Deze gezegende tijd in het jaar vraagt solidariteit en liefde voor de ander; om daaraan concreet gestalte te geven vraag ik dat de leden van de Kerk tijdens de veertigdagentijd van 1993 bijzonder hun aandacht zullen laten uitgaan naar de mensen die hun grondgebied tot woestijn zien verworden en naar hen die in maar al teveel streken ter wereld gebrek hebben aan water, die zo elementaire maar onmisbare levensbehoefte. Het is verontrustend te zien hoe in onze tijd de woestijn oprukt en zich uitbreidt over gebieden die tot voor kort nog vruchtbaar en welvarend waren. Wij mogen niet vergeten dat heel vaak de mens zelf oorzaak is van de onvruchtbaarheid van bepaalde gebieden, die nu woestijngrond zijn geworden. Hetzelfde is ook het geval met de verontreiniging van oorspronkelijk zuivere waterstromen. Wanneer mensen de goederen der aarde niet eerbiedigen, wanneer zij er misbruik van maken, handelen zij onjuist en zelfs misdadig, want voor talrijken van hun medemensen is ellende en dood het gevolg.
Het vervult ons met grote zorg als we zien dat hele volkeren, miljoenen mensen, noodlijdend zijn geworden, dat zij onder honger en ziekten lijden omdat zij geen drinkwater hebben. Honger en talrijke ziekten hangen in feite nauw samen met de droogte en de waterverontreiniging. In gebieden waar het zelden regent en de bronnen opdrogen, wordt het leven kwetsbaarder en verdwijnt geleidelijk aan geheel. Enorme gebieden in Afrika worden door deze ramp geteisterd; maar hetzelfde ziet men ook in bepaalde streken van Latijns Amerika en Australië.
Bovendien is het voor iedereen duidelijk dat de ongebreidelde groei van de industrie en de toepassing van technische processen die het natuurlijk evenwicht verstoren grote schade hebben toegebracht aan het milieu en ernstige rampen hebben veroorzaakt. Aan de komende generaties dreigen wij dorst en woestijn in grote delen van de wereld als erfenis te zullen nalaten.
Ik vraag u dringend om edelmoedig uw steun te geven aan de instellingen, organisaties en sociale bewegingen die zich inspannen voor de hulpverlening aan mensen die getroffen zijn door gebrek aan voedsel of water, en die te kampen hebben met de moeilijkheden van de steeds verder oprukkende woestijn.
Ook spoor ik u aan om mee te werken met hen die langs de weg der wetenschap alle factoren trachten op te sporen die leiden tot het oprukken van de woestijnen, en die zoeken op welke wijze daaraan een halt kan worden toegeroepen.
Moge door de daadwerkelijke edelmoedigheid van de zonen en dochters der kerk en van alle mannen en vrouwen van goede wil, de vervulling van de profetie van Jesaja worden verhaast:
”Water welt op in de woestijn, rivieren in het dorre land. Het verschroeide land wordt een meer, de dorstige grond een waterrijke fontein” !
Van ganser harte zegen ik u in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige geest.
Amen.
Vanuit het Vaticaan, 18 september 1992.
Paus Johannes Paulus II