E supremi Apostolatus
x
Informatie over dit document
E supremi Apostolatus
Bij aanvang van het pontificaat, over alles herstellen in Christus
Paus Pius X
4 oktober 1903
Pauselijke geschriften - Encyclieken
1961, Ecclesia Docens 0111, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Vert.: F.A.J. van Nimwegen C.s.sR.
Vert.: F.A.J. van Nimwegen C.s.sR.
4 oktober 1903
15 maart 2010
815
nl
Referenties naar dit document: 3
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- === Inleiding
- Artikel 1 De gevoelens van de paus bij zijn verheffing
1
Nu we voor de eerste maal het woord tot u gaan richten vanaf de leerstoel van het opperste apostelambt, waarop we door een onnaspeurlijk raadsbesluit van God verheven zijn, houdt niets er ons van terug, u in herinnering te brengen, onder welk een vloed van tranen en met welk een dringende beden we getracht hebben, deze schrikwekkende last van het pontificaat van ons af te wenden.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Inderdaad, al staan we in verdiensten verre beneden Anselmus, toch mogen we, dunkt ons, op ons geval de jammerklachten toepassen, die deze grote heilige uitte, toen hij zich, ondanks zijn tegenzin en tegenstand, gedwongen zag, de bisschoppelijke waardigheid op zich te nemen. Ja, dezelfde uitingen van droefheid, die hij voor zich toen liet horen, mogen ook wij op onze beurt doen horen om te tonen, in welke gesteltenis van geest en wil we de zeer zware taak aanvaard hebben van herder over Christus' kudde.
“Mijn tranen”, zo schrijft hij, “mijn kreten, het luide zuchten van mijn hart zijn mijn getuigen. Ik herinner me niet, dat me ooit te voren bij enig verdriet zulke tekenen van droefheid ontsnapt zijn vóór die dag, waarop ik het zware lot van het episcopaat van Canterbury op me zag neerkomen. Allen, die op die dag mijn gelaat aanschouwden, moeten dat bespeurd hebben. Ik geleek in gelaatskleur meer op een dode dan op een levende; ik was bleek van ontzetting en smart. Tegen deze verkiezing, of liever, tegen deze op mij uitgeoefende dwang, heb ik me - ik kan het naar waarheid verzekeren - tot de dag van heden toe zo goed ik kon verzet. Maar thans, of ik wil of niet, zie ik me gedwongen te erkennen, dat Gods oordelen zich dagelijks meer en meer tegen mijn pogingen verzetten, zodat ik geen enkel middel meer zie om er aan te ontkomen. Ik ben overwonnen door het geweld niet zozeer van mensen als van God, waartegen geen menselijk verstand iets vermag. Ik heb gebeden, zoveel ik kon; ik heb alles beproefd om te verkrijgen, dat die kelk, indien mogelijk, me voorbij zou gaan zonder hem te moeten drinken. Maar thans begrijp ik, dat er voor mij maar één besluit overblijft: aan mijn eigen zin en wil te verzaken en me aan Gods zin en wil geheel en al over te geven." l.III, ep. 1 (ML 159, 10) [[2732]]
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De redenen van zijn weerzin
- Paragraaf 1 Zijn eigen kleinheid en de grootheid van zijn voorganger
3
We hadden ongetwijfeld vele en ernstige redenen om weerstand te bieden. We konden ons immers vanwege onze zwakheid de eer van het pontificaat in geen enkel opzicht waardig achten. En dan, wie zou niet ontsteld zijn bij de gedachte. tot opvolger te worden aangewezen van een man, die gedurende de bijna zes en twintig jaren, waarin hij de Kerk met grote wijsheid bestuurde, door zulk een onvermoeide geestkracht. door zulk een schittering van alle deugden uitmuntte, dat hij de bewondering zelfs van tegenstanders afdwong en door zijn luisterrijke daden zijn naam de wijding der onsterfelijkheid heeft geschonken?
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De treurige toestand, waarin de mensheid verkeert
4
Vervolgens, om de andere redenen stilzwijgend voorbij te gaan, we voelden ons op zijn allerhevigst afgeschrikt bij het gezicht van de dieptreurige toestand, waarin de mensheid op het ogenblik verkeert. Want wie zou niet weten, dat de maatschappij tegenwoordig. meer dan in het verleden, ten prooi is aan een zware, diep ingewortelde ziekte, die van dag tot dag verergert, die aan haar binnenste knaagt en haar ten ondergang voert? Ge begrijpt, eerbiedwaardige broeders, welke die ziekte is: het is de afval, de afscheiding van God. Niets is er, waar de ondergang zekerder mee verbonden is, volgens het woord van de profeet: “Want zie, die U verlaten, gaan zeker te gronde.” (b:Ps. 72, 27) Tegen die vreselijke ramp - zo zagen we - moeten we krachtens het ons opgedragen opperpriesterlijke ambt ons te weer stellen. We achtten immers het bevel van God tot ons gericht: “Zie, heden geef Ik u volmacht over volken en koninkrijken, om uit te roeien en af te breken, om op te bouwen en te planten” (Jer. 1, 10) [b:Jer. 1, 10]; maar in het bewustzijn van onze zwakheid schrikten we terug voor een taak, die geen uitstel duldt en tegelijk zo vol van moeilijkheid is.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Pius’ doel bij zijn pontificaat
5
Evenwel, nu het God eenmaal behaagd heeft onze geringe persoon tot deze volheid van macht te verheffen, scheppen we moed “in Hem, die ons versterkt" (Fil. 4, 13) [b:Fil. 4, 13]. Steunend op Gods kracht zetten we de hand aan het werk en verklaren we, dat ons enig doel bij de uitoefening van ons pauselijk ambt is: “Alles in Christus herstellen” opdat “Christus alles en in allen zij”.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 Zijn program en leuze
6
Daar zullen er zeker zijn, die, het goddelijke met een menselijke maatstaf metend, zullen trachten onze innerlijke bedoelingen uit te vorsen en die te verdraaien in de zin van aardse belangen en partijdoeleinden. Om hun alle ijdele verwachtingen af te snijden, verzekeren we met alle beslistheid, dat we niets anders willen zijn, en dat we met Gods hulp voor de menselijke maatschappij ook niets anders zullen zijn dan de bedienaar van God, met wiens gezag we zijn bekleed. Gods belangen zijn onze belangen, en het staat bij ons vast: dááraan zullen we al onze krachten, ja ons leven wijden. Wanneer men ons dus naar een leuze vraagt om onze innerlijke bedoeling te openbaren, dan zullen we altijd slechts deze leuze geven: “Alles herstellen in Christus.”
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Het doel van de Paus: alles herstellen in Christus
- Artikel 1 Een geweldige strijd tegen God is aan de gang
7
Als we nu dit heerlijke werk gaan ondernemen en altijd blijven voortzetten, hebben we, eerbiedwaardige broeders, als hoogste aanmoediging de zekerheid, dat gij allen onze krachtige helpers zult zijn om het te voltooien. Immers, om daaraan te twijfelen, zouden we u, zeker ten onrechte, voor onwetend of voor onverschillig moeten houden tegenover de misdadige strijd, die op het ogenblik bijna overal tegen God is ondernomen en voortdurend wordt aangewakkerd. Want waarlijk “de volken razen en de naties maken ijdele plannen” (Ps. 2, 1) [b:Ps. 2, 1] tegen hun Schepper. De kreet van Gods tegenstanders: “Ga weg van ons” (Job 21, 14) [b:Job 21, 14] is haast algemeen geworden. Vandaar bij zeer velen niet de minste eerbied meer voor de eeuwige God. Men houdt in het particuliere, in het openbare leven in geen enkel opzicht rekening meer met Zijn soeverein Wezen. Ja nog meer, men spant alle krachten in, men wendt alle middelen aan om zelfs de herinnering aan God en de notie van God geheel en al te doen verdwijnen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Men zou haast vrezen, dat de antichrist reeds op aarde is
8
De overweging hiervan doet onwillekeurig de vrees opkomen, dat deze verdorvenheid van de gemoederen een voorproef en als het ware het begin is van alle rampen, die op het einde der tijden te wachten staan, en dat de “zoon des verderfs”, waarvan de apostel spreekt (2 Tess. 2, 3) [b:2 Tess. 2, 3], reeds hier op aarde verblijft. Zo groot is namelijk de vermetelheid, zo hevig de razende woede, waarmee men overal de eerbied voor de godsdienst aanvalt, de leerstukken van het geloof bestrijdt, en hardnekkig poogt alle plichtsbetrekkingen van de mens met God af te schaffen en totaal te vernietigen. Van de andere kant - en dat is volgens dezelfde apostel het karakteristieke kenteken van de antichrist - de mens heeft zich in ongeëvenaarde overmoed op de plaats van God gedrongen, en zich verheven “tegen al wat God heet”. Zover is hij daarin gegaan, dat hij, hoewel niet in staat de kennis van God geheel in zich te vernietigen, toch Gods opperhoogheid verworpen heeft en voor zichzelf deze zichtbare wereld als het ware tot een tempel heeft gewijd om zich door de overigen te laten aanbidden: “Hij zet zich neer in Gods tempel en geeft zich uit voor God.” (2 Tess. 2, 4) [b:2 Tess. 2, 4]
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De einduitslag van de strijd is zeker: Gods zegepraal
9
Welke de uitslag zal zijn van deze strijd van de stervelingen tegen God, daarover kan wel geen verstandig mens in twijfel zijn. Zeker, de mens, die zijn vrijheid misbruikt, heeft de vrijheid, het recht en het gezag van de Schepper aan te randen, maar de overwinning is altijd aan de kant van God. Ja zelfs, de ondergang is juist dan het meest nabij, als de mens, in de hoop te triomferen, zich met groter vermetelheid verheft. God zelf waarschuwt ons hieromtrent in de heilige Schrift. “Hij doet namelijk alsof Hij de zonden van de mensen niet ziet” (Wijsh. 11, 24) [[b:Wijsh. 11, 24]] alsof Hij Zijn macht en opperhoogheid vergeten heeft. Maar dan opeens, na die schijnbare terugtocht, rijst Hij op “als een held dronken van de wijn, die opstaat uit de slaap” (b:Ps. 77, 65) - en “zal Hij de kop van Zijn vijanden verpletteren” (b:Ps. 67, 22), opdat allen zullen weten, “dat God de Koning is der ganse aarde en de heidenen leren, dat ze maar mensen zijn” (Ps. 9, 21) [b:Ps. 9, 21].
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 4 We moeten trachten Gods overwinning te bespoedigen
10
Dit alles, eerbiedwaardige broeders, nemen we met vast geloof aan en verwachten we. Maar dit belet niet, dat ook wij, ieder voor ons deel, Gods werk trachten te bespoedigen. Dat doen we niet alleen door voortdurend te bidden: “Sta op, Heer! Laat de mens niet de overhand krijgen” (Ps. 9, 20) [b:Ps. 9, 20], maar - en dat is van meer belang - dat doen we ook door met woord en daad, in het volle licht, Gods opperheerschappij over de mens en over ieder schepsel met nadruk te belijden en te verdedigen, met het doel, dat Zijn heersersrecht en -macht door allen met heilige eerbied worde erkend.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 5 Dat is ook in het belang van de mensheid
11
Zo doen is niet alleen een plicht, die volgt uit de natuur, maar is ook een eis van het algemeen belang van de mensheid. Wiens hart immers, eerbiedwaardige broeders, zou niet door angst en droefheid bevangen zijn, als hij ziet, hoe de mensen in een tijd, die terecht groot gaat op de vooruitgang van de beschaving, voor het merendeel onderling zo gruwelijk verdeeld zijn, dat het bijna is een strijd van allen tegen allen? Zeker, in aller hart woont het verlangen naar vrede, en geen mens, die er niet luide om roept. Maar het is een ongerijmdheid vrede te zoeken, als men God verwerpt. Want waar God afwezig is, daar is de gerechtigheid verbannen, en waar de gerechtigheid verbannen is, daar hoopt men tevergeefs op vrede. “De vrede is het werk der gerechtigheid.” (Jes. 32, 17) [b:Jes. 32, 17]
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 6 Terugkeer tot God is de enig weg naar vrede en orde
12
We weten het: daar zijn er velen, die uit verlangen naar vrede, dat is “de rust van de orde”, zich aaneensluiten tot bonden en partijen, die ze de partij der orde noemen. IJdele hoop! Verloren moeite! Daar is maar één partij der “orde”, die te midden van de verwarring de vrede kan brengen: de partij van de aanhangers van God. Die partij moet men dus bevorderen, haar leden zoveel mogelijk vermeerderen, als we door liefde voor een veilig, rustig bestaan bezield worden.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 7 Terugkeer tot God kan alleen geschieden door Jezus Christus
13
Maar, eerbiedwaardige broeders, juist deze terugkeer van de volken tot erkenning van Gods opperhoogheid en gezag zal, ondanks alle pogingen, nooit anders kunnen geschieden dan door Jezus Christus. Immers de apostel waarschuwt ons: “Niemand mag een ander fundament plaatsen dan wat gelegd is, en dat is Jezus Christus.” (1 Kor. 3, 11) [b:1 Kor. 3, 11] Want Hij alleen is het, “die de Vader heeft geheiligd en in de wereld gezonden” (Joh. 10, 36) [b:Joh. 10, 36] “de afstraling Zijner glorie en de afdruk van Zijn Wezen” (Hebr. 1, 3) [b:Hebr. 1, 3], waarachtig God en waarachtig mens, zonder wie niemand tot de noodzakelijke kennis van God kan komen, want “niemand kent de Vader dan de Zoon alleen, en hij, aan wie de Zoon het openbaren wil”. (Mt. 11, 27) [b:Mt. 11, 27]
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 8 Dus: alles herstellen in Christus en terugkeer tot God is één en dezelfde zaak
14
Hieruit volgt: “alles herstellen in Christus” en de mensen terugbrengen tot gehoorzaamheid aan God is één en dezelfde zaak. Al onze zorgen moeten dus hierop gericht zijn, het mensdom onder Christus' heerschappij terug te brengen. Is dat bereikt, dan is het daardoor reeds tot God teruggekeerd. We zeggen: tot God; niet tot een werkeloze God, die Zich om de mensen niet bekommert, zoals de onzinnige beweringen van de ‘materialisten’ er een hebben gemaakt, maar tot de levende en ware God, één in wezen, drievuldig in personen, de Schepper van de wereld, de alwijze bestuurder van het heelal, en eindelijk de oneindig rechtvaardige wetgever, die de schuldigen straft en voor de deugden de haar beloofde beloningen heeft bereid.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 9 De weg naar Christus is de Kerk
15
Verder, de weg die ons naar Christus leidt, is duidelijk: de Kerk. Daarom zegt Chrysostomus terecht: “De Kerk is uw hoop; de Kerk is uw redding; de Kerk is uw toevluchtsoord.” n. 6 (MG 52, 402) [[1567]] Daartoe namelijk heeft Christus haar ten koste van Zijn bloed gesticht. Aan haar heeft Hij Zijn leer en de voorschriften Zijner wetten toevertrouwd, tegelijk met de goddelijke genadegaven, die de mensen heiliging en zaligheid brengen.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Ge ziet dus, eerbiedwaardige broeders, welke taak ten slotte aan ons en tegelijk aan u is opgedragen: het gaat er om, de maatschappij, die van Christus' wijsheid is afgedwaald, tot een leven volgens de Kerk terug te brengen. De Kerk op haar beurt zal haar aan Christus onderwerpen en Christus aan God. Als we dit met Gods hulp bereiken, dan zullen we de vreugde genieten, de onrechtvaardigheid voor de rechtvaardigheid te zien plaats maken, en met blijdschap horen “een machtige stem uit de hemel: thans is gekomen het heil en de macht, het koningschap van onze God en de heerschappij van Zijn Gezalfde”. (Openb. 12, 10) [b:Openb. 12, 10]
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
De verwezenlijking echter van deze wensen vordert als voorwaarde de inspanning van alle mogelijke krachten tot algehele uitroeiing van de monsterachtige, verfoeilijke misdaad van onze tijd: de zelfvergoding van de mens. Verder, de heilige wetten en raden van het Evangelie moeten weer in haar vroeger aanzien hersteld worden. De door de Kerk overgeleverde waarheden moeten met meer grondigheid verkondigd worden, haar leer namelijk over de heiligheid van het huwelijk, over de opvoeding en het onderwijs van de jeugd, over de eigendom en het gebruik van de goederen, over de plichten van de onderdanen jegens de overheden, en eindelijk, het ware evenwicht tussen de maatschappelijke standen moet worden hersteld volgens christelijke leer en zede.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 10 Slot van dit eerste deel
18
Ziedaar wat wij van onze kant overeenkomstig Gods aanwijzing ons bij ons pontificaat als doel stellen en waarvoor we naar best vermogen zullen blijven werken. Uw taak echter, eerbiedwaardige broeders, zal het zijn, door uw heiligheid, uw wetenschap, uw ondervinding en vooral door uw ijver voor de glorie Gods onze pogingen te ondersteunen zonder enig ander doel dan dat in allen “Christus gevormd worde”. (Gal. 4, 19) [b:Gal. 4, 19]
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 De middelen om het doel van de Paus te bereiken
19
Welke nu de middelen zijn om zulk een grote zaak te bereiken, behoeven we nauwelijks te zeggen, want ze liggen voor de hand.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Zorg voor goede priesters
20
Onze eerste zorg moet zijn: Christus te vormen in degenen, die krachtens hun ambtsplicht bestemd zijn om Christus in anderen te vormen. We bedoelen hier de priesters, eerbiedwaardige broeders. Allen immers, die de heilige wijding ontvangen hebben, moeten weten, dat ze bij het volk, waaronder ze leven, dezelfde zending hebben, die Paulus naar zijn eigen getuigenis op zich genomen had, zoals hij dat uitdrukt in die innig tedere woorden: “Mijn kinderkens, voor wie ik opnieuw barensweeën moet lijden, eer Christus in u is gevormd.” (Gal. 4, 19) [b:Gal. 4, 19]
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Maar hoe kunnen ze die taak vervullen, als ze niet eerst zichzelf met Christus hebben bekleed, en dat wel zo, dat ze de woorden van dezelfde apostel mogen bezigen: “Ik zelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij.” (Gal. 2, 20) [b:Gal. 2, 20] “Christus is mijn leven.” (Fil. 1, 21) [b:Fil. 1, 21] Weliswaar geldt voor alle gelovigen de aansporing “om een volwassen man te worden en de mannenmaat van de volmaakte Christus te bereiken” (Ef. 4, 13) [b:Ef. 4, 13], maar toch is ze bij uitstek bedoeld voor hem, die de priesterlijke bediening uitoefent. Deze wordt “een andere Christus” genoemd, niet alleen omdat hij deelt in Christus' macht, maar ook omdat hij door navolging van Christus' werken Christus in zijn eigen persoon moet uitbeelden.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 Zorg voor de seminariën
22
Doch als dat zo is, hoe groot en ernstig moet dan uw zorg zijn, eerbiedwaardige broeders, om de geestelijkheid tot een in alle opzichten heilig leven te vormen! Al het overige, wat dan ook, moet hiervoor wijken. Bijgevolg moet uw hoofdzorg zijn: de juiste inrichting en leiding van uw priesterseminaries en de volle bloei daarvan in zuiverheid van leer en heiligheid van leven. Laat het seminarie die vreugde van uw hart zijn en verzuimt voor het welzijn er van niets van hetgeen door het Concilie van Trente met grote wijsheid is bepaald.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Voorzichtigheid bij het toelaten tot de heilige wijdingen
23
Wanneer dan de tijd gekomen is om de kandidaten tot de heilige wijdingen toe te laten, vergeet dan, bid ik u, niet, wat Paulus aan Timotheus schreef: “Leg niemand overijld de handen op.” (1 Tim. 5, 22) [b:1 Tim. 5, 22] - Bedenkt met de grootste aandacht: zoals degenen, die ge tot het priesterschap zult toelaten, zijn, zo zullen meestal ook de gelovigen zijn. Houdt daarom geen rekening met enig particulier belang, wat dan ook, maar let uitsluitend op God, de Kerk en het eeuwig geluk der zielen, om te voorkomen, dat ge u, zoals de apostel waarschuwt, “aan vreemde zonden schuldig maakt”. (1 Tim. 5, 22) [b:1 Tim. 5, 22]
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Zorg voor de jonge priesters; hen vooral vormen tot zielzorgers
24
Verder, de jonggewijde, uit het seminarie vertrokken priesters mogen uw ijverige zorgen niet missen. We sporen u uit het diepst van onze ziel aan: uw hart moet voor hen van hemels vuur branden en laat hen meermalen tot u komen; vuurt hen dan aan; wekt in hen het brandend verlangen om alleen voor God en het heil der zielen te leven. Wij voor ons, eerbiedwaardige broeders, zullen er met de grootste zorg voor waken, dat de leden van de geestelijkheid zich niet laten vangen door de listen van een nieuwe, een pseudo-wetenschap, die niet de geest van Christus ademt, maar wier streven het is door fraai ingeklede en sluwe schijnbewijzen de dwalingen van het ‘rationalisme’ en ‘semirationalisme’ ingang te doen vinden. Daartegen waarschuwde Paulus reeds Timotheus, toen hij schreef: “Bewaar het toevertrouwde pand en vermijd de onheilige nieuwe woorden en de tegensprekingen der valselijk zogenaamde wetenschap, door het belijden waarvan sommigen van het geloof zijn afgevallen.” (1 Tim. 6, 20 v) [b:1 Tim. 6, 20 v] Dit belet ons echter niet om die jonge priesters, die zich op nuttige studiën op elk gebied van wetenschap toeleggen, om zich beter te wapenen voor de verdediging van de waarheid en de weerlegging van de lasteringen van de vijanden van het geloof, onze lof waardig te achten. Maar we kunnen het niet verhelen, ja we komen er heel openlijk voor uit: de eerste prijs zullen we altijd toekennen aan degenen, die, zonder de gewijde en de menselijke wetenschappen te verwaarlozen, zich toch rechtstreeks wijden aan de zielzorg, door het waarnemen van de bedieningen, welke een priester betamen, die vol van ijver is voor de glorie van God. “We ondervinden een grote droefheid en een voortdurend harteleed” (Rom. 9, 2) [b:Rom. 9, 2], als we zien, dat de klacht van Jeremias ook op onze tijd van toepassing is: “De kinderen vroegen om brood, maar niemand, die het hun brak.” Want onder de geestelijkheid zijn er, die, al naar hun neiging het ingeeft, zich wellicht wijden aan dingen van veeleer schijnbaar dan werkelijk nut. Daarentegen telt men er niet zo veel, die naar het voorbeeld van Christus het woord van de profeet tot het hunne maken: “De Geest des Heren heeft me gezalfd; Hij heeft me gezonden om aan de armen het Evangelie te prediken; om te genezen, die vermorzeld zijn van harte; om aan gevangenen verlossing te verkondigen en aan blinden het gezicht.” (Lc. 4, 18-19) [b:Lc. 4, 18-19]
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Ze moeten zich bovenal wijden aan het godsdienstonderricht
25
En toch, wie ziet het niet in, eerbiedwaardige broeders? Als de mensen zich nu eenmaal vooral door verstand en vrijheid laten leiden, is dan het onderricht in de godsdienst niet het voornaamste middel om Gods heerschappij in de zielen te herstellen? Hoe groot is het getal van hen, die Christus haten, die voor de Kerk, voor het Evangelie een afschuw hebben meer uit onwetendheid dan uit boosheid! Men zou van hen terecht kunnen zeggen: “Ze beschimpen, wat ze niet kennen.” (Jud. 10) [b:Jud. 10] En dit verschijnsel kan men waarnemen niet alleen bij het gewone volk of bij de grote massa van de onderste lagen van de bevolking, die juist door haar levensomstandigheden licht tot dwaling wordt gebracht, maar ook bij de beschaafde standen en zelfs bij mensen, die overigens een meer dan middelmatige ontwikkeling bezitten. Daar ligt voor de meeste de oorzaak van de geloofsafval. Men mag immers niet toegeven, dat het geloof verloren gaat als gevolg van de vorderingen van de wetenschap; het is veeleer de onwetendheid, die de oorzaak is. Waar dan ook de onwetendheid het grootst is, daar is ook de geloofsafval het grootst. Dat was de reden, waarom Christus de apostelen het bevel gaf: “Gaat en onderwijst alle volken.” (Mt. 28, 19) [b:Mt. 28, 19]
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 5 De liefde is hierbij het beste middel
26
Maar om nu van de taak van onderrichten en de ijver daarvoor de verhoopte vruchten te zien en “Christus te vormen” (Gal. 4, 19) [[b:Gal. 4, 19]] in allen is er geen machtiger middel dan de liefde. Laat dit diep in uw geheugen geprent staan, eerbiedwaardige broeders. Immers, “de Heer was niet in de storm". (1 Kon. 19, 11) [b:1 Kon. 19, 11] Men zou zich vergissen, als men hoopte door een bitterder optreden zielen voor God te zullen winnen; ja zelfs, te vinnige taal tegen de dwalingen, te heftige verwijten tegen de ondeugden doen somtijds meer kwaad dan goed. De apostel gaf Timotheus wel de aansporing: “Weerleg, berisp en bestraf”, maar voegde er bij: “in alle lankmoedigheid.” (2 Tim. 4, 2) [b:2 Tim. 4, 2] Zeker is dat het voorbeeld, dat Christus gegeven heeft. “Komt”, zo sprak Hij volgens de Schrift, “komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u verkwikken.” (Mt. 11, 28) [b:Mt. 11, 28] En onder die vermoeiden en belasten verstond Hij geen anderen dan de mensen in de boeien van zonde en dwaling. Inderdaad, welk een zachtmoedigheid in die goddelijke Meester! Welk een tederheid, welk een medelijden voor alle mogelijke ongelukkigen! Waarlijk, Isaias heeft ons Zijn hart getekend in de woorden: “Ik leg Mijn geest op Hem; Hij zal niet strijden noch Zijn stem verheffen; Hij zal het geknakte riet niet breken, de kwijnende vlaspit niet doven.” (Jes. 42, 1 v) [b:Jes. 42, 1 v]
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 6 Ook tegenover tegenstanders en vervolgers
27
Die liefde, “geduldig en goedertieren” (1 Kor. 13, 4) [b:1 Kor. 13, 4], moet zich ook uitstrekken tot onze tegenstanders of vervolgers. “Worden we gescholden, we zegenen”, zei Paulus van zichzelf, “worden we vervolgd, we verdragen het; worden we gelasterd, we spreken ten goede.” (1 Kor. 4, 12 v) [b:1 Kor. 4, 12 v] Misschien lijken ze slechter dan ze zijn. Het milieu, de vooroordelen, de raad en het voorbeeld van anderen, en ten slotte het verleidende menselijk opzicht heeft hen bij de partij van de bozen gebracht, maar hun wil is niet zo bedorven als ze zelf wel willen voorgeven. Waarom zouden we niet hopen, dat de vlam van de christelijke liefde het duister uit hun ziel zal verdrijven en daar tegelijk Gods licht en vrede zal brengen? Somtijds zal de vrucht van ons werken misschien op zich laten wachten; maar de liefde laat zich door lang wachten niet uitputten; ze weet het, dat God het loon van de arbeid niet beloofd heeft aan het succes, maar aan de goede wil.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Medewerkers met de priesters
- Paragraaf 1 Alle gelovigen
28
Het is echter niet onze bedoeling, eerbiedwaardige broeders, dat gij en uw geestelijkheid bij het zo moeilijke werk om de volken in Christus te herstellen zonder medehelpers zoudt blijven. We weten, dat God aan iedereen geboden gegeven heeft over zijn naaste. (Sir. 17, 12) [b:Sir. 17, 12] Niet alleen dus degenen, die zich aan de heilige bediening gewijd hebben, maar volstrekt alle gelovigen moeten werken voor de belangen van God en de zielen, natuurlijk niet ieder op zijn eigen gezag en naar zijn eigen inzicht, maar altijd onder de leiding en volgens de wenken der bisschoppen. Want het recht om in de Kerk aan het hoofd te staan, te onderwijzen, leiding te geven, is aan niemand verleend dan aan u, “die de Heilige Geest gesteld heeft om de Kerk Gods te besturen". (Hand. 20, 28) [b:Hand. 20, 28]
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Katholieke verenigingen; haar eerste en voornaamste doel
29
De organisaties van katholieken met verschillende doelstelling, maar altijd ten bate van de godsdienst, hebben van onze voorgangers reeds lang goedkeuring en zegen ontvangen. Ook wij geven aan dat uitstekende werk zonder aarzelen onze lof en we verlangen vurig, dat het zich in steden en op het land krachtig uitbreidt en bloeit. Maar men begrijpe wel, wat we bedoelen: het eerste en voornaamste doel, dat dergelijke organisaties moeten beogen, is het onveranderlijk christelijk leven van al de leden. Inderdaad, scherpzinnige besprekingen over allerlei vraagstukken en welsprekende vertogen over rechten en plichten zijn van weinig belang, als de daad er niet bijkomt. Onze tijd immers vraagt om daden, maar daden van nauwgezette, volledige onderhouding van de goddelijke wetten en de voorschriften der Kerk, van vrijmoedige en openlijke belijdenis van de godsdienst en ten slotte van werkelijke alomvattende naastenliefde, zonder rekening te houden met persoonlijke belangen of stoffelijke voordelen. Zulk een heerlijk voorbeeld van zoveel strijders van Christus zal veel meer waarde hebben om de harten te treffen en mee te slepen dan woorden en nog zo keurige verhandelingen. Allicht zullen velen dan hun vrees afleggen, hun vooroordelen en twijfels opzij zetten en zich in ganse scharen tot Christus laten brengen om op hun beurt de kennis van Christus en de liefde tot Christus te verbreiden, die de weg zijn naar het ware, duurzame geluk.
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Slot van dit tweede deel; heerlijke vooruitzichten
30
Waarlijk, als in alle steden, in alle dorpen de geboden van God trouw onderhouden worden; als het heilige er in ere is; als de sacramenten er dikwijls worden ontvangen en als men er alles, wat verder tot een christelijk leven behoort, in acht blijft nemen, dan zal er verder, eerbiedwaardige broeders, niet veel meer te doen zijn om alles in Christus te herstellen. En men mene niet, dat dit alleen maar zal strekken tot het winnen der hemelse goederen; neen, het zal ook een buitengewoon hulpmiddel zijn voor het tijdelijk welzijn en voor de maatschappelijke welvaart. Want is het eenmaal zover, dan zullen de mensen van hogere stand en de rijken de minder bedeelden volgens de eisen van rechtvaardigheid en liefde te hulp komen, en deze laatsten zullen de moeilijkheden van hun armoediger bestaan met kalmte en geduld dragen; dan zullen de burgers niet meer luisteren naar de hartstocht, maar naar de wetten; dan zal de eerbied en de liefde voor de vorsten en alle staatshoofden, wier “gezag alleen van God afkomstig is” (Rom. 13, 1) [b:Rom. 13, 1], als een heilige plicht beschouwd worden. Wat zullen we nog meer zeggen? Dan zullen eindelijk allen overtuigd zijn, dat de Kerk als een stichting van Christus een volledige en algehele vrijheid moet genieten en niet onder vreemde overheersing mag staan, en dat onze vordering van die vrijheid niet alleen een handhaving is van de heiligste rechten van de godsdienst, maar daardoor ook een bescherming van het welzijn en de veiligheid van de volken. Immers, “de godsvrucht is nuttig onder alle opzichten” (1 Tim. 4, 8) [b:1 Tim. 4, 8] en waar zij onaangetast haar levenskracht uitoefent, zal het volk werkelijk “rusten in de volheid van de vrede". (Jes. 32, 18) [b:Jes. 32, 18]
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Slot
- Artikel 1 Aansporing tot gebed
32
Moge God, die “rijk aan ontferming is” (Ef. 2, 4) [b:Ef. 2, 4], in Zijn goedheid dat herstel van alle volken in Christus bespoedigen. Want het is niet het werk “van hem die wil noch van hem die loopt, maar van de ontferming Gods”. (Rom. 9, 16) [b:Rom. 9, 16] En wij, eerbiedwaardige broeders, laten wij “in de geest van nederigheid” (Dan. 3, 39) [b:Dan. 3, 39] Hem omwille van de verdiensten van Jezus Christus die gunst door dagelijks en dringend gebed afsmeken. Laten wij ook gebruik maken van de altijd bereidvaardige tussenkomst der Moeder Gods. Om die tussenkomst te verkrijgen en naar aanleiding van de omstandigheid, dat we deze brief juist op de feestdag van de Rozenkrans uitvaardigen, verordenen en bevestigen we alles, wat onze voorganger heeft voorgeschreven betreffende de toewijding van de maand oktober aan de verheven Maagd door het openbaar verrichten van het rozenkransgebed in alle kerken. We sporen u bovendien aan om ook de voorspraak in te roepen van de kuise bruidegom van Gods Moeder, de patroon der Kerk, en van de apostelvorsten Petrus en Paulus.
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Bede en zegen
33
Voor de gunstige vervulling van onze wensen en de gelukkige uitslag van al uw ondernemingen smeken we over u in rijke overvloed de hulp der goddelijke genaden af. En als bewijs van de innige liefde, waarmee we u en alle gelovigen, die de goddelijke voorzienigheid ons heeft willen toevertrouwen, omhelzen, verlenen we met grote liefde in de Heer aan u, eerbiedwaardige broeders, aan uw geestelijkheid en aan uw volk de apostolische zegen.
Gegeven te Rome, bij St. Pieter, de 4e October 1903, in het eerste jaar van ons pausschap.
PAUS PIUS X
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 3
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/815-e-supremi-apostolatus-nl