hebben het nut van deze oefeningen reeds voldoende geprezen, toen wij over dat onderwerp enige disciplinaire besluiten uitvaardigden voor de geestelijkheid te Rome. Experiendo, ad Card. in Urbe Vicarium [[7767]]
Op de eerste plaats, er bestaat een middel, dat iedereen kent en goedkeurt, maar dat niet allen praktisch beproeven, nl. de heilige afzondering van de ziel om de zogenaamde geestelijke oefeningen te houden. Deze retraite behoort zo mogelijk ieder jaar gehouden te worden, hetzij particulier, hetzij bij voorkeur gemeenschappelijk. Deze laatste manier brengt meestal rijker vruchten voort. Dit alles zij gezegd met volledig behoud van de voorschriften van de Bisschoppen. Wij zelf hebben het nut van deze oefeningen reeds voldoende geprezen, toen wij over dat onderwerp enige disciplinaire besluiten uitvaardigden voor de geestelijkheid te Rome. Experiendo, ad Card. in Urbe Vicarium [[7767]]
Referenties naar alinea 52: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
53
De maandelijkse recollectie
Op de tweede plaats: niet minder voordelig zal het voor de zielen zijn, als men maandelijks gedurende enkele uren zulk een afzondering houdt, hetzij particulier, hetzij gemeenschappelijk. Met vreugde zien wij dit gebruik op verscheidene plaatsen reeds ingevoerd met goedkeuring en somtijds onder voorzitterschap van de Bisschoppen.
Op de tweede plaats: niet minder voordelig zal het voor de zielen zijn, als men maandelijks gedurende enkele uren zulk een afzondering houdt, hetzij particulier, hetzij gemeenschappelijk. Met vreugde zien wij dit gebruik op verscheidene plaatsen reeds ingevoerd met goedkeuring en somtijds onder voorzitterschap van de Bisschoppen.
Referenties naar alinea 53: 1
Mens Nostra ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
54
Priesterverenigingen
Wij stellen er prijs op nog een ander punt aan te bevelen, nl. de vereniging van priesters, waarin zij zich, zoals het broeders betaamt, onderling nog nauwer aaneensluiten, met goedkeuring en onder de leiding van het Bisschoppelijk gezag. Zeker, het verdient aanbeveling, dat priesters een vereniging vormen tot onderlinge hulp in tijden van tegenspoed, tot verdediging van hun eer en hun bedieningen tegen de sluwe aanvallen van vijanden, of voor andere soortgelijke doeleinden. Maar ongetwijfeld is het van nog meer belang, dat zij zich aaneensluiten tot uitbreiding van hun bezit aan gewijde wetenschap, en vooral tot ijveriger vasthouden aan het heilig doel van hun roeping en tot bevordering van de belangen van de zielen, door hun ideeën en hun krachten wederzijds ter beschikking te stellen. De geschiedenis van de Kerk bewijst het: in tijden, waarin de priesters overal een soort gemeenschappelijk leven gingen leiden, bracht zulk een vereniging uitstekende en overvloedige vruchten voort. Waarom zou men juist in onze tijd niet iets dergelijks weer kunnen invoeren, natuurlijk rekening houdend met het verschil van landen en werkzaamheden? Zou men, tot vreugde voor de Kerk, niet met recht dezelfde vruchten als vroeger daarvan mogen verwachten?
Wij stellen er prijs op nog een ander punt aan te bevelen, nl. de vereniging van priesters, waarin zij zich, zoals het broeders betaamt, onderling nog nauwer aaneensluiten, met goedkeuring en onder de leiding van het Bisschoppelijk gezag. Zeker, het verdient aanbeveling, dat priesters een vereniging vormen tot onderlinge hulp in tijden van tegenspoed, tot verdediging van hun eer en hun bedieningen tegen de sluwe aanvallen van vijanden, of voor andere soortgelijke doeleinden. Maar ongetwijfeld is het van nog meer belang, dat zij zich aaneensluiten tot uitbreiding van hun bezit aan gewijde wetenschap, en vooral tot ijveriger vasthouden aan het heilig doel van hun roeping en tot bevordering van de belangen van de zielen, door hun ideeën en hun krachten wederzijds ter beschikking te stellen. De geschiedenis van de Kerk bewijst het: in tijden, waarin de priesters overal een soort gemeenschappelijk leven gingen leiden, bracht zulk een vereniging uitstekende en overvloedige vruchten voort. Waarom zou men juist in onze tijd niet iets dergelijks weer kunnen invoeren, natuurlijk rekening houdend met het verschil van landen en werkzaamheden? Zou men, tot vreugde voor de Kerk, niet met recht dezelfde vruchten als vroeger daarvan mogen verwachten?
Referenties naar alinea 54: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
55
Er bestaan inderdaad soortgelijke verenigingen, die door de Bisschoppen zijn goedgekeurd. Zij hebben des te groter nut, naarmate men er zich eerder, reeds van het begin van het priesterschap, bij aansluit. Wijzelf hebben tijdens ons episcopaat zulk een vereniging bevorderd, wier geschiktheid wij door ondervinding kenden. Ook nu nog koesteren wij voor die vereniging, evenals voor andere, gevoelens van bijzondere welwillendheid.
Referenties naar alinea 55: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
56
Deze hulpmiddelen voor de priesterlijke genade en ook andere, die de Bisschoppen met waakzame voorzichtigheid naar gelang de omstandigheden aan de hand zullen doen, moet gij, beminde zonen, zo waarderen en zo benutten, dat gij van dag tot dag u meer "gedraagt overeenkomstig uw roeping". (Ef. 4, 1) [b:Ef. 4, 1] zo doet gij uw bediening eer aan en volbrengt gij de wil van God: "uwe heiligmaking".
Referenties naar alinea 56: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Besluit
57
Deze is immers het voornaamste voorwerp van onze gedachten, en zorgen. Daarom herhalen wij dikwijls met de ogen ten hemel geheven de smeekbede van Christus de Heer voor heel de geestelijkheid: "Heilige Vader.... heilig hen." (Joh. 17, 11.17) [b:Joh. 17, 11.17] Het verheugt ons, dat zeer vele gelovigen van iedere stand, die voor uw aller welzijn en voor dat van de Kerk levendig bezorgd zijn, bij dat gebed zich met ons verenigen, ja het is voor ons een blijde gedachte, dat er vele edelmoedige zielen zijn, niet alleen in de kloosters, maar zelfs temidden van het leven in de wereld, die voor dezelfde intentie zich onophoudelijk aan God als slachtoffer aanbieden. Moge de allerhoogste God hun zuivere en heerlijke gebeden als een aangenaam reukoffer aanvaarden en ook onze nederige gebeden niet versmaden. Moge Hij, bidden wij, in Zijn goedertierenheid en voorzienigheid ons verhoren en uit het Allerheiligst Hart van Zijn beminde Zoon over heel de geestelijkheid schatten van genaden, van liefde en van alle deugden uitstorten.
Referenties naar alinea 57: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
58
Ten slotte, gaarne brengen wij u, geliefde zonen, onze dank voor de vele gelukwensen, die gij bij de nadering van de vijftigste verjaardag van onze priesterwijding met kinderlijke liefde ons hebt aangeboden. Opdat onze wensen voor u in rijker overvloed verwezenlijkt mogen worden, hebben wij ze aan de verheven Maagd Maria, de koningin van de apostelen, toevertrouwd. Deze immers heeft door haar voorbeeld die gelukkige eerstelingen van het priesterschap geleerd, hoe zij eendrachtig moesten volharden in het gebed, totdat zij met kracht uit de hoge werden bekleed; die kracht heeft zij hun door haar gebed zeker in rijker mate verkregen en heeft zij door haar raad doen toenemen en versterkt tot overvloedige vruchtbaarheid van hun arbeid.
Referenties naar alinea 58: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
59
Intussen wensen wij, beminde zonen, dat de vrede van Christus wone in uw harten met de blijdschap van de Heilige Geest. Tot onderpand daarvan strekke u de apostolische zegen, die wij aan u allen van ganser harte verlenen.
Gegeven te Rome bij St. Pieter, de 4e augustus 1908,
bij het begin van het zesde jaar van ons pausschap. Paus Pius X
Referenties naar alinea 59: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 11
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/387-haerent-animo-ad-clerum-nl