Mirificus eventus
x
Informatie over dit document
Mirificus eventus
Afkondiging van het jubilé na aflsuiting van het Tweede Vaticaans Concilie
Paus Paulus VI
7 december 1965
Pauselijke geschriften - Apostolische Constituties
1966, Katholiek Archief, 21e jrg. nr. 13 blz. 405-410
7 december 1965
12 november 2018
750
nl
Referenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Bisschop Paulus, de geringste onder de dienaren van God, aan alle christengelovigen die dit schrijven zullen lezen, heil en apostolische zegen.Terwijl wij dit alles overwogen, leek het ons toe - zoals wij reeds hebben aangekondigd - dat niets daartoe méér zou kunnen leiden dan de viering van een buitengewoon jubileum. Want langs deze weg kan enerzijds, zo menen wij, het beste dank worden gebracht aan de allerhoogste God voor de overvloedige weldaden, die Hij aan zijn Kerk geschonken heeft, zowel toen het Concilie in angst en blijheid werd voorbereid, als toen zich vier jaar lang de levendige en hoogst belangrijke fasen van het concilie voltrokken; anderzijds kan door dit jubileum vooral over ónze tijd Gods bijstand worden afgesmeekt, want het om zo te zeggen aanhoudende geschreeuw van jubelende mensen, die vol verwachting zijn, doet ons hopen, dat de mensen van onze tijd daaruit zeer veel nut zullen trekken.
De buitengewone gebeurtenis, die nog maar net is afgesloten en waarop in deze vier jaren niet alleen heel de katholieke gemeenschap, maar ook heel de mensengemeenschap met dagelijks groeiende belangstelling haar aandacht gevestigd hield - wij bedoelen het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie -, lijkt van ons een even buitengewone daad te vragen; een daad, die niet enkel een blijvende herinnering aan die luisterrijke vergadering, welke voor de huidige en toekomstige ontwikkeling van de Kerk zo belangrijk is, achterlaat in het menselijk geheugen, maar die ook - en dat is belangrijker - de harten van de christengelovigen zal disponeren om zich te houden aan de voorschriften van deze heilige kerkvergadering.
Vervolgens menen wij van onze kant óók, dat een jubileum aan de christengelovigen van goede wil een prachtige kans biedt om terug te keren tot een christelijke levenswandel, zodat die vurig verwachte vernieuwing, waarnaar het onlangs gesloten Concilie uitzag, zich realiseert in het persoonlijke, huiselijke, openbare en sociale leven.
En niet zonder reden verwachten wij groot nut van dit jubileum; want als Wij met onze gedachten stilstaan bij de grote gebeurtenissen in de Kerk, dan leren wij daaruit inderdaad, dat dit heilzaam instituut steeds met veel vrucht opnieuw werd ingesteld. Met voorbijgaan van ontelbare getuigenissen van anderen herinneren ons daaraan heel duidelijk de volgende woorden van onze voorganger Pius XII z.g. bij de afkondiging van het heilig jubileum in 1950: "Wanneer namelijk de mensen luisteren naar deze oproep van de Kerk, wanneer zij zich van de vergankelijke, aardse dingen keren naar de onvergankelijke en eeuwig blijvende, dan zal zich zonder enige twijfel die vurig verlangde vernieuwing in het mensenhart voltrekken, waardoor niet enkel de private, maar ook de openbare zeden in harmonie zullen worden gebracht met de christelijke geest en de christelijke geboden." Paus Pius XII, Apostolische.. Paus Pius XII, Apostolische brief Iubilaeum maximum van 26 mei 1949; Acta Apost. Sedis 41 (1949), 257.
Om deze redenen treden wij in het voetspoor van onze voorgangers en, na overleg met onze eerbiedwaardige broeders, de kardinalen van de heilige roomse Kerk, maken wij op gezag van de almachtige God, van de heilige apostelen Petrus en Paulus en op eigen gezag door dit schrijven bekend en promulgeren wij een buitengewoon jubileum, en willen wij dat dit als afgekondigd en gepromulgeerd beschouwd wordt. Dit jubileum zal in alle bisdommen van de katholieke wereld tot meerdere eer van God zelf, tot heil van de zielen en tot groei en bloei van de katholieke Kerk begonnen worden op de eerste van de maand januari van het jaar 1966 en zal eindigen op het heilig pinksterfeest, d.w.z. op de negenentwintigste van de maand mei van hetzelfde jaar.
Na aldus een bijzondere periode van geestelijk heil te hebben aangekondigd en een bron van hemelse genaden te hebben geopend, achten wij het onze plicht onmiddellijk naar voren te brengen, wat wij, nu deze buitengewone gelegenheid wordt geboden, vóór alles verwachten.
Op de allereerste plaats verwachten wij, niet anders dan onze voorgangers in soortgelijke omstandigheden, van alle christengelovigen die wonderlijke ommekeer van het hart, die zich alleen in de diepste gevoelens van de mens voltrekken kan: in de beoefening namelijk van de deugd van boetvaardigheid, waar nog bij komt het sacrament van de heilige biecht, waardoor de gelovigen als in een heilzaam bad worden ondergedompeld in het allerkostbaarst bloed van Christus; die ommekeer, die zich ook alleen voltrekken kan wanneer de christen-mensen, met de bedoeling om zichzelf te veredelen, in allernauwst contact treden met de goddelijke Verlosser van ons stervelingen, die én door zijn kruisoffer, dat omwille van ons heil op onbloedige wijze hernieuwd wordt, én door de ons geschonken gave van zijn eucharistisch lichaam onze ziel zó verheft en vervolmaakt, dat wij tot een echt en waar deelgenootschap aan het goddelijke leven komen. Daarom hopen wij, dat het afgekondigde jubileum de beste onder de christenen tot nog hogere dingen zal aanzetten, en de goeden onder hen zal bewegen tot een vuriger ijver in de vervulling van de dagelijkse plichten overeenkomstig Gods geboden. En God geve, dat het in deze periode van verzoening moge gebeuren, dat zij die veraf staan van de bron en oorsprong der genade, en vooral ook degenen die op ondoordachte wijze het geloof in God ofwel vergeten zijn ofwel hebben afgestoten, van deze bijzondere gelegenheid, die nu geboden wordt, gebruik maken en zó de vrede met God herstellen!
Bovendien wensen wij vurig, dat de trouwe volgelingen van Christus, niet tevreden met een onberispelijk zedelijk leven. zullen streven en als het ware zullen dorsten naar heiligheid van leven, voor zover dit door menselijke kracht mogelijk is; daardoor zullen zij namelijk in nog hogere mate worden aangezet tot een waarachtige beoefening van de christelijke deugden, vooral van de liefde, én tot een onwrikbaar besluit om de gekruisigde Christus te volgen én tot een geestdriftige ijver om het rijk Gods uit te breiden. Teruggeroepen tot haar oorspronkelijke vitaliteit zal de Kerk hieruit noodzakelijk de hoogste voordelen kunnen trekken en hierdoor zal haar oorspronkelijke onstuimigheid in het winnen van zielen voor God, die voortkwam uit een verfijnder besef van zichzelf, steeds meer worden geprikkeld; tevens zal daardoor worden bereikt, dat wijd en zijd in de Kerk die talloze vruchten rijpen omwille waarvan op de oecumenische kerkvergadering zoveel moeitevolle arbeid is ondernomen. Wij hebben deze geestelijke voordelen als het ware in hoofdtrekken geschetst in onze eerste encycliek, toen wij ons voorstelden dat "het Concilie aan God eer, aan de Kerk vreugde, aan de wereld een heil brengend voorbeeld zou geven" vgl: Ecclesiam Suam [[[91|32]]].
Omdat echter vanuit de Kerk terecht een beroep is gedaan op het zojuist afgesloten Concilie om tot een beter begrip te komen van het mandaat, dat door God aan Christus' bruid gegeven werd, nl. de redding van de mens, achten wij het thans passend dat dit tot de geheel eigen doelstelling van het aangekondigde jubileum moet behoren, nl. dat in alle christengelovigen zowel uit de rangen van de hiërarchie als uit die van de leken het gevoel voor de Kerk sterker worde en dat het thans rijker geïllustreerde en levendiger besef hiervan goed worde overwogen. Daarom is het volstrekt noodzakelijk, dat de Kerk in de komende heilige periode die weg blijft volgen, die door het Concilie werd aangegeven en waarvan wij gezegd hebben dat ze gevolgd dient te worden, en dat de Kerk niet ophoudt "diep in haar eigen binnenste te kijken; haar eigen mysterie te overwegen; grondiger de leer omtrent haar oorsprong, haar aard, haar mandaat, dat zij uit moet voeren, en haar eigen doelstelling te doorvorsen om daaruit voor zichzelf lering en aanmoediging te ontvangen; ofschoon deze leer haar reeds bekend is en in een voorgaande periode is uitgewerkt en algemeen verbreid, kan zij toch nooit voldoende doordacht en begrepen worden" Ecclesiam Suam [[91|9]].
In de overtuiging, dat nu deze heilzame adviezen op geen enkele andere manier beter geëffectueerd kunnen worden, menen wij dat het volkomen terecht is, wanneer wij wensen dat het heilig jubileum, dat in ieder bisdom gevierd moet worden, tot zetel en als het ware eigen ,thuis' de kathedrale kerk heeft en dat het steunt op de ene bisschop, vader en herder van de hem toevertrouwde kudde.
Want de kathedrale kerk van het bisdom, die niet zelden door de kunstzinnige en vrome toeleg van onze voorouders beroemd is geworden en uitgerust met bewonderenswaardige artistieke werken, onderscheidt zich op de eerste plaats door déze waardigheid, dat daarin - zoals in haar oeroude benaming al wordt aangeduid - de ‘cathedra', de bisschopszetel staat, die om zo te zeggen de spil van eenheid, wijding, jurisdictie en van werkelijk leergezag, in gemeenschap met de heilige Petrus, is. Hier komt nog bij, dat de kathedrale kerk om de grootsheid van het bouwwerk een teken is van die geestelijke tempel, die binnen in de mens wordt opgebouwd en die gegrondvest is op de vrijgevigheid van Gods genadejaar het woord van de apostel Paulus: "Gij immers zijt een tempel van de levende God" (2 Kor. 6, 16) [b:2 Kor. 6, 16]. Vervolgens moet de kathedrale kerk beschouwd worden als een duidelijke afbeelding van de zichtbare Kerk van Christus, die in heel de wereld bidt én zingt én aanbidt; ze moet namelijk beschouwd worden als e::m afbeelding van zijn mystiek lichaam, wier leden tot één lichaam van liefde worden samengevoegd en gevoed door de dauw der hemelse gaven; want, zoals wij op het feest van kerkwijding in de ambrosiaanse ritus lezen: "deze is de moeder van allen, die door het getal van haar kinderen groot geworden is; die dagelijks door de Heilige Geest kinderen voortbrengt voor God; met haar loten is heel de wereld gevuld; zij richt haar ranken, hangend aan het dragende hout, ten hemel. Dit is die verheven stad, die boven op de berg is opgericht, duidelijk zichtbaar voor iedereen en helder voor allen" (Missale Ambrosianum, in de prefatie van het feest van kerkwijding).
Het is dus haast van nature passend, dat de christengelovigen in de periode van het aanstaande jubileum ofwel individueel ofwel in groepen naar de hoofdkerk van het bisdom komen voor de bijwoning van religieuze plechtigheden of voor het luisteren naar gewijde toespraken of voor de kwijtschelding van die bijzondere straffen, die voor de zonden verschuldigd zijn; welke kwijtschelding met het meer gebruikelijke woord van aflaten wordt aangeduid.
Juist omdat wij het noodzakelijk achten, dat het te vieren jubileum zich geheel afspeelt rond de bisschop als rond zijn steunpilaar, daarom sporen wij er dus toe aan, dat de kinderen van de Kerk van alle kanten zullen toestromen.
Wanneer de bisschoppen na de sluiting van dit concilie naar hun zetels zullen zijn teruggekeerd, gedreven door een heilig vuur en geleid door het plan om de gelovigen op te wekken tot uitvoering van de Concilie-voorschriften, zullen daarom de priesters en heel het christenvolk zich rondom hen moeten scharen: om hun hun dankbaarheid voor het zorgvuldige en moeizame werk, dat zij tijdens de viering van net Concilie aan de dag hebben gelegd, te tonen; om opnieuw getuigenis af te leggen van volgzaamheid en aanhankelijkheid, die eigen is aan kinderen; om vooral ook eigen medewerking toe te zeggen, bestaande in gebed, in een actief leven en in een vrijwillige tuchtiging van zichzelf. Geestelijkheid, religieuzen, kloosterzusters en alle groeperingen van leken moeten zich in nauwe verbondenheid met elkaar en met een vurige toewijding richten naar de wijze en vaderlijke leiding van hun herders, die - om een betekenisvol woord te ontlenen aan het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie - "de hun toevertrouwde Kerken zó moeten heiligen, dat daarin ten volle de gezindheid van de universele Kerk van Christus oplicht" Christus Dominus [[646|15]].
Wanneer nu de bisschop in de kathedrale kerk over al deze groeperingen uit de hem toevertrouwde christelijke gemeenschap zijn gezag uitoefent, normen geeft voor de beoefening van het apostolaat en hen aanspoort tot beoefening van de liefde en tot gebed, dan bewerkstelligt hij in werkelijkheid, dat door de meer plechtige en uiterlijke viering van de heilige diensten in de hoofdkerk van het bisdom de innerlijke harmonie van hart en wil en de eensgezindheid van de kudde met zijn herder openlijk aan de dag treden. De bisschop moet er dus allereerst voor zorgen, dat er op die heilzame dagen in de kathedrale kerk speciale series van preken worden gehouden, waarin de Conciliedecreten worden uitgelegd; en ook zogenaamde missies alsmede voor de geestelijkheid en het christenvolk vrome oefeningen om daardoor, vooral in de periode van de veertig-daagse vasten, de mensen voor te bereiden op het paasfeest; zó namelijk dat in allen een hevig verlangen ontstaat om zichzelf te vernieuwen.
Wat ons echter betreft: aangezien dit naar onze mening bij kan dragen tot een vruchtbaar resultaat van dit jubileum, verlenen wij krachtens ons apostolisch gezag aan alle biechtvaders, die wettelijk geapprobeerd zijn om biecht te horen, de volgende faculteiten, waarvan zij alleen in deze tijd, voor het forum van het geweten en in de biecht gebruik kunnen maken. Derhalve kunnen zij:
- alle penitenten, die wetens en willens ketterse, schismatieke of atheïstische leerstellingen hoe dan ook openlijk beleden hebben, ontslaan van alle kerkelijke censuren en straffen, mits iedere penitent zich tegenover de biechtvader, met oprechte spijt, afkeert van de dwalingen en belooft om misschien gegeven ergernis te herstellen; zulks nadat een passende en heilzame penitentie is opgelegd en daaraan de raad is toegevoegd om de sacramenten veelvuldiger te ontvangen;
- degenen, die boeken van afvalligen, ketters of schismatieken, boeken die geloofsafval, ketterij of schisma uitdrukkelijk propageren, en andere door apostolische brieven met name verboden boeken wetens en willens zonder het vereiste verlof hebben gelezen of bewaard, absolveren van alle kerkelijke censuren en straffen; zulks nadat een passende en heilzame penitentie is opgelegd en daaraan de vermaning is toegevoegd om voorzichtig te zijn met het bewaren van deze boeken of deze te vernietigen;
- degenen, die zich hebben aangesloten bij de sekte van de vrijmetselarij en andere soortgelijke verenigingen, die ageren tegen de Kerk of de wettige burgerlijke overheid, ontslaan van alle kerkelijke censuren en straffen, mits zij zich helemaal van die sekte of vereniging distantiëren en beloven om naar vermogen de ergernis of schade te zullen herstellen en verhinderen; zulks na oplegging van een zware, heilzame penitentie naar de mate van de schuld;
- van alle private geloften, ook die welke aan de Heilige Stoel gereserveerd zijn, ontslaan en deze geloften, naargelang van de omstandigheden, wijzigen in andere werken van boetvaardigheid of vroomheid, mits dit ontslaan niet een reeds door anderen verkregen recht schaadt.
- zo dikwijls zij ofwel tegenwoordig zijn geweest bij tenminste drie onderrichtingen over de decreten van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie of bij preken die tijdens de zogenaamde missies gehouden worden; ofwel in vrome gezindheid tegenwoordig zijn geweest bij het eucharistisch offer, dat met enige plechtigheid in de kathedrale kerk gevierd werd;
- slechts éénmaal, als zij gedurende deze heilige periode in vrome gezindheid de kathedrale kerk hebben bezocht en daar, met gebruikmaking van ieder wettig formulier, de geloofsbelijdenis hebben hernieuwd.
Opdat iedereen gemakkelijker kennis kan nemen van deze constitutie, bepalen wij, dat aan exemplaren hiervan, ofschoon gedrukt, maar ondertekend door een of andere publieke griffier en voorzien van een zegel van een persoon, die een kerkelijke waardigheid bekleedt, volledig hetzelfde geloof moet worden gehecht, dat aan dit onderhavige schrijven zou toekomen, wanneer het zou zijn óvergelegd of publiek getoond. Niemand mag dus inbreuk maken op deze bladzijde van onze bekendmaking, promulgatie, toestemming en wilsbeschikking of op een onbezonnen, gewaagde manier daartegen ingaan.
Gegeven te Rome, bij de Sint Pieter, op 7 december 1965, het derde jaar van ons pontificaat.
Ik, PAULUS, bisschop van de katholieke Kerk
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/750-mirificus-eventus-nl