Vita Consecrata
x
Informatie over dit document
Vita Consecrata
Over het gewijde leven en zijn zending in de Kerk en de wereld
Paus Johannes Paulus II
25 maart 1996
Pauselijke geschriften - Postsynodale Apostolische Exhortaties
1996, 1-2-1 Kerkelijke Documentatie jrg 24, nr. 4/5
1996
F. van Voorst tot Voorst, s.j.
30 januari 2023
758
nl
Referenties naar dit document: 14
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Aanhef
Aan de bisschoppen en de geestelijkheid, aan de religieuze orden en congregaties, aan de sociëteiten van apostolisch leven, aan de seculiere instituten en aan alle gelovigen over het godgewijde leven en zijn zending in kerk en wereld
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Inleiding
1
Geloof in het initiatief van God – het antwoord van de mens ->=geentekst=
Het gewijde leven is een bedevaart van de geest ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Drie evangelische iconen van de Opdracht van Jezus in de Tempel ->=geentekst=
Het godgewijde leven staat hecht geworteld in het voorbeeld en het onderricht van Christus onze Heer en is een gave van de Vader aan Zijn kerk door Zijn Geest. Door de beoefening van de evangelische raden worden de karakteristieke kenmerken van Jezus, die maagd was, arm en gehoorzaam, midden in de wereld op voorbeeldige wijze en voortdurend ‘zichtbaar’ gemaakt, en de blik van de gelovigen wordt geleid naar het geheim van het Rijk Gods dat reeds in de geschiedenis werkzaam is, ook al zal het zich pas ten volle ontplooien in de hemel.
In de loop der eeuwen zijn er steeds mannen en vrouwen geweest die gehoor hebben gegeven aan de roep van de Vader en het bewegen van de Geest, en die deze speciale weg van de sequela Christi hebben gekozen om zich met ”onverdeeld hart” (1 Kor. 7, 34) [[b:1 Kor. 7, 34]] aan Hem toe te wijden. Zoals de apostelen hebben ook zij alles verlaten om bij Hem te blijven en om zich, zoals Hij, in dienst te stellen van God en van hun broeders en zusters. Zo hebben zij ertoe bijgedragen het geheim en de zending van de kerk zichtbaar te maken door middel van de hun door de Geest geschonken veelvoudige genadegaven van geestelijk en apostolisch leven, en op die wijze ook meegewerkt aan de vernieuwing van de samenleving.
In de loop der eeuwen zijn er steeds mannen en vrouwen geweest die gehoor hebben gegeven aan de roep van de Vader en het bewegen van de Geest, en die deze speciale weg van de sequela Christi hebben gekozen om zich met ”onverdeeld hart” (1 Kor. 7, 34) [[b:1 Kor. 7, 34]] aan Hem toe te wijden. Zoals de apostelen hebben ook zij alles verlaten om bij Hem te blijven en om zich, zoals Hij, in dienst te stellen van God en van hun broeders en zusters. Zo hebben zij ertoe bijgedragen het geheim en de zending van de kerk zichtbaar te maken door middel van de hun door de Geest geschonken veelvoudige genadegaven van geestelijk en apostolisch leven, en op die wijze ook meegewerkt aan de vernieuwing van de samenleving.
Referenties naar alinea 1: 5
Eerste Dag van het Godgewijde leven ->=geentekst=Geloof in het initiatief van God – het antwoord van de mens ->=geentekst=
Het gewijde leven is een bedevaart van de geest ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Drie evangelische iconen van de Opdracht van Jezus in de Tempel ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Dankzegging voor het godgewijde leven
2
De rol van het godgewijde leven in de kerk is zo belangrijk dat ik besloot een synode bijeen te roepen om, met het oog op het derde millennium dat binnenkort aanbreekt, diep in te gaan op zijn betekenis en toekomstperspectieven. Ik wilde dat naast de synodevaders ook talrijke godgewijden aan de synode zouden deelnemen, opdat bij de gemeenschappelijke beraadslagingen ook hun stem gehoord zou worden.
Allen beseffen wij welke rijkdom de gave van het godgewijde leven, met zijn verscheidenheid aan genadegaven en instellingen, betekent voor de kerkelijke gemeenschap. Tezamen danken wij God voor de orden en instituten die zich aan beschouwing en werken van apostolaat wijden, voor de sociëteiten van apostolisch leven, de seculiere instituten en andere groepen van godgewijde mensen, evenzeer als voor al die mensen die zich in het geheim van hun hart op speciale wijze aan God toewijden.
Tijdens de synode was het voelbaar hoezeer het wereldwijd verspreide godgewijde leven in de kerken overal op aarde aanwezig is. Dit leven bevordert en begeleidt de verspreiding van de evangelieverkondiging in de verschillende delen van de wereld, waar men niet alleen de van elders komende instituten dankbaar verwelkomt maar waar ook in allerlei vormen en gedaanten nieuwe instituten worden gesticht.
Ook al schijnen in een aantal gebieden van de wereld de instituten van godgewijd leven een moeilijke tijd door te maken, toch gedijen ze met verbazingwekkende vitaliteit in andere streken, en tonen daarmee aan dat de keuze om zich in Christus geheel aan God weg te schenken helemaal niet strijdig is met welke cultuur en geschiedenis dan ook. En het godgewijde leven bloeit niet alleen in de Rooms-katholieke Kerk, maar ook heel bijzonder in het monnikswezen van de orthodoxe kerken, waarvan het een wezenskenmerk is. Ook in de uit de Reformatie afkomstige kerken en kerkelijke gemeenschappen ziet men het ontstaan of weer ontstaan, en is het teken van een door alle volgelingen van Christus geleende genade.
Dit te mogen vaststellen betekent een impuls voor de oecumene, die immers het verlangen koestert naar een steeds grotere gemeenschap onder de christenen. ”opdat de wereld moge geloven” (Joh. 17, 21) [b:Joh. 17, 21].
Allen beseffen wij welke rijkdom de gave van het godgewijde leven, met zijn verscheidenheid aan genadegaven en instellingen, betekent voor de kerkelijke gemeenschap. Tezamen danken wij God voor de orden en instituten die zich aan beschouwing en werken van apostolaat wijden, voor de sociëteiten van apostolisch leven, de seculiere instituten en andere groepen van godgewijde mensen, evenzeer als voor al die mensen die zich in het geheim van hun hart op speciale wijze aan God toewijden.
Tijdens de synode was het voelbaar hoezeer het wereldwijd verspreide godgewijde leven in de kerken overal op aarde aanwezig is. Dit leven bevordert en begeleidt de verspreiding van de evangelieverkondiging in de verschillende delen van de wereld, waar men niet alleen de van elders komende instituten dankbaar verwelkomt maar waar ook in allerlei vormen en gedaanten nieuwe instituten worden gesticht.
Ook al schijnen in een aantal gebieden van de wereld de instituten van godgewijd leven een moeilijke tijd door te maken, toch gedijen ze met verbazingwekkende vitaliteit in andere streken, en tonen daarmee aan dat de keuze om zich in Christus geheel aan God weg te schenken helemaal niet strijdig is met welke cultuur en geschiedenis dan ook. En het godgewijde leven bloeit niet alleen in de Rooms-katholieke Kerk, maar ook heel bijzonder in het monnikswezen van de orthodoxe kerken, waarvan het een wezenskenmerk is. Ook in de uit de Reformatie afkomstige kerken en kerkelijke gemeenschappen ziet men het ontstaan of weer ontstaan, en is het teken van een door alle volgelingen van Christus geleende genade.
Dit te mogen vaststellen betekent een impuls voor de oecumene, die immers het verlangen koestert naar een steeds grotere gemeenschap onder de christenen. ”opdat de wereld moge geloven” (Joh. 17, 21) [b:Joh. 17, 21].
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het godgewijde leven: een geschenk aan de kerk
3
Eerste Dag van het Godgewijde leven ->=geentekst=
Verkondig de Heer ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Het feit dat het godgewijde leven overal aanwezig is en het evangelisch karakter van zijn getuigenis, tonen overduidelijk aan – mocht dat nog nodig zijn – dat deze vorm van leven geen losstaand randverschijnsel is maar dat ze de gehele kerk aangaat. Tijdens de synode hebben de bisschoppen dit herhaalde malen benadrukt:: ”De re nostra agitur”, het betreft iets wat ons aangaat. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(2)]]] Inderdaad staat het godgewijde leven in het hart van de kerk als een beslissend element voor haar zending ”omdat het op duidelijke wijze het diepste wezen van de christelijke roeping openbaart en betekent”, Ad Gentes Divinitus [[703|18]] en daarnaast ook het streven van heel de kerk als bruid naar de vereniging met de éne Bruidegom. vgl: Lumen Gentium [[[617|44]]] vgl: Evangelica Testificatio [[[3722|7]]] vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519|69]]]
Tijdens de synode is verschillende keren naar voren gebracht dat het godgewijde leven niet alleen in het verleden een hulp en steun voor de kerk is geweest, maar dat het nog steeds een kostbare en noodzakelijke gave is voor het heden en de toekomst van het Godsvolk omdat het intiem verbonden is met leven, heiligheid en zending van dit volk van God. vgl: Lumen Gentium [[[617|44]]]
De moeilijkheden die op het ogenblik een aantal instituten in bepaalde gebieden op de wereld doormaken, mogen niet leiden tot twijfel aan het feit dat het beleven van de evangelische raden een wezenlijk bestanddeel is van het leven van de kerk, waaraan het een waardevolle impuls geeft tot steeds groter trouw aan het evangelie. vgl: De Kerk als het "priesterlijk" volk [[[3943|(5)]]]
Er zullen misschien in de toekomst nieuwe vormen van godgewijd leven komen, maar de keuze die concreet wordt door zich geheel en al weg te schenken uit liefde voor Jezus onze Heer, en, in Hem, voor ieder lid van de mensenfamilie, zal niet wezenlijk veranderen. Op deze zekerheid, inspiratie voor talloze mensen in de loop der eeuwen, blijft het christenvolk vertrouwen want het weet dat het aan deze edelmoedige zielen de meest krachtige steun zal mogen ontlenen op zijn weg naar het hemels vaderland.
Tijdens de synode is verschillende keren naar voren gebracht dat het godgewijde leven niet alleen in het verleden een hulp en steun voor de kerk is geweest, maar dat het nog steeds een kostbare en noodzakelijke gave is voor het heden en de toekomst van het Godsvolk omdat het intiem verbonden is met leven, heiligheid en zending van dit volk van God. vgl: Lumen Gentium [[[617|44]]]
De moeilijkheden die op het ogenblik een aantal instituten in bepaalde gebieden op de wereld doormaken, mogen niet leiden tot twijfel aan het feit dat het beleven van de evangelische raden een wezenlijk bestanddeel is van het leven van de kerk, waaraan het een waardevolle impuls geeft tot steeds groter trouw aan het evangelie. vgl: De Kerk als het "priesterlijk" volk [[[3943|(5)]]]
Er zullen misschien in de toekomst nieuwe vormen van godgewijd leven komen, maar de keuze die concreet wordt door zich geheel en al weg te schenken uit liefde voor Jezus onze Heer, en, in Hem, voor ieder lid van de mensenfamilie, zal niet wezenlijk veranderen. Op deze zekerheid, inspiratie voor talloze mensen in de loop der eeuwen, blijft het christenvolk vertrouwen want het weet dat het aan deze edelmoedige zielen de meest krachtige steun zal mogen ontlenen op zijn weg naar het hemels vaderland.
Referenties naar alinea 3: 6
Roeping tot heiligheid ->=geentekst=Eerste Dag van het Godgewijde leven ->=geentekst=
Verkondig de Heer ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het oogsten van de vruchten van de synode
4
De Algemene Gewone Zitting van de Bisschoppensynode [d:326] was bijeen om zich te bezinnen over het onderwerp ‘Het godgewijde leven en zijn zending in kerk en wereld’. Ingaande op het daar uitgesproken verlangen stel ik mij voor in deze apostolische Exhortatie de resultaten van het synodaal gebeuren uiteen te zetten, vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(1)]]] en aan alle gelovigen, bisschoppen, priesters, diakens, godgewijden en leken, aan allen die er zich gevoelig voor betonen, de grote daden in het licht te stellen die de Heer ook thans nog tot stand wil brengen door het godgewijde leven.
Na de synodes die gewijd waren aan de leken [d:177] en aan de priesters [d:243], rondt deze synode de systematische behandeling af van de grondgedachten waardoor de door de Heer voor Zijn kerk gewilde levensstaten worden gekenmerkt.
Weliswaar heeft het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] er nadrukkelijk op gewezen hoezeer de kerkelijke gemeenschap een werkelijkheid is waarin alle gaven samenkomen voor de opbouw van het Lichaam van Christus en de zending van de kerk in de wereld. Maar in de laatste tijd is het noodzakelijk gebleken duidelijker uiteen te zetten wat het eigen karakter van de verschillende levensstaten is, welke roeping en specifieke zending ze hebben in de kerk.
In de kerk betekent gemeenschap immers geen uniformiteit, maar een gave van de Geest die werkzaam is in de verscheidenheid van charisma’s en levensstaten. Deze zullen voor de kerk en haar zending van groter nut zijn in de mate dat hun identiteit meer wordt gerespecteerd. Iedere gave van de Geest wordt immers geschonken opdat ze door het groeien van broederlijkheid en zending vrucht zal dragen voor de Heer. vgl: Introduction la vie de dévotion [[[1537|(3)]]]
Na de synodes die gewijd waren aan de leken [d:177] en aan de priesters [d:243], rondt deze synode de systematische behandeling af van de grondgedachten waardoor de door de Heer voor Zijn kerk gewilde levensstaten worden gekenmerkt.
Weliswaar heeft het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] er nadrukkelijk op gewezen hoezeer de kerkelijke gemeenschap een werkelijkheid is waarin alle gaven samenkomen voor de opbouw van het Lichaam van Christus en de zending van de kerk in de wereld. Maar in de laatste tijd is het noodzakelijk gebleken duidelijker uiteen te zetten wat het eigen karakter van de verschillende levensstaten is, welke roeping en specifieke zending ze hebben in de kerk.
In de kerk betekent gemeenschap immers geen uniformiteit, maar een gave van de Geest die werkzaam is in de verscheidenheid van charisma’s en levensstaten. Deze zullen voor de kerk en haar zending van groter nut zijn in de mate dat hun identiteit meer wordt gerespecteerd. Iedere gave van de Geest wordt immers geschonken opdat ze door het groeien van broederlijkheid en zending vrucht zal dragen voor de Heer. vgl: Introduction la vie de dévotion [[[1537|(3)]]]
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- het werk van de Geest in de verschillende vormen van Godgewijd leven
5
Met dankbaarheid jegens de Geest mogen wij herinneren aan de overvloed aan vormen van godgewijd leven in de loop van de geschiedenis die Hij heeft verwekt en die in de huidige kerk hun plaats hebben. Ze kunnen worden vergeleken met een struik met vele takken, vgl: Lumen Gentium [[[617|43]]] die geworteld is in het evangelie en die door heel de geschiedenis van de kerk heen overvloedige vruchten draagt. Welk een weelde! Aan het slot van de synode gevoelde ikzelf de behoefte om te wijzen op de constante aanwezigheid van dit element in de geschiedenis van de kerk, op de stoet van mannelijke en vrouwelijke ordestichters en heiligen die voor Christus hebben gekozen door het evangelie radicaal te volgen en door hun broeders en zusters, met name de armen en verlatenen, te dienen. vgl: Bij de afsluiting van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3944|(3)]]] Deze dienst toont overduidelijk aan hoezeer het godgewijde leven een teken is van de organische eenheid van het liefdesgebod waar de liefde voor God en de liefde voor de naaste onafscheidelijk met elkaar verbonden zijn.
De synode heeft herinnerd aan het constante werken van de Geest. In dit werken van de Geest zijn dankzij allerlei soorten van charisma in de loop van de eeuwen de rijkdommen ontvouwd van het beoefenen van de evangelische raden. En zo wordt aldoor het geheim van Christus tegenwoordig gesteld in kerk en in wereld, in tijd en in ruimte.
De synode heeft herinnerd aan het constante werken van de Geest. In dit werken van de Geest zijn dankzij allerlei soorten van charisma in de loop van de eeuwen de rijkdommen ontvouwd van het beoefenen van de evangelische raden. En zo wordt aldoor het geheim van Christus tegenwoordig gesteld in kerk en in wereld, in tijd en in ruimte.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het monniksleven in het Oosten en het Westen
6
De synodevaders van de Oosterse katholieke Kerken en de vertegenwoordigers van de andere Oosterse Kerken hebben de evangelische waarden van het monniksleven vgl: VI [[[3730]]] naar voren gebracht, waarvan de oorsprong teruggaat tot het begin van het christendom, en dat in hun streken, vooral in de orthodoxe kerken nog steeds volop bloeit.
Vanaf de eerste eeuwen van de kerk hebben mannen en vrouwen zich geroepen gevoeld tot navolging van het mensgeworden Woord, van Hem die de gestalte heeft aangenomen van een dienaar. Ze zijn Hem gaan navolgen door in een monastiek leven op eigen en radicale wijze in praktijk te brengen al wat er van de mens gevraagd wordt vanwege het feit dat hij door het doopsel deelt in het paasmysterie van Jezus’ dood en verrijzenis. Door het kruis te dragen (staurophóroí) hebben zij op zich genomen getuigen te worden van de Geest (pneumatophóroí), werkelijk geestelijke mannen en vrouwen die door voortdurende lofprijzing en voorbede, door raadgevingen voor het geestelijke leven en door werken van naastenliefde, in staat waren de geschiedenis in het verborgene te bevruchten.
Omdat, in afwachting van het uiteindelijk zien van Gods gelaat, het oosters monnikswezen de wereld en het leven een nieuwe gedaante wilde geven, legt het de nadruk op bekering, zelfverloochening en diep gevoeld berouw, op het streven naar de hésuchia, dat wil zeggen de inwendige vrede, op ononderbroken gebed, op vasten en nachtwaken, geestelijke strijd en zwijgen, op paasvreugde over de aanwezigheid van de Heer en over de verwachting van Zijn definitieve komen, op het offeren van zichzelf en van wat men heeft, zoals dit wordt beleefd in de heilige gemeenschap van het klooster of in de eenzaamheid als kluizenaar. vgl: B [[[3942|(5)]]]
Ook het Westen heeft vanaf de eerste eeuwen van de kerk het monniksleven beoefend, in een grote verscheidenheid aan zowel cenobitische als eremistische levensvormen. In zijn huidige vorm, die vooral door Benedictus is geïnspireerd, is het monnikswezen in het Westen schatplichtig aan talrijke mannen en vrouwen die niet langer wilden leven volgens de wereld, op zoek gingen naar God en zich aan Hem overgaven ”zonder iets meer te beminnen dan de liefde van Christus”. vgl: Regula monasticorum [[[934 |+ 141]]] vgl: Regula monasticorum [[[934 |+ 986]]]
Ook nu nog streven de monniken naar een harmonieus samengaan van inwendig leven en werk door zich overeenkomstig het evangelie in te zetten voor bekering van leven, gehoorzaamheid en stabiliteit, en ook door zich bij voortduring te wijden aan het overwegen van het Woord (lectio divina), het vieren van de liturgie, het gebed.
Zoals dat ook nu nog geldt, waren de kloosters steeds een welsprekend teken van verbondenheid, een gastvrij huis voor mensen die op zoek zijn naar God en naar geestelijke zaken; ze zijn scholen voor het geloof en ware werkplaatsen voor studie, dialoog en cultuur ten behoeve van de opbouw van het kerkelijk leven en ook, in afwachting van de hemelse stad, ten behoeve van de opbouw van de stad hier op aarde.
Vanaf de eerste eeuwen van de kerk hebben mannen en vrouwen zich geroepen gevoeld tot navolging van het mensgeworden Woord, van Hem die de gestalte heeft aangenomen van een dienaar. Ze zijn Hem gaan navolgen door in een monastiek leven op eigen en radicale wijze in praktijk te brengen al wat er van de mens gevraagd wordt vanwege het feit dat hij door het doopsel deelt in het paasmysterie van Jezus’ dood en verrijzenis. Door het kruis te dragen (staurophóroí) hebben zij op zich genomen getuigen te worden van de Geest (pneumatophóroí), werkelijk geestelijke mannen en vrouwen die door voortdurende lofprijzing en voorbede, door raadgevingen voor het geestelijke leven en door werken van naastenliefde, in staat waren de geschiedenis in het verborgene te bevruchten.
Omdat, in afwachting van het uiteindelijk zien van Gods gelaat, het oosters monnikswezen de wereld en het leven een nieuwe gedaante wilde geven, legt het de nadruk op bekering, zelfverloochening en diep gevoeld berouw, op het streven naar de hésuchia, dat wil zeggen de inwendige vrede, op ononderbroken gebed, op vasten en nachtwaken, geestelijke strijd en zwijgen, op paasvreugde over de aanwezigheid van de Heer en over de verwachting van Zijn definitieve komen, op het offeren van zichzelf en van wat men heeft, zoals dit wordt beleefd in de heilige gemeenschap van het klooster of in de eenzaamheid als kluizenaar. vgl: B [[[3942|(5)]]]
Ook het Westen heeft vanaf de eerste eeuwen van de kerk het monniksleven beoefend, in een grote verscheidenheid aan zowel cenobitische als eremistische levensvormen. In zijn huidige vorm, die vooral door Benedictus is geïnspireerd, is het monnikswezen in het Westen schatplichtig aan talrijke mannen en vrouwen die niet langer wilden leven volgens de wereld, op zoek gingen naar God en zich aan Hem overgaven ”zonder iets meer te beminnen dan de liefde van Christus”. vgl: Regula monasticorum [[[934 |+ 141]]] vgl: Regula monasticorum [[[934 |+ 986]]]
Ook nu nog streven de monniken naar een harmonieus samengaan van inwendig leven en werk door zich overeenkomstig het evangelie in te zetten voor bekering van leven, gehoorzaamheid en stabiliteit, en ook door zich bij voortduring te wijden aan het overwegen van het Woord (lectio divina), het vieren van de liturgie, het gebed.
Zoals dat ook nu nog geldt, waren de kloosters steeds een welsprekend teken van verbondenheid, een gastvrij huis voor mensen die op zoek zijn naar God en naar geestelijke zaken; ze zijn scholen voor het geloof en ware werkplaatsen voor studie, dialoog en cultuur ten behoeve van de opbouw van het kerkelijk leven en ook, in afwachting van de hemelse stad, ten behoeve van de opbouw van de stad hier op aarde.
Referenties naar alinea 6: 1
De Katholieke Kerk in het Midden-Oosten: gemeenschap en getuigenis - ‘De menigte die het geloof had aangenomen was één van hart en één van ziel’ (Hand. 4, 32) ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De orde van de maagden, eremieten en weduwen
7
Het is een reden tot blijdschap en hoop dat wij in onze tijd de terugkeer zien van de oude orde van de maagden, waarvan al in de christengemeenten ten tijde der apostelen sporen te vinden zijn. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(12)]]] De door de diocesane bisschop aan God toegeheiligde maagden gaan een nieuwe verbintenis aan met de kerk, en stellen zich in haar dienst terwijl ze toch in de wereld blijven. Alleen of met elkaar verbonden vormen zij een eschatologisch beeld van de hemelse bruid en van het komende leven wanneer de kerk uiteindelijk de liefde voor Christus haar bruidegom ten volle zal beleven.
De eremieten, mannen zowel als vrouwen, die deel uitmaken van oude orden of van nieuwe instituten, of die direct van de bisschop afhankelijk zijn, getuigen van het voorbijgaand karakter van deze tijd doordat ze inwendig en uiterlijk afstand nemen van de wereld, en bewijzen door vasten en bidden dat de mens niet leeft van brood alleen, maar van het Woord van God. (Mt. 4, 4) [[b:Mt. 4, 4]] Dit leven ‘in de woestijn’ betekent voor hun lotgenoten en voor de hele kerkelijke gemeenschap een uitnodiging om nooit de hoogste roeping uit het oog te verliezen, namelijk om voorgoed met de Heer te zijn.
Tegenwoordig wordt weer de toeheiliging aan God van de weduwen vgl: Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [[[574|(570)]]] voltrokken die reeds in de tijd van de apostelen bekend was, (1 Tim. 5, 5.9-10; 1 Kor. 7, 8) [[b:1 Tim. 5, 5.9-10; 1 Kor. 7, 8]] en ook die van de weduwnaren. Door hun gelofte van blijvende zuiverheid omwille van het Godsrijk heiligen deze mensen hun levensstaat om zich te wijden aan het gebed en aan de dienst van de kerk.
De eremieten, mannen zowel als vrouwen, die deel uitmaken van oude orden of van nieuwe instituten, of die direct van de bisschop afhankelijk zijn, getuigen van het voorbijgaand karakter van deze tijd doordat ze inwendig en uiterlijk afstand nemen van de wereld, en bewijzen door vasten en bidden dat de mens niet leeft van brood alleen, maar van het Woord van God. (Mt. 4, 4) [[b:Mt. 4, 4]] Dit leven ‘in de woestijn’ betekent voor hun lotgenoten en voor de hele kerkelijke gemeenschap een uitnodiging om nooit de hoogste roeping uit het oog te verliezen, namelijk om voorgoed met de Heer te zijn.
Tegenwoordig wordt weer de toeheiliging aan God van de weduwen vgl: Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [[[574|(570)]]] voltrokken die reeds in de tijd van de apostelen bekend was, (1 Tim. 5, 5.9-10; 1 Kor. 7, 8) [[b:1 Tim. 5, 5.9-10; 1 Kor. 7, 8]] en ook die van de weduwnaren. Door hun gelofte van blijvende zuiverheid omwille van het Godsrijk heiligen deze mensen hun levensstaat om zich te wijden aan het gebed en aan de dienst van de kerk.
Referenties naar alinea 7: 1
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Instituten die zich geheel wijden aan het beschouwende leven
8
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
De instituten van mannen en vrouwen die zich geheel wijden aan het beschouwende leven, zijn voor de kerk reden tot vreugde en bron van hemelse genade. Door hun leven en zending volgen de leden van deze instituten Christus na die op de berg ging bidden, getuigen zij van de heerschappij van God over de geschiedenis en anticiperen zij op de toekomstige heerlijkheid.
In de eenzaamheid en de stilte, door te luisteren naar Gods Woord, door het vieren van de eredienst, door hun persoonlijke ascese, gebed, versterving, en door de broederlijke liefdesgemeenschap richten zij heel hun leven en alles wat zij doen op het beschouwen van God. Zo geven zij aan de kerkelijke gemeenschap een uniek getuigenis van de liefde van de kerk voor haar Heer, en dragen zij met een mysterievolle apostolische vruchtbaarheid bij tot de groei van het Godsvolk. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|7]]] vgl: Ad Gentes Divinitus [[[703|40]]]
Terecht mag men dus wensen dat de verschillende vormen van contemplatief leven zich in toenemende mate zullen verspreiden binnen de jonge kerken als teken dat het evangelie volledig heeft wortel geschoten, vooral in die gebieden op de wereld waar andere godsdiensten in de meerderheid zijn. Daardoor zal doeltreffend getuigd kunnen worden hoe krachtig de tradities zijn van christelijke ascese en mystiek, en het zal zelfs de interreligieuze dialoog bevorderen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(6)]]]
In de eenzaamheid en de stilte, door te luisteren naar Gods Woord, door het vieren van de eredienst, door hun persoonlijke ascese, gebed, versterving, en door de broederlijke liefdesgemeenschap richten zij heel hun leven en alles wat zij doen op het beschouwen van God. Zo geven zij aan de kerkelijke gemeenschap een uniek getuigenis van de liefde van de kerk voor haar Heer, en dragen zij met een mysterievolle apostolische vruchtbaarheid bij tot de groei van het Godsvolk. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|7]]] vgl: Ad Gentes Divinitus [[[703|40]]]
Terecht mag men dus wensen dat de verschillende vormen van contemplatief leven zich in toenemende mate zullen verspreiden binnen de jonge kerken als teken dat het evangelie volledig heeft wortel geschoten, vooral in die gebieden op de wereld waar andere godsdiensten in de meerderheid zijn. Daardoor zal doeltreffend getuigd kunnen worden hoe krachtig de tradities zijn van christelijke ascese en mystiek, en het zal zelfs de interreligieuze dialoog bevorderen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(6)]]]
Referenties naar alinea 8: 2
Ad Limina-bezoek Nederlandse Bisschoppen 1998 - Afsluiting ->=geentekst=Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het apostolisch ordesleven
9
In de loop der eeuwen heeft men in het Westen talrijke andere vormen van religieus leven zien bloeien. Hierin deden ontelbaar vele mensen afstand van de wereld om zich, door het publiek beoefenen van de evangelische raden overeenkomstig een eigen specifiek charisma en een vaste vorm van gemeenschappelijk leven, toe te wijden aan God ter wille van de verschillende vormen van apostolische dienst aan het Godsvolk. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(4)]]]
Dit geldt voor de verschillende ordefamilies van reguliere kanunniken, de bedelordes, de reguliere clerici, en in het algemeen de religieuze congregaties van mannen en vrouwen die zich wijden aan apostolische en missionaire arbeid en aan de talrijke werken die de vrucht zijn van de christelijke naastenliefde.
Dit zeer bont geschakeerd schouwspel is een weerspiegeling van de veelheid van gaven die God aan de stichters heeft geschonken. Deze waren gevoelig voor het werken van de Geest, verstonden de ‘tekenen van de tijd’ en wisten op nieuwe noden met wijsheid te reageren. In hun voetspoor hebben vele anderen door woord en daad getracht het evangelie in hun bestaan concrete gestalte te geven opdat de levende aanwezigheid van Jezus, de Godgewijde bij uitstek en de Apostel van de Vader, zichtbaar zou worden.
De religieuzen moeten Christus onze Heer ten alle tijde blijvend tot voorbeeld nemen door in hun gebed diep in te treden in zijn gevoelens (Fil. 2, 5-11) [[b:Fil. 2, 5-11]] opdat heel hun leven bezield wordt door een apostolische geest, en heel hun apostolisch handelen doortrokken wordt door een geest van contemplatie. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(7)]]]
Dit geldt voor de verschillende ordefamilies van reguliere kanunniken, de bedelordes, de reguliere clerici, en in het algemeen de religieuze congregaties van mannen en vrouwen die zich wijden aan apostolische en missionaire arbeid en aan de talrijke werken die de vrucht zijn van de christelijke naastenliefde.
Dit zeer bont geschakeerd schouwspel is een weerspiegeling van de veelheid van gaven die God aan de stichters heeft geschonken. Deze waren gevoelig voor het werken van de Geest, verstonden de ‘tekenen van de tijd’ en wisten op nieuwe noden met wijsheid te reageren. In hun voetspoor hebben vele anderen door woord en daad getracht het evangelie in hun bestaan concrete gestalte te geven opdat de levende aanwezigheid van Jezus, de Godgewijde bij uitstek en de Apostel van de Vader, zichtbaar zou worden.
De religieuzen moeten Christus onze Heer ten alle tijde blijvend tot voorbeeld nemen door in hun gebed diep in te treden in zijn gevoelens (Fil. 2, 5-11) [[b:Fil. 2, 5-11]] opdat heel hun leven bezield wordt door een apostolische geest, en heel hun apostolisch handelen doortrokken wordt door een geest van contemplatie. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(7)]]]
Referenties naar alinea 9: 1
De Katholieke Kerk in het Midden-Oosten: gemeenschap en getuigenis - ‘De menigte die het geloof had aangenomen was één van hart en één van ziel’ (Hand. 4, 32) ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De seculiere instituten
10
De Heilige Geest, die op wonderbare wijze gestalte geeft aan de grote verscheidenheid van charisma’s, heeft in onze tijd nieuwe vormen van godgewijd leven verwekt, die duidelijk volgens het plan van de Voorzienigheid ingaan op de nieuwe noden waarvoor de kerk thans staat bij het vervullen van haar taak in de wereld.
Men denke allereerst aan de seculiere instituten, waarvan de leden hun toewijding aan God willen beleven in de wereld, door temidden van wereldlijke structuren de evangelische raden te beoefenen om zo binnen het culturele, economische en politieke leven zuurdeeg van wijsheid en getuigen van genade te zijn.
Door het samengaan van het seculiere leven en hun specifieke wijding willen zij in de maatschappij de nieuwe krachten van het Rijk van Christus binnenvoeren, en zoeken zij de wereld van binnen uit te veranderen door de kracht van de zaligsprekingen. Terwijl ze zo door hun totaal toebehoren aan God geheel op Zijn dienst zijn gericht, wordt tegelijk door hun werken in de gewone wereldlijke omgeving, onder invloed van de Geest de seculiere werkelijkheid bezield door het evangelie.
Op die wijze dragen de seculiere instituten ertoe bij, ieder op eigen wijze, dat de kerk daadwerkelijk present is in de maatschappij. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(11)]]]
Ook de klerikale seculiere instituten vervullen een zeer nuttige functie: priesters die tot het diocesaan presbyterium behoren, ook al hebben sommigen van hen verlof gekregen tot incardinatie in hun instituut, wijden zich toe aan Christus door volgens een voor hen specifiek charisma de evangelische raden te beoefenen. Zij vinden in de geestelijke rijkdommen van het instituut waartoe zij behoren, een krachtige steun tot het intens beleven van de eigen spiritualiteit van het priesterschap, waardoor ze zo het zuurdesem kunnen worden van verbondenheid en apostolische edelmoedigheid temidden van hun medebroeders.
Men denke allereerst aan de seculiere instituten, waarvan de leden hun toewijding aan God willen beleven in de wereld, door temidden van wereldlijke structuren de evangelische raden te beoefenen om zo binnen het culturele, economische en politieke leven zuurdeeg van wijsheid en getuigen van genade te zijn.
Door het samengaan van het seculiere leven en hun specifieke wijding willen zij in de maatschappij de nieuwe krachten van het Rijk van Christus binnenvoeren, en zoeken zij de wereld van binnen uit te veranderen door de kracht van de zaligsprekingen. Terwijl ze zo door hun totaal toebehoren aan God geheel op Zijn dienst zijn gericht, wordt tegelijk door hun werken in de gewone wereldlijke omgeving, onder invloed van de Geest de seculiere werkelijkheid bezield door het evangelie.
Op die wijze dragen de seculiere instituten ertoe bij, ieder op eigen wijze, dat de kerk daadwerkelijk present is in de maatschappij. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(11)]]]
Ook de klerikale seculiere instituten vervullen een zeer nuttige functie: priesters die tot het diocesaan presbyterium behoren, ook al hebben sommigen van hen verlof gekregen tot incardinatie in hun instituut, wijden zich toe aan Christus door volgens een voor hen specifiek charisma de evangelische raden te beoefenen. Zij vinden in de geestelijke rijkdommen van het instituut waartoe zij behoren, een krachtige steun tot het intens beleven van de eigen spiritualiteit van het priesterschap, waardoor ze zo het zuurdesem kunnen worden van verbondenheid en apostolische edelmoedigheid temidden van hun medebroeders.
Referenties naar alinea 10: 1
De Katholieke Kerk in het Midden-Oosten: gemeenschap en getuigenis - ‘De menigte die het geloof had aangenomen was één van hart en één van ziel’ (Hand. 4, 32) ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De sociëteiten van apostolisch leven
11
Speciale vermelding verdienen de mannelijke en vrouwelijke sociëteiten van apostolisch leven of van gemeenschappelijk leven, die met hun eigen stijl een bepaald apostolisch of missionair doel nastreven. Bij vele daarvan verplicht men zich met een door de kerk goedgekeurde verbintenis tot het onderhouden van de evangelische raden. Toch onderscheidt ook in dat geval het bijzondere karakter van hun toewijding aan God hen van de religieuze instituten en de seculiere instituten. Het eigen karakter van deze levensvorm dient bewaard te blijven en te worden bevorderd, want met name op het gebied van de zorg voor de naasten en de missionaire verspreiding van het evangelie heeft ze in de loop van de laatste eeuwen talrijke vruchten van heiligheid en apostolaat voortgebracht. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(14)]]]
Referenties naar alinea 11: 1
De Katholieke Kerk in het Midden-Oosten: gemeenschap en getuigenis - ‘De menigte die het geloof had aangenomen was één van hart en één van ziel’ (Hand. 4, 32) ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Nieuwe vormen van Godgewijd leven
12
Ook in de jongste tijd blijkt nog steeds de eeuwige jeugd van de kerk: in de decennia na het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] zijn er nieuwe of vernieuwde vormen van godgewijd leven verschenen.
In veel gevallen gaat het om instituten die wel lijken op de reeds bestaande maar voortgekomen zijn uit nieuw geestelijk en apostolisch elan. Hun levensvatbaarheid moet beoordeeld worden door het gezag van de kerk, want zij heeft tot taak het nodige onderzoek te verrichten, niet alleen om de waarachtigheid van de daaraan ten grondslag liggende doelstelling te toetsen, maar ook om het ontstaan te voorkomen van al teveel min of meer gelijke instituten, hetgeen het risico met zich meebrengt van een schadelijk uiteenvallen in te kleine groepen.
In andere gevallen gaat het om originele experimenten die naar een eigen identiteit binnen de kerk streven en die verwachten officieel erkend te worden door de Apostolische Stoel, bij wie alleen het uiteindelijk oordeel berust. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|605]]] vgl: Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [[[574|(571)]]] vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(13)]]] Deze nieuwe vormen van godgewijd leven, die zich voegen bij de reeds bestaande, bewijzen welke een sterke aantrekkingskracht de totale overgave aan de Heer, het ideaal van de apostolische gemeenschap en de charisma’s van de stichting nog steeds op de huidige generatie uitoefenen. Bovendien zijn ze een teken hoezeer de gaven van de Heilige Geest elkaar aanvullen.
Bij al deze nieuwe dingen is echter de Geest niet met zichzelf in tegenspraak! Het bewijs daarvoor is dat de nieuwe vormen van godgewijd leven de daaraan voorafgaande vormen niet hebben verdrongen. Ondanks een dergelijke verscheidenheid heeft men de fundamentele eenheid weten te bewaren, dankzij de éne roeping tot navolging van de zuivere, arme en gehoorzame Jezus, in het streven naar de volmaakte liefde. Deze roeping geldt voor alle reeds bestaande vormen van godgewijd leven, en moet evenzeer aanwezig zijn in die vormen die zich als nieuw aandienen.
In veel gevallen gaat het om instituten die wel lijken op de reeds bestaande maar voortgekomen zijn uit nieuw geestelijk en apostolisch elan. Hun levensvatbaarheid moet beoordeeld worden door het gezag van de kerk, want zij heeft tot taak het nodige onderzoek te verrichten, niet alleen om de waarachtigheid van de daaraan ten grondslag liggende doelstelling te toetsen, maar ook om het ontstaan te voorkomen van al teveel min of meer gelijke instituten, hetgeen het risico met zich meebrengt van een schadelijk uiteenvallen in te kleine groepen.
In andere gevallen gaat het om originele experimenten die naar een eigen identiteit binnen de kerk streven en die verwachten officieel erkend te worden door de Apostolische Stoel, bij wie alleen het uiteindelijk oordeel berust. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|605]]] vgl: Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [[[574|(571)]]] vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(13)]]] Deze nieuwe vormen van godgewijd leven, die zich voegen bij de reeds bestaande, bewijzen welke een sterke aantrekkingskracht de totale overgave aan de Heer, het ideaal van de apostolische gemeenschap en de charisma’s van de stichting nog steeds op de huidige generatie uitoefenen. Bovendien zijn ze een teken hoezeer de gaven van de Heilige Geest elkaar aanvullen.
Bij al deze nieuwe dingen is echter de Geest niet met zichzelf in tegenspraak! Het bewijs daarvoor is dat de nieuwe vormen van godgewijd leven de daaraan voorafgaande vormen niet hebben verdrongen. Ondanks een dergelijke verscheidenheid heeft men de fundamentele eenheid weten te bewaren, dankzij de éne roeping tot navolging van de zuivere, arme en gehoorzame Jezus, in het streven naar de volmaakte liefde. Deze roeping geldt voor alle reeds bestaande vormen van godgewijd leven, en moet evenzeer aanwezig zijn in die vormen die zich als nieuw aandienen.
Referenties naar alinea 12: 1
Authenticum Charismatis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Doelstelling van de apostolische Exhortatie
13
Terwijl ik de resultaten bijeen zet van het werk van de synode, wil ik mij met deze apostolische Exhortatie tot de gehele kerk richten om niet alleen aan de godgewijden maar ook aan de herders en de gelovigen de vruchten aan te bieden van een stimulerende gedachtewisseling waarover de Heilige Geest door middel van Zijn gaven van waarheid en liefde zeer zeker heeft gewaakt.
In deze jaren van vernieuwing heeft het godgewijde leven een pijnlijke en moeilijke tijd doorgemaakt, zoals dat overigens ook opgaat voor andere gebieden in het leven van de kerk. Het was een tijd die rijk was aan verwachtingen, aan pogingen en voorstellen tot vernieuwing, die aan het beoefenen van de evangelische raden een nieuw elan beoogden te geven. Maar het was ook een tijd vol spanningen en beproevingen, waarin zelfs edelmoedige experimenten niet steeds met een positief resultaat bekroond zijn geworden.
Toch mogen de mogelijkheden niet tot ontmoediging leiden. Veeleer moet men zich met nieuwe geestdrift inzetten, want de kerk heeft de geestelijke en apostolische steun nodig van een vernieuwd en verstrekt godgewijd leven. Met deze apostolische Exhortatie wil ik mij tot de religieuze gemeenschappen en godgewijde personen richten in dezelfde geest die sprak uit de brief van het Concilie van Jeruzalem aan de christenen van Antiochië, en ik koester de hoop dat men hetzelfde zal ervaren als toen gebeurde: ”zij lazen hem en waren blij over de troostvolle inhoud” (Hand. 15, 31) [b:Hand. 15, 31]. Daarnaast hoop ik ook de vreugde van het hele Godsvolk te vermeerderen. Als het beter op de hoogte is van het gewijde leven zal het de almachtige God voor deze grote gave meer bewust kunnen dankzeggen.
In een houding van hartelijk ontvankelijkheid jegens de synodevaders heb ik geprofiteerd van de waardevolle bijdragen die naar voren zijn gekomen tijdens het intense werk van de Vergadering, die ik steeds heb willen bijwonen. Tijdens die periode heb ik aan het hele Godsvolk een aantal malen systematisch catechetische instructie willen geven over het gewijde leven. Ik heb opnieuw uiteengezet wat de leer is van de teksten van het Tweede Vaticaans Concilie. Dit concilie diende als een referentiepunt voor verdere leerstellige ontwikkelingen en voor de bezinning bij de wekenlange intense arbeid van de synode. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(3.4.6.7.8.10.13.28.29.30.35.48)]]]
Ik vertrouw erop dat de zonen en dochters van de kerk, met name de godgewijden, deze Exhortatie met een bereidwillig hart zullen willen ontvangen. Tegelijk hoop ik dat men zal doorgaan met verdere bezinning, die zal leiden tot een dieper verstaan van de grote gave van het godgewijde leven met zijn drie aspecten van toewijding aan God, gemeenschap en zending. Ik hoop ook dat de godgewijde mannen en vrouwen, in volle harmonie met de kerk en haar magisterium, in deze Exhortatie een nieuwe bemoediging zullen vinden om de uitdagingen van onze tijd op een geestelijke en apostolische wijze tegemoet te treden.
In deze jaren van vernieuwing heeft het godgewijde leven een pijnlijke en moeilijke tijd doorgemaakt, zoals dat overigens ook opgaat voor andere gebieden in het leven van de kerk. Het was een tijd die rijk was aan verwachtingen, aan pogingen en voorstellen tot vernieuwing, die aan het beoefenen van de evangelische raden een nieuw elan beoogden te geven. Maar het was ook een tijd vol spanningen en beproevingen, waarin zelfs edelmoedige experimenten niet steeds met een positief resultaat bekroond zijn geworden.
Toch mogen de mogelijkheden niet tot ontmoediging leiden. Veeleer moet men zich met nieuwe geestdrift inzetten, want de kerk heeft de geestelijke en apostolische steun nodig van een vernieuwd en verstrekt godgewijd leven. Met deze apostolische Exhortatie wil ik mij tot de religieuze gemeenschappen en godgewijde personen richten in dezelfde geest die sprak uit de brief van het Concilie van Jeruzalem aan de christenen van Antiochië, en ik koester de hoop dat men hetzelfde zal ervaren als toen gebeurde: ”zij lazen hem en waren blij over de troostvolle inhoud” (Hand. 15, 31) [b:Hand. 15, 31]. Daarnaast hoop ik ook de vreugde van het hele Godsvolk te vermeerderen. Als het beter op de hoogte is van het gewijde leven zal het de almachtige God voor deze grote gave meer bewust kunnen dankzeggen.
In een houding van hartelijk ontvankelijkheid jegens de synodevaders heb ik geprofiteerd van de waardevolle bijdragen die naar voren zijn gekomen tijdens het intense werk van de Vergadering, die ik steeds heb willen bijwonen. Tijdens die periode heb ik aan het hele Godsvolk een aantal malen systematisch catechetische instructie willen geven over het gewijde leven. Ik heb opnieuw uiteengezet wat de leer is van de teksten van het Tweede Vaticaans Concilie. Dit concilie diende als een referentiepunt voor verdere leerstellige ontwikkelingen en voor de bezinning bij de wekenlange intense arbeid van de synode. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(3.4.6.7.8.10.13.28.29.30.35.48)]]]
Ik vertrouw erop dat de zonen en dochters van de kerk, met name de godgewijden, deze Exhortatie met een bereidwillig hart zullen willen ontvangen. Tegelijk hoop ik dat men zal doorgaan met verdere bezinning, die zal leiden tot een dieper verstaan van de grote gave van het godgewijde leven met zijn drie aspecten van toewijding aan God, gemeenschap en zending. Ik hoop ook dat de godgewijde mannen en vrouwen, in volle harmonie met de kerk en haar magisterium, in deze Exhortatie een nieuwe bemoediging zullen vinden om de uitdagingen van onze tijd op een geestelijke en apostolische wijze tegemoet te treden.
Referenties naar alinea 13: 1
To participants in the plenary assembly of the Congregation for Institutes of Consacrated Life and Societies of Apostolic Life ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Eerste hoofdstuk Confessio trinitatis - de christologische en trinitaire bronnen van het godgewijde leven
- === Inleiding
- Ikoon van de verheerlijkte Christus
14
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
De evangelische grondslag van het godgewijde leven is gelegen in de speciale relatie die Jezus tijdens Zijn aardse bestaan aanging met sommigen van Zijn leerlingen. Hij nodigde hen niet alleen uit om in hun leven het Rijk Gods toe te laten, maar ook om hun leven in dienst daarvan te stellen, alles achter te laten en van nabij Zijn levenswijze te volgen.
Tot zeer vele gedoopten is heel de geschiedenis door de uitnodiging uitgegaan zo te leven ‘naar het beeld van Christus’. Maar dat is alleen mogelijk op basis van een speciale roeping en uit kracht van een bijzondere gave van de Geest. In een dergelijk leven wordt door de sequela Christi de toeheiliging aan God door de doop gemaakt tot een radicaal ingaan op de beoefening van de evangelische raden, waarvan de eerste en grootste de heilige band is van de maagdelijkheid omwille van het Rijk der hemelen. vgl: A en B [[[3942|(3)]]] Deze vorm van sequela Christi, waarvan de oorsprong steeds bewust bij het initiatief van de Vader, is dus wezenlijk christologisch en pneumatologisch van aard: daardoor kan het op bijzonder duidelijke wijze het trinitaire karakter van het christelijk leven tot uitdrukking brengen en anticipeert het in zekere zin op de eschatologische voltooiing waarheen heel de kerk op weg is. vgl: C [[[3942|(3)]]]
In het evangelie komt uit vele handelingen en woorden van Christus de betekenis van deze speciale roeping naar voren. Maar wil men in een alles omvattend beeld de wezenlijke trekken ervan zien, dan is het nuttig de blik te richten op het stralende gelaat van Christus in het geheim van de Gedaanteverandering. Heel een oude geestelijke traditie verwijst naar dit ‘icoon’, en verbindt het beschouwende leven met Jezus’ gebed ‘op de berg’. vgl: 10, 6: PL 49, 827; Secessit tamen solus in monte orare, per hoc scilicet nos instruens suae secessionis exemplo … ut similiter secedamus [[[1254]]] vgl: Ad Paulinum 58, 4: PL 22, 582; “Et Christum quaeras in sollitudine et ores solus in monte cum Iesu” [[[1052]]] vgl: 11-12: SC 223, 150-153; “(Vita solitaria) ab ipso Domino familiarissimi celebrata, ab eis discipulis ipso praesente concupita: cuius transfigurationis gloriam cum vidissent qui cum eo in monte sancto erant, continuo Petrus … optimum sibi iudicavit in hoc semper esse” [[[1191]]] Bovendien kunnen de ‘actieve’ aspecten van het godgewijde leven in zekere zin ook daartoe worden herleid, want de Gedaanteverandering openbaart niet alleen de heerlijkheid van Christus, maar bereidt ook voor op de aanvaarding van zijn kruis. Ze veronderstelt een ‘beklimmen van de berg’ en een ‘afdalen van de berg’: genietend van de intimiteit met de Meester werden de leerlingen een ogenblik omhuld door de glans van het trinitaire leven en de gemeenschap der heiligen, en werden zij als het ware de eeuwigheid binnengevoerd. Vervolgens worden zij plotseling teruggeworpen op de daagse werkelijkheid; ze zien enkel nog maar ‘Jezus alleen’ in de nederigheid van de menselijke natuur, en er wordt hun gevraagd terug te keren naar het dal om te delen in zijn werken aan Gods plan en om moedig de weg van het kruis op te gaan.
Tot zeer vele gedoopten is heel de geschiedenis door de uitnodiging uitgegaan zo te leven ‘naar het beeld van Christus’. Maar dat is alleen mogelijk op basis van een speciale roeping en uit kracht van een bijzondere gave van de Geest. In een dergelijk leven wordt door de sequela Christi de toeheiliging aan God door de doop gemaakt tot een radicaal ingaan op de beoefening van de evangelische raden, waarvan de eerste en grootste de heilige band is van de maagdelijkheid omwille van het Rijk der hemelen. vgl: A en B [[[3942|(3)]]] Deze vorm van sequela Christi, waarvan de oorsprong steeds bewust bij het initiatief van de Vader, is dus wezenlijk christologisch en pneumatologisch van aard: daardoor kan het op bijzonder duidelijke wijze het trinitaire karakter van het christelijk leven tot uitdrukking brengen en anticipeert het in zekere zin op de eschatologische voltooiing waarheen heel de kerk op weg is. vgl: C [[[3942|(3)]]]
In het evangelie komt uit vele handelingen en woorden van Christus de betekenis van deze speciale roeping naar voren. Maar wil men in een alles omvattend beeld de wezenlijke trekken ervan zien, dan is het nuttig de blik te richten op het stralende gelaat van Christus in het geheim van de Gedaanteverandering. Heel een oude geestelijke traditie verwijst naar dit ‘icoon’, en verbindt het beschouwende leven met Jezus’ gebed ‘op de berg’. vgl: 10, 6: PL 49, 827; Secessit tamen solus in monte orare, per hoc scilicet nos instruens suae secessionis exemplo … ut similiter secedamus [[[1254]]] vgl: Ad Paulinum 58, 4: PL 22, 582; “Et Christum quaeras in sollitudine et ores solus in monte cum Iesu” [[[1052]]] vgl: 11-12: SC 223, 150-153; “(Vita solitaria) ab ipso Domino familiarissimi celebrata, ab eis discipulis ipso praesente concupita: cuius transfigurationis gloriam cum vidissent qui cum eo in monte sancto erant, continuo Petrus … optimum sibi iudicavit in hoc semper esse” [[[1191]]] Bovendien kunnen de ‘actieve’ aspecten van het godgewijde leven in zekere zin ook daartoe worden herleid, want de Gedaanteverandering openbaart niet alleen de heerlijkheid van Christus, maar bereidt ook voor op de aanvaarding van zijn kruis. Ze veronderstelt een ‘beklimmen van de berg’ en een ‘afdalen van de berg’: genietend van de intimiteit met de Meester werden de leerlingen een ogenblik omhuld door de glans van het trinitaire leven en de gemeenschap der heiligen, en werden zij als het ware de eeuwigheid binnengevoerd. Vervolgens worden zij plotseling teruggeworpen op de daagse werkelijkheid; ze zien enkel nog maar ‘Jezus alleen’ in de nederigheid van de menselijke natuur, en er wordt hun gevraagd terug te keren naar het dal om te delen in zijn werken aan Gods plan en om moedig de weg van het kruis op te gaan.
Referenties naar alinea 14: 4
De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen ->=geentekst=Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 'En Hij veranderde voor hun ogen van gedaante'
15
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Drie evangelische iconen van de Opdracht van Jezus in de Tempel ->=geentekst=
”Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg, waar zij alleen waren. Hij werd voor hun ogen een gedaante veranderd: zijn gelaat begon te stralen als de zon en zijn kleed werd glanzend als het licht. Opeens verschenen hun Mozes en Elia, die zich met Hem onderhielden.
Petrus nam het woord en zei tot Jezus: ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als Gij wilt zal ik hier drie tenten opslaan, één voor U, één voor Mozes en één voor Elia.’
Nog was hij niet uitgesproken of een lichtende volk overschaduwde hen en uit die wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld; luistert naar Hem.’ Op het horen daarvan wierpen de leerlingen zich ter aarde neer, aangegrepen door een hevige vrees. Maar Jezus kwam naar hen toe, raakte hen aan en zei: ‘Staat op en weest niet bang.’ Toen zij hun ogen opsloegen zagen zij niemand meer dan alleen Jezus. Onder het afdalen van de berg gelastte Jezus hun: ‘Spreekt met niemand over wat ge hebt aangeschouwd, voordat de Mensenzoon uit de doden is opgestaan’” (Mt. 17, 1-9) [b:Mt. 17, 1-9].
Het gebeuren van de Gedaanteverandering betekent een beslissend moment in Jezus’ zending. Het is een openbarende gebeurtenis die het geloof in het hart van de leerlingen bevestigt, hen voorbereidt op het drama van het kruis en vooruitloopt op de heerlijkheid van de verrijzenis. Dit geheim wordt aldoor opnieuw beleefd door de kerk, het volk dat op weg is naar de eschatologische ontmoeting met zijn Heer. Zoals de drie uitverkoren apostelen ziet de kerk op naar het verheerlijkt gelaat van Christus, om gesterkt te worden in haar geloof en niet ontredderd te raken bij het zien van het misvormd gelaat op het kruis. In beide gevallen is zij de bruid die voor de bruidegom staat, deelt zij in zijn geheim en wordt zij omstraald door zijn licht.
Dat licht schijnt over al haar kinderen die allen op gelijke wijze geroepen zijn tot het volgen van Christus, waarbij zij in Hem de uiteindelijke betekenis van hun leven vinden, zozeer dat zij met de apostel kunnen zeggen: ”Voor mij is leven Christus!” (Fil. 1, 21) [b:Fil. 1, 21] Maar zij die tot het godgewijde leven zijn geroepen hebben een speciale ervaring van het licht dat van het mensgeworden Woord uitgaat.. Want de beoefening van de evangelische raden maakt hen tot profetisch teken voor de gemeenschap van hun broeders en zusters en voor de wereld; vandaar dat zij op bijzondere wijze geraakt zullen worden door de enthousiaste woorden van Petrus: ”Het is goed dat wij hier zijn” (Mt. 17, 4) [b:Mt. 17, 4]. Met deze woorden wordt uitgedrukt hoezeer heel het leven van de christen op Christus gericht is. Maar ook wordt er de radicaliteit mee uitgedrukt die het godgewijde leven ten diepste bezielt: hoe goed is het met U te zijn, ons aan U te geven, U geheel te maken tot het centrum van ons bestaan! Werkelijk, degene aan wie de genade is geschonken van deze speciale liefdesverbondenheid met Christus voelt zich als het ware door Zijn lichtglans gegrepen: “Boven mensen uit draagt gij uw schoonheid” (Ps. 45, 3) [b:Ps. 45, 3], die met niemand te vergelijken is.
Petrus nam het woord en zei tot Jezus: ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als Gij wilt zal ik hier drie tenten opslaan, één voor U, één voor Mozes en één voor Elia.’
Nog was hij niet uitgesproken of een lichtende volk overschaduwde hen en uit die wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld; luistert naar Hem.’ Op het horen daarvan wierpen de leerlingen zich ter aarde neer, aangegrepen door een hevige vrees. Maar Jezus kwam naar hen toe, raakte hen aan en zei: ‘Staat op en weest niet bang.’ Toen zij hun ogen opsloegen zagen zij niemand meer dan alleen Jezus. Onder het afdalen van de berg gelastte Jezus hun: ‘Spreekt met niemand over wat ge hebt aangeschouwd, voordat de Mensenzoon uit de doden is opgestaan’” (Mt. 17, 1-9) [b:Mt. 17, 1-9].
Het gebeuren van de Gedaanteverandering betekent een beslissend moment in Jezus’ zending. Het is een openbarende gebeurtenis die het geloof in het hart van de leerlingen bevestigt, hen voorbereidt op het drama van het kruis en vooruitloopt op de heerlijkheid van de verrijzenis. Dit geheim wordt aldoor opnieuw beleefd door de kerk, het volk dat op weg is naar de eschatologische ontmoeting met zijn Heer. Zoals de drie uitverkoren apostelen ziet de kerk op naar het verheerlijkt gelaat van Christus, om gesterkt te worden in haar geloof en niet ontredderd te raken bij het zien van het misvormd gelaat op het kruis. In beide gevallen is zij de bruid die voor de bruidegom staat, deelt zij in zijn geheim en wordt zij omstraald door zijn licht.
Dat licht schijnt over al haar kinderen die allen op gelijke wijze geroepen zijn tot het volgen van Christus, waarbij zij in Hem de uiteindelijke betekenis van hun leven vinden, zozeer dat zij met de apostel kunnen zeggen: ”Voor mij is leven Christus!” (Fil. 1, 21) [b:Fil. 1, 21] Maar zij die tot het godgewijde leven zijn geroepen hebben een speciale ervaring van het licht dat van het mensgeworden Woord uitgaat.. Want de beoefening van de evangelische raden maakt hen tot profetisch teken voor de gemeenschap van hun broeders en zusters en voor de wereld; vandaar dat zij op bijzondere wijze geraakt zullen worden door de enthousiaste woorden van Petrus: ”Het is goed dat wij hier zijn” (Mt. 17, 4) [b:Mt. 17, 4]. Met deze woorden wordt uitgedrukt hoezeer heel het leven van de christen op Christus gericht is. Maar ook wordt er de radicaliteit mee uitgedrukt die het godgewijde leven ten diepste bezielt: hoe goed is het met U te zijn, ons aan U te geven, U geheel te maken tot het centrum van ons bestaan! Werkelijk, degene aan wie de genade is geschonken van deze speciale liefdesverbondenheid met Christus voelt zich als het ware door Zijn lichtglans gegrepen: “Boven mensen uit draagt gij uw schoonheid” (Ps. 45, 3) [b:Ps. 45, 3], die met niemand te vergelijken is.
Referenties naar alinea 15: 3
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Drie evangelische iconen van de Opdracht van Jezus in de Tempel ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 'Dit is Mijn Zoon, de Welbeminde; luistert naar Hem'
16
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
In hun geestverrukking horen de drie leerlingen hoe de Vader hen uitnodigt naar Christus te luisteren, op Hem al hun vertrouwen te stellen, Hem te maken tot het middelpunt van hun leven. Dit woord dat van boven komt, geeft een nieuwe diepte aan de uitnodiging waarmee Jezus hen aan het begin van Zijn openbaar leven vroeg Hem te volgen, toen Hij hen losrukte uit hun daagse leven en hen tot Zijn vertrouwelingen maakte. Juist deze bijzondere genade van vertrouwelijkheid schept in het godgewijde leven de mogelijkheid en noodzaak zich door de beoefening van de evangelische raden totaal te geven. Meer nog als onthechting zijn deze raden allereerst de mogelijkheid om het Christusmysterie op specifieke, binnen de kerk beleefde, wijze te aanvaarden.
In de eenheid van het christelijk leven zijn de verschillende roepingen als even zovele stralen van het éne licht van Christus ”dat zich op het gelaat van de kerk weerspiegelt”. Lumen Gentium [[617|1]]
De leken weerspiegelen krachtens het seculiere karakter van hun roeping het geheim van het mensgeworden Woord vooral als de Alfa en de Omega van de wereld, grondslag van en maat voor de betekenis van al het geschapene. Anderzijds zijn de gewijde bedienaren de levende beelden van Christus, hoofd en herder, die zijn volk leidt in deze tijd van ‘reeds en nog niet’, in afwachting van Zijn komst in heerlijkheid. Het godgewijde leven heeft tot opdracht de Zoon van God te tonen als de eschatologische eindterm waarheen alles op weg is,, de stralende glans waarvoor al het andere licht verbleekt, de onmetelijke schoonheid die als enige het mensenhart volledig vermag te verzadigen. In het godgewijde leven gaat het dus niet alleen erom, Christus met heel zijn hart te volgen door Hem ”meer lief te hebben dan zijn vader of moeder, zijn zoon of dochter”, (Mt. 10, 37) [[b:Mt. 10, 37]] zoals dat van iedere volgeling wordt gevraagd, maar dit ook te beleven en tot uitdrukking te brengen door heel zijn bestaan aan Christus gelijkvormig te maken, waarbij het hele leven getekend wordt door een anticiperen op de volmaaktheid van de eindtijd, voor zover dat in de tijd mogelijk is en overeenkomt met de verschillende charisma’s.
Door het beoefenen van de evangelische raden maakt de godgewijde mens niet alleen Christus tot de zin van zijn bestaan, maar tracht hij ook in zich zoveel mogelijk ”de levensvorm uit te beelden die de Zoon van God heeft aangenomen, toen Hij in de wereld kwam”. Lumen Gentium [[617|44]]
Door tot maagdelijkheid te besluiten verenigt hij zich met de maagdelijke liefde van Christus en doet de wereld weten dat Hij de eengeboren Zoon is, die één is met de Vader; (Joh. 10, 30; Joh. 14,11) [[b:Joh. 10, 30; Joh. 14,11]] door zijn armoede na te volgen, erkent hij Hem als de Zoon die alles van de Vader ontvangt en alles in liefde aan de Vader terug schenkt; (Joh. 17, 7.10) [[b:Joh. 17, 7.10]] door het offer van zijn vrijheid sluit hij zich aan bij Christus’ kinderlijke gehoorzaamheid, erkent hij dat Hij eindeloos liefheeft en bemind wordt, dat Hij heel zijn vreugde vindt in de wil van Vader (Joh. 4, 34) [[b:Joh. 4, 34]] met Wie Hij volmaakt is verbonden en van Wie Hij geheel afhankelijk is.
Door zich zo geheel één en ‘gelijkvormig te maken’ met het Christusmysterie verwerkelijkt het godgewijde leven op speciale wijze de confessio Trinitatis die het kenmerk is van alle christelijk leven; vol bewondering erkent het de sublieme schoonheid van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, en getuigt het met vreugde van Zijn liefdevolle minzaamheid voor iedere mens.
In de eenheid van het christelijk leven zijn de verschillende roepingen als even zovele stralen van het éne licht van Christus ”dat zich op het gelaat van de kerk weerspiegelt”. Lumen Gentium [[617|1]]
De leken weerspiegelen krachtens het seculiere karakter van hun roeping het geheim van het mensgeworden Woord vooral als de Alfa en de Omega van de wereld, grondslag van en maat voor de betekenis van al het geschapene. Anderzijds zijn de gewijde bedienaren de levende beelden van Christus, hoofd en herder, die zijn volk leidt in deze tijd van ‘reeds en nog niet’, in afwachting van Zijn komst in heerlijkheid. Het godgewijde leven heeft tot opdracht de Zoon van God te tonen als de eschatologische eindterm waarheen alles op weg is,, de stralende glans waarvoor al het andere licht verbleekt, de onmetelijke schoonheid die als enige het mensenhart volledig vermag te verzadigen. In het godgewijde leven gaat het dus niet alleen erom, Christus met heel zijn hart te volgen door Hem ”meer lief te hebben dan zijn vader of moeder, zijn zoon of dochter”, (Mt. 10, 37) [[b:Mt. 10, 37]] zoals dat van iedere volgeling wordt gevraagd, maar dit ook te beleven en tot uitdrukking te brengen door heel zijn bestaan aan Christus gelijkvormig te maken, waarbij het hele leven getekend wordt door een anticiperen op de volmaaktheid van de eindtijd, voor zover dat in de tijd mogelijk is en overeenkomt met de verschillende charisma’s.
Door het beoefenen van de evangelische raden maakt de godgewijde mens niet alleen Christus tot de zin van zijn bestaan, maar tracht hij ook in zich zoveel mogelijk ”de levensvorm uit te beelden die de Zoon van God heeft aangenomen, toen Hij in de wereld kwam”. Lumen Gentium [[617|44]]
Door tot maagdelijkheid te besluiten verenigt hij zich met de maagdelijke liefde van Christus en doet de wereld weten dat Hij de eengeboren Zoon is, die één is met de Vader; (Joh. 10, 30; Joh. 14,11) [[b:Joh. 10, 30; Joh. 14,11]] door zijn armoede na te volgen, erkent hij Hem als de Zoon die alles van de Vader ontvangt en alles in liefde aan de Vader terug schenkt; (Joh. 17, 7.10) [[b:Joh. 17, 7.10]] door het offer van zijn vrijheid sluit hij zich aan bij Christus’ kinderlijke gehoorzaamheid, erkent hij dat Hij eindeloos liefheeft en bemind wordt, dat Hij heel zijn vreugde vindt in de wil van Vader (Joh. 4, 34) [[b:Joh. 4, 34]] met Wie Hij volmaakt is verbonden en van Wie Hij geheel afhankelijk is.
Door zich zo geheel één en ‘gelijkvormig te maken’ met het Christusmysterie verwerkelijkt het godgewijde leven op speciale wijze de confessio Trinitatis die het kenmerk is van alle christelijk leven; vol bewondering erkent het de sublieme schoonheid van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, en getuigt het met vreugde van Zijn liefdevolle minzaamheid voor iedere mens.
Referenties naar alinea 16: 4
Het gewijde leven is een bedevaart van de geest ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Tot lof van de Drieëenheid
- A Patre ad Patrem: Gods initiatief
17
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
De beschouwing van de heerlijkheid van Jezus de Heer in de icoon van de Gedaanteverandering is voor de godgewijden allereerst de openbaring van de Vader, schepper en schenker van alle goed, die met een bijzondere liefde en omwille van een bijzondere opdracht Zijn schepsel tot zich trekt. (Joh. 6, 44) [[b:Joh. 6, 44]] ”Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in Wie Ik mijn behagen heb gesteld; luistert naar Hem” (Mt. 17, 5) [b:Mt. 17, 5]. In antwoord op deze uitnodiging en de daarmee samengaande innerlijke aantrekkingskracht vertrouwt de mens die geroepen wordt zich toe aan de liefde van God die hem in Zijn exclusieve dienst wil hebben, en wijdt hij zich totaal aan Hem en aan Zijn heilsplan toe. (1 Kor. 7, 32-34) [[b:1 Kor. 7, 32-34]] Dat is de betekenis van de roeping tot het godgewijde leven: het initiatief gaat geheel uit van de Vader, (Joh. 15, 16) [[b:Joh. 15, 16]] die aan hen die Hij heeft uitgekozen, vraagt te antwoorden met een totale en exclusieve toewijding. vgl: Wezenlijke elementen in de leer van de Kerk over het religieuze leven toegepast op de instituten die aan apostolaatswerken zijn gewijd [[[3949|(5)]]] De ervaring van deze om niet geschonken liefde van God is zo diep en sterk dat de betreffende persoon begrijpt daarop met de onvoorwaardelijke overgave van zijn leven te moeten ingaan door alles, heden en toekomst, aan Hem toe te wijden en in Zijn handen te leggen. Juist daarom kunnen we, met Thomas, begrijpen wat de godgewijde mens in wezen is, uitgaande van het totale karakter van zijn overgave die te vergelijken is met een volmaakt brandoffer. vgl: iia-iiae q. 186 a. 1 [[[t:iia-iiae q. 186 a. 1]]]
Referenties naar alinea 17: 2
Eerste Dag van het Godgewijde leven ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Per Filium: in de voetstappen van Christus
18
De Zoon, de weg die naar de Vader leidt, (Joh. 14, 6) [[b:Joh. 14, 6]] nodigt allen die de Vader Hem heeft gegeven (Joh. 17, 9) [[b:Joh. 17, 9]] uit, richting te geven aan hun leven door Hem te volgen. Maar van sommigen, van hen die tot het godgewijde leven worden geroepen, vraagt Hij een totale inzet, die met zich meebrengt alles prijs te geven (Mt. 19, 27) [[b:Mt. 19, 27]] om in vertrouwelijke verbondenheid met Hem te leven vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(16)]]] en Hem te volgen waarheen Hij ook gaat. (Openb. 14, 4) [[b:Openb. 14, 4]]
In de blik van Jezus, (Mc. 10, 21) [[b:Mc. 10, 21]] ”beeld van de onzichtbare God”, (Kol. 1, 15) [b:Kol. 1, 15] afstraling van de heerlijkheid van de Vader (Hebr. 1, 3) [[b:Hebr. 1, 3]] kan men de diepte aflezen van een eeuwige en grenzeloze liefde die de wortels van het bestaan raakt. vgl: Redemptionis Donum [[[3945|3]]] Wie zich daardoor laat aangrijpen kan niet anders dan alles opgeven en Hem volgen. (Mc. 1, 16-20; Mc. 2, 14; Mc. 10, 21.28) [[b:Mc. 1, 16-20; Mc. 2, 14; Mc. 10, 21.28]] Zoals Paulus beschouwt hij al het andere ”als verlies, want de Heer Christus Jezus kennen gaat alles te boven”, en daarom aarzelt hij niet alles ”voor vuilnis te houden als het erom gaat Hem te winnen” (Fil. 3, 8) [b:Fil. 3, 8]. Hij verlangt aan Hem gelijk te worden, zijn wijze van denken, voelen en leven over te nemen. Zo alles prijsgeven en de Heer volgen (Lc. 18, 28) [[b:Lc. 18, 28]] is een waardevol program voor allen die worden geroepen en voor alle tijden.
Christus nodigt sommige mensen uit om zijn leven van zuiverheid, armoede en gehoorzaamheid door middel van de evangelische raden mee te beleven; deze raden vragen van degene die daarop ingaat, het uitdrukkelijk verlangen naar algehele gelijkvormigheid met Hem en dat verlangen duidelijk te laten blijken. ”In gehoorzaamheid, zonder enig persoonlijk bezit en in zuiverheid” 1,1 [[3946]] belijden de godgewijden dat Jezus het Voorbeeld is waarin iedere deugd haar volmaaktheid bereikt. Zijn wijze van leven in zuiverheid, armoede en gehoorzaamheid blijkt inderdaad de meest radicale wijze om op deze aarde het evangelie te beleven, een manier die men goddelijk mag noemen omdat Hij, de Godmens, daarvan gebruik heeft willen maken om zijn relatie van eengeboren Zoon met de Vader en de Heilige Geest tot uitdrukking te brengen. Vandaar dat men in de christelijke traditie steeds heeft gesproken van de objectieve superioriteit van het godgewijde leven.
Ook kan men ontkend worden dat het beoefenen van de evangelische raden een bijzonder diepe en vruchtbare manier is om te delen in de zending van Christus, naar het voorbeeld van Maria van Nazareth, de eerste leerling die bereid was om zich in dienst te stellen van Gods plan door zich totaal weg te schenken. Iedere zending begint juist met die houding die Maria had bij het horen van de Blijde Boodschap ”Zie de dienstmaagd des Heren: mij geschiede naar Uw woord” (Lc. 1, 38) [b:Lc. 1, 38].
In de blik van Jezus, (Mc. 10, 21) [[b:Mc. 10, 21]] ”beeld van de onzichtbare God”, (Kol. 1, 15) [b:Kol. 1, 15] afstraling van de heerlijkheid van de Vader (Hebr. 1, 3) [[b:Hebr. 1, 3]] kan men de diepte aflezen van een eeuwige en grenzeloze liefde die de wortels van het bestaan raakt. vgl: Redemptionis Donum [[[3945|3]]] Wie zich daardoor laat aangrijpen kan niet anders dan alles opgeven en Hem volgen. (Mc. 1, 16-20; Mc. 2, 14; Mc. 10, 21.28) [[b:Mc. 1, 16-20; Mc. 2, 14; Mc. 10, 21.28]] Zoals Paulus beschouwt hij al het andere ”als verlies, want de Heer Christus Jezus kennen gaat alles te boven”, en daarom aarzelt hij niet alles ”voor vuilnis te houden als het erom gaat Hem te winnen” (Fil. 3, 8) [b:Fil. 3, 8]. Hij verlangt aan Hem gelijk te worden, zijn wijze van denken, voelen en leven over te nemen. Zo alles prijsgeven en de Heer volgen (Lc. 18, 28) [[b:Lc. 18, 28]] is een waardevol program voor allen die worden geroepen en voor alle tijden.
Christus nodigt sommige mensen uit om zijn leven van zuiverheid, armoede en gehoorzaamheid door middel van de evangelische raden mee te beleven; deze raden vragen van degene die daarop ingaat, het uitdrukkelijk verlangen naar algehele gelijkvormigheid met Hem en dat verlangen duidelijk te laten blijken. ”In gehoorzaamheid, zonder enig persoonlijk bezit en in zuiverheid” 1,1 [[3946]] belijden de godgewijden dat Jezus het Voorbeeld is waarin iedere deugd haar volmaaktheid bereikt. Zijn wijze van leven in zuiverheid, armoede en gehoorzaamheid blijkt inderdaad de meest radicale wijze om op deze aarde het evangelie te beleven, een manier die men goddelijk mag noemen omdat Hij, de Godmens, daarvan gebruik heeft willen maken om zijn relatie van eengeboren Zoon met de Vader en de Heilige Geest tot uitdrukking te brengen. Vandaar dat men in de christelijke traditie steeds heeft gesproken van de objectieve superioriteit van het godgewijde leven.
Ook kan men ontkend worden dat het beoefenen van de evangelische raden een bijzonder diepe en vruchtbare manier is om te delen in de zending van Christus, naar het voorbeeld van Maria van Nazareth, de eerste leerling die bereid was om zich in dienst te stellen van Gods plan door zich totaal weg te schenken. Iedere zending begint juist met die houding die Maria had bij het horen van de Blijde Boodschap ”Zie de dienstmaagd des Heren: mij geschiede naar Uw woord” (Lc. 1, 38) [b:Lc. 1, 38].
Referenties naar alinea 18: 1
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- In Spiritu: aan God gewijd door de Heilige Geest
19
”Een lichtende wolk overschaduwde hen” (Mt. 17, 5) [b:Mt. 17, 5]. Een belangrijke geestelijke uitleg van de Gedaanteverandering ziet in deze wolk het beeld van de Heilige Geest. Tota Trinitas apparuit: Pater in voce, Filius in homine, Spiritus in nube Clara” [[t:iiia q. 45 a. 4 ad 2]] Zoals dat voor heel het christelijk leven geldt, is er ook een nauw verband tussen de roeping tot het godgewijde leven en het werken van de Heilige Geest. Steeds weer nieuwe mensen voelen zich door de eeuwen heen dankzij het werken van de Geest getrokken tot een zo veeleisende keuze. Door zijn werken maken zij in zekere zin dezelfde ervaring door als Jeremia: ”Heer, Gij hebt mij overgehaald; ik ben bezweken” (Jer. 20, 7) [b:Jer. 20, 7]. Het is de Geest die het verlangen wekt naar een alomvattend antwoord; Hij begeleidt de groei van dit verlangen naar het uiteindelijke positieve antwoord, en geeft zijn steun bij de trouwe uitvoering ervan; door Hem wordt de geest van hen die geroepen worden, gemodelleerd en gevormd, gelijkvormig gemaakt aan de zuivere, arme en gehoorzame Christus; Hij brengt hen ertoe zijn zending op zich te nemen. Wanneer zij zich op een weg van voortdurende loutering door de Geest laten leiden worden zij steeds meer tot mensen die met Christus gelijkvormig zijn, tot een op speciale wijze verder in de geschiedenis voortbestaan van de verrezen Heer. Met grote scherpzinnigheid hebben de kerkvaders deze geestelijke weg betiteld als philocalia, dat wil zeggen liefde voor de goddelijke schoonheid die een afglans is van de goedheid van God. Een mens die door de kracht van de Heilige Geest geleidelijk tot volledige gelijkvormigheid met Christus wordt gebracht, weerspiegelt in zich een straal van het ontoegankelijk licht, en is tijdens zijn aardse pelgrimstocht op weg naar de onuitputtelijke Bron van licht. Zo wordt het godgewijde leven een bijzonder krachtig beeld van de kerk als bruid, die, door de Geest gedreven om haar bruidegom na te volgen, voor Hem verschijnt ”als een heerlijke bruid, zonder vlek of rimpel of fout, heilig en onbesmet” (Ef. 5, 27) [b:Ef. 5, 27]. Zij die door de Vader worden geroepen, komen niet buiten het leven van de mensen te staan; juist integendeel, de Geest brengt hen ertoe overeenkomstig de eigen eisen van hun levensstaat hun broeders en zusters te dienen, en inspireert hen, door het eigen charisma van de verschillende instituten, tot het verrichten van bijzondere opdrachten ten behoeve van de noden van de kerk en de wereld. Hier ligt de oorsprong van de verscheidenheid aan vormen van godgewijd leven, waardoor de kerk ”gesierd door de veelsoortige gaven van haar kinderen, te voorschijnt treedt als een bruid die zich voor haar man heeft getooid” (Openb. 21, 2) [[b:Openb. 21, 2]] Perfectae Caritatis [[677|1]] en zij over een groter verscheidenheid aan middelen beschikt om haar zending in de wereld te vervullen.
Referenties naar alinea 19: 1
Drie evangelische iconen van de Opdracht van Jezus in de Tempel ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De evangelische raden, gave van de Drieëenheid
20
De evangelische raden zijn dus in de eerste plaats een gave van de Allerheiligste Drieëenheid. Het godgewijde leven is een verkondiging van hetgeen de Vader door de Zoon in de Geest vanuit zijn liefde, goedheid en schoonheid tot stand brengt. Immers, ”deze levensstaat doet de verhevenheid van het rijk van God boven al het aardse en de hoogste eisen die daaruit volgen op bijzondere wijze uitschijnen. Hij geeft eveneens aan alle mensen het bewijs van de alles overheersende grootheid van de verheerlijkte Christus en van de onmeetbare kracht van de Heilige Geest, die in de kerk zijn wonderbaar werk verricht”. Lumen Gentium [[617|44]]
De eerste plicht van het godgewijde leven is de wondere dingen zichtbaar te maken die God tot stand brengt in de broze menselijkheid van hen die Hij roept. Meer dan door woorden leggen deze mensen van die wondere daden getuigenis af met de welsprekende taal van een vernieuwd leven dat de wereld verbaasd doet staan. Als reactie op de verbazing van de mensen verkondigen zij de genadewonderen die de Heer verricht in hen die Hij liefheeft. In zoverre de godgewijde mens zich door de Geest laat voeren tot de toppen der volmaaktheid kan hij uitroepen: ”Ik zie de schoonheid van uw genade, ik beschouw de schittering ervan, ik weerkaats zijn licht, ik word gegrepen door zijn onuitsprekelijke glans; ik geraak buiten mijzelf als ik aan mijzelf denk; oh wonder! Ik zie wat ik was en wat ik geworden ben! Ik ben vol aandacht, vervuld van eerbied voor mijzelf, vervuld van ontzag en van vrees, als stond ik voor U; ik weet niet wat ik moet doen, want angst heeft mij aangegrepen; ik weet niet waar te gaan zitten, waarheen mij te wenden, waar deze ledematen die U toebehoren, te laten rusten, waartoe, tot welk werk ze te gebruiken, deze verbazingwekkende goddelijke wonderen.” II, verzen 19-27: SC 156 [[3148]] Zo wordt het godgewijde leven tot één van de tastbare sporen die de Drieëenheid in de geschiedenis heeft achtergelaten opdat de mensen met nostalgisch verlangen de fascinerende schoonheid van God zouden kunnen kennen.
De eerste plicht van het godgewijde leven is de wondere dingen zichtbaar te maken die God tot stand brengt in de broze menselijkheid van hen die Hij roept. Meer dan door woorden leggen deze mensen van die wondere daden getuigenis af met de welsprekende taal van een vernieuwd leven dat de wereld verbaasd doet staan. Als reactie op de verbazing van de mensen verkondigen zij de genadewonderen die de Heer verricht in hen die Hij liefheeft. In zoverre de godgewijde mens zich door de Geest laat voeren tot de toppen der volmaaktheid kan hij uitroepen: ”Ik zie de schoonheid van uw genade, ik beschouw de schittering ervan, ik weerkaats zijn licht, ik word gegrepen door zijn onuitsprekelijke glans; ik geraak buiten mijzelf als ik aan mijzelf denk; oh wonder! Ik zie wat ik was en wat ik geworden ben! Ik ben vol aandacht, vervuld van eerbied voor mijzelf, vervuld van ontzag en van vrees, als stond ik voor U; ik weet niet wat ik moet doen, want angst heeft mij aangegrepen; ik weet niet waar te gaan zitten, waarheen mij te wenden, waar deze ledematen die U toebehoren, te laten rusten, waartoe, tot welk werk ze te gebruiken, deze verbazingwekkende goddelijke wonderen.” II, verzen 19-27: SC 156 [[3148]] Zo wordt het godgewijde leven tot één van de tastbare sporen die de Drieëenheid in de geschiedenis heeft achtergelaten opdat de mensen met nostalgisch verlangen de fascinerende schoonheid van God zouden kunnen kennen.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De afstraling van het trinitaire leven in de evangelische raden
21
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
De diepste betekenis van de evangelische raden wordt geopenbaard als men de relatie ervan ziet met de heilige en heiligmakende Drieëenheid. Deze raden vertolken immers de liefde van de Zoon voor de Vader in de eenheid van de Geest. Door het beoefenen van deze raden beleeft de godgewijde mens op heel intense wijze het trinitair en christologisch karakter dat het hele christelijke leven kenmerkt. In zoverre de zuiverheid van de ongehuwde mannen en vrouwen de gave aan God zichtbaar maakt van een onverdeeld hart (1 Kor. 7, 32-34) [[b:1 Kor. 7, 32-34]] is zij een weerspiegeling van de eindeloze liefde die de drie goddelijke Personen samenbindt in de geheimnisvolle diepte van het trinitaire leven; een liefde waarvan het mensgeworden Woord getuigt tot het geven van zijn leven toe; een liefde, ”in ons hart uitgestort door de Heilige Geest” (Rom. 5, 5) [b:Rom. 5, 5] die een reactie uitlokt van totale liefde voor God en de medemensen. De armoede erkent dat God de enige ware rijkdom is van de mens. Wanneer zij wordt beleefd naar het voorbeeld van Christus, die ”arm is geworden hoewel Hij rijk was” (2 Kor. 8, 9) [b:2 Kor. 8, 9] wordt zij een beeld van het zich totaal wegschenken van de drie goddelijke Personen aan elkaar. Deze wederzijdse gave stroomt uit in de schepping en wordt ten volle zichtbaar in de menswording van het Woord en in zijn verlossende dood. Wanneer de gehoorzaamheid wordt beoefend naar het voorbeeld van Christus, wiens spijze het was de wil van de Vader te doen, (Joh. 4, 34) [[b:Joh. 4, 34]] maakt zij de bevrijdende schoonheid zichtbaar van een kinderlijke, niet slaafse afhankelijkheid, gekenmerkt door een groot verantwoordelijkheidsbesef en wederzijds vertrouwen, en die in de geschiedenis een afglans is van de onderlinge liefdeseenheid van de drie goddelijke Personen. Bijgevolg dient het godgewijde leven de gave van de evangelische raden door een steeds oprechter en sterkere liefde in een trinitaire dimensie voortdurend te verdiepen: liefde voor Christus die uitnodigt tot vertrouwelijke omgang met Hem; liefde voor de Heilige Geest die ons hart opent voor Zijn ingevingen; liefde voor de Vader, eerste oorsprong en laatste doel van het godgewijde leven. vgl: Over het religieuze leven [[[3950|(4)]]] Zo wordt het godgewijde leven tot belijdenis en teken van de Drieëenheid, waarvan het mysterie aan de kerk wordt voorgehouden als model en bron van iedere vorm van christelijk leven. Zelfs het broederlijk en zusterlijk leven, krachtens hetwelk de godgewijden in Christus willen leven “één van hart en één van ziel” (Hand. 4, 32) [b:Hand. 4, 32] kan men zien als een welsprekend getuigenis van de Drieëenheid. Het belijdt de Vader die alle mensen tot één familie maken wil; het belijdt de mensgeworden Zoon die de verloste mensen in eenheid bijeenbrengt en aan hen de weg wijst door Zijn voorbeeld, gebed, woorden en vooral door Zijn dood die de bron van verzoening is voor de verdeelde en verstrooide mensen; het belijdt de Heilige Geest als beginsel van eenheid in de kerk waarbinnen Hij steeds geestelijke families en broederlijke gemeenschappen blijft verwekken.
Referenties naar alinea 21: 2
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Gelijk Christus geheiligd voor het Rijk van God
22
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Onder aandrift van de Heilige Geest is het godgewijde leven “een meer onmiddellijke navolging en een altijddurende uitbeelding in de kerk” Lumen Gentium [[617|44]] van de levensvorm die Jezus, de hoogste geheiligde en de zendeling van de Vader voor zijn Rijk, heeft aangenomen en aan zijn volgelingen heeft voorgehouden. (Mt. 4, 18-22; Mc. 1, 16-20; Lc. 5, 10-11; Joh. 15, 16) [[b:Mt. 4, 18-22; Mc. 1, 16-20; Lc. 5, 10-11; Joh. 15, 16]] In het licht van Jezus’ heiliging kunnen wij in het initiatief van de Vader als bron van alle heiligheid de oorsprong zien van het godgewijde leven. Jezus is immers zelf degene “die God gezalfd heeft met de Heilige Geest en met kracht” (Hand. 10, 38) [b:Hand. 10, 38], Hij die ”door de Vader geheiligd en in de wereld werd gezonden” (Joh. 10, 36) [b:Joh. 10, 36]. De Zoon die door de Vader geheiligd wordt, heiligt zich op Zijn beurt aan Hem toe omwille van de mensheid (Joh. 17, 19) [[b:Joh. 17, 19]]: Zijn leven in zuiverheid, armoede en gehoorzaamheid is teken van Zijn kinderlijke en algehele instemming met het plan van de Vader. (Joh. 10, 30; Joh. 14, 11) [[b:Joh. 10, 30; Joh. 14, 11]] Zijn volmaakte offerande geeft een aspect van heiliging aan alle gebeurtenissen van Zijn aardse leven.
Hij is de gehoorzame bij uitstek, die uit de hemel is neergedaald, niet om Zijn wil te doen maar de wil van Hem door Wie Hij was gezonden. (Joh. 6, 38; Hebr. 10, 5.7) [[b:Joh. 6, 38; Hebr. 10, 5.7]]. Wat Hij is en doet, legt Hij in de handen van de Vader. (Lc. 2, 49) [[b:Lc. 2, 49]]. In kinderlijke gehoorzaamheid neemt Hij de gedaante aan van een slaaf: ”Hij heeft zich van zichzelf ontdaan en het bestaan van een slaaf aangenomen…Hij werd gehoorzaam tot de dood, tot de dood aan het kruis” (Fil. 2, 7-8) [b:Fil. 2, 7-8]. In deze houding van volgzaamheid jegens de Vader wil Christus een maagdelijk leven leiden, ofschoon Hij de waarde en heiligheid van de gehuwde staat erkent en verdedigt. Zo openbaart Hij de buitengewone kostbaarheid en geheimnisvolle vruchtbaarheid van de maagdelijkheid. Zijn volledige instemming met het plan van de Vader blijkt ook uit Zijn onthechting aan de aardse goederen: ”Hij is om uwentwil arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij rijk zoudt worden door Zijn armoede” (2 Kor. 8, 9) [b:2 Kor. 8, 9]. De volkomenheid van Zijn armoede wordt zichtbaar in het volmaakte offer aan de Vader van alles wat Hij bezit.
Het godgewijde leven is werkelijk een levende herinnering aan de wijze waarop Jezus als mensgeworden Woord leefde en handelde met betrekking tot Zijn Vader en Zijn broeders en zusters. Het is de levende traditie van het leven en de boodschap van de Heiland.
Hij is de gehoorzame bij uitstek, die uit de hemel is neergedaald, niet om Zijn wil te doen maar de wil van Hem door Wie Hij was gezonden. (Joh. 6, 38; Hebr. 10, 5.7) [[b:Joh. 6, 38; Hebr. 10, 5.7]]. Wat Hij is en doet, legt Hij in de handen van de Vader. (Lc. 2, 49) [[b:Lc. 2, 49]]. In kinderlijke gehoorzaamheid neemt Hij de gedaante aan van een slaaf: ”Hij heeft zich van zichzelf ontdaan en het bestaan van een slaaf aangenomen…Hij werd gehoorzaam tot de dood, tot de dood aan het kruis” (Fil. 2, 7-8) [b:Fil. 2, 7-8]. In deze houding van volgzaamheid jegens de Vader wil Christus een maagdelijk leven leiden, ofschoon Hij de waarde en heiligheid van de gehuwde staat erkent en verdedigt. Zo openbaart Hij de buitengewone kostbaarheid en geheimnisvolle vruchtbaarheid van de maagdelijkheid. Zijn volledige instemming met het plan van de Vader blijkt ook uit Zijn onthechting aan de aardse goederen: ”Hij is om uwentwil arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij rijk zoudt worden door Zijn armoede” (2 Kor. 8, 9) [b:2 Kor. 8, 9]. De volkomenheid van Zijn armoede wordt zichtbaar in het volmaakte offer aan de Vader van alles wat Hij bezit.
Het godgewijde leven is werkelijk een levende herinnering aan de wijze waarop Jezus als mensgeworden Woord leefde en handelde met betrekking tot Zijn Vader en Zijn broeders en zusters. Het is de levende traditie van het leven en de boodschap van de Heiland.
Referenties naar alinea 22: 2
Eerste Dag van het Godgewijde leven ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Tussen Pasen en de voleinding
- Van de Thabor naar de Calvarieberg
23
Het stralend gebeuren van de Gedaanteverandering is een voorbereiding op het tragische maar niet minder glorieuze gebeuren van Calvarië. Petrus, Jakobus en Johannes aanschouwen Jezus de Heer tezamen met Mozes en Elia, met wie Hij volgens het Evangelie van Lucas spreekt ”over Zijn heengaan dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken” (Lc. 9, 31) [b:Lc. 9, 31]. De ogen van de apostelen zijn dus gericht op Jezus die aan het kruis denkt. (Lc. 9, 43-45) [[b:Lc. 9, 43-45]] Op het kruis zal Zijn maagdelijke liefde voor de Vader en voor alle mensen het sterkst tot uitdrukking komen. Zijn armoede zal er worden tot volledige ontlediging, Zijn gehoorzaamheid tot het geven van Zijn leven. De leerlingen worden uitgenodigd op te zien naar Jezus die op het kruis is verheven, waar het “Woord dat uit het zwijgen was voortgekomen”, 8, 2: Patres Apostolici, uitg. F.X. Funk, II, 237 [[989 |+ 24 ]] in Zijn zwijgen en eenzaamheid op profetische wijze de absolute transcendentie verkondigt van God over alle geschapen goederen; op dit kruis overwint Hij in Zijn vlees onze zonde, trekt Hij iedere man en vrouw tot zich en schenkt Hij aan eenieder het nieuwe leven van de opstanding. (Joh. 12, 32; Joh. 19, 34.37) [[b:Joh. 12, 32; Joh. 19, 34.37]] Alle roepingen vinden in het beschouwen van de gekruisigde Christus hun inspiratie; door de fundamentele gave van de Heilige Geest vinden daarin alle gaven, met name de gave van het godgewijde leven, hun oorsprong.
Na Maria, de moeder van Jezus, ontvangt Johannes deze gave. Hij is de leerling die Jezus liefhad en met Maria aan de voet van het kruis als getuige aanwezig was. (Joh. 19, 26-27) [[b:Joh. 19, 26-27]]. Zijn besluit zich geheel te geven is de vrucht van de goddelijke liefde waardoor hij wordt gedragen en ondersteund, en waarvan zijn hart is vervuld. Naast Maria hoort Johannes tot de lange reeks van de door God gegrepen mannen en vrouwen die, van het begin van de kerk af tot aan haar einde toe, zich geroepen voelen het Lam dat geofferd werd en leeft, te volgen waarheen het ook gaat. (Openb. 14, 1-5) [[b:Openb. 14, 1-5]] vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(3)]]]
Na Maria, de moeder van Jezus, ontvangt Johannes deze gave. Hij is de leerling die Jezus liefhad en met Maria aan de voet van het kruis als getuige aanwezig was. (Joh. 19, 26-27) [[b:Joh. 19, 26-27]]. Zijn besluit zich geheel te geven is de vrucht van de goddelijke liefde waardoor hij wordt gedragen en ondersteund, en waarvan zijn hart is vervuld. Naast Maria hoort Johannes tot de lange reeks van de door God gegrepen mannen en vrouwen die, van het begin van de kerk af tot aan haar einde toe, zich geroepen voelen het Lam dat geofferd werd en leeft, te volgen waarheen het ook gaat. (Openb. 14, 1-5) [[b:Openb. 14, 1-5]] vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(3)]]]
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het paaseffect van het godgewijde leven
24
In de verschillende vormen van leven die door de Geest in de loop van de geschiedenis zijn verwekt, ontdekt de godgewijde mens dat hij de waarheid van de God van liefde onmiddellijker en dieper ervaart naarmate hij meer onder het kruis van Christus gaat staan. Christus die in Zijn dood aan de ogen der mensen zo misvormd en zonder schoonheid toeschijnt dat de toeschouwers zich het gelaat bedekken, (Jes. 53, 2-3) [[b:Jes. 53, 2-3]] toont op het kruis ten volle de schoonheid en macht van Gods liefde. Augustinus bezingt Hem aldus: ”Schoon is God, het Woord bij God…Schoon is Hij in de hemel, schoon op de aarde…; schoon in zijn wonderen, schoon in zijn folteringen, schoon als Hij ten leven wekt, schoon als Hij zich niet bezorgd maakt over de dood…; schoon op het kruis, schoon in het graf, schoon in de hemel…Laat de zwakheid van het vlees uw ogen niet doen afwenden van de glans van Zijn schoonheid!” 44, 3: PL 36, 495-496 [[838]] Het godgewijde leven is een afspiegeling van deze glans van de liefde, want door zijn trouw aan het geheim van Calvarië belijdt het dat het in de liefde van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest gelooft en daaruit leeft. Zo helpt het de kerk zich ervan bewust te blijven dat het kruis de overmaat van de liefde van God is die over de wereld uitstroomt, het grote teken van Christus’ heilbrengende aanwezigheid, met name bij moeilijkheden en beproevingen. Voortdurend en met een bewonderenswaardige moed geven zeer veel godgewijde mensen, vaak levend in moeilijke omstandigheden, tot vervolging en martelaarschap toe, daarvan getuigenis. Hun trouw aan de éne Liefde wordt zichtbaar en krachtig in de nederigheid van een verborgen leven, het aanvaarden van het lijden om in hun eigen leven aan te vullen wat ”nog ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus” (Kol. 1, 24) [b:Kol. 1, 24], in het stille offer, de overgave aan de heilige wil van God, de serene trouw, zelfs als de krachten en het persoonlijk aanzien afnemen. De trouw aan God brengt ook tot toewijding aan de naasten, een toewijding die de godgewijden niet zonder offers beleven door steeds op te komen voor de noden van hun broeders en zusters, door edelmoedige dienst aan de armen en zieken, door het meedragen van de moeilijkheden van anderen, door hun actieve betrokkenheid bij de zorgen en beproevingen van de kerk.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Getuigen van Christus in de wereld
25
Het paasgeheim is ook de bron van het missionair besef dat een kenmerkend aspect is in het leven van de kerk. Dit wordt in het godgewijde leven op bijzondere wijze geconcretiseerd. Men kan immers zeggen dat, naast het eigen charisma van de missie-instituten of van de instituten die apostolische activiteiten in eigenlijke zin uitoefenen, het missionair besef tot de kern hoort van iedere vorm van godgewijd leven. In zoverre een godgewijd mens een leven leidt dat geheel is toegewijd aan de Vader, (Lc. 2, 49; Joh. 4, 34) [[b:Lc. 2, 49; Joh. 4, 34]] door Christus is gegrepen, (Joh. 15, 16; Gal. 1, 15-16) [[b:Joh. 15, 16; Gal. 1, 15-16]] bezield wordt door de Heilige Geest (Lc. 24, 49; Hand. 1, 8; Hand. 2, 4) [[b:Lc. 24, 49; Hand. 1, 8; Hand. 2, 4]] werkt hij of zij daadwerkelijk mee aan de zending van Jezus de Heer, (Joh. 20, 21) [[b:Joh. 20, 21]] en draagt op bijzondere wijze bij aan de vernieuwing van de wereld. De eerste missionaire taak van de godgewijde mensen heeft op henzelf betrekking; en zij vervullen die taak door hun hart open te stellen voor het werken van Christus’ Geest. Hun getuigenis helpt de hele kerk zich te herinneren dat het belangrijkste is, God in vrijheid te dienen, hetgeen mogelijk is geworden dankzij de genade van Christus die aan de gelovige door de Heilige Geest wordt geschonken. Zo wordt aan de wereld de vrede verkondigd die van de Vader komt, de zelfgave waarvan de Zoon getuigt en de vreugde die de vrucht is van de Heilige Geest. De godgewijde mensen zullen in de eerste plaats missionair zijn door zich er steeds dieper van te doordringen dat ze door God geroepen en gekozen zijn, dat ze op Hem heel hun leven moeten richten, aan Hem alles moeten offeren wat ze hebben en zijn, en dat zij zich moeten losmaken van alles wat de volkomenheid van hun antwoord in liefde zou belemmeren. Zo zullen ze kunnen worden tot een authentiek teken van Christus in de wereld. Ook hun levensstijl moet een weerspiegeling zijn van het ideaal dat zij belijden, waarbij zij zich levende tekenen van God tonen en het evangelie op overtuigende wijze, ook al is het vaak in stilte, verkondigen. Met name in de huidige, vaak geseculariseerde maar toch voor de taal der tekenen gevoelige cultuur, moet de kerk steeds erop uit zijn haar aanwezigheid zichtbaar te maken in het daagse leven. Daartoe mag zij terecht een bijzondere bijdrage verwachten van godgewijde mensen die immers geroepen zijn om in iedere situatie concreet te doen blijken dat zij aan Christus toebehoren. Aangezien het ordeskleed een teken is van toewijding, van armoede en van lidmaatschap van een bepaalde religieuze familie dring ik, samen met de synodevaders, bij de religieuzen erop aan gekleed te gaan in hun op passende wijze aan de omstandigheden van tijd en plaats aangepast habijt. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(25)]]] vgl: Perfectae Caritatis [[[677|17]]] Als gerechtvaardige eisen van apostolaat dat vragen, kunnen zij overeenkomstig de regels van hun instituut ook eenvoudige en passende kleren dragen, met daarbij een geschikt symbool, zodat zij als godgewijden herkenbaar zijn. Instituten die van hun oorsprong af en vanwege de bepalingen van hun constituties geen speciaal ordeskleed hebben, dienen ervoor te zorgen dat de kleding van hun leden eenvoudig is en past bij de aard van hun roeping. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(25)]]]
Referenties naar alinea 25: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Eschatologisch aspect van het godgewijde leven
26
De zorgen van het apostolaat zijn tegenwoordig steeds dringender en de betrokkenheid bij de dingen van deze wereld dreigt de mensen steeds meer in beslag te nemen; daarom is het bijzonder nuttig te wijzen op het eschatologisch karakter van het godgewijde leven. ”Waar uw schat is daar zal ook uw hart zijn” (Mt. 6, 21) [b:Mt. 6, 21]. De unieke schat van het Koninkrijk wekt begeerte, verwachting, betrokkenheid en getuigenis. De verwachting van het komen van de Heer leefde bijzonder sterk in de primitieve kerk. Maar de kerk is door alle eeuwen heen deze houding van hoop blijven koesteren: aldoor heeft zij de gelovigen gevraagd uit te zien naar het heil dat spoedig geopenbaard zou worden, ”want de wereld die wij zien, gaat voorbij” (1 Kor. 7, 31) [b:1 Kor. 7, 31]. (1 Pt. 1, 3-6) [[b:1 Pt. 1, 3-6]] vgl: Lumen Gentium [[[617|42]]] In dit perspectief begrijpt men beter de rol van het godgewijde leven als eschatologisch teken. Door alle tijden heen heeft men geleerd dat dit godgewijde leven als het ware een voorafschaduwing is van het komende Rijk. Het Tweede Vaticaans Concilie herneemt deze leer als het stelt dat het godgewijde leven ”de toekomstige verrijzenis in de heerlijkheid van het hemels rijk” aankondigt. vgl: Lumen Gentium [[[617|44]]] Dat gebeurt allereerst door het kiezen voor maagdelijkheid, die de traditie steeds heeft verstaan als een vooruitlopen op de komende wereld die reeds nu in de mens werkzaam is en hem in heel zijn wezen verandert. Mensen die hun leven aan Christus hebben toegewijd, kunnen alleen maar leven in het verlangen, Hem te ontmoeten om voorgoed met Hem te zijn. Vandaar die vurige verwachting, dat verlangen om ”onder te gaan in het Vuur van de liefde dat in hen brandt en dat niets anders is dan de Heilige Geest”, I, 14: Oeuvre complètes, Parijs (1991) [[3952]] een verwachting en verlangen dat geschraagd wordt door de gaven die de Heer vrijgevig schenkt aan allen die zoeken naar de dingen van omhoog. (Kol. 3, 1) [[b:Kol. 3, 1]] Opziende naar de dingen van de Heer herinnert de godgewijde mens eraan dat ”wij hier geen blijvende stad hebben” (Hebr. 13, 14) [b:Hebr. 13, 14], omdat ”ons vaderland in de hemel is” (Fil. 3, 20) [b:Fil. 3, 20]. Het enige noodzakelijke is te zoeken naar “het koninkrijk en zijn gerechtigheid” (Mt. 6, 33) [b:Mt. 6, 33] onder niet aflatend bidden om de komst van de Heer.
Referenties naar alinea 26: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Actieve verwachting: inzet en waakzaamheid
27
Gaudeamus ->=geentekst=
”Kom, Heer Jezus !” (Openb. 22, 20) [b:Openb. 22, 20] Dit verwachten is geenszins passief; het wendt zich weliswaar naar het komend Rijk maar wordt zichtbaar in arbeid en zending, opdat het Koninkrijk reeds nu onder ons komt door de geest van de zaligsprekingen, een geest die in de menselijke samenleving een werkelijk verlangen kan wekken naar gerechtigheid, vrede, solidariteit, vergeving. Dat blijkt heel duidelijk uit de geschiedenis van het godgewijde leven dat steeds heel vruchtbaar is geweest voor de wereld. Door hun charisma worden de godgewijden tot teken van de Geest, uitwijzend naar een nieuwe, door geloof en christelijke hoop overstraalde toekomst. Het eschatologisch uitzien wordt concreet in de zending, opdat het Koninkrijk in toenemende mate hier en nu werkelijkheid wordt. Het gebed “Kom, Heer Jezus” gaat samen met dat andere gebed ”uw Rijk kome” (Mt. 6, 10) [b:Mt. 6, 10]. Wie waakzaam uitziet naar de vervulling van wat Christus heeft beloofd, kan ook hoop wekken bij zijn broeders en zusters, die zo vaak ontmoedigd zijn en pessimistisch over de toekomst denken. Zijn hoop is gegrondvest op de belofte van God die in het geopenbaarde Woord vervat ligt: de geschiedenis van de mens is op weg naar de ”nieuwe hemel en nieuwe aarde” (Openb. 21, 1) [b:Openb. 21, 1] wanneer Hij ”alle tranen van hun ogen zal afwissen, en de dood niet meer zal zijn: geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij” (Openb. 21, 4) [b:Openb. 21, 4]. Het godgewijde leven staat in dienst van het voorgoed stralen van de goddelijke heerlijkheid, wanneer alle vlees het heil van God zal zien. (Lc. 3, 6; Jes. 40, 5) [[b:Lc. 3, 6; Jes. 40, 5]] Het christelijk Oosten benadrukt dit aspect als het de monniken aanduidt als engelen van God op aarde die de vernieuwing van de wereld in Christus aankondigen. In het Westen is het monnikendom gedachtenisviering en waken: gedenken van de grote dingen die God doet, waken in afwachting van het moment dat de hoop uiteindelijk in vervulling zal gaan. Het monnikendom en het contemplatieve leven worden niet moe te herhalen dat Gods voorrang boven al het andere aan het bestaan van de mens volle betekenis en vreugde schenkt, want de mens is voor God geschapen en vindt pas rust in hem. vgl: 1,1: PL 32,661 [[[850]]]
Referenties naar alinea 27: 2
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Gaudeamus ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De Maagd Maria, voorbeeld voor de toewijding en de 'sequela Christi'
28
Vanaf haar onbevlekte ontvangenis weerspiegelt Maria op de meest volmaakte wijze de schoonheid van God. ”Alschone”, met die erenaam roept de kerk haar aan. ”De relatie die iedere gelovige met de heilige Maagd Maria heeft als gevolg van zijn vereniging met Christus komt nog duidelijker naar voren in het leven van de godgewijde mensen..Bij alle instituten voor godgewijd leven leeft de overtuiging dat Maria’s aanwezigheid van fundamenteel belang is zowel voor het geestelijk leven van iedere godgewijde als voor de hechte eenheid en vooruitgang van de gehele gemeenschap.” Titels van Maria in de Kerk [[3953|(1)]] Maria is inderdaad het sublieme voorbeeld van de volmaakte toewijding doordat zij geheel aan God toebehoort en zich totaal aan Hem geeft. Zij is door de Heer uitverkoren omdat Hij in haar het geheim van de menswording wilde voltrekken, en zo herinnert zij de godgewijde mensen eraan dat het initiatief allereerst bij God ligt. Tegelijk is Maria, die instemde met het goddelijk Woord dat in haar is mensgeworden, voorbeeld van het ontvangen van de genade door de mens. De Maagd, die tijdens het verborgen leven in Nazareth samen met Jozef in Jezus’ nabijheid leefde, en op de beslissende ogenblikken van Zijn openbaar leven aanwezig was, leert ons Hem onvoorwaardelijk na te volgen en te dienen. In haar, ”heiligdom van de Heilige Geest”, Lumen Gentium [[617|53]] schittert zo heel de glans van de nieuwe schepping. Het godgewijde leven beschouwt haar als heerlijk voorbeeld van toewijding aan de Vader, vereniging met haar Zoon en volgzaamheid aan de Heilige Geest, en het besef dat ”het volgen van de levensstaat van maagdelijkheid en armoede” Lumen Gentium [[617|46]] van Christus ook de navolging van Maria’s wijze van leven betekent. Bovendien vindt de godgewijde mens in de maagd op heel speciale titel een moeder. Wel werd op de Calvarieberg aan Maria het nieuwe moederschap geschonken als een gave die voor alle christenen bestemd was, maar dit heeft toch bijzondere betekenis voor hen die hun leven geheel en al aan Christus hebben toegewijd. ”Zie daar uw moeder” (Joh. 19, 27) [b:Joh. 19, 27], de woorden van Jezus tot ”de leerling die Hij liefhad” (Joh. 19, 26) [b:Joh. 19, 26] hebben een bijzondere diepte voor het leven van de godgewijden. Zoals Johannes moeten zij immers de heilige Maagd Maria bij zich opnemen, (Joh. 19, 27) [[b:Joh. 19, 27]] haar liefhebben en navolgen met de onvoorwaardelijkheid die hun roeping van hen vraagt; in ruil daarvoor zullen zij een heel speciale moederlijke tederheid ervaren. De Maagd schenkt hun de liefde waardoor zij iedere dag hun leven voor Christus kunnen offeren en met Hem samenwerken voor het heil van de wereld. Vandaar dat een kinderlijke verstandhouding tot Maria de koninklijke weg is om trouw te zijn aan de eigen roeping, en een doeltreffende hulp om daarin vooruitgang te maken en haar volledig te beleven. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(55)]]]
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- In de kerk en voor de kerk
- 'Het is goed dat wij hier zijn': het godgewijde leven in het mysterie van de kerk
29
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Bij de gedaanteverandering zegt Petrus uit naam van de andere apostelen: ”het is goed dat wij hier zijn” (Mt. 17, 4) [b:Mt. 17, 4]. Hoewel heel zijn geest en hart verrukt zijn door het zien van Christus’ heerlijkheid, wordt hij daardoor niet geïsoleerd, maar in tegendeel dieper verbonden met het ”wij” van de leerlingen.
Dit aspect van het ”wij” brengt ons ertoe na te denken over de plaats van het godgewijde leven in het mysterie van de kerk. In de laatste tijd heeft theologische reflectie over het wezen van het godgewijde leven de nieuwe perspectieven verder verdiept die uit de leer van het Tweede Vaticaans Concilie voortvloeien. In het licht daarvan heeft men erkend dat de beoefening van de evangelische raden onweerlegbaar behoort tot het leven en de heiligheid van de kerk. vgl: Lumen Gentium [[[617|44]]] Dit betekent dat het godgewijde leven, dat vanaf het eerste begin bestaat, nooit in de kerk zal kunnen ontbreken, omdat het een wezenlijk en onvervangbaar element daarvan is en het wezen van de kerk tot uitdrukking brengt.
Dit is overduidelijk, gezien alleen al het feit dat het beoefenen van de evangelische raden nauw verbonden is met het Christusmysterie; want het heeft tot taak om in zekere zin de levensvorm tegenwoordig te stellen die Christus koos, en de absolute eschatologische betekenis ervan te laten zien. Door sommige mensen uit te nodigen alles prijs te geven om Hem te volgen heeft Jezus zelf deze levensstaat ingesteld; deze zou zich onder inwerking van de Heilige Geest in de loop der eeuwen verder ontwikkelen tot de verschillende vormen van godgewijd leven. De opvatting over een kerk die alleen uit gewijde bedienaars en leken zou bestaan, beantwoordt dus niet aan de bedoelingen van haar goddelijke Stichter zoals die uit de evangeliën en andere nieuwtestamentische geschriften blijken.
Dit aspect van het ”wij” brengt ons ertoe na te denken over de plaats van het godgewijde leven in het mysterie van de kerk. In de laatste tijd heeft theologische reflectie over het wezen van het godgewijde leven de nieuwe perspectieven verder verdiept die uit de leer van het Tweede Vaticaans Concilie voortvloeien. In het licht daarvan heeft men erkend dat de beoefening van de evangelische raden onweerlegbaar behoort tot het leven en de heiligheid van de kerk. vgl: Lumen Gentium [[[617|44]]] Dit betekent dat het godgewijde leven, dat vanaf het eerste begin bestaat, nooit in de kerk zal kunnen ontbreken, omdat het een wezenlijk en onvervangbaar element daarvan is en het wezen van de kerk tot uitdrukking brengt.
Dit is overduidelijk, gezien alleen al het feit dat het beoefenen van de evangelische raden nauw verbonden is met het Christusmysterie; want het heeft tot taak om in zekere zin de levensvorm tegenwoordig te stellen die Christus koos, en de absolute eschatologische betekenis ervan te laten zien. Door sommige mensen uit te nodigen alles prijs te geven om Hem te volgen heeft Jezus zelf deze levensstaat ingesteld; deze zou zich onder inwerking van de Heilige Geest in de loop der eeuwen verder ontwikkelen tot de verschillende vormen van godgewijd leven. De opvatting over een kerk die alleen uit gewijde bedienaars en leken zou bestaan, beantwoordt dus niet aan de bedoelingen van haar goddelijke Stichter zoals die uit de evangeliën en andere nieuwtestamentische geschriften blijken.
Referenties naar alinea 29: 2
Roeping tot heiligheid ->=geentekst=Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Nieuwe en speciale toeheiliging aan God
30
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
In de traditie van de kerk wordt de religieuze professie beschouwd als een uniek en vruchtbaar verdiepen van de toeheiliging aan God door de doop: de innige verbondenheid met Christus die aanving met het doopsel, doet zij door het beoefenen van de evangelische raden verder groeien tot de gave van een meer expliciete en volledige gelijkvormigheid. vgl: Redemptionis Donum [[[3945|7]]]
Deze verdere toewijding verschilt echter op speciale wijze van de toeheiliging door het doopsel waarvan ze geen noodzakelijke consequentie is. vgl: Lumen Gentium [[[617|44]]] vgl: Over het gewijde leven [[[3954|(5)]]] In feite wordt ieder die in Christus is herboren, geroepen om, met de kracht die een gave is van de Geest, de kuisheid van zijn levensstaat te onderhouden, aan God en de kerk te gehoorzamen, zich op redelijke wijze te onthechten aan materiële dingen. Want allen zijn geroepen tot de heiligheid die in de volmaakte liefde is gelegen. vgl: Lumen Gentium [[[617|42]]] Maar uit zich vraagt het doopsel niet dat men juist in de vorm van de evangelische raden celibatair of maagdelijk leeft, afziet van eigen bezit, aan een overste gehoorzaamt. Het beoefenen van die raden veronderstelt dus een bijzondere gave van God die niet aan iedereen wordt geschonken, zoals Jezus zelf benadrukt met betrekking tot het vrijwillige celibaat. (Mt. 19, 10-12) [[b:Mt. 19, 10-12]]
Bovendien gaat die uitnodiging gepaard met een speciale gave van de Heilige Geest opdat de godgewijde mens aan zijn roeping en zending kan beantwoorden. Vandaar dat, zoals uit de oosterse en westerse liturgie bij de gelofteaflegging van monniken en religieuzen en bij de maagdenwijding blijkt, de kerk de gave van de Heilige Geest over de gekozenen afroept en hun zelfgave verenigt met het offer van Christus. vgl. Rituale Romanum,.. vgl. Rituale Romanum, 'De rite voor de religieuze professie', plechtige zegening of wijding van de mannelijke professen, 67; en de vrouwelijke professen, 72 vgl: 'Rite voor de maagdenwijding', 38 [[[2695]]] vgl. Eucologion Sive Rituale.. vgl. Eucologion Sive Rituale Graecorum, Officium Parvi Habitum id est Mandiae, 384-385 vgl. Pontificale Iuxta Ritum.. vgl. Pontificale Iuxta Ritum Ecclesiae Syrorum Occidentalium id est Antiochiae, Ordo Rituum Monasticorum (Vatican City: Polyglot Press, 1942), 307-309
De beoefening van de evangelische raden is ook een verdere ontplooiing van de sacramentele genade van het vormsel, maar gaat verder dan de normale eisen van de bij het vormsel ontvangen toeheiliging aan God, krachtens een speciale gave van de Heilige Geest die de weg baant naar nieuwe mogelijkheden en vruchten van apostolaat en heiligheid. De geschiedenis van het godgewijde leven toont dat aan.
Wat de priesters betreft die de gelofte afleggen van de evangelische raden, leert de ervaring dat het afleggen van die gelofte aan het sacrament van de priesterwijding een bijzondere vruchtbaarheid schenkt. Want het beoefenen van de evangelische raden vereist een nauwere band met de Heer en bevordert die ook. Mede dankzij de eigen spiritualiteit van zijn instituut en het apostolisch karakter van zijn charisma ondervindt de priester die de evangelische raden beoefent, bijzondere steun om in zich het Christusmysterie ten volle te beleven. Bij hem smelten de roeping tot het priesterschap en die tot het godgewijde leven samen en vormen een diepe en dynamische eenheid.
Onmetelijk kostbaar voor het leven van de kerk is ook de bijdrage van de priesterreligieuzen die zich geheel aan de beschouwing wijden. Met name bij het vieren van de eucharistie voltrekken zij een handeling van en voor de kerk, waarmee, zij, in verbondenheid met Christus die zich aan de Vader offert voor het heil van de gehele wereld, het offer van zichzelf verenigen. vgl: PL 145, 231-252 [[[3955]]]
Deze verdere toewijding verschilt echter op speciale wijze van de toeheiliging door het doopsel waarvan ze geen noodzakelijke consequentie is. vgl: Lumen Gentium [[[617|44]]] vgl: Over het gewijde leven [[[3954|(5)]]] In feite wordt ieder die in Christus is herboren, geroepen om, met de kracht die een gave is van de Geest, de kuisheid van zijn levensstaat te onderhouden, aan God en de kerk te gehoorzamen, zich op redelijke wijze te onthechten aan materiële dingen. Want allen zijn geroepen tot de heiligheid die in de volmaakte liefde is gelegen. vgl: Lumen Gentium [[[617|42]]] Maar uit zich vraagt het doopsel niet dat men juist in de vorm van de evangelische raden celibatair of maagdelijk leeft, afziet van eigen bezit, aan een overste gehoorzaamt. Het beoefenen van die raden veronderstelt dus een bijzondere gave van God die niet aan iedereen wordt geschonken, zoals Jezus zelf benadrukt met betrekking tot het vrijwillige celibaat. (Mt. 19, 10-12) [[b:Mt. 19, 10-12]]
Bovendien gaat die uitnodiging gepaard met een speciale gave van de Heilige Geest opdat de godgewijde mens aan zijn roeping en zending kan beantwoorden. Vandaar dat, zoals uit de oosterse en westerse liturgie bij de gelofteaflegging van monniken en religieuzen en bij de maagdenwijding blijkt, de kerk de gave van de Heilige Geest over de gekozenen afroept en hun zelfgave verenigt met het offer van Christus. vgl. Rituale Romanum,.. vgl. Rituale Romanum, 'De rite voor de religieuze professie', plechtige zegening of wijding van de mannelijke professen, 67; en de vrouwelijke professen, 72 vgl: 'Rite voor de maagdenwijding', 38 [[[2695]]] vgl. Eucologion Sive Rituale.. vgl. Eucologion Sive Rituale Graecorum, Officium Parvi Habitum id est Mandiae, 384-385 vgl. Pontificale Iuxta Ritum.. vgl. Pontificale Iuxta Ritum Ecclesiae Syrorum Occidentalium id est Antiochiae, Ordo Rituum Monasticorum (Vatican City: Polyglot Press, 1942), 307-309
De beoefening van de evangelische raden is ook een verdere ontplooiing van de sacramentele genade van het vormsel, maar gaat verder dan de normale eisen van de bij het vormsel ontvangen toeheiliging aan God, krachtens een speciale gave van de Heilige Geest die de weg baant naar nieuwe mogelijkheden en vruchten van apostolaat en heiligheid. De geschiedenis van het godgewijde leven toont dat aan.
Wat de priesters betreft die de gelofte afleggen van de evangelische raden, leert de ervaring dat het afleggen van die gelofte aan het sacrament van de priesterwijding een bijzondere vruchtbaarheid schenkt. Want het beoefenen van de evangelische raden vereist een nauwere band met de Heer en bevordert die ook. Mede dankzij de eigen spiritualiteit van zijn instituut en het apostolisch karakter van zijn charisma ondervindt de priester die de evangelische raden beoefent, bijzondere steun om in zich het Christusmysterie ten volle te beleven. Bij hem smelten de roeping tot het priesterschap en die tot het godgewijde leven samen en vormen een diepe en dynamische eenheid.
Onmetelijk kostbaar voor het leven van de kerk is ook de bijdrage van de priesterreligieuzen die zich geheel aan de beschouwing wijden. Met name bij het vieren van de eucharistie voltrekken zij een handeling van en voor de kerk, waarmee, zij, in verbondenheid met Christus die zich aan de Vader offert voor het heil van de gehele wereld, het offer van zichzelf verenigen. vgl: PL 145, 231-252 [[[3955]]]
Referenties naar alinea 30: 7
Geroepen zijn tot het Mysterie van de Kerk ->=geentekst=Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De onderlinge betrekkingen tussen de verschillende levensstaten
31
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
Er zijn wederzijdse betrekkingen tussen de verschillende geledingen waaruit naar de wil van Jezus de Heer het leven van de kerk is opgebouwd. Het is goed om deze te bezien. Krachtens hun wedergeboorte in Christus delen alle gelovigen in dezelfde waardigheid, zijn zij allen tot heiligheid geroepen, hebben allen deel aan de opbouw van het éne Lichaam van Christus, ieder overeenkomstig de eigen roeping en de gaven die hij of zij van de Heilige Geest heeft ontvangen. (Rom. 12, 3-8) [[b:Rom. 12, 3-8]] vgl: Lumen Gentium [[[617|32]]] vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|208]]] vgl: Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [[[574|(11)]]] De gelijke waardigheid van alle leden van de kerk is het werk van de Heilige Geest, berust op doopsel en vormsel, en wordt gesterkt door de eucharistie. Maar ook de veelsoortigheid is het werk van de Heilige Geest. Deze zelfde Geest maakt de kerk tot een organische eenheid in de verscheidenheid van de roepingen, charisma’s en bedieningen. vgl: Ad Gentes Divinitus [[[703|4]]] vgl: Lumen Gentium [[[617|4.12.13]]] vgl: Gaudium et Spes [[[575|32]]] vgl: Apostolicam Actuositatem [[[653|3]]] vgl: Christifideles laici [[[692|20-21]]] vgl: Communionis notio [[[306|15]]]
De onderscheiden roepingen tot het leven als leek, tot het gewijde ambt en tot het godgewijde leven kunnen als grondmodel worden beschouwd, aangezien iedere persoonlijke roeping, – of men deze nu afzonderlijk of tezamen beschouwt naargelang de rijkdom van Gods gave – daaronder valt of daarop terug te voeren is. Bovendien staan ze in elkanders dienst om het Lichaam van Christus in de geschiedenis te doen groeien, en terwille van zijn zending in de wereld. In de kerk zijn allen door het doopsel en vormsel aan God toegeheiligd, maar het gewijde ambt en het godgewijde leven veronderstellen beide een onderscheiden roeping en een speciale vorm van wijding met het oog op een bijzondere zending.
”De eigen roeping van de leken ligt hierin, dat zij het rijk van God zoeken juist door de tijdelijke aangelegenheden te behartigen en volgens de wil van God te regelen.” Lumen Gentium [[617|31]] De eigen grondslag van deze roeping is de toeheiliging aan God door doopsel en vormsel die alle leden van het volk van God gemeen hebben. In toevoeging aan deze fundamentele toeheiliging aan God worden de gewijde ambtsdragers door de ordinaris gewijd om in de tijd de apostolische bediening voort te zetten. De godgewijde mensen die de evangelische raden volgen, ontvangen een nieuwe en speciale wijding, die weliswaar geen sacramentele wijding is, maar die hen wel verplicht om, in celibaat, armoede en gehoorzaamheid, te leven zoals Jezus zelf heeft gedaan en zoals Hij aan zijn leerlingen heeft voorgehouden. Ook al zijn de verschillende categorieën facetten van het éne Christusmysterie, toch is wereldse activiteit speciaal, maar niet exclusief, kenmerkend voor leken, ambtsbediening voor de geestelijkheid, bijzondere gelijkvormigheid met de zuivere, arme en gehoorzame Christus voor de godgewijden.
De onderscheiden roepingen tot het leven als leek, tot het gewijde ambt en tot het godgewijde leven kunnen als grondmodel worden beschouwd, aangezien iedere persoonlijke roeping, – of men deze nu afzonderlijk of tezamen beschouwt naargelang de rijkdom van Gods gave – daaronder valt of daarop terug te voeren is. Bovendien staan ze in elkanders dienst om het Lichaam van Christus in de geschiedenis te doen groeien, en terwille van zijn zending in de wereld. In de kerk zijn allen door het doopsel en vormsel aan God toegeheiligd, maar het gewijde ambt en het godgewijde leven veronderstellen beide een onderscheiden roeping en een speciale vorm van wijding met het oog op een bijzondere zending.
”De eigen roeping van de leken ligt hierin, dat zij het rijk van God zoeken juist door de tijdelijke aangelegenheden te behartigen en volgens de wil van God te regelen.” Lumen Gentium [[617|31]] De eigen grondslag van deze roeping is de toeheiliging aan God door doopsel en vormsel die alle leden van het volk van God gemeen hebben. In toevoeging aan deze fundamentele toeheiliging aan God worden de gewijde ambtsdragers door de ordinaris gewijd om in de tijd de apostolische bediening voort te zetten. De godgewijde mensen die de evangelische raden volgen, ontvangen een nieuwe en speciale wijding, die weliswaar geen sacramentele wijding is, maar die hen wel verplicht om, in celibaat, armoede en gehoorzaamheid, te leven zoals Jezus zelf heeft gedaan en zoals Hij aan zijn leerlingen heeft voorgehouden. Ook al zijn de verschillende categorieën facetten van het éne Christusmysterie, toch is wereldse activiteit speciaal, maar niet exclusief, kenmerkend voor leken, ambtsbediening voor de geestelijkheid, bijzondere gelijkvormigheid met de zuivere, arme en gehoorzame Christus voor de godgewijden.
Referenties naar alinea 31: 3
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De bijzondere betekenis van het godgewijde leven
32
In dit harmonieus geheel van gaven heeft ieder van de fundamentele levensvormen tot opdracht, op eigen wijze een bepaald aspect uit te drukken van het éne mysterie van Christus. De speciale taak in het leven van de leek is de boodschap van het evangelie te doen klinken in de tijdelijke werkelijkheid; zij die deel uitmaken van de gewijde stand, met name de bisschoppen, oefenen een onvervangbaar ambt uit binnen de kerkelijke gemeenschap. De bisschoppen hebben de plicht het volk van God leiding te geven door onderricht in het Woord, bediening van de sacramenten en de uitoefening van de gewijde macht in dienst van de kerkgemeenschap, die een hiërarchisch opgebouwde organische gemeenschap is. vgl: Lumen Gentium [[[617|12]]] vgl: Christifideles laici [[[692|20-21]]]
Met betrekking tot de opdracht van de kerk, heiligheid zichtbaar te maken, moet erkend worden dat het godgewijde leven objectief een zeer vooraanstaande plaats inneemt, want het weerspiegelt Christus’ eigen wijze van leven. Juist daarom is het een bijzonder rijke manifestatie van de evangelische waarden en een volmaakter verwerkelijking van het doel van de kerk, de heiliging namelijk van de mensheid. Het godgewijde leven is in zekere zin een aankondiging van en een vooruitlopen op de toekomende tijd: als de volheid van het rijk der hemelen zal zijn gekomen, dat nu reeds in kiem en geheim aanwezig is, vgl: Lumen Gentium [[[617|5]]] zullen de kinderen van de verrijzenis geen man of vrouw meer kiezen maar zullen ze zijn zoals de engelen in de hemel. (Mt. 22, 30) [[b:Mt. 22, 30]]
De kerk heeft altijd de bijzonder grote betekenis geleerd van de volmaakte kuisheid omwille van het Rijk, vgl: Sessio XXIV - Doctrina de sacramento matrimonii [[[734|+16]]] vgl: Sacra virginitas [[[1939]]] en beschouwt deze terecht als de ‘toegangspoort’ tot het gehele godgewijde leven. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(17)]]] Overigens heeft de kerk grote hoogachting voor de roeping tot het huwelijk waarin de echtgenoten ”getuigen en medewerkers worden van de vruchtbaarheid van onze moeder de kerk, tot teken van en deelachtigheid aan de liefde waarmee Christus zijn bruid heeft bemind en zich voor haar heeft overgeleverd.” Lumen Gentium [[617|41]]
In dit voor alle godgewijd leven gemeenschappelijk perspectief kan men verschillende maar elkaar aanvullende wegen onderscheiden. De religieuzen die zich geheel wijden aan de beschouwing zijn op bijzondere wijze beeld van de op de berg biddende Christus. vgl: Lumen Gentium [[[617|46]]] Godgewijden met een actief leven laten Christus zien ”zoals Hij aan de scharen het rijk van God verkondigt, zieken en gewonden geneest en zondaars tot een deugdzaam leven bekeert, of de kinderen zegent en iedereen weldoet”. vgl: Lumen Gentium [[[617|46]]] De leden van de seculiere instituten dienen op hun eigen manier de komst van het Rijk van God; zij verenigen in een heel eigen synthese de betekenis van de toewijding aan God en van het leven in de wereld. Door hun toewijding in de wereld en vanuit de wereld te beleven vgl: Primo feliciter [[[3956|(6)]]] ”beijveren zij zich alles met de geest van het evangelie als een zuurdeeg te doordringen tot kracht en groei van het Lichaam van Christus”. 1 [[30|713]] vgl: 2 [[[574|(563)]]] Daartoe delen zij in de missionaire opdracht van de kerk door het persoonlijk getuigenis van hun christelijk leven, door het tijdelijke te helpen ordenen volgens Gods bedoeling, door op hun eigen seculiere manier van leven mede te werken aan de dienst van de kerkelijke gemeenschap. vgl: 2 [[[30|713]]] vgl: 3; hierin wordt een speciaal woord gewijd aan de ‘clerici-leden’ van de seculiere instituten [[[30|713]]]
Met betrekking tot de opdracht van de kerk, heiligheid zichtbaar te maken, moet erkend worden dat het godgewijde leven objectief een zeer vooraanstaande plaats inneemt, want het weerspiegelt Christus’ eigen wijze van leven. Juist daarom is het een bijzonder rijke manifestatie van de evangelische waarden en een volmaakter verwerkelijking van het doel van de kerk, de heiliging namelijk van de mensheid. Het godgewijde leven is in zekere zin een aankondiging van en een vooruitlopen op de toekomende tijd: als de volheid van het rijk der hemelen zal zijn gekomen, dat nu reeds in kiem en geheim aanwezig is, vgl: Lumen Gentium [[[617|5]]] zullen de kinderen van de verrijzenis geen man of vrouw meer kiezen maar zullen ze zijn zoals de engelen in de hemel. (Mt. 22, 30) [[b:Mt. 22, 30]]
De kerk heeft altijd de bijzonder grote betekenis geleerd van de volmaakte kuisheid omwille van het Rijk, vgl: Sessio XXIV - Doctrina de sacramento matrimonii [[[734|+16]]] vgl: Sacra virginitas [[[1939]]] en beschouwt deze terecht als de ‘toegangspoort’ tot het gehele godgewijde leven. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(17)]]] Overigens heeft de kerk grote hoogachting voor de roeping tot het huwelijk waarin de echtgenoten ”getuigen en medewerkers worden van de vruchtbaarheid van onze moeder de kerk, tot teken van en deelachtigheid aan de liefde waarmee Christus zijn bruid heeft bemind en zich voor haar heeft overgeleverd.” Lumen Gentium [[617|41]]
In dit voor alle godgewijd leven gemeenschappelijk perspectief kan men verschillende maar elkaar aanvullende wegen onderscheiden. De religieuzen die zich geheel wijden aan de beschouwing zijn op bijzondere wijze beeld van de op de berg biddende Christus. vgl: Lumen Gentium [[[617|46]]] Godgewijden met een actief leven laten Christus zien ”zoals Hij aan de scharen het rijk van God verkondigt, zieken en gewonden geneest en zondaars tot een deugdzaam leven bekeert, of de kinderen zegent en iedereen weldoet”. vgl: Lumen Gentium [[[617|46]]] De leden van de seculiere instituten dienen op hun eigen manier de komst van het Rijk van God; zij verenigen in een heel eigen synthese de betekenis van de toewijding aan God en van het leven in de wereld. Door hun toewijding in de wereld en vanuit de wereld te beleven vgl: Primo feliciter [[[3956|(6)]]] ”beijveren zij zich alles met de geest van het evangelie als een zuurdeeg te doordringen tot kracht en groei van het Lichaam van Christus”. 1 [[30|713]] vgl: 2 [[[574|(563)]]] Daartoe delen zij in de missionaire opdracht van de kerk door het persoonlijk getuigenis van hun christelijk leven, door het tijdelijke te helpen ordenen volgens Gods bedoeling, door op hun eigen seculiere manier van leven mede te werken aan de dienst van de kerkelijke gemeenschap. vgl: 2 [[[30|713]]] vgl: 3; hierin wordt een speciaal woord gewijd aan de ‘clerici-leden’ van de seculiere instituten [[[30|713]]]
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Getuigen van het evangelie van de zaligsprekingen
33
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Een speciale opdracht van het godgewijde leven is onder de gedoopten het besef levend te houden voor de wezenlijke waarden van het evangelie door ”een welsprekend en verheven getuigenis af te leggen van het feit dat de wereld niet van gedaante kan veranderen noch aan God opgedragen kan worden zonder de geest van de zaligsprekingen”. Lumen Gentium [[617|31]] Zo doet het godgewijde leven het volk van God blijvend beseffen dat het door heiligheid van leven beantwoorden moet aan de liefde van God die door de heilige Geest in de harten is uitgestort (Rom. 5, 5) [[b:Rom. 5, 5]], doordat zij in hun doen laten de sacramentele toeheiliging aan God weerspiegelen die door God in het Doopsel, Vormsel en Wijding tot stand is gebracht. De heiligheid die door de Sacramenten wordt geschonken dient immers over te gaan in de heiligheid van het daagse leven. Alleen al door zijn aanwezigheid in de kerk stelt het godgewijde leven zich in dienst van de heiliging van leven van alle gelovigen, leken zowel als geestelijkheid. Van de andere kant mag niet worden vergeten dat het eigen getuigenis van de andere roepingen ook voor de godgewijden een steun betekent om hun verbondenheid met het Christusmysterie en de Kerk volledig in haar vele aspecten te beleven. Krachtens deze wederzijdse verrijking wordt de opdracht van het godgewijde leven welsprekender en doeltreffender: de opdracht namelijk om hun broeders en zusters eraan te herinneren hun ogen vast gericht te houden op de toekomstige vrede, en te streven naar het uiteindelijk geluk dat in God gevonden wordt.
Referenties naar alinea 33: 3
‘Het leven als roeping’ ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het aansprekend beeld van de kerk als bruid
34
Het bruidsaspect van het godgewijde leven heeft een bijzondere betekenis, want het wijst erop dat de kerk verplicht is te leven in volledige en exclusieve toewijding aan haar Bruidegom van wie zij alle goeds ontvangt. Dit bruidsaspect, dat een eigenschap is van alle godgewijde leven, heeft een speciale betekenis voor de vrouw, die daarin zichzelf herkent en als het ware de eigen betekenis ontdekt van haar relatie met de Heer.
Wat dit betreft staat in het Nieuwe Testament een zeer sprekende passage. We zien daarin Maria samen met de apostelen in de Avondmaalzaal in biddende afwachting van de Heilige Geest. (Hand. 1, 13) [[b:Hand. 1, 13]] Men kan daarin een aansprekend beeld zien van de kerk als bruid, lettend op de tekens van de Bruidegom, en bereid om zijn gave te ontvangen. Bij Petrus en de andere apostelen komt vooral het aspect van vruchtbaarheid naar voren zoals zich dat manifesteert in het kerkelijk dienstwerk, dat een instrument van de Geest wordt om nieuwe zonen en dochters te verwekken door het Woord te prediken, de sacramenten te bedienen en pastorale zorg te verlenen. Bij Maria komt vooral heel sterk het aspect naar voren van de zich openstellende bruid, waardoor de kerk vanuit haar volmaakte maagdelijke liefde het goddelijk leven binnen zich doet vrucht dragen.
Men heeft het godgewijde leven altijd bij voorkeur gezien vanuit Maria, Maagd en Bruid. Uit deze maagdelijke liefde komt een bijzondere vruchtbaarheid voort die bijdraagt tot het ontstaan en groeien van het goddelijke leven in de harten. B 2verso: “Uw bruid zijn, o Jezus, … door mijn vereniging met U de moeder zijn van de zielen” [[3958]] In het voetspoor van Maria, de nieuwe Eva, geeft de godgewijde mens zijn geestelijke vruchtbaarheid gestalte door zich open te stellen voor het Woord, om door onvoorwaardelijke toewijding en levend getuigenis mee te werken aan de opbouw van een nieuwe mensheid. Zo laat de kerk ten volle haar moederschap blijken, zowel in het aan Petrus toevertrouwde mededelen van de goddelijke genade, als in het in verantwoordelijkheid aanvaarden van Gods gave, dat kenmerkend is voor Maria.
Van zijn kant vindt het volk van God in het gewijde ambt de heilsmiddelen, en in het godgewijde leven een stimulans om uit liefde volledig bereid te zijn tot alle vormen van christelijk dienstbetoon. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|8.10.12]]]
Wat dit betreft staat in het Nieuwe Testament een zeer sprekende passage. We zien daarin Maria samen met de apostelen in de Avondmaalzaal in biddende afwachting van de Heilige Geest. (Hand. 1, 13) [[b:Hand. 1, 13]] Men kan daarin een aansprekend beeld zien van de kerk als bruid, lettend op de tekens van de Bruidegom, en bereid om zijn gave te ontvangen. Bij Petrus en de andere apostelen komt vooral het aspect van vruchtbaarheid naar voren zoals zich dat manifesteert in het kerkelijk dienstwerk, dat een instrument van de Geest wordt om nieuwe zonen en dochters te verwekken door het Woord te prediken, de sacramenten te bedienen en pastorale zorg te verlenen. Bij Maria komt vooral heel sterk het aspect naar voren van de zich openstellende bruid, waardoor de kerk vanuit haar volmaakte maagdelijke liefde het goddelijk leven binnen zich doet vrucht dragen.
Men heeft het godgewijde leven altijd bij voorkeur gezien vanuit Maria, Maagd en Bruid. Uit deze maagdelijke liefde komt een bijzondere vruchtbaarheid voort die bijdraagt tot het ontstaan en groeien van het goddelijke leven in de harten. B 2verso: “Uw bruid zijn, o Jezus, … door mijn vereniging met U de moeder zijn van de zielen” [[3958]] In het voetspoor van Maria, de nieuwe Eva, geeft de godgewijde mens zijn geestelijke vruchtbaarheid gestalte door zich open te stellen voor het Woord, om door onvoorwaardelijke toewijding en levend getuigenis mee te werken aan de opbouw van een nieuwe mensheid. Zo laat de kerk ten volle haar moederschap blijken, zowel in het aan Petrus toevertrouwde mededelen van de goddelijke genade, als in het in verantwoordelijkheid aanvaarden van Gods gave, dat kenmerkend is voor Maria.
Van zijn kant vindt het volk van God in het gewijde ambt de heilsmiddelen, en in het godgewijde leven een stimulans om uit liefde volledig bereid te zijn tot alle vormen van christelijk dienstbetoon. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|8.10.12]]]
Referenties naar alinea 34: 1
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Geleid door de Geest van heiligheid
- 'Verheerlijkt bestaan': uitnodiging tot heiligheid
35
”Op het horen daarvan wierpen de leerlingen zich ter aarde neer, aangegrepen door een hevige vrees” (Mt. 17, 6) [b:Mt. 17, 6]. In het verhaal van de Gedaanteverandering wijzen de synoptische evangelisten met kleine onderlinge verschillen op het gevoel van angst waardoor de leerlingen worden bevangen. Hoe gefascineerd ze ook zijn door Jezus’ verheerlijkt gelaat, toch voelen zij zich door angst aangegrepen in het aanzicht van Gods heerlijkheid, die hen geheel te boven gaat. Het is een heilzame vrees. Ze herinnert de mens aan Gods volmaaktheid en is tegelijk voor hem een krachtige uitnodiging tot ‘heiligheid’.
Door God uitgenodigd om te ‘luisteren’ naar Christus, gevoelen alle zonen en dochters van de kerk vanzelfsprekend een diepe behoefte aan bekering en heiligheid. Zoals de synode heeft benadrukt geldt deze behoefte echter allereerst voor het godgewijde leven. De roeping van godgewijden om vóór alles het rijk van God te zoeken is eerst en vooral een oproep tot volledige bekering in zelfverloochening, om geheel en al uit de Heer te leven zodat God alles in allen zij. Geroepen om het verheerlijkt gelaat van Christus te aanschouwen en ervan te getuigen, zijn de godgewijden ook geroepen tot een ‘verheerlijkt’ bestaan.
Het eindverslag van de tweede buitengewone synodezitting heeft hierover een bijzonder belangrijke opmerking gemaakt: ”Door de hele geschiedenis van de kerk heen zijn de heiligen altijd bron en oorsprong geweest van vernieuwingen, onder de moeilijkste omstandigheden. Tegenwoordig hebben wij een grote behoefte aan heiligen en moeten wij onvermoeibaar God daarom vragen. Laten de religieuze gemeenschappen zich krachtens hun professie van de evangelische raden bewust zijn van hun speciale missie in de kerk van nu, en wij moeten ze aanmoedigen in hun missie.” Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi [[1485|10]] De vaders van deze negende synodale vergadering herhalen deze raad en verklaren: ”Het godgewijde leven is in de loop van de geschiedenis der kerk een levende tegenwoordigheid geweest van het werken van de Geest. Het was bij uitstek een ruimte van liefde voor God en de naaste, een getuigenis van Gods plan om, in de beschaving van de liefde, de hele mensheid te maken tot de grote familie van Gods kinderen.” IX [[3730]]
De Kerk heeft het beoefenen van de evangelische raden steeds als een zeer bijzondere weg naar heiligheid beschouwd. De woorden waarmee zij deze levenswijze benoemt – leerschool voor de dienst van de Heer, leerschool van liefde en heiligheid, weg naar of staat van volmaaktheid – bewijzen hoe doeltreffend en rijk de voor deze vorm van evangelisch leven typerende middelen zijn, en welke bijzondere verplichting zij die deze levensstaat omhelzen, op zich nemen. vgl: iia-iiae q. 184 a. 5 ad 2 [[[t:iia-iiae q. 184 a. 5 ad 2]]] vgl: iia-iiae q. 186 a. 2 ad 1 [[[t:iia-iiae q. 186 a. 2 ad 1]]] Het is niet toevallig dat van een zo groot aantal godgewijde mensen in de loop der eeuwen ons welsprekende getuigenissen van heiligheid zijn overgebleven en dat zij bijzonder edelmoedige en moeilijke werken van evangelisering en dienstbetoon tot stand hebben gebracht.
Door God uitgenodigd om te ‘luisteren’ naar Christus, gevoelen alle zonen en dochters van de kerk vanzelfsprekend een diepe behoefte aan bekering en heiligheid. Zoals de synode heeft benadrukt geldt deze behoefte echter allereerst voor het godgewijde leven. De roeping van godgewijden om vóór alles het rijk van God te zoeken is eerst en vooral een oproep tot volledige bekering in zelfverloochening, om geheel en al uit de Heer te leven zodat God alles in allen zij. Geroepen om het verheerlijkt gelaat van Christus te aanschouwen en ervan te getuigen, zijn de godgewijden ook geroepen tot een ‘verheerlijkt’ bestaan.
Het eindverslag van de tweede buitengewone synodezitting heeft hierover een bijzonder belangrijke opmerking gemaakt: ”Door de hele geschiedenis van de kerk heen zijn de heiligen altijd bron en oorsprong geweest van vernieuwingen, onder de moeilijkste omstandigheden. Tegenwoordig hebben wij een grote behoefte aan heiligen en moeten wij onvermoeibaar God daarom vragen. Laten de religieuze gemeenschappen zich krachtens hun professie van de evangelische raden bewust zijn van hun speciale missie in de kerk van nu, en wij moeten ze aanmoedigen in hun missie.” Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi [[1485|10]] De vaders van deze negende synodale vergadering herhalen deze raad en verklaren: ”Het godgewijde leven is in de loop van de geschiedenis der kerk een levende tegenwoordigheid geweest van het werken van de Geest. Het was bij uitstek een ruimte van liefde voor God en de naaste, een getuigenis van Gods plan om, in de beschaving van de liefde, de hele mensheid te maken tot de grote familie van Gods kinderen.” IX [[3730]]
De Kerk heeft het beoefenen van de evangelische raden steeds als een zeer bijzondere weg naar heiligheid beschouwd. De woorden waarmee zij deze levenswijze benoemt – leerschool voor de dienst van de Heer, leerschool van liefde en heiligheid, weg naar of staat van volmaaktheid – bewijzen hoe doeltreffend en rijk de voor deze vorm van evangelisch leven typerende middelen zijn, en welke bijzondere verplichting zij die deze levensstaat omhelzen, op zich nemen. vgl: iia-iiae q. 184 a. 5 ad 2 [[[t:iia-iiae q. 184 a. 5 ad 2]]] vgl: iia-iiae q. 186 a. 2 ad 1 [[[t:iia-iiae q. 186 a. 2 ad 1]]] Het is niet toevallig dat van een zo groot aantal godgewijde mensen in de loop der eeuwen ons welsprekende getuigenissen van heiligheid zijn overgebleven en dat zij bijzonder edelmoedige en moeilijke werken van evangelisering en dienstbetoon tot stand hebben gebracht.
Referenties naar alinea 35: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Trouw aan het charisma
36
In de sequela Christi en de liefde voor zijn Persoon zijn er enige punten met betrekking tot de groei in heiligheid in het godgewijde leven, die in onze tijd bijzonder benadrukt dienen te worden.
Allereerst wordt trouw gevraagd aan het charisma dat aan het eigen instituut ten grondslag ligt en aan het geestelijk erfgoed dat in ieder instituut daarna is opgebouwd. Juist door deze trouw aan de inspiratie van de stichter, een gave van de Heilige Geest, wordt het mogelijk de wezenlijke elementen van het godgewijde leven weer te ontdekken en met nieuwe ijver te beleven.
Tot het wezen van ieder charisma behoort een drievoudige gerichtheid: op de Vader in de eerste plaats, gepaard met het verlangen om als Diens kind Zijn wil te zoeken in een voortdurende bekering, waarin de gehoorzaamheid een bron is van ware vrijheid, waarin de zuiverheid het verlangen uitdrukt van een hart dat door geen andere liefde verzadigd kan worden, waarin de armoede blijvend doet hongeren en dorsten naar gerechtigheid, een honger en dorst die God heeft beloofd te zullen stillen. (Mt. 5, 6) [[b:Mt. 5, 6]] Bijgevolg zal het charisma van ieder instituut de godgewijde mens ertoe aansporen God geheel toe te behoren, met of over God te spreken, zoals van Dominicus verhaald wordt, vgl: Monumenta Ordinis Praedicatorum Historica 16 (1935), 30 [[[3366]]] om in alle omstandigheden te smaken hoe goed de Heer is. (Ps. 34, 8) [[b:Ps. 34, 8]]
In de tweede plaats leiden de charisma’s van het godgewijde leven ook tot de Zoon. Ze nodigen uit met Hem in innige en blijde verbondenheid te leven in de school van zijn edelmoedig dienen van God en de naasten. ”Doordat men steeds meer met Christus’ ogen gaat zien, leert men zich los te maken van het uiterlijke, van de werveling der zinnen, dat wil zeggen van alles wat een mens afhoudt van de vrijheid die het hem mogelijk maakt zich door de Geest te laten grijpen.” Orientale Lumen [[1180|12]] Als resultaat daarvan is hij in staat met Christus op zending te gaan, met Hem te werken en te lijden bij de verkondiging van zijn rijk.
Tenslotte leidt ieder charisma ook tot de Heilige Geest, want het vraagt de mens zich door Hem te laten leiden en steunen, zowel op het pad van zijn persoonlijk geestelijk leven, als in het gemeenschapsleven en bij zijn apostolisch werk, om te leven in die houding van dienstbaarheid waardoor de ware christen bij de keuzes die hij doet, geïnspireerd dient te worden.
Hoewel de verschillende levenspatronen hun eigen nuances hebben, komt steeds deze drievoudige gerichtheid uit ieder charisma dat aan een bepaald instituut ten grondslag ligt, naar voren, op grond van het feit dat erin voorop staat ”een sterke toeleg zich naar het beeld van Christus te vormen om zodoende van een bepaald aspect van zijn mysterie getuigenis af te leggen.” Mutuae relationes [[1230|(51)]] Dit specifiek aspect zal dan in de meest authentieke traditie van het instituut concreet moeten worden en zich ontwikkelen volgens zijn regels, constituties en statuten. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(26)]]]
Allereerst wordt trouw gevraagd aan het charisma dat aan het eigen instituut ten grondslag ligt en aan het geestelijk erfgoed dat in ieder instituut daarna is opgebouwd. Juist door deze trouw aan de inspiratie van de stichter, een gave van de Heilige Geest, wordt het mogelijk de wezenlijke elementen van het godgewijde leven weer te ontdekken en met nieuwe ijver te beleven.
Tot het wezen van ieder charisma behoort een drievoudige gerichtheid: op de Vader in de eerste plaats, gepaard met het verlangen om als Diens kind Zijn wil te zoeken in een voortdurende bekering, waarin de gehoorzaamheid een bron is van ware vrijheid, waarin de zuiverheid het verlangen uitdrukt van een hart dat door geen andere liefde verzadigd kan worden, waarin de armoede blijvend doet hongeren en dorsten naar gerechtigheid, een honger en dorst die God heeft beloofd te zullen stillen. (Mt. 5, 6) [[b:Mt. 5, 6]] Bijgevolg zal het charisma van ieder instituut de godgewijde mens ertoe aansporen God geheel toe te behoren, met of over God te spreken, zoals van Dominicus verhaald wordt, vgl: Monumenta Ordinis Praedicatorum Historica 16 (1935), 30 [[[3366]]] om in alle omstandigheden te smaken hoe goed de Heer is. (Ps. 34, 8) [[b:Ps. 34, 8]]
In de tweede plaats leiden de charisma’s van het godgewijde leven ook tot de Zoon. Ze nodigen uit met Hem in innige en blijde verbondenheid te leven in de school van zijn edelmoedig dienen van God en de naasten. ”Doordat men steeds meer met Christus’ ogen gaat zien, leert men zich los te maken van het uiterlijke, van de werveling der zinnen, dat wil zeggen van alles wat een mens afhoudt van de vrijheid die het hem mogelijk maakt zich door de Geest te laten grijpen.” Orientale Lumen [[1180|12]] Als resultaat daarvan is hij in staat met Christus op zending te gaan, met Hem te werken en te lijden bij de verkondiging van zijn rijk.
Tenslotte leidt ieder charisma ook tot de Heilige Geest, want het vraagt de mens zich door Hem te laten leiden en steunen, zowel op het pad van zijn persoonlijk geestelijk leven, als in het gemeenschapsleven en bij zijn apostolisch werk, om te leven in die houding van dienstbaarheid waardoor de ware christen bij de keuzes die hij doet, geïnspireerd dient te worden.
Hoewel de verschillende levenspatronen hun eigen nuances hebben, komt steeds deze drievoudige gerichtheid uit ieder charisma dat aan een bepaald instituut ten grondslag ligt, naar voren, op grond van het feit dat erin voorop staat ”een sterke toeleg zich naar het beeld van Christus te vormen om zodoende van een bepaald aspect van zijn mysterie getuigenis af te leggen.” Mutuae relationes [[1230|(51)]] Dit specifiek aspect zal dan in de meest authentieke traditie van het instituut concreet moeten worden en zich ontwikkelen volgens zijn regels, constituties en statuten. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(26)]]]
Referenties naar alinea 36: 1
Cor Orans ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Creatieve trouw
37
Als antwoord dus op ‘de tekenen van de tijd’ die in de moderne wereld te zien zijn, wordt van de instituten gevraagd weer moedig de ondernemingsgeest, vindingrijkheid en heiligheid van hun stichter te ontplooien. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(27)]]] Het gaat daarbij vooral om een uitnodiging om, temidden van de materiële en geestelijke moeilijkheden van het leven van iedere dag, op het pad van heiligheid te volharden. Maar het betekent ook een aansporing om in zijn werk naar deskundigheid te streven, in zijn zending dynamische trouw te bewaren, waarbij in volkomen volgzaamheid aan de goddelijke inspiratie en het oordeel van de kerk zo nodig de wijze van werken wordt aangepast aan de nieuwe situaties en behoeften. In ieder geval dient men er vast van overtuigd te zijn dat het zoeken naar steeds grotere gelijkvormigheid met de Heer de garantie is voor iedere vernieuwing die trouw wil blijven aan de oorspronkelijke inspiratie. Perfectae Caritatis [[677|2]]
In deze geest is het voor alle instituten noodzakelijk hun regel te herwaarderen, want in die regel en in de constituties is voor de sequela Christi de weg aangegeven die beantwoordt aan een door de kerk bevestigd charisma. Een grotere waardering voor de regel zal de godgewijden zonder twijfel een betrouwbaar criterium bieden bij het zoeken naar geëigende vormen voor een getuigenis dat past bij de eisen van deze tijd zonder dat de inspiratie van het begin wordt verlaten.
In deze geest is het voor alle instituten noodzakelijk hun regel te herwaarderen, want in die regel en in de constituties is voor de sequela Christi de weg aangegeven die beantwoordt aan een door de kerk bevestigd charisma. Een grotere waardering voor de regel zal de godgewijden zonder twijfel een betrouwbaar criterium bieden bij het zoeken naar geëigende vormen voor een getuigenis dat past bij de eisen van deze tijd zonder dat de inspiratie van het begin wordt verlaten.
Referenties naar alinea 37: 1
Cor Orans ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Gebed en ascese: de geestelijke strijd
38
De uitnodiging tot heiligheid kan alleen in de stilte van de aanbidding voor de alles overstijgende grootheid van God worden gehoord en beantwoord: ”Wij moeten bekennen dat wij allen behoefte hebben aan die stilte die vol is van de tegenwoordigheid van Hem die wordt aanbeden: de theologie, wil zij volledig haar diepste innerlijke wijsheid en spiritualiteit ontplooien; het gebed, opdat het nooit vergeet dat God zien betekent van de berg afdalen met een zo glanzend gelaat dat het met een sluier bedekt moet worden…; (Ex. 34, 33) [[b:Ex. 34, 33]] het werken aan een ideaal, opdat men weigert op te gaan in een liefdeloze strijd die geen vergeving kent… Allen, gelovigen en ongelovigen, dienen de waarde te leren kennen van het zwijgen waardoor de Ander kan spreken, wanneer en zoals Hij dat wil, en dat onszelf mogelijk maakt dat woord te verstaan.” Orientale Lumen [[1180|16]] In de praktijk vraagt dat een grote trouw aan het liturgisch en persoonlijk gebed, aan de tijden voor overwegend en beschouwend gebed, de aanbidding van het Allerheiligste, de maandelijkse bezinningsdagen en de geestelijke oefeningen.
Ook de voor de geestelijke traditie van de kerk en van ieder instituut typerende ascetische praktijken dienen weer ontdekt te worden. Ze waren en zijn nog steeds een krachtige steun tot ware vooruitgang op het pad der heiligheid. Daar de ascese de neigingen van de door de zonde gewonde menselijke natuur helpt beheersen en verbeteren, is ze voor de godgewijde mens werkelijk onmisbaar om trouw te blijven aan zijn roeping en Jezus op de kruisweg te volgen.
Ook bepaalde bekoringen die door duivelse list de schijn van goed hebben, dienen te worden ontmaskerd en overwonnen. Zo kan bijvoorbeeld het gerechtvaardigd verlangen de moderne maatschappij te leren kennen om op de uitdagingen daarvan te kunnen ingaan, leiden tot het zwichten voor de waan van de dag, waardoor de geestelijke ijver verflauwt of moedeloosheid wordt veroorzaakt. De mogelijkheid die een godgewijd mens heeft tot diepere geestelijke vorming zou misschien hem of haar ertoe kunnen brengen zich wat verheven te gevoelen boven andere gelovigen, terwijl de noodzaak om zich, zoals billijk en noodzakelijk is, goed te bekwamen voor het werk verworden kan tot een overdreven zoeken naar doeltreffendheid, als zou het apostolisch werk vooral van de menselijke middelen en niet van God afhangen. Het prijzenswaardig verlangen, niet ver te blijven staan van de mensen van onze tijd, gelovigen en ongelovigen, armen en rijken, kan ertoe leiden dat men op een geseculariseerde wijze gaat leven of dat men louter op het horizontale vlak gaat werken aan de bevordering van de menselijke waarden. Betrokkenheid bij het gerechtvaardigd streven van het eigen volk of de eigen cultuur kan leiden tot het vervallen in bepaalde vormen van nationalisme of het overnemen van gebruiken die juist uitgezuiverd of in het licht van het evangelie verbeterd zouden moeten worden.
Wil men de weg der heiligheid bewandelen, dan eist dit dus dat men de geestelijke strijd aandurft. Aan deze eis besteedt men tegenwoordig niet altijd de aandacht die ze verdient. Het beeld van de geestelijke strijd was voor de traditie vaak de strijd van Jacob met het mysterie van God om Zijn zegen te verwerven en Hem te mogen zien. (Gen 32, 23-31) [[b:Gen 32, 23-31]] In deze episode uit de begintijd van de bijbelse geschiedenis kan de godgewijde mens een symbool zien van de ascese die beoefend moet worden om zijn hart te verruimen en het te openen voor de Heer en de naasten.
Ook de voor de geestelijke traditie van de kerk en van ieder instituut typerende ascetische praktijken dienen weer ontdekt te worden. Ze waren en zijn nog steeds een krachtige steun tot ware vooruitgang op het pad der heiligheid. Daar de ascese de neigingen van de door de zonde gewonde menselijke natuur helpt beheersen en verbeteren, is ze voor de godgewijde mens werkelijk onmisbaar om trouw te blijven aan zijn roeping en Jezus op de kruisweg te volgen.
Ook bepaalde bekoringen die door duivelse list de schijn van goed hebben, dienen te worden ontmaskerd en overwonnen. Zo kan bijvoorbeeld het gerechtvaardigd verlangen de moderne maatschappij te leren kennen om op de uitdagingen daarvan te kunnen ingaan, leiden tot het zwichten voor de waan van de dag, waardoor de geestelijke ijver verflauwt of moedeloosheid wordt veroorzaakt. De mogelijkheid die een godgewijd mens heeft tot diepere geestelijke vorming zou misschien hem of haar ertoe kunnen brengen zich wat verheven te gevoelen boven andere gelovigen, terwijl de noodzaak om zich, zoals billijk en noodzakelijk is, goed te bekwamen voor het werk verworden kan tot een overdreven zoeken naar doeltreffendheid, als zou het apostolisch werk vooral van de menselijke middelen en niet van God afhangen. Het prijzenswaardig verlangen, niet ver te blijven staan van de mensen van onze tijd, gelovigen en ongelovigen, armen en rijken, kan ertoe leiden dat men op een geseculariseerde wijze gaat leven of dat men louter op het horizontale vlak gaat werken aan de bevordering van de menselijke waarden. Betrokkenheid bij het gerechtvaardigd streven van het eigen volk of de eigen cultuur kan leiden tot het vervallen in bepaalde vormen van nationalisme of het overnemen van gebruiken die juist uitgezuiverd of in het licht van het evangelie verbeterd zouden moeten worden.
Wil men de weg der heiligheid bewandelen, dan eist dit dus dat men de geestelijke strijd aandurft. Aan deze eis besteedt men tegenwoordig niet altijd de aandacht die ze verdient. Het beeld van de geestelijke strijd was voor de traditie vaak de strijd van Jacob met het mysterie van God om Zijn zegen te verwerven en Hem te mogen zien. (Gen 32, 23-31) [[b:Gen 32, 23-31]] In deze episode uit de begintijd van de bijbelse geschiedenis kan de godgewijde mens een symbool zien van de ascese die beoefend moet worden om zijn hart te verruimen en het te openen voor de Heer en de naasten.
Referenties naar alinea 38: 1
Gaudete et Exsultate ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het bevorderen van de heiligheid
39
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Meer dan ooit is het tegenwoordig noodzakelijk dat de godgewijden hun streven naar heiligheid vernieuwen om het verlangen naar volmaaktheid van iedere christen te bevorderen en te steunen. ”Er moet bij alle gelovigen een werkelijk verlangen naar heiligheid worden gewekt, een sterke begeerte naar bekering en persoonlijke vernieuwing, in een klimaat van steeds inniger gebed en van solidariteit met de naaste, met name met de meest noodlijdenden.” Tertio millennio adveniente [[265|42]] In de mate dat zij hun vriendschap met God verdiepen, worden de godgewijden meer geschikt om hun broeders en zusters te helpen door goede geestelijke activiteiten zoals scholen van gebed, geestelijke oefeningen en retraites, bezinningsdagen, geestelijk gesprek en geestelijke leiding. Op deze wijze helpt men mensen vorderingen te maken in het gebed, zodat ze beter Gods wil in hun leven kunnen ontdekken, en in staat zijn tot het doen van de moedige, soms zelfs heldhaftige keuzes die het geloof van hen vraagt. ”Uit de aard zelf van het religieuze leven passen de religieuzen in de dynamische werkzaamheid van de kerk, die dorst naar de ‘Absolute’, die God is, en die geroepen is tot heiligheid.” Evangelii Nuntiandi [[519|69]] Het feit dat alle mensen geroepen zijn heiligen te worden, kan alleen maar een prikkel zijn voor hen die vanwege hun levenskeuze de opdracht hebben anderen daaraan te herinneren.
Referenties naar alinea 39: 2
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 'Staat op en weest niet bang': hernieuwd vertrouwen
40
”Jezus kwam naar hen toe, raakte hen aan en zei: ‘Staat op en weest niet bang’” (Mt. 17, 7) [b:Mt. 17, 7]. Evenals de apostelen bij de Gedaanteverandering, weten de godgewijden uit ervaring dat hun leven niet steeds door die gloed overstraald wordt die doet uitroepen: ”Het is goed dat wij hier zijn” (Mt. 17, 4) [b:Mt. 17, 4]. Toch is het altijd een leven dat door de hand van Christus wordt ‘aangeraakt’, waarin Zijn stem gehoord wordt, en dat door zijn genade gedragen wordt.
”Staat op en weest niet bang.” Dit bemoedigend woord van de Meester is duidelijk gericht tot iedere christen. Maar het geldt nog meer voor hen die geroepen werden om ”alles te verlaten” en dus alles ”op het spel te zetten” omwille van Christus. Met name geldt het telkens als men met de Meester van de ‘berg’ afdaalt om de weg te gaan die van de Tabor naar Calvarië leidt.
Als Lucas verhaalt dat Mozes en Elia over zijn paasmysterie spreken, gebruikt hij veelbetekenend het woord ”heengaan” (éxodos): ”ze spraken over zijn heengaan dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken” (Lc. 9, 31) [b:Lc. 9, 31]. ‘Uittocht’ is een sleutelwoord in de openbaring waarheen heel de heilsgeschiedenis terugwijst en dat de diepe betekenis van het paasmysterie tot uitdrukking brengt. Het is een voor de spiritualiteit van het gewijde leven bijzonder belangrijk thema dat goed uitdrukt wat de betekenis van dat leven is. Zeer zeker ligt daarin ook opgesloten wat betrekking heeft op het mysterium Crucis. Maar in het licht van de Tabor blijkt deze moeilijke ‘weg van de uittocht’ tussen twee lichten te zijn gelegen: het anticiperende licht van de Gedaanteverandering en het uiteindelijke licht van de Verrijzenis.
Vanuit het gehele christelijk leven gezien is de roeping tot het godgewijde leven, ondanks alles wat het vraagt aan verloochening en beproevingen, of beter gezegd juist daarom, een weg van het licht, waarop de Verlosser wakend toeziet: ”Staat op en weest niet bang.”
”Staat op en weest niet bang.” Dit bemoedigend woord van de Meester is duidelijk gericht tot iedere christen. Maar het geldt nog meer voor hen die geroepen werden om ”alles te verlaten” en dus alles ”op het spel te zetten” omwille van Christus. Met name geldt het telkens als men met de Meester van de ‘berg’ afdaalt om de weg te gaan die van de Tabor naar Calvarië leidt.
Als Lucas verhaalt dat Mozes en Elia over zijn paasmysterie spreken, gebruikt hij veelbetekenend het woord ”heengaan” (éxodos): ”ze spraken over zijn heengaan dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken” (Lc. 9, 31) [b:Lc. 9, 31]. ‘Uittocht’ is een sleutelwoord in de openbaring waarheen heel de heilsgeschiedenis terugwijst en dat de diepe betekenis van het paasmysterie tot uitdrukking brengt. Het is een voor de spiritualiteit van het gewijde leven bijzonder belangrijk thema dat goed uitdrukt wat de betekenis van dat leven is. Zeer zeker ligt daarin ook opgesloten wat betrekking heeft op het mysterium Crucis. Maar in het licht van de Tabor blijkt deze moeilijke ‘weg van de uittocht’ tussen twee lichten te zijn gelegen: het anticiperende licht van de Gedaanteverandering en het uiteindelijke licht van de Verrijzenis.
Vanuit het gehele christelijk leven gezien is de roeping tot het godgewijde leven, ondanks alles wat het vraagt aan verloochening en beproevingen, of beter gezegd juist daarom, een weg van het licht, waarop de Verlosser wakend toeziet: ”Staat op en weest niet bang.”
Referenties naar alinea 40: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Tweede hoofdstuk Signum Fraternitatis - het godgewijde leven, teken van verbondenheid in de kerk
- Blijvende waarden
- Naar het beeld van de Drieëenheid
41
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Tijdens Zijn leven op aarde heeft onze Heer Jezus de mensen geroepen die Hij wilde, om hen bij Zich te hebben en hen naar Zijn voorbeeld te leren leven voor de Vader en voor de zending die Hij had ontvangen. (Mc. 3, 13-15) [[b:Mc. 3, 13-15]] Zo stichtte Hij de nieuwe familie waartoe in de loop der eeuwen allen zouden behoren die bereid zouden zijn ”de wil van de Vader te doen” (Mc. 3, 32-35) [[b:Mc. 3, 32-35]] Dankzij de gave van de Heilige Geest vormde zich na de Hemelvaart rond de apostelen een broederlijke gemeenschap, verenigd in het loven van God en het concreet beleven van onderlinge eenheid. (Hand 2, 42-47; Hand. 4, 32-35) [[b:Hand 2, 42-47; Hand. 4, 32-35]] Het leven van deze gemeenschap, en meer nog de ervaring van de twaalf die alles met Christus hadden gedeeld, is steeds het model geweest waardoor de kerk zich liet leiden als ze tot haar oorspronkelijke vurigheid wilde terugkeren en met nieuwe evangelische kracht haar tocht door de geschiedenis wilde vervolgen. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|15]]] vgl: I,I: PL 32, 1372 [[[3959]]]
De kerk is naar haar wezen een mysterie van verbondenheid, ”het volk dat verenigd is in de eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.” 23: PL 4, 553 [[1778|+54]] vgl: Lumen Gentium [[[617|4]]] Het broederlijk en zusterlijk leven wil de diepte en rijkdom van dat mysterie weerspiegelen door zich als het ware een door de Drieëenheid bewoonde menselijke ruimte te scheppen die zo de gaven van onderlinge eenheid die aan de drie goddelijke Personen eigen zijn, tot in de geschiedenis verlengt. In het leven van de kerk zijn er talrijke kaders en vormen waarin de broederlijke eenheid tot uiting komt. Aan het godgewijde leven komt ongetwijfeld de verdienste toe, er doeltreffend toe te hebben bijgedragen dat in de kerk het verlangen te leven als broeders en zusters is blijven leven als een vorm van getuigenis van de Drieëenheid. Door steeds de broederlijke liefde te bevorderen, met name in de vorm van het gemeenschappelijk leven, heeft het godgewijde leven aangetoond dat het delen in de onderlinge verbondenheid van de Drieëenheid de relaties onder de mensen veranderen kan en een nieuw type van solidariteit kan scheppen. Zo laat het de mensen zien hoe schoon onderlinge eenheid is en welke wegen er concreet naartoe leiden. De godgewijden leven immers ‘voor’ God en ‘uit’ God, en daarom kunnen zij getuigenis afleggen van de verzoenende kracht van de genade die de op verdeeldheid gerichte krachten in het mensenhart en in de maatschappelijke betrekkingen weet teniet te doen.
De kerk is naar haar wezen een mysterie van verbondenheid, ”het volk dat verenigd is in de eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.” 23: PL 4, 553 [[1778|+54]] vgl: Lumen Gentium [[[617|4]]] Het broederlijk en zusterlijk leven wil de diepte en rijkdom van dat mysterie weerspiegelen door zich als het ware een door de Drieëenheid bewoonde menselijke ruimte te scheppen die zo de gaven van onderlinge eenheid die aan de drie goddelijke Personen eigen zijn, tot in de geschiedenis verlengt. In het leven van de kerk zijn er talrijke kaders en vormen waarin de broederlijke eenheid tot uiting komt. Aan het godgewijde leven komt ongetwijfeld de verdienste toe, er doeltreffend toe te hebben bijgedragen dat in de kerk het verlangen te leven als broeders en zusters is blijven leven als een vorm van getuigenis van de Drieëenheid. Door steeds de broederlijke liefde te bevorderen, met name in de vorm van het gemeenschappelijk leven, heeft het godgewijde leven aangetoond dat het delen in de onderlinge verbondenheid van de Drieëenheid de relaties onder de mensen veranderen kan en een nieuw type van solidariteit kan scheppen. Zo laat het de mensen zien hoe schoon onderlinge eenheid is en welke wegen er concreet naartoe leiden. De godgewijden leven immers ‘voor’ God en ‘uit’ God, en daarom kunnen zij getuigenis afleggen van de verzoenende kracht van de genade die de op verdeeldheid gerichte krachten in het mensenhart en in de maatschappelijke betrekkingen weet teniet te doen.
Referenties naar alinea 41: 2
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Broederlijk en zusterlijk leven in liefde
42
Amoris Laetitia ->=geentekst=
Broederlijk en zusterlijk leven, verstaan als een in liefde gedeeld leven, is een welsprekend teken van de kerkelijke eenheid. De religieuze instituten en de sociëteiten van apostolisch leven, waarin het communauteitsleven een bijzondere betekenis heeft, besteden er grote zorg aan. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(20)]]] Maar het aspect van broederlijke verbondenheid is ook bij de seculiere instituten of bij individuele vormen van godgewijd leven te vinden. De eremieten onttrekken zich in hun diepe eenzaamheid niet aan de kerkelijke gemeenschap, maar dienen deze door hun specifiek charisma van beschouwend leven; de godgewijde maagden in de wereld beleven hun wijding in een speciale relatie van verbondenheid met de particuliere en universele kerk. Hetzelfde geldt voor de godgewijde weduwen en weduwnaars.
Al deze mensen die als volgelingen een door het evangelie geïnspireerd leven leiden, streven ernaar ”het nieuwe gebod” van de Heer in praktijk te brengen door elkaar lief te hebben zoals Hij ons heeft liefgehad. (Joh. 13, 34) [[b:Joh. 13, 34]] De liefde heeft Christus gebracht tot het Zichzelf wegschenken, ja zelfs, tot het hoogste offer van het kruis. Ook onder de volgelingen bestaat er geen ware eenheid zonder deze onvoorwaardelijke wederzijdse liefde, die de bereidheid vereist om anderen te dienen zonder zich te ontzien, om anderen te nemen zoals ze zijn zonder hen ”te veroordelen”, (Mt. 7, 1-2) [[b:Mt. 7, 1-2]] het vermogen om zelfs ”zeventig maal zeven maal” te vergeven (Mt. 18, 22) [b:Mt. 18, 22]. De godgewijden, die ”één van hart en één van ziel” worden (Hand. 4, 32) [b:Hand. 4, 32] dankzij de liefde die door de Heilige Geest in de harten is uitgestort, (Rom. 5, 5) [[b:Rom. 5, 5]] ervaren een inwendige drang om alles gemeenschappelijk te hebben: materiële dingen en geestelijke ervaringen, talenten en ingevingen, apostolische idealen en werken van naastenliefde: ”In het gemeenschapsleven deelt de kracht van de Geest die werkzaam is in één individu zich tegelijk mee aan allen…Daar verheugt men zich niet alleen over de eigen gaven, maar vermenigvuldigt ze door anderen erin te doen delen; en zo geniet ieder van de gaven van de anderen evenzeer als van zijn eigen gaven.” vragen 7,2: PG 31, 931 [[3960]]
In het communauteitsleven moet men als het ware kunnen proeven dat de broederlijke en zusterlijke eenheid, meer nog dan een instrument te zijn voor een bepaalde zending, een in Gods licht staande ruimte is, waarin men de mystieke aanwezigheid van de verrezen Heer mag ervaren. (Mt. 18, 20) [[b:Mt. 18, 20]] vgl: vragen 225: PG 31, 1231 [[[1192]]] Dat gebeurt dankzij de wederzijdse liefde van allen die de gemeenschap vormen, een liefde die wordt gevoed door Woord en eucharistie, gezuiverd wordt door het sacrament van de verzoening en gedragen door het gebed om de eenheid die de speciale gave is van de Heilige Geest aan allen die gehoorzaam luisteren naar het evangelie. Het is de Geest die de ziel binnenvoert in de verbondenheid met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus, (1 Joh. 1, 3) [[b:1 Joh. 1, 3]] een verbondenheid die de bron is van het broederlijk leven. Door de Geest worden de gemeenschappen van godgewijd leven geleid bij het vervullen van hun opdracht, de kerk en heel de mensheid overeenkomstig hun oorspronkelijke inspiratie te dienen.
In verband hiermee zijn de algemene of bijzondere ‘kapittels’ (of soortgelijke vergaderingen) bijzonder belangrijk; hierin dient ieder instituut zijn oversten te kiezen overeenkomstig de in de constituties vastgestelde normen, en, in het licht van de Geest, de beste wegen te onderscheiden om het eigen charisma en geestelijk erfgoed te bewaren en aan te passen aan de veranderende historische en culturele omstandigheden. vgl: Wezenlijke elementen in de leer van de Kerk over het religieuze leven toegepast op de instituten die aan apostolaatswerken zijn gewijd [[[3949|(51)]]] vgl: 1 [[[30|631]]] vgl: 1 [[[574|(512)]]]
Al deze mensen die als volgelingen een door het evangelie geïnspireerd leven leiden, streven ernaar ”het nieuwe gebod” van de Heer in praktijk te brengen door elkaar lief te hebben zoals Hij ons heeft liefgehad. (Joh. 13, 34) [[b:Joh. 13, 34]] De liefde heeft Christus gebracht tot het Zichzelf wegschenken, ja zelfs, tot het hoogste offer van het kruis. Ook onder de volgelingen bestaat er geen ware eenheid zonder deze onvoorwaardelijke wederzijdse liefde, die de bereidheid vereist om anderen te dienen zonder zich te ontzien, om anderen te nemen zoals ze zijn zonder hen ”te veroordelen”, (Mt. 7, 1-2) [[b:Mt. 7, 1-2]] het vermogen om zelfs ”zeventig maal zeven maal” te vergeven (Mt. 18, 22) [b:Mt. 18, 22]. De godgewijden, die ”één van hart en één van ziel” worden (Hand. 4, 32) [b:Hand. 4, 32] dankzij de liefde die door de Heilige Geest in de harten is uitgestort, (Rom. 5, 5) [[b:Rom. 5, 5]] ervaren een inwendige drang om alles gemeenschappelijk te hebben: materiële dingen en geestelijke ervaringen, talenten en ingevingen, apostolische idealen en werken van naastenliefde: ”In het gemeenschapsleven deelt de kracht van de Geest die werkzaam is in één individu zich tegelijk mee aan allen…Daar verheugt men zich niet alleen over de eigen gaven, maar vermenigvuldigt ze door anderen erin te doen delen; en zo geniet ieder van de gaven van de anderen evenzeer als van zijn eigen gaven.” vragen 7,2: PG 31, 931 [[3960]]
In het communauteitsleven moet men als het ware kunnen proeven dat de broederlijke en zusterlijke eenheid, meer nog dan een instrument te zijn voor een bepaalde zending, een in Gods licht staande ruimte is, waarin men de mystieke aanwezigheid van de verrezen Heer mag ervaren. (Mt. 18, 20) [[b:Mt. 18, 20]] vgl: vragen 225: PG 31, 1231 [[[1192]]] Dat gebeurt dankzij de wederzijdse liefde van allen die de gemeenschap vormen, een liefde die wordt gevoed door Woord en eucharistie, gezuiverd wordt door het sacrament van de verzoening en gedragen door het gebed om de eenheid die de speciale gave is van de Heilige Geest aan allen die gehoorzaam luisteren naar het evangelie. Het is de Geest die de ziel binnenvoert in de verbondenheid met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus, (1 Joh. 1, 3) [[b:1 Joh. 1, 3]] een verbondenheid die de bron is van het broederlijk leven. Door de Geest worden de gemeenschappen van godgewijd leven geleid bij het vervullen van hun opdracht, de kerk en heel de mensheid overeenkomstig hun oorspronkelijke inspiratie te dienen.
In verband hiermee zijn de algemene of bijzondere ‘kapittels’ (of soortgelijke vergaderingen) bijzonder belangrijk; hierin dient ieder instituut zijn oversten te kiezen overeenkomstig de in de constituties vastgestelde normen, en, in het licht van de Geest, de beste wegen te onderscheiden om het eigen charisma en geestelijk erfgoed te bewaren en aan te passen aan de veranderende historische en culturele omstandigheden. vgl: Wezenlijke elementen in de leer van de Kerk over het religieuze leven toegepast op de instituten die aan apostolaatswerken zijn gewijd [[[3949|(51)]]] vgl: 1 [[[30|631]]] vgl: 1 [[[574|(512)]]]
Referenties naar alinea 42: 2
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Amoris Laetitia ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De taak van het gezag
43
In het godgewijde leven is de rol van de oversten, van de algemene oversten evenzeer als van de plaatselijke, altijd van groot belang geweest zowel voor het geestelijk leven als voor de zending. In deze jaren van zoeken en veranderingen heeft men soms de behoefte gevoeld deze functie te herzien. Maar men moet erkennen dat de gezagdragers zich niet mogen onttrekken aan hun plichten als eerstverantwoordelijken voor de gemeenschap, als leidslieden van hun broeders en zusters in het geestelijk en apostolisch leven.
In een sterk door individualisme gekenmerkt milieu is het niet makkelijk de rol die het gezag ten bate van allen uitoefent, te erkennen en te aanvaarden. Toch moet opnieuw worden bevestigd hoe belangrijk deze taak is, juist om de broederlijke en zusterlijke eenheid te bevestigen en de gehoorzaamheid die men beloofd heeft, niet te ontkrachten. Het gezag moet allereerst op broederlijke en geestelijke wijze worden uitgeoefend, en zij die ermee zijn bekleed, moeten dus de kunst verstaan hun broeders of zusters in het besluitvormingsproces te betrekken; maar toch dient men te bedenken dat het laatste woord aan het gezag toekomt, en dat dit vervolgens de genomen besluiten dient te doen respecteren. vgl: Congregavit nos in unum Christi amor [[[3961|(47-53)]]] vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|618]]] vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(19)]]]
In een sterk door individualisme gekenmerkt milieu is het niet makkelijk de rol die het gezag ten bate van allen uitoefent, te erkennen en te aanvaarden. Toch moet opnieuw worden bevestigd hoe belangrijk deze taak is, juist om de broederlijke en zusterlijke eenheid te bevestigen en de gehoorzaamheid die men beloofd heeft, niet te ontkrachten. Het gezag moet allereerst op broederlijke en geestelijke wijze worden uitgeoefend, en zij die ermee zijn bekleed, moeten dus de kunst verstaan hun broeders of zusters in het besluitvormingsproces te betrekken; maar toch dient men te bedenken dat het laatste woord aan het gezag toekomt, en dat dit vervolgens de genomen besluiten dient te doen respecteren. vgl: Congregavit nos in unum Christi amor [[[3961|(47-53)]]] vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|618]]] vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(19)]]]
Referenties naar alinea 43: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De rol van de bejaarden
44
In het broederlijk en zusterlijk leven neemt de zorg voor de bejaarden en zieken een belangrijke plaats in, vooral in een tijd als de onze, waarin in bepaalde delen van de wereld het percentage bejaarden onder de godgewijde mensen groeiende is. Ze verdienen toegewijde aandacht en zorg, niet alleen vanwege een duidelijke plicht van naastenliefde en dankbaarheid, maar ook vanuit de overtuiging dat hun getuigenis van groot nut is voor de kerk en de instituten, en dat hun zending waardevol en verdienstelijk blijft, zelfs als ze vanwege ouderdom of ziekte hun werk hebben moeten opgeven. Ze hebben aan de gemeenschap zeker veel te bieden aan wijsheid en ervaring, als die met hen verbonden weet te blijven, hen met zorg weet te omringen, naar hen weet te luisteren.
Meer dan in welke activiteit ook bestaat de apostolische zending in het getuigenis van de eigen volledige overgave aan de heilbrengende wil van de Heiland, een overgave die gevoed wordt uit de bronnen van gebed en boete. Er zijn dus vele manieren waarop de bejaarden hun roeping kunnen beleven: volhardend gebed, geduldig aanvaarden van de eigen situatie, bereidheid om zich nuttig te maken als geestelijk leidsman, biechtvader of begeleider van het gebed. vgl: Congregavit nos in unum Christi amor [[[3961|(68)]]] vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(21)]]]
Meer dan in welke activiteit ook bestaat de apostolische zending in het getuigenis van de eigen volledige overgave aan de heilbrengende wil van de Heiland, een overgave die gevoed wordt uit de bronnen van gebed en boete. Er zijn dus vele manieren waarop de bejaarden hun roeping kunnen beleven: volhardend gebed, geduldig aanvaarden van de eigen situatie, bereidheid om zich nuttig te maken als geestelijk leidsman, biechtvader of begeleider van het gebed. vgl: Congregavit nos in unum Christi amor [[[3961|(68)]]] vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(21)]]]
Referenties naar alinea 44: 1
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Naar het beeld van de apostolische gemeenschap
45
Om zich voortdurend te vernieuwen en de zending in de wereld goed te vervullen is op het geestelijk pad van de godgewijden een fundamentele rol toebedeeld aan het broederlijk en zusterlijk leven; dit volgt uit de daaraan ten grondslag liggende theologische motieven èn uit de ervaring. Ik spoor de godgewijden daarom aan tot grote zorg voor het gemeenschapsleven, naar het voorbeeld van de eerste christenen te Jeruzalem die zich ernstig toelegden op de leer van de apostelen, het gemeenschappelijk gebed, de deelname aan de eucharistie, en die de materiële en geestelijke goederen met elkaar deelden. (Hand. 2, 42-47) [[b:Hand. 2, 42-47]] Vooral de mannelijke en vrouwelijke religieuzen en de leden van de sociëteiten van apostolisch leven spoor ik aan, de wederzijdse liefde zonder terughoudendheid te beleven, en er vorm aan te geven op de wijze die past bij het eigen instituut, opdat iedere communauteit een lichtend teken wordt van het nieuwe Jeruzalem, ”Gods woning onder de mensen” (Openb. 21, 3) [b:Openb. 21, 3].
Heel de kerk rekent sterk op het getuigenis van communauteiten ”vervuld van vreugde en Heilige Geest” (Hand. 13, 52) [b:Hand. 13, 52]. Zij wil de wereld op het voorbeeld wijzen van communauteiten waarin de aandacht voor elkaar de eenzaamheid helpt doorbreken, waarin de omgang met elkaar ieder zich medeverantwoordelijk doet gevoelen, waarin vergevingsgezindheid wonden heelt en de betrokkenheid bij de gemeenschap versterkt. In dat soort communauteiten geeft de aard van het charisma richting aan de krachten, steun aan de trouw, leiding aan het apostolisch werk van allen, omwille van de éne zending. Om aan de wereld van onze tijd het ware gelaat van de kerk te tonen, heeft de kerk werkelijk dergelijke gemeenschappen nodig, die alleen al door hun bestaan bijdragen tot de nieuwe evangelisatie, omdat ze concreet de vruchten laten zien van het ‘nieuwe gebod’.
Heel de kerk rekent sterk op het getuigenis van communauteiten ”vervuld van vreugde en Heilige Geest” (Hand. 13, 52) [b:Hand. 13, 52]. Zij wil de wereld op het voorbeeld wijzen van communauteiten waarin de aandacht voor elkaar de eenzaamheid helpt doorbreken, waarin de omgang met elkaar ieder zich medeverantwoordelijk doet gevoelen, waarin vergevingsgezindheid wonden heelt en de betrokkenheid bij de gemeenschap versterkt. In dat soort communauteiten geeft de aard van het charisma richting aan de krachten, steun aan de trouw, leiding aan het apostolisch werk van allen, omwille van de éne zending. Om aan de wereld van onze tijd het ware gelaat van de kerk te tonen, heeft de kerk werkelijk dergelijke gemeenschappen nodig, die alleen al door hun bestaan bijdragen tot de nieuwe evangelisatie, omdat ze concreet de vruchten laten zien van het ‘nieuwe gebod’.
Referenties naar alinea 45: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Sentire cum Ecclesia
46
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Aan het godgewijde leven is een belangrijke opdracht toevertrouwd in het licht van de leer over de kerk als communio, waarop het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] zoveel nadruk heeft gelegd. Van de godgewijden wordt gevraagd ware deskundigen op het gebied van de onderlinge eenheid te zijn en de spiritualiteit ervan in praktijk te brengen vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(28)]]] als ”getuigen en bewerkers van het ‘gemeenschapsplan’ dat naar de wil van God het hoogtepunt van de geschiedenis van de mens is”. II, 24 [[3962]] Het besef van de kerkelijke eenheid, die wordt tot een spiritualiteit van de onderlinge eenheid, bevordert een wijze van denken, spreken en handelen die de kerk in diepte en omvang doet groeien. ”Het leven van kerkelijke gemeenschap wordt zo een teken voor de wereld en een aantrekkingskracht die voert tot geloof in Christus… Op deze wijze stelt de gemeenschap zich op voor de zending, wordt zij zelf zending”, ja zelfs: “gemeenschap brengt gemeenschap voort en krijgt wezenlijk gestalte als missionaire gemeenschap”. Christifideles laici [[692|31-32]]
Bij de ordestichters zien we steeds een levend kerkbesef dat zij laten blijken doordat ze aan het kerkelijk leven in al zijn aspecten volop deelnemen, en door hun bereidwillige gehoorzaamheid aan de bisschoppen, met name aan de paus. In het licht van deze liefde voor de heilige kerk, ”pijler en grondslag van de waarheid” (1 Tim. 3, 15) [b:1 Tim. 3, 15] kunnen we de devotie verstaan die Franciscus van Assisi had voor de “Heer Paus”, 1,1 [[3946]] de kinderlijke stoutmoedigheid van Catharina van Siena jegens hem die zij de ”lieve christus op aarde” noemt, 109;171;196 [[1658]] de apostolische gehoorzaamheid en het sentire cum Ecclesia van Ignatius van Loyola, vgl: richtlijnen met het oog op de waarachtige gezindheid die wij in de strijdende kerk moeten hebben; met name de 13de richtlijn [[[2749]]] de blijde geloofsbelijdenis van Teresia van Avila: ”Ik ben een dochter van de kerk”. 217:woorden die door haar medezusters op haar sterfbed zijn opgevangen: getuigenis bij het heiligverklaringproces [[3963]] We begrijpen ook het vurig verlangen van Teresia van Lisieux: ”In het hart van de kerk, mijn moeder, zal ik de liefde zijn…” B, 3verso [[3958]] Deze getuigenissen zijn representatief voor de volle kerkelijke gemeenschap zoals die door mannelijke en vrouwelijke heiligen en ordestichters in allerlei tijden en onder vaak moeilijke omstandigheden is beleefd. Godgewijde mensen zullen daaraan steeds voorbeeld moeten nemen als ze weerstand willen bieden aan de middelpuntvliedende en ondermijnende krachten die tegenwoordig bijzonder sterk zijn.
Een kenmerkend aspect van de kerkelijke verbondenheid is de adhesie van hart en verstand aan het leerambt van de bisschoppen, een adhesie die loyaal moet worden beleefd en die door de godgewijde mensen voor het volk van God duidelijk moet worden betoond, met name door hen die zich bezighouden met theologische wetenschappen, onderwijs, publiceren, catechese, en werk op het gebied van de media. vgl: A [[[3942|(30)]]] Aangezien de godgewijden een bijzondere plaats innemen in de kerk, is hun houding op dit punt van zeer grote betekenis voor het volk van God. Hun apostolische arbeid die, binnen de profetische zending van alle gedoopten, in het algemeen gekenmerkt wordt door taken die in nauwe samenwerking met de hiërarchie worden verricht, wint aan indringende kracht door hun getuigenis van kinderlijke liefde. vgl: Redemptionis Donum [[[3945|15]]] Op die manier dragen zij met hun charisma ertoe bij dat de kerk haar wezen als sacrament ”van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht” Lumen Gentium [[617|1]] op steeds volmaaktere wijze openbaart.
Bij de ordestichters zien we steeds een levend kerkbesef dat zij laten blijken doordat ze aan het kerkelijk leven in al zijn aspecten volop deelnemen, en door hun bereidwillige gehoorzaamheid aan de bisschoppen, met name aan de paus. In het licht van deze liefde voor de heilige kerk, ”pijler en grondslag van de waarheid” (1 Tim. 3, 15) [b:1 Tim. 3, 15] kunnen we de devotie verstaan die Franciscus van Assisi had voor de “Heer Paus”, 1,1 [[3946]] de kinderlijke stoutmoedigheid van Catharina van Siena jegens hem die zij de ”lieve christus op aarde” noemt, 109;171;196 [[1658]] de apostolische gehoorzaamheid en het sentire cum Ecclesia van Ignatius van Loyola, vgl: richtlijnen met het oog op de waarachtige gezindheid die wij in de strijdende kerk moeten hebben; met name de 13de richtlijn [[[2749]]] de blijde geloofsbelijdenis van Teresia van Avila: ”Ik ben een dochter van de kerk”. 217:woorden die door haar medezusters op haar sterfbed zijn opgevangen: getuigenis bij het heiligverklaringproces [[3963]] We begrijpen ook het vurig verlangen van Teresia van Lisieux: ”In het hart van de kerk, mijn moeder, zal ik de liefde zijn…” B, 3verso [[3958]] Deze getuigenissen zijn representatief voor de volle kerkelijke gemeenschap zoals die door mannelijke en vrouwelijke heiligen en ordestichters in allerlei tijden en onder vaak moeilijke omstandigheden is beleefd. Godgewijde mensen zullen daaraan steeds voorbeeld moeten nemen als ze weerstand willen bieden aan de middelpuntvliedende en ondermijnende krachten die tegenwoordig bijzonder sterk zijn.
Een kenmerkend aspect van de kerkelijke verbondenheid is de adhesie van hart en verstand aan het leerambt van de bisschoppen, een adhesie die loyaal moet worden beleefd en die door de godgewijde mensen voor het volk van God duidelijk moet worden betoond, met name door hen die zich bezighouden met theologische wetenschappen, onderwijs, publiceren, catechese, en werk op het gebied van de media. vgl: A [[[3942|(30)]]] Aangezien de godgewijden een bijzondere plaats innemen in de kerk, is hun houding op dit punt van zeer grote betekenis voor het volk van God. Hun apostolische arbeid die, binnen de profetische zending van alle gedoopten, in het algemeen gekenmerkt wordt door taken die in nauwe samenwerking met de hiërarchie worden verricht, wint aan indringende kracht door hun getuigenis van kinderlijke liefde. vgl: Redemptionis Donum [[[3945|15]]] Op die manier dragen zij met hun charisma ertoe bij dat de kerk haar wezen als sacrament ”van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht” Lumen Gentium [[617|1]] op steeds volmaaktere wijze openbaart.
Referenties naar alinea 46: 4
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De broederlijkheid in de universele kerk
47
De godgewijden zijn ertoe geroepen, in de universele kerk zuurdeeg te zijn van de missionaire gemeenschap, juist vanwege het feit dat de veelsoortige charisma’s van de verschillende instituten door de Heilige Geest zijn geschonken met het oog op het welzijn van het gehele Mystieke Lichaam, aan de opbouw waarvan ze moeten bijdragen. (1 Kor. 12, 4-11) [[b:1 Kor. 12, 4-11]] Het is niet zonder betekenis dat de liefde de ”weg is die verheven is boven alles” (1 Kor. 12, 31) [b:1 Kor. 12, 31], de werkelijkheid die ”de grootste” (1 Kor. 13, 13) [b:1 Kor. 13, 13] is van alle. De liefde brengt alle verschillen tot harmonische eenheid en geeft aan allen de kracht om elkaar in hun apostolische ijver te steunen. Juist dit wordt beoogd door de bijzondere band die de verschillende vormen van godgewijd leven en de sociëteiten van apostolisch leven bindt met de opvolger van Petrus in zijn dienst aan de eenheid en de missionaire universaliteit. De geschiedenis van de spiritualiteit bewijst de providentiële rol van deze band als garantie voor het bewaren van het eigen karakter van het godgewijde leven en het bevorderen van de missionaire verspreiding van het evangelie. De wijde verspreiding van de boodschap van het evangelie, het feit dat de kerk in veel gebieden van de wereld hecht is geworteld, de christelijke lente die in de jonge kerken aanbreekt, zouden – zoals de synodevaders hebben vastgesteld – ondenkbaar zijn zonder de bijdrage van talrijke instituten van godgewijd leven en van vele sociëteiten van apostolisch leven. In de loop der eeuwen hebben ze de band met de opvolgers van Petrus hecht bewaard, en dezen vonden in hen de edelmoedige bereidheid om zich aan de missionaire arbeid van de kerk te wijden, een bereidheid die in sommige omstandigheden heldhaftigheid vroeg.
Zo wordt het wezenskenmerk van universaliteit en verbondenheid zichtbaar dat de instituten van godgewijd leven en de sociëteiten van apostolisch leven typeert. Doordat ze vanwege hun speciale relatie met het Petrusambt niet binnen het kader van een diocees vallen, staan ze ook in dienst van de samenwerking tussen de verschillende particuliere kerken vgl: Communionis notio [[[306|16]]] waarbinnen zij de ‘uitwisseling van gaven’ doeltreffend kunnen bevorderen, en kunnen bijdragen tot een inculturatie van het evangelie die het rijke bezit van alle volken uitzuivert, verheft en in zich opneemt. vgl: Lumen Gentium [[[617|13]]] Ook vandaag blijkt uit het grote aantal roepingen tot het godgewijde leven in de jonge kerken, dat dit leven binnen de katholieke eenheid duidelijk beantwoordt aan wat er bij de verschillende volken en culturen aan verwachtingen leeft.
Zo wordt het wezenskenmerk van universaliteit en verbondenheid zichtbaar dat de instituten van godgewijd leven en de sociëteiten van apostolisch leven typeert. Doordat ze vanwege hun speciale relatie met het Petrusambt niet binnen het kader van een diocees vallen, staan ze ook in dienst van de samenwerking tussen de verschillende particuliere kerken vgl: Communionis notio [[[306|16]]] waarbinnen zij de ‘uitwisseling van gaven’ doeltreffend kunnen bevorderen, en kunnen bijdragen tot een inculturatie van het evangelie die het rijke bezit van alle volken uitzuivert, verheft en in zich opneemt. vgl: Lumen Gentium [[[617|13]]] Ook vandaag blijkt uit het grote aantal roepingen tot het godgewijde leven in de jonge kerken, dat dit leven binnen de katholieke eenheid duidelijk beantwoordt aan wat er bij de verschillende volken en culturen aan verwachtingen leeft.
Referenties naar alinea 47: 1
Ecclesiae de mysterio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het godgewijde leven en de particuliere kerk
48
Richtlijnen voor het bestuur en het beheer van de goederen (van kloosters) ... vanwege het afnemend aantal of gevorderde leeftijd ->=geentekst=
Ook binnen de particuliere kerken hebben de godgewijden een belangrijke rol. Vanuit de leer van het concilie over de kerk als gemeenschap en mysterie, en over de particuliere kerken als deel van het volk van God ”waarin de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk van Christus waarlijk aanwezig is en zich uitwerkt” Christus Dominus [[646|11]] is dit gegeven verder verdiept en in verschillende documenten vastgelegd. Deze teksten maken heel duidelijk van hoe wezenlijk belang voor de harmonische ontwikkeling van de pastoraal in de bisdommen de samenwerking is van de godgewijde mensen met de bisschop. De charisma’s van het godgewijde leven kunnen sterk bijdragen tot de opbouw van liefde in de particuliere kerken.
De verschillende manieren waarop de evangelische raden worden beleefd, zijn manifestatie en vrucht van de geestelijke gaven die de stichters hebben ontvangen. Als zodanig zijn ze “een bepaalde ervaring van de Geest, overgedragen aan de eigen leerlingen die volgens haar leven, haar bewaren en verdiepen, en voortdurend uitbouwen tegelijk met het steeds groeiende lichaam van Christus”. Mutuae relationes [[1230|(11)]] Uit zijn aard heeft ieder instituut een eigen stijl van heiliging en apostolaat die in een bepaalde, door objectieve elementen gekenmerkte traditie geleidelijk wordt vastgelegd. vgl: Mutuae relationes [[[1230|(11)]]] In die zin heeft de kerk er zorg voor dat de instituten volgens de geest van de stichters en gezonde tradities groeien en bloeien. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|576]]]
Aan de afzonderlijk instituten wordt derhalve een rechtmatige autonomie toegekend krachtens welke zij hun eigen levensordening bezitten en hun geestelijk en apostolisch erfgoed kunnen bewaren. Het is de taak van de plaatselijke ordinarissen deze autonomie te handhaven en te beschermen. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|586]]] vgl: Mutuae relationes [[[1230|(13)]]] Van de bisschoppen wordt dus gevraagd de charisma’s van het godgewijde leven te verwelkomen en hoog te achten, en er een plaats voor in te ruimen in diocesane pastorale ondernemingen.
Bijzondere aandacht dienen zij te besteden aan de instituten van diocesaan recht die aan de bijzondere zorg van de plaatselijke bisschop zijn toevertrouwd.
Een diocees zonder godgewijd leven zou het niet alleen moeten stellen zonder veel geestelijke gaven, zonder plaatsen waar mensen naar God op zoek kunnen gaan, zonder plaatsen waar apostolische arbeid wordt verricht en specifieke pastorale methodes worden toegepast, maar zo een diocees zou ook het gevaar lopen te verslappen doordat in zijn midden de voor de meeste instituten karakteristieke missionaire geest dan zou ontbreken. vgl: Ad Gentes Divinitus [[[703|18]]] De gave van het godgewijde leven die de Geest in de particuliere kerk verwekt, moet men dus welkom heten en edelmoedig en dankbaar aanvaarden.
De verschillende manieren waarop de evangelische raden worden beleefd, zijn manifestatie en vrucht van de geestelijke gaven die de stichters hebben ontvangen. Als zodanig zijn ze “een bepaalde ervaring van de Geest, overgedragen aan de eigen leerlingen die volgens haar leven, haar bewaren en verdiepen, en voortdurend uitbouwen tegelijk met het steeds groeiende lichaam van Christus”. Mutuae relationes [[1230|(11)]] Uit zijn aard heeft ieder instituut een eigen stijl van heiliging en apostolaat die in een bepaalde, door objectieve elementen gekenmerkte traditie geleidelijk wordt vastgelegd. vgl: Mutuae relationes [[[1230|(11)]]] In die zin heeft de kerk er zorg voor dat de instituten volgens de geest van de stichters en gezonde tradities groeien en bloeien. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|576]]]
Aan de afzonderlijk instituten wordt derhalve een rechtmatige autonomie toegekend krachtens welke zij hun eigen levensordening bezitten en hun geestelijk en apostolisch erfgoed kunnen bewaren. Het is de taak van de plaatselijke ordinarissen deze autonomie te handhaven en te beschermen. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|586]]] vgl: Mutuae relationes [[[1230|(13)]]] Van de bisschoppen wordt dus gevraagd de charisma’s van het godgewijde leven te verwelkomen en hoog te achten, en er een plaats voor in te ruimen in diocesane pastorale ondernemingen.
Bijzondere aandacht dienen zij te besteden aan de instituten van diocesaan recht die aan de bijzondere zorg van de plaatselijke bisschop zijn toevertrouwd.
Een diocees zonder godgewijd leven zou het niet alleen moeten stellen zonder veel geestelijke gaven, zonder plaatsen waar mensen naar God op zoek kunnen gaan, zonder plaatsen waar apostolische arbeid wordt verricht en specifieke pastorale methodes worden toegepast, maar zo een diocees zou ook het gevaar lopen te verslappen doordat in zijn midden de voor de meeste instituten karakteristieke missionaire geest dan zou ontbreken. vgl: Ad Gentes Divinitus [[[703|18]]] De gave van het godgewijde leven die de Geest in de particuliere kerk verwekt, moet men dus welkom heten en edelmoedig en dankbaar aanvaarden.
Referenties naar alinea 48: 2
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=Richtlijnen voor het bestuur en het beheer van de goederen (van kloosters) ... vanwege het afnemend aantal of gevorderde leeftijd ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Een vruchtbare en geordende kerkelijke gemeenschap
49
De bisschop is vader en herder van de gehele particuliere kerk. Zijn taak is het, de verschillende charisma’s te onderscheiden en te eerbiedigen, ze te bevorderen en te coördineren. Met pastorale liefde zal hij het charisma van het godgewijde leven dus tegemoet treden als een genade die niet alleen het instituut betreft, maar die aan heel de kerk tot voordeel strekt. Hij dient de godgewijden dus te steunen en te helpen zodat ze zich in gemeenschap met de kerk bereid tonen tot geestelijke en pastorale ondernemingen die beantwoorden aan de behoeften van onze tijd, in trouw aan het charisma dat aan hun instituut ten grondslag ligt.
Hunnerzijds zullen de godgewijden zeker edelmoedig willen samenwerken met de particuliere kerk, voor zover het in hun vermogen ligt en hun charisma gewaarborgd blijft, waarbij zij in volle verbondenheid met de bisschop hun werk verrichten op het gebied van evangelisatie, catechese, parochieleven.
Het is goed erop te wijzen dat bij het op elkaar afstemmen van de dienst van de universele kerk en die van de particuliere kerk, de instituten zich niet kunnen beroepen op hun rechtmatige autonomie of zelfs op de exemptie die vele van hen genieten vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|586.591]]] vgl: 2 [[[574|(412)]]] als rechtvaardiging voor keuzes die in feite in zouden gaan tegen de eisen van de organische eenheid die voor een gezond kerkelijk leven onontbeerlijk is. De beslissingen en het uitvoeren van pastorale initiatieven van godgewijde mensen dient integendeel te gebeuren in een hartelijke en open dialoog tussen de bisschop en de overste van het betreffende instituut. De bijzondere aandacht van de bisschoppen voor de roeping en zending van de instituten, en het respect van de instituten voor de bediening van de bisschop, zoals dat blijkt in het gewillig aanvaarden van diocesane pastorale richtlijnen, zijn twee nauw verbonden vormen van die éne kerkelijke liefde waarmee allen zich inzetten voor de – zowel charismatisch als hiërarchisch gestructureerde – organische gemeenschap van heel het volk van God.
Hunnerzijds zullen de godgewijden zeker edelmoedig willen samenwerken met de particuliere kerk, voor zover het in hun vermogen ligt en hun charisma gewaarborgd blijft, waarbij zij in volle verbondenheid met de bisschop hun werk verrichten op het gebied van evangelisatie, catechese, parochieleven.
Het is goed erop te wijzen dat bij het op elkaar afstemmen van de dienst van de universele kerk en die van de particuliere kerk, de instituten zich niet kunnen beroepen op hun rechtmatige autonomie of zelfs op de exemptie die vele van hen genieten vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|586.591]]] vgl: 2 [[[574|(412)]]] als rechtvaardiging voor keuzes die in feite in zouden gaan tegen de eisen van de organische eenheid die voor een gezond kerkelijk leven onontbeerlijk is. De beslissingen en het uitvoeren van pastorale initiatieven van godgewijde mensen dient integendeel te gebeuren in een hartelijke en open dialoog tussen de bisschop en de overste van het betreffende instituut. De bijzondere aandacht van de bisschoppen voor de roeping en zending van de instituten, en het respect van de instituten voor de bediening van de bisschop, zoals dat blijkt in het gewillig aanvaarden van diocesane pastorale richtlijnen, zijn twee nauw verbonden vormen van die éne kerkelijke liefde waarmee allen zich inzetten voor de – zowel charismatisch als hiërarchisch gestructureerde – organische gemeenschap van heel het volk van God.
Referenties naar alinea 49: 1
Richtlijnen voor het bestuur en het beheer van de goederen (van kloosters) ... vanwege het afnemend aantal of gevorderde leeftijd ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Een constante dialoog, door liefde bezield
50
Om te bevorderen dat men elkaar goed leert kennen, hetgeen een noodzakelijke voorwaarde is om met name op pastoraal gebied doeltreffend samen te werken, is een constante dialoog tussen de oversten van de instituten van godgewijd leven en de sociëteiten van apostolisch leven, en de bisschoppen zeer gewenst. Dankzij deze regelmatige contacten kunnen de oversten de bisschop op de hoogte brengen van de apostolische initiatieven die zij in zijn diocees van plan zijn te ondernemen en kunnen de noodzakelijke afspraken gemaakt worden voor de uitvoering daarvan. Op dezelfde manier is het goed, onder nader vast te stellen voorwaarden, afgevaardigden van de conferenties van hogere oversten bij de vergaderingen van de Bisschoppenconferentie uit te nodigen, en omgekeerd afgevaardigden van de Bisschoppenconferentie uit te nodigen bij de conferenties van de hogere oversten. Zo ze nog niet reeds bestaan, zal men wat dit betreft veel baat hebben bij het instellen van de werkzaamheden van gemengde commissies van bisschoppen en hogere oversten vgl: 4 [[[3942|(29)]]] op nationaal plan, om samen vraagstukken van gemeenschappelijk belang te bestuderen.
Ook zal het bijdragen tot een betere kennis van elkaar als in het studieprogramma van de diocesane geestelijkheid een plaats wordt ingeruimd voor de theologie en spiritualiteit van het godgewijde leven; hetzelfde geldt, als in de opleiding van de godgewijden voldoende aandacht wordt besteed aan de theologie van de particuliere kerk en aan de spiritualiteit van de diocesane geestelijkheid. vgl: B [[[3942|(49)]]]
Tenslotte is het bemoedigend erop te wijzen dat op de synode vele malen de theologie van de communio aan de orde is gesteld, en dat de bisschoppen en de aanwezige religieuzen er met elkaar in een klimaat van onderling vertrouwen en openheid hebben gesproken. Dit wekte het verlangen dat ”deze geestelijke ervaring van gemeenschap en samenwerking zich tot de gehele kerk zou mogen uitbreiden”, ook na de synode. Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[3942|(54)]] Ook ik hoop dat bij allen de mentaliteit en spiritualiteit van gemeenschap mogen groeien.
Ook zal het bijdragen tot een betere kennis van elkaar als in het studieprogramma van de diocesane geestelijkheid een plaats wordt ingeruimd voor de theologie en spiritualiteit van het godgewijde leven; hetzelfde geldt, als in de opleiding van de godgewijden voldoende aandacht wordt besteed aan de theologie van de particuliere kerk en aan de spiritualiteit van de diocesane geestelijkheid. vgl: B [[[3942|(49)]]]
Tenslotte is het bemoedigend erop te wijzen dat op de synode vele malen de theologie van de communio aan de orde is gesteld, en dat de bisschoppen en de aanwezige religieuzen er met elkaar in een klimaat van onderling vertrouwen en openheid hebben gesproken. Dit wekte het verlangen dat ”deze geestelijke ervaring van gemeenschap en samenwerking zich tot de gehele kerk zou mogen uitbreiden”, ook na de synode. Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[3942|(54)]] Ook ik hoop dat bij allen de mentaliteit en spiritualiteit van gemeenschap mogen groeien.
Referenties naar alinea 50: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Broederschap in een verdeelde en onrechtvaardige wereld
51
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Aan de Godgewijden ->=geentekst=
De kerk vertrouwt aan de gemeenschappen van godgewijd leven de bijzondere taak toe om de spiritualiteit van de communio te versterken, allereerst binnen hun eigen gemeenschap, en verder in de gemeenschap van de kerk en daarbuiten, door de dialoog van de liefde te openen of ermee door te gaan, met name waar de huidige wereld door etnische haat of zinloos geweld wordt verscheurd. Temidden van de verschillende samenlevingen op deze wereld – samenlevingen die vaak getekend zijn door harstochten en botsende belangen, en die snakken naar eenheid maar niet weten hoe die te bereiken – staan de communauteiten van godgewijd leven, waarin mensen van verschillende leeftijd, taal en cultuur elkaar als broeders en zusters ontmoeten, en een teken zijn dat een dialoog altijd mogelijk is, en dat er een gemeenschap bestaat waarin alle verschillen harmonisch kunnen samengaan.
De communauteiten van godgewijd leven zijn geroepen om door het getuigenis van hun leven te verkondigen wat de betekenis is van de christelijke broederlijkheid en welke omvormende kracht uitgaat van de Blijde Boodschap Congregavit nos in unum Christi amor [[3961|(56)]] die in ieder mens een kind van God erkent en die tot opofferende liefde jegens alle mensen en met name jegens de geringsten onder hen inspireert. Die communauteiten zijn plaatsen van hoop, plaatsen om de zaligsprekingen te ontdekken, plaatsen waar, met steun van het gebed waarin de communio haar oorsprong vindt, de liefde dient te worden tot drijfveer van het leven en bron van vreugde.
In onze tijd die gekenmerkt wordt door het feit dat de vraagstukken een wereldwijde omvang hebben aangenomen en de afgoden van het nationalisme weer aan het terugkeren zijn, hebben met name de internationale instituten de plicht om het gemeenschapsbesef tussen volkeren, rassen en culturen levend te houden en dat naar buiten te tonen. In een klimaat van broederlijkheid zullen hun eigen rijkdommen niet verstikt worden als ze zich openstellen voor de wereldwijde omvang van de vraagstukken, en evenmin zullen zij door het benadrukken van een eigen karaktertrek in conflict komen met anderen of met de eenheid. De internationale instituten kunnen dit doeltreffend doen omdat ze zelf creatief op de uitdaging van de inculturatie moeten ingaan en tegelijk hun identiteit moeten bewaren.
De communauteiten van godgewijd leven zijn geroepen om door het getuigenis van hun leven te verkondigen wat de betekenis is van de christelijke broederlijkheid en welke omvormende kracht uitgaat van de Blijde Boodschap Congregavit nos in unum Christi amor [[3961|(56)]] die in ieder mens een kind van God erkent en die tot opofferende liefde jegens alle mensen en met name jegens de geringsten onder hen inspireert. Die communauteiten zijn plaatsen van hoop, plaatsen om de zaligsprekingen te ontdekken, plaatsen waar, met steun van het gebed waarin de communio haar oorsprong vindt, de liefde dient te worden tot drijfveer van het leven en bron van vreugde.
In onze tijd die gekenmerkt wordt door het feit dat de vraagstukken een wereldwijde omvang hebben aangenomen en de afgoden van het nationalisme weer aan het terugkeren zijn, hebben met name de internationale instituten de plicht om het gemeenschapsbesef tussen volkeren, rassen en culturen levend te houden en dat naar buiten te tonen. In een klimaat van broederlijkheid zullen hun eigen rijkdommen niet verstikt worden als ze zich openstellen voor de wereldwijde omvang van de vraagstukken, en evenmin zullen zij door het benadrukken van een eigen karaktertrek in conflict komen met anderen of met de eenheid. De internationale instituten kunnen dit doeltreffend doen omdat ze zelf creatief op de uitdaging van de inculturatie moeten ingaan en tegelijk hun identiteit moeten bewaren.
Referenties naar alinea 51: 4
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Aan de Godgewijden ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Verbondenheid tussen de verschillende instituten
52
De broederlijke en zusterlijke geestelijke betrekkingen en de onderlinge samenwerking tussen de verschillende instituten van godgewijd leven en de verschillende sociëteiten van apostolisch leven worden gedragen en gevoed door de kerkelijke gemeenschapszin. Het kan niet anders of mensen die met elkaar verbonden zijn doordat ze zich gemeenschappelijk inzetten voor de sequela Christi en die bezield worden door dezelfde Heilige Geest, zullen als ranken van de éne wijnstok zeker de volheid van het evangelie van liefde zichtbaar maken. Vaak waren de verschillende stichters op aarde door geestelijke vriendschap met elkaar verbonden. Die vriendschap indachtig en trouw blijvend aan de eigen aard van hun instituut, dienen de godgewijden op voorbeeldige wijze broederlijk en zusterlijk met elkaar om te gaan zodat dit een bemoediging is voor de andere geledingen van de kerk bij hun dagelijkse opdracht om van het evangelie te getuigen.
Nog altijd zijn Bernardus’ woorden over de verschillende religieuze orden van toepassing: ”Ik bewonder ze allemaal…. Ik ben lid van één daarvan door het onderhouden van de regel, maar van alle uit liefde. We hebben elkaar allemaal nodig: het geestelijk goed dat ik niet heb of bezit, ontvang ik van de anderen… In deze ballingschap is de kerk nog op pelgrimstocht, en haar eenheid is om zo te zeggen veelkleurig: zij is een enkele veelsoortigheid en een veelsoortige eenheid. … Al deze verscheidenheid die een teken is van de rijkdom van Gods gaven, zal blijven bestaan in het éne huis van de Vader dat vele woningen telt. Thans zijn er onderscheiden genadegaven: dan zal er onderscheiden heerlijkheid zijn. Hier evenals daarginds bestaat de eenheid in dezelfde liefde.” IV, 8: PL 182, 903-904 [[3964]]
Nog altijd zijn Bernardus’ woorden over de verschillende religieuze orden van toepassing: ”Ik bewonder ze allemaal…. Ik ben lid van één daarvan door het onderhouden van de regel, maar van alle uit liefde. We hebben elkaar allemaal nodig: het geestelijk goed dat ik niet heb of bezit, ontvang ik van de anderen… In deze ballingschap is de kerk nog op pelgrimstocht, en haar eenheid is om zo te zeggen veelkleurig: zij is een enkele veelsoortigheid en een veelsoortige eenheid. … Al deze verscheidenheid die een teken is van de rijkdom van Gods gaven, zal blijven bestaan in het éne huis van de Vader dat vele woningen telt. Thans zijn er onderscheiden genadegaven: dan zal er onderscheiden heerlijkheid zijn. Hier evenals daarginds bestaat de eenheid in dezelfde liefde.” IV, 8: PL 182, 903-904 [[3964]]
Referenties naar alinea 52: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Coördinerende organen
53
De conferenties van de hogere oversten en de conferenties van de seculiere instituten kunnen aan de onderlinge gemeenschap een belangrijke bijdrage leveren. Het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] vgl: Perfectae Caritatis [[[677|23]]] en de daaropvolgende documenten vgl: Mutuae relationes [[[1230|(21.61)]]] vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|708-709]]] hebben deze lichamen aangemoedigd en geregeld; hun voornaamste doel is het godgewijde leven binnen het geheel van de zending van de kerk te bevorderen.
Door deze conferenties brengen de instituten hun onderlinge gemeenschap tot uitdrukking, en zoeken zij naar middelen om die te versterken met eerbiediging van en hoogachting voor de bijzonder karaktertrekken van ieders charisma waarin het mysterie van de kerk en de veelvormige wijsheid van God weerspiegeld worden. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|1]]] vgl: Lumen Gentium [[[617|46]]] Ik spoor de instituten van godgewijd leven aan tot onderlinge samenwerking, vooral in die landen waar vanwege bijzonder moeilijke omstandigheden men wellicht sterk de bekoring gevoelt zich voor andere af te sluiten, tot schade voor het godgewijde leven zelf en voor de kerk. Ze moeten elkaar integendeel helpen bij het zoeken naar het verstaan van Gods bedoelingen in de wederwaardigheden van dit tijdstip in de geschiedenis, vgl: Gaudium et Spes [[[575|4]]] om met geëigende initiatieven daarop te reageren. In het perspectief van onderlinge gemeenschap met oog voor de uitdagingen van onze tijd dienen de hogere oversten “in harmonische samenwerking met het episcopaat gebruik te maken van de diensten van de beste leden van ieder instituut, en diensten aan te bieden die er niet alleen toe bijdragen om eventuele beperktheden te overwinnen maar ook om een goede stijl van vorming tot het godgewijde leven te schepen”. Aan de XIVe Algemene Vergadering van de Braziliaanse Conferentie van religieuzen [[3965|(4)]] vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(31)]]]
Ik verzoek de conferenties van hogere oversten vaak en regelmatig contact op te nemen met de Congregatie voor de Instituten van het Gewijde Leven en de Sociëteiten van het Apostolisch Leven [d:118] als teken van hun verbondenheid met de Apostolische Stoel. Ook met de Bisschoppenconferenties van ieder land dient men actieve en vertrouwvolle betrekkingen te onderhouden. In de geest van het document Mutuae relationes [1230] zal het goed zijn als die betrekkingen een vaste vorm krijgen om telkens als er initiatieven worden ontplooid, deze te kunnen coördineren. Als dit alles onvermoeibaar en in een geest van trouwe volgzaamheid aan de richtlijnen van het magisterium wordt gedaan, zullen de organen voor coördinatie en onderlinge gemeenschap zeer nuttig blijken te zijn om oplossingen te vinden waarbij theoretische en praktische misverstanden en spanningen worden vermeden; vgl: Mutuae relationes [[[1230|(63.65)]]] dan zullen ze ook bijdragen tot het versterken van de onderlinge gemeenschap van de instituten met de bisschoppen en tot het vervullen van de zending van de particuliere kerken.
Door deze conferenties brengen de instituten hun onderlinge gemeenschap tot uitdrukking, en zoeken zij naar middelen om die te versterken met eerbiediging van en hoogachting voor de bijzonder karaktertrekken van ieders charisma waarin het mysterie van de kerk en de veelvormige wijsheid van God weerspiegeld worden. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|1]]] vgl: Lumen Gentium [[[617|46]]] Ik spoor de instituten van godgewijd leven aan tot onderlinge samenwerking, vooral in die landen waar vanwege bijzonder moeilijke omstandigheden men wellicht sterk de bekoring gevoelt zich voor andere af te sluiten, tot schade voor het godgewijde leven zelf en voor de kerk. Ze moeten elkaar integendeel helpen bij het zoeken naar het verstaan van Gods bedoelingen in de wederwaardigheden van dit tijdstip in de geschiedenis, vgl: Gaudium et Spes [[[575|4]]] om met geëigende initiatieven daarop te reageren. In het perspectief van onderlinge gemeenschap met oog voor de uitdagingen van onze tijd dienen de hogere oversten “in harmonische samenwerking met het episcopaat gebruik te maken van de diensten van de beste leden van ieder instituut, en diensten aan te bieden die er niet alleen toe bijdragen om eventuele beperktheden te overwinnen maar ook om een goede stijl van vorming tot het godgewijde leven te schepen”. Aan de XIVe Algemene Vergadering van de Braziliaanse Conferentie van religieuzen [[3965|(4)]] vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(31)]]]
Ik verzoek de conferenties van hogere oversten vaak en regelmatig contact op te nemen met de Congregatie voor de Instituten van het Gewijde Leven en de Sociëteiten van het Apostolisch Leven [d:118] als teken van hun verbondenheid met de Apostolische Stoel. Ook met de Bisschoppenconferenties van ieder land dient men actieve en vertrouwvolle betrekkingen te onderhouden. In de geest van het document Mutuae relationes [1230] zal het goed zijn als die betrekkingen een vaste vorm krijgen om telkens als er initiatieven worden ontplooid, deze te kunnen coördineren. Als dit alles onvermoeibaar en in een geest van trouwe volgzaamheid aan de richtlijnen van het magisterium wordt gedaan, zullen de organen voor coördinatie en onderlinge gemeenschap zeer nuttig blijken te zijn om oplossingen te vinden waarbij theoretische en praktische misverstanden en spanningen worden vermeden; vgl: Mutuae relationes [[[1230|(63.65)]]] dan zullen ze ook bijdragen tot het versterken van de onderlinge gemeenschap van de instituten met de bisschoppen en tot het vervullen van de zending van de particuliere kerken.
Referenties naar alinea 53: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Verbondenheid en samenwerking met de leken
54
De leer over de kerk als gemeenschap heeft ons in de afgelopen jaren beter doen begrijpen dat de verschillende geledingen hun krachten in een geest van samenwerking en uitwisseling van gaven kunnen en moeten bundelen om doeltreffender te kunnen deelnemen aan de zending van de kerk. Dit draagt bij tot een juiste en vollediger beeld van de kerk, en vooral kan door het samenspel van de verschillende gaven krachtiger gereageerd worden op de grote uitdagingen van onze tijd.
Bij de instituten van monniken en van beschouwend leven liggen de betrekkingen met de leken allereerst op het geestelijk plan, terwijl bij de instituten die zich aan het apostolaat wijden, deze betrekkingen ook in pastorale samenwerking vorm krijgen. De leden van de seculiere instituten, leken en clerici, hebben hun contacten met de andere gelovigen in het gewone leven van iedere dag. Vaak vanwege nieuwe omstandigheden zijn tegenwoordig veel instituten tot de overtuiging gekomen dat hun charisma door leken gedeeld kan worden; dezen worden derhalve uitgenodigd tot intenser deelname in de spiritualiteit en de zending van het betreffende instituut. In het spoor van ervaringen uit het verleden zoals die van verschillende seculiere of derde ordes, is een nieuw hoopvol hoofdstuk aangebroken in de geschiedenis van de betrekkingen tussen de godgewijde mensen en leken.
Bij de instituten van monniken en van beschouwend leven liggen de betrekkingen met de leken allereerst op het geestelijk plan, terwijl bij de instituten die zich aan het apostolaat wijden, deze betrekkingen ook in pastorale samenwerking vorm krijgen. De leden van de seculiere instituten, leken en clerici, hebben hun contacten met de andere gelovigen in het gewone leven van iedere dag. Vaak vanwege nieuwe omstandigheden zijn tegenwoordig veel instituten tot de overtuiging gekomen dat hun charisma door leken gedeeld kan worden; dezen worden derhalve uitgenodigd tot intenser deelname in de spiritualiteit en de zending van het betreffende instituut. In het spoor van ervaringen uit het verleden zoals die van verschillende seculiere of derde ordes, is een nieuw hoopvol hoofdstuk aangebroken in de geschiedenis van de betrekkingen tussen de godgewijde mensen en leken.
Referenties naar alinea 54: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Voor een vernieuwde geestelijke en apostolische dynamiek
55
Deze nieuwe praktijken ter bevordering van gemeenschap en samenwerking dienen om verschillende redenen te worden gestimuleerd. Allereerst immers zal er een vruchtbare spiritualiteit van kunnen uitgaan over de grenzen van het instituut heen; het instituut zal zo kunnen rekenen op nieuwe krachten die ervoor kunnen zorgen dat de voor het instituut kenmerkende activiteiten in de kerk worden voortgezet. Een andere positieve consequentie zal zijn dat het daardoor gemakkelijker wordt om met het oog op de zendingen te komen tot nauwere samenwerking tussen godgewijde mensen en leken; bewogen door het voorbeeld van een heilig leven dat de godgewijden leiden, zullen de leken de geest van de zaligsprekingen rechtstreeks leren kennen, en zo gestimuleerd worden om, ter wille van het herscheppen van de wereld naar Gods hart, naar de geest van de zaligsprekingen te leven en ervan te getuigen. vgl: Lumen Gentium [[[617|31]]]
Vaak heeft de deelname van de leken tot gevolg dat bepaalde aspecten van het charisma op onverwachte en vruchtbare wijze worden verdiept, doordat ze er een meer spirituele uitleg aan geven en aanzet geven tot nieuwe mogelijkheden voor apostolische activiteiten. Bij alle activiteiten of bedieningen waar ze bij zijn betrokken dienen de godgewijden dus te bedenken dat zij allereerst ervaren leiders en begeleiders van het geestelijk leven moeten zijn, en in dit perspectief moeten zij ”de kostbaarste gave: de geest” 11: Rome (1975) [[3966]] koesteren. Van hun kant dienen de leken aan de religieuze families hun seculier karakter en de voor hen specifieke diensten te bieden.
Vaak heeft de deelname van de leken tot gevolg dat bepaalde aspecten van het charisma op onverwachte en vruchtbare wijze worden verdiept, doordat ze er een meer spirituele uitleg aan geven en aanzet geven tot nieuwe mogelijkheden voor apostolische activiteiten. Bij alle activiteiten of bedieningen waar ze bij zijn betrokken dienen de godgewijden dus te bedenken dat zij allereerst ervaren leiders en begeleiders van het geestelijk leven moeten zijn, en in dit perspectief moeten zij ”de kostbaarste gave: de geest” 11: Rome (1975) [[3966]] koesteren. Van hun kant dienen de leken aan de religieuze families hun seculier karakter en de voor hen specifieke diensten te bieden.
Referenties naar alinea 55: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Lekenvrijwilligers en geassocieerde leden
56
Een belangrijke manier waarop leken delen in de rijkdommen van het godgewijde leven is dat lekengelovigen zich bij verschillende instituten in een nieuwe vorm als wat genoemd wordt ‘geassocieerde leden’ aansluiten, of ook dat ze, vanwege de behoeften van bepaalde culturele omstandigheden, voor een tijd opgenomen worden in het leven van de communauteit en deelnemen aan de activiteiten van beschouwing of apostolaat van het instituut, natuurlijk op voorwaarde dat het inwendig leven van het instituut er geen nadeel van ondervindt. vgl: A en C [[[3942|(33)]]]
Deze vrijwillige dienst, die geïnspireerd wordt door de rijkdom van het godgewijde leven, verdient grote waardering; maar men moet ervoor zorgen dat de vrijwilligers een zodanige vorming ontvangen dat ze niet alleen bekwaam zijn, maar ook altijd door diep geestelijke motieven bewogen worden, en een levendig gemeenschapsbesef en kerkbesef hebben bij wat ze ondernemen. vgl: B [[[3942|(33)]]] Vervolgens moet men voor ogen houden dat, willen initiatieven waarbij leken bij de besluitvorming betrokken zijn, beschouwd kunnen worden als werken van het instituut, ze gericht moeten zijn op de doelstellingen van het instituut en onder zijn verantwoording moeten worden uitgevoerd. Als leken dus met de leiding zijn belast dienen ze aan de bevoegde oversten verantwoording af te leggen. Het is goed dit alles nauwkeurig te bepalen en te regelen in eigen richtlijnen van ieder instituut, die goedgekeurd zijn door de hogere overheid, en waarin wordt vastgelegd welke de bevoegdheden zijn van respectievelijk het instituut zelf, de communauteit en de geassocieerde leden of de vrijwilligers.
Als godgewijden van hun oversten daartoe de opdracht krijgen, kunnen ze, terwijl ze onder hun gezag blijven staan, volgens geëigende voorwaarden met initiatieven van leken meewerken, met name in organisaties en instellingen die zich bezighouden met mensen aan de onderkant van de samenleving en die tot doel hebben menselijk leed te verlichten. Als deze medewerking vanuit een duidelijke en sterke christelijke inspiratie uitgaat en daardoor wordt gedragen, en de kenmerken bewaart van het godgewijde leven, kan ze de kracht en het licht van het evangelie in de donkerste situaties van het menselijk bestaan doen schijnen.
In de laatste tijd zijn veel godgewijde mensen lid geworden van één van de kerkelijke bewegingen die thans in opkomst zijn. In het algemeen vinden de betrokkenen daar baat bij, vooral voor hun geestelijke vernieuwing. Toch kan het gevaar niet ontkend worden dat in bepaalde gevallen dit voor de persoon zelf en voor de communauteit last en verwarring met zich meebrengt, met name als erdoor conflict ontstaat met de eisen van het communauteitleven en de spiritualiteit van het instituut. Men zorge er dus voor dat, wanneer iemand lid wordt van kerkelijke bewegingen, het charisma en de discipline van het instituut gerespecteerd blijven, vgl: Congregavit nos in unum Christi amor [[[3961|(62)]]] vgl: Potissimum institutioni [[[3967|(92-93)]]] en dat alles met verlof van de oversten gebeurt en in volle bereidheid om hun beslissingen te aanvaarden.
Deze vrijwillige dienst, die geïnspireerd wordt door de rijkdom van het godgewijde leven, verdient grote waardering; maar men moet ervoor zorgen dat de vrijwilligers een zodanige vorming ontvangen dat ze niet alleen bekwaam zijn, maar ook altijd door diep geestelijke motieven bewogen worden, en een levendig gemeenschapsbesef en kerkbesef hebben bij wat ze ondernemen. vgl: B [[[3942|(33)]]] Vervolgens moet men voor ogen houden dat, willen initiatieven waarbij leken bij de besluitvorming betrokken zijn, beschouwd kunnen worden als werken van het instituut, ze gericht moeten zijn op de doelstellingen van het instituut en onder zijn verantwoording moeten worden uitgevoerd. Als leken dus met de leiding zijn belast dienen ze aan de bevoegde oversten verantwoording af te leggen. Het is goed dit alles nauwkeurig te bepalen en te regelen in eigen richtlijnen van ieder instituut, die goedgekeurd zijn door de hogere overheid, en waarin wordt vastgelegd welke de bevoegdheden zijn van respectievelijk het instituut zelf, de communauteit en de geassocieerde leden of de vrijwilligers.
Als godgewijden van hun oversten daartoe de opdracht krijgen, kunnen ze, terwijl ze onder hun gezag blijven staan, volgens geëigende voorwaarden met initiatieven van leken meewerken, met name in organisaties en instellingen die zich bezighouden met mensen aan de onderkant van de samenleving en die tot doel hebben menselijk leed te verlichten. Als deze medewerking vanuit een duidelijke en sterke christelijke inspiratie uitgaat en daardoor wordt gedragen, en de kenmerken bewaart van het godgewijde leven, kan ze de kracht en het licht van het evangelie in de donkerste situaties van het menselijk bestaan doen schijnen.
In de laatste tijd zijn veel godgewijde mensen lid geworden van één van de kerkelijke bewegingen die thans in opkomst zijn. In het algemeen vinden de betrokkenen daar baat bij, vooral voor hun geestelijke vernieuwing. Toch kan het gevaar niet ontkend worden dat in bepaalde gevallen dit voor de persoon zelf en voor de communauteit last en verwarring met zich meebrengt, met name als erdoor conflict ontstaat met de eisen van het communauteitleven en de spiritualiteit van het instituut. Men zorge er dus voor dat, wanneer iemand lid wordt van kerkelijke bewegingen, het charisma en de discipline van het instituut gerespecteerd blijven, vgl: Congregavit nos in unum Christi amor [[[3961|(62)]]] vgl: Potissimum institutioni [[[3967|(92-93)]]] en dat alles met verlof van de oversten gebeurt en in volle bereidheid om hun beslissingen te aanvaarden.
Referenties naar alinea 56: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De waardigheid en de rol van de godgewijde vrouw
57
De kerk toont de veelzijdigheid van haar geestelijke schatten doordat ze met verwerping van alle discriminatie als een zegen beschouwt wat God zowel aan mannen als aan vrouwen aan gaven heeft geschonken, en doordat ze hen allen in hun gelijke waardigheid erkent. Door hun ten volle in vreugde beleefde zelfgave zijn de godgewijde vrouwen op heel speciale wijze ertoe geroepen een teken te zijn van Gods tedere liefde voor het mensdom, en een getuigenis van het mysterie van de kerk, maagd, bruid en moeder. vgl: A [[[3942|(9)]]] Op de synode is dat duidelijk naar voren gekomen; veel godgewijde vrouwen namen eraan deel en konden hun stem doen horen. Wat zij zeiden werd door allen met waardering beluisterd. Dankzij hun bijdragen zijn er nuttige aanwijzingen naar voren gekomen voor het leven van de kerk en haar evangelische opdracht. Zeker, men kan niet ontkennen dat veel dringende verlangens met betrekking tot de positie van de vrouw in verschillende sociale en kerkelijke kringen gerechtvaardigd zijn. Het is ook goed op te merken dat het nieuwe zelfbesef van de vrouwen ook de mannen helpt tot het herzien van de wijze waarop ze tegen de dingen aan kijken, van de wijze waarop ze zichzelf verstaan, hun plaats zien in de geschiedenis, van de wijze waarop zij het maatschappelijke, politieke, economische, godsdienstige en kerkelijke leven inrichten.
Daar de kerk van Christus een boodschap van bevrijding heeft ontvangen, heeft zij de profetische opdracht deze boodschap uit te dragen door de mensen te leren denken en doen volgens de bedoelingen van de Heer. In samenhang hiermee kan de godgewijde vrouw, vanuit de wijze waarop zij de kerk beleeft en vanuit haar leven als vrouw in de kerk, bepaalde eenzijdige opvattingen helpen corrigeren die de erkenning verhinderen van haar waardigheid en haar specifieke bijdrage aan het leven en aan het pastorale en missionaire werk van de kerk. Terecht dus verlangt de godgewijde vrouw dat haar identiteit, deskundigheid, zending en verantwoordelijkheid, zowel in het bewustzijn van de kerk als in het dagelijks leven, duidelijker worden erkend.
De toekomst van de nieuwe evangelisatie zoals ook van alle andere vormen van missionaire arbeid is ondenkbaar zonder een hernieuwde bijdrage van de vrouwen, met name van de godgewijde vrouwen.
Daar de kerk van Christus een boodschap van bevrijding heeft ontvangen, heeft zij de profetische opdracht deze boodschap uit te dragen door de mensen te leren denken en doen volgens de bedoelingen van de Heer. In samenhang hiermee kan de godgewijde vrouw, vanuit de wijze waarop zij de kerk beleeft en vanuit haar leven als vrouw in de kerk, bepaalde eenzijdige opvattingen helpen corrigeren die de erkenning verhinderen van haar waardigheid en haar specifieke bijdrage aan het leven en aan het pastorale en missionaire werk van de kerk. Terecht dus verlangt de godgewijde vrouw dat haar identiteit, deskundigheid, zending en verantwoordelijkheid, zowel in het bewustzijn van de kerk als in het dagelijks leven, duidelijker worden erkend.
De toekomst van de nieuwe evangelisatie zoals ook van alle andere vormen van missionaire arbeid is ondenkbaar zonder een hernieuwde bijdrage van de vrouwen, met name van de godgewijde vrouwen.
Referenties naar alinea 57: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Nieuwe perspectieven voor aanwezigheid en handelen
58
Het is dus dringend noodzakelijk dat er een aantal concrete stappen worden ondernomen, waarbij allereerst aan de vrouwen de ruimte wordt geboden om een actieve rol te spelen, op de verschillende gebieden en op alle niveaus met inbegrip van het besluitvormingsproces, vooral in zaken die hen zelf aangaan.
Ook dient de vorming van de godgewijde vrouwen evenzeer als van de mannen afgestemd te worden op de nieuwe behoeften en moet ervoor gezorgd worden dat er voldoende tijd en een institutioneel kader beschikbaar is voor een systematische opleiding die alle gebieden, zowel theologie en pastoraal als beroep, dient te omvatten. De altijd al belangrijke pastorale en catechetische vorming zal bijzonder nuttig zijn voor de nieuwe evangelisatie, die ook van de vrouwen nieuwe vormen van deelname vraagt.
Men bedenke dat een vorming die de godgewijde vrouw beter haar eigen gaven leert verstaan, ongetwijfeld ook bevorderlijk zal zijn voor de noodzakelijke wederzijdse betrekkingen binnen de kerk. Op het gebeid van theologische, culturele en spirituele studies heeft men hoge verwachtingen van het vrouwelijk genie, niet alleen rechtstreeks in betrekking tot het vrouwelijk godgewijd leven, maar ook voor het verstaan van het geloof in al zijn uitdrukkingsvormen.
Hoeveel heeft de spiritualiteitgeschiedenis niet te danken aan heiligen als Teresia van Avila en Catharina van Siena, twee vrouwen die als eersten met de titel van kerkleraar werden vereerd, en aan zoveel andere mystiek begenadigden voor het dieper verstaan van het mysterie van God en om duidelijk te laten zien hoe Hij op de gelovigen inwerkt! De kerk rekent op de godgewijde vrouwen voor het op oorspronkelijke wijze bevorderen van de leer, de goede zeden, het gezinsleven en het maatschappelijk leven, speciaal waar het de waardigheid van de vrouw en de eerbied voor het menselijk leven betreft. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(9)]]]
Want ”voor de vrouwen is, zowel op het vlak van het denken als van het handelen, een unieke en ongetwijfeld doorslaggevende taak weggelegd: het komt haar toe een ‘nieuw feminisme’ te bevorderen, dat, zonder aan de verleiding toe te geven mannelijke modellen te volgen, de kunst verstaat in alle vormen van maatschappelijk leven het vrouwelijk genie te onderkennen en tot uitdrukking te brengen, en dat er zich op toelegt elke vorm van discriminatie, geweld en uitbuiting te overwinnen”. Evangelium Vitae [[2|99]]
Men mag verwachten, dat wanneer er meer erkenning komt voor de zending van de vrouw, ook het vrouwelijk godgewijd leven zijn eigen rol steeds meer zal beseffen, en het zich nog beter zal wijden aan de zaak van het Rijk van God. Dat kan in allerlei soorten van werken gestalte krijgen, zoals betrokkenheid bij de evangelisatie, de opvoeding, het meewerken aan de vorming van toekomstige priesters en godgewijden, het stimuleren van de christelijke gemeenschap, het geven van geestelijke bijstand, het zich inzetten voor de fundamentele waarde van leven en vrede. Ik spreek nogmaals de bewondering en dankbaarheid uit die de hele kerk gevoelt voor de godgewijde vrouwen en hun buitengewone toewijding; de kerk ondersteunt hen opdat ze hun roeping ten volle en met vreugde mogen beleven, en zich geroepen weten tot de belangrijke opdracht om de vrouw in deze tijd te helpen vormen.
Ook dient de vorming van de godgewijde vrouwen evenzeer als van de mannen afgestemd te worden op de nieuwe behoeften en moet ervoor gezorgd worden dat er voldoende tijd en een institutioneel kader beschikbaar is voor een systematische opleiding die alle gebieden, zowel theologie en pastoraal als beroep, dient te omvatten. De altijd al belangrijke pastorale en catechetische vorming zal bijzonder nuttig zijn voor de nieuwe evangelisatie, die ook van de vrouwen nieuwe vormen van deelname vraagt.
Men bedenke dat een vorming die de godgewijde vrouw beter haar eigen gaven leert verstaan, ongetwijfeld ook bevorderlijk zal zijn voor de noodzakelijke wederzijdse betrekkingen binnen de kerk. Op het gebeid van theologische, culturele en spirituele studies heeft men hoge verwachtingen van het vrouwelijk genie, niet alleen rechtstreeks in betrekking tot het vrouwelijk godgewijd leven, maar ook voor het verstaan van het geloof in al zijn uitdrukkingsvormen.
Hoeveel heeft de spiritualiteitgeschiedenis niet te danken aan heiligen als Teresia van Avila en Catharina van Siena, twee vrouwen die als eersten met de titel van kerkleraar werden vereerd, en aan zoveel andere mystiek begenadigden voor het dieper verstaan van het mysterie van God en om duidelijk te laten zien hoe Hij op de gelovigen inwerkt! De kerk rekent op de godgewijde vrouwen voor het op oorspronkelijke wijze bevorderen van de leer, de goede zeden, het gezinsleven en het maatschappelijk leven, speciaal waar het de waardigheid van de vrouw en de eerbied voor het menselijk leven betreft. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(9)]]]
Want ”voor de vrouwen is, zowel op het vlak van het denken als van het handelen, een unieke en ongetwijfeld doorslaggevende taak weggelegd: het komt haar toe een ‘nieuw feminisme’ te bevorderen, dat, zonder aan de verleiding toe te geven mannelijke modellen te volgen, de kunst verstaat in alle vormen van maatschappelijk leven het vrouwelijk genie te onderkennen en tot uitdrukking te brengen, en dat er zich op toelegt elke vorm van discriminatie, geweld en uitbuiting te overwinnen”. Evangelium Vitae [[2|99]]
Men mag verwachten, dat wanneer er meer erkenning komt voor de zending van de vrouw, ook het vrouwelijk godgewijd leven zijn eigen rol steeds meer zal beseffen, en het zich nog beter zal wijden aan de zaak van het Rijk van God. Dat kan in allerlei soorten van werken gestalte krijgen, zoals betrokkenheid bij de evangelisatie, de opvoeding, het meewerken aan de vorming van toekomstige priesters en godgewijden, het stimuleren van de christelijke gemeenschap, het geven van geestelijke bijstand, het zich inzetten voor de fundamentele waarde van leven en vrede. Ik spreek nogmaals de bewondering en dankbaarheid uit die de hele kerk gevoelt voor de godgewijde vrouwen en hun buitengewone toewijding; de kerk ondersteunt hen opdat ze hun roeping ten volle en met vreugde mogen beleven, en zich geroepen weten tot de belangrijke opdracht om de vrouw in deze tijd te helpen vormen.
Referenties naar alinea 58: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het werk van de Geest voortzetten: trouw bij de vernieuwing
- De slotzusters
59
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Cor Orans ->=geentekst=
Het leven van de monialen en slotzusters verdient speciale aandacht vanwege de grote hoogachting die de christelijke gemeenschap koestert voor dit soort leven dat een teken is van de exclusieve eenheid van de kerk-als-bruid met haar boven alles beminde Heer. Het leven van slotzusters die zich hoofdzakelijk toeleggen op gebed, ascese en vurige vooruitgang in het geestelijk leven, is ”niets anders dan een tocht naar het hemels Jeruzalem en een vooruitlopen op de kerk van de eindtijd die zich geheel aan het bezitten en beschouwen van God zal overgeven”. V [[2728]] In het licht van deze kerkelijke roeping en zending beantwoordt de clausuur aan het allesoverheersend verlangen met de Heer te zijn. Door een beperkte ruimte te kiezen als woongebied, delen de kloosters in de ontlediging van Christus door een radicale armoede die tot uiting komt in het afstand doen niet alleen van materiële dingen maar ook van ‘ruimte’, contacten en veel goede dingen in de schepping. Deze speciale wijze van het offeren van zijn ‘lichaam’ voert hen tastbaarder binnen in het mysterie van de eucharistie. De slotzusters brengen met Jezus voor het heil van de wereld het offer van hun leven. Hun zelfgave is offer en uitboeting, maar krijgt daarnaast de betekenis van dankzegging aan de Vader in deelname aan de dankzegging van de welbeminde Zoon.
In een dergelijke geestelijke dynamiek is de clausuur niet enkel een buitengewoon kostbaar ascetisch middel, maar ook een manier om het Pasen van Christus te beleven. vgl: I [[[2728]]] Van ‘doods-ervaring’ wordt ze tot overvloed van leven, en blijkt ze een blije aankondiging en profetisch anticipatie op de aan iedere mens en aan de gehele mensheid gebonden mogelijkheid om in Christus alleen voor God te leven. (Rom. 6, 11) [[b:Rom. 6, 11]] De clausuur doet dus denken aan die kleine kamer van het hart waarbinnen iedere mens geroepen wordt om in verbondenheid met de Heer te leven. Aanvaard als geschenk en gekozen als een vrijwillige reactie van liefde, is de clausuur de plaats van geestelijke verbondenheid met God en met de broeders en zusters, waar de beperking in ruimte en contacten het innerlijk beleven van de evangelische waarden bevordert. (Joh. 13, 34; Mt. 5, 3.8) [[b:Joh. 13, 34; Mt. 5, 3.8]]
De communauteiten van slotzusters, die zelfs in de eenvoud van hun leven, als een stad zijn op de berg en een lamp op de standaard (Mt. 5, 14-15) [[b:Mt. 5, 14-15]] vertegenwoordigen op zichtbaar wijze het doel waarheen heel de kerkelijke gemeenschap op weg is. “Opgaande in het werk en vrij voor de beschouwing” Sacrosanctum Concilium [[570|2]] trekt de kerk over de wegen van de tijd met de ogen gericht op het toekomstig herstel van alle dingen in Christus, wanneer de kerk ”in heerlijkheid met haar bruidegom zal verschijnen” (Kol. 3, 1-4) [[b:Kol. 3, 1-4]] Lumen Gentium [[617|6]] en Christus ”het koningschap aan God de Vader zal overdragen, na alle heerschappijen en alle machten en krachten te hebben onttroond… opdat God alles in allen zij” (1 Kor. 15, 24-28) [b:1 Kor. 15, 24-28].
Mijn dankbaarheid gaat daarom uit naar deze dierbare zusters; ik spoor ze aan volgens hun charisma trouw te blijven aan hun leven als slotzuster. Dankzij hun voorbeeld kent deze levensvorm nog steeds talrijke roepingen van mensen die aangetrokken worden door het radicale karakter van een ‘leven als bruid’ dat in beschouwing geheel aan God is toegewijd. Als uitdrukking van zuivere liefde die meer waard is dan welke activiteit dan ook, bezit het contemplatieve leven een buitengewone apostolische en missionaire kracht. vgl: 29,1 [[[3968]]]
De synodevaders hebben hun grote hoogachting uitgesproken voor de betekenis van de clausuur, terwijl ze tegelijk de van verschillende kanten binnengekomen verzoeken in overweging hebben genomen aangaande het concrete onderhouden ervan. De aanwijzingen van de synode over deze kwestie, en met name de wens om aan de hogere oversten grotere bevoegdheid te geven om op grond van ernstige en gerechtvaardigde redenen afwijkingen toe te staan van de clausuur, vgl: 4 [[[30|667]]] vgl: 4 [[[3942|(22)]]] zullen zorgvuldig worden overwogen, in de lijn van de vernieuwing die zich reeds sinds het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] heeft voltrokken. vgl: Ecclesiae Sanctae [[[3976|(73-75)]]] vgl: Perfectae Caritatis [[[677|7.16]]] vgl: Venite seorsum [[[2728|(6)]]] Op die wijze zullen de verschillende vormen en graden van de clausuur – van pauselijke en constitutionele tot monastieke clausuur – beter beantwoorden aan de verscheidenheid van de contemplatieve instituten en de monastieke tradities.
Zoals de synode zelf heeft benadrukt, dient te worden bevorderd dat vooral daar waar er geen andere doeltreffende vormen van coördinatie en hulp aanwezig zijn, associaties en federaties van kloosters worden gevormd, iets wat reeds door Eerbiedwaardige Paus Pius XII [d:241] en het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] werd aanbevolen vgl: Sponsa Christi [[[3977|(7)]]] vgl: Perfectae Caritatis [[[677|22]]] om de waarden van het contemplatieve leven te beschermen en te bevorderen. Terwijl de rechtmatige autonomie van de kloosters steeds onaangetast blijft, kunnen dergelijke organisaties een reële steun bieden bij het oplossen van gemeenschappelijke problemen, zoals een passende vernieuwing, de initiële en voortgezette vorming, de wederzijdse economische ondersteuning, en ook de reorganisatie van de kloosters zelf.
In een dergelijke geestelijke dynamiek is de clausuur niet enkel een buitengewoon kostbaar ascetisch middel, maar ook een manier om het Pasen van Christus te beleven. vgl: I [[[2728]]] Van ‘doods-ervaring’ wordt ze tot overvloed van leven, en blijkt ze een blije aankondiging en profetisch anticipatie op de aan iedere mens en aan de gehele mensheid gebonden mogelijkheid om in Christus alleen voor God te leven. (Rom. 6, 11) [[b:Rom. 6, 11]] De clausuur doet dus denken aan die kleine kamer van het hart waarbinnen iedere mens geroepen wordt om in verbondenheid met de Heer te leven. Aanvaard als geschenk en gekozen als een vrijwillige reactie van liefde, is de clausuur de plaats van geestelijke verbondenheid met God en met de broeders en zusters, waar de beperking in ruimte en contacten het innerlijk beleven van de evangelische waarden bevordert. (Joh. 13, 34; Mt. 5, 3.8) [[b:Joh. 13, 34; Mt. 5, 3.8]]
De communauteiten van slotzusters, die zelfs in de eenvoud van hun leven, als een stad zijn op de berg en een lamp op de standaard (Mt. 5, 14-15) [[b:Mt. 5, 14-15]] vertegenwoordigen op zichtbaar wijze het doel waarheen heel de kerkelijke gemeenschap op weg is. “Opgaande in het werk en vrij voor de beschouwing” Sacrosanctum Concilium [[570|2]] trekt de kerk over de wegen van de tijd met de ogen gericht op het toekomstig herstel van alle dingen in Christus, wanneer de kerk ”in heerlijkheid met haar bruidegom zal verschijnen” (Kol. 3, 1-4) [[b:Kol. 3, 1-4]] Lumen Gentium [[617|6]] en Christus ”het koningschap aan God de Vader zal overdragen, na alle heerschappijen en alle machten en krachten te hebben onttroond… opdat God alles in allen zij” (1 Kor. 15, 24-28) [b:1 Kor. 15, 24-28].
Mijn dankbaarheid gaat daarom uit naar deze dierbare zusters; ik spoor ze aan volgens hun charisma trouw te blijven aan hun leven als slotzuster. Dankzij hun voorbeeld kent deze levensvorm nog steeds talrijke roepingen van mensen die aangetrokken worden door het radicale karakter van een ‘leven als bruid’ dat in beschouwing geheel aan God is toegewijd. Als uitdrukking van zuivere liefde die meer waard is dan welke activiteit dan ook, bezit het contemplatieve leven een buitengewone apostolische en missionaire kracht. vgl: 29,1 [[[3968]]]
De synodevaders hebben hun grote hoogachting uitgesproken voor de betekenis van de clausuur, terwijl ze tegelijk de van verschillende kanten binnengekomen verzoeken in overweging hebben genomen aangaande het concrete onderhouden ervan. De aanwijzingen van de synode over deze kwestie, en met name de wens om aan de hogere oversten grotere bevoegdheid te geven om op grond van ernstige en gerechtvaardigde redenen afwijkingen toe te staan van de clausuur, vgl: 4 [[[30|667]]] vgl: 4 [[[3942|(22)]]] zullen zorgvuldig worden overwogen, in de lijn van de vernieuwing die zich reeds sinds het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] heeft voltrokken. vgl: Ecclesiae Sanctae [[[3976|(73-75)]]] vgl: Perfectae Caritatis [[[677|7.16]]] vgl: Venite seorsum [[[2728|(6)]]] Op die wijze zullen de verschillende vormen en graden van de clausuur – van pauselijke en constitutionele tot monastieke clausuur – beter beantwoorden aan de verscheidenheid van de contemplatieve instituten en de monastieke tradities.
Zoals de synode zelf heeft benadrukt, dient te worden bevorderd dat vooral daar waar er geen andere doeltreffende vormen van coördinatie en hulp aanwezig zijn, associaties en federaties van kloosters worden gevormd, iets wat reeds door Eerbiedwaardige Paus Pius XII [d:241] en het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] werd aanbevolen vgl: Sponsa Christi [[[3977|(7)]]] vgl: Perfectae Caritatis [[[677|22]]] om de waarden van het contemplatieve leven te beschermen en te bevorderen. Terwijl de rechtmatige autonomie van de kloosters steeds onaangetast blijft, kunnen dergelijke organisaties een reële steun bieden bij het oplossen van gemeenschappelijke problemen, zoals een passende vernieuwing, de initiële en voortgezette vorming, de wederzijdse economische ondersteuning, en ook de reorganisatie van de kloosters zelf.
Referenties naar alinea 59: 4
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Cor Orans ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De religieuze broeders
60
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Volgens de traditionele leer van de kerk is het godgewijde leven naar zijn aard noch laïcaal noch clericaal. vgl: 1 [[[30|588]]] Vandaar dat het ”laïcale religieuze leven” zowel voor mannen als voor vrouwen een volledige staat is van beoefening van de evangelische raden. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|10]]] Het heeft dus voor het individu en voor de kerk een eigen waarde die onafhankelijk is van het gewijde ambt.
In de lijn van het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] vgl: Perfectae Caritatis [[[677|8.10]]] heeft de synode haar hoogachting uitgesproken voor deze vorm van godgewijd leven, waarin de lekenbroeders binnen en buiten de communauteit allerlei soorten belangrijke diensten verlenen, en zo deelnemen aan de opdracht, het evangelie te verkondigen en door de liefde in het leven van iedere dag ervan te getuigen. Sommige van deze diensten kunnen worden beschouwd als echte kerkelijke bedieningen die aan hen door het wettig gezag worden toevertrouwd. Daarvoor is een geschikte en volledige vorming vereist: als mens en op het gebied van spiritualiteit, theologie, pastoraal en beroep.
Volgens de gebruikelijke terminologie worden instituten waarvan aard en doelstelling vanwege de bedoeling van de stichter of een rechtmatige traditie niet het uitoefenen van de heilige wijding insluiten, ‘lekeninstituten’ genoemd. vgl: 3 [[[30|588]]] vgl: Perfectae Caritatis [[[677|10]]] Tijdens de synode heeft men er echter op gewezen dat met deze terminologie het eigen karakter van de roeping van de leden van deze instituten niet adequaat wordt weergegeven. Terwijl zij immers veel dingen doen die ook lekengelovigen verrichten, doen de religieuzen dat juist omdat ze godgewijde mensen zijn, en daarmee brengen zij volgens hun specifieke charisma hun geest van totale zelfgave aan Christus en de kerk tot uitdrukking.
Daarom hebben de synodevaders, om alle onduidelijkheid en verwarring met het seculiere karakter van de lekengelovigen vgl: Perfectae Caritatis [[[677|(31)]]] te vermijden, de term religieuze instituten van broeders voorgesteld. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(8)]]] Dit voorstel is rijk aan betekenis, vooral als men bedenkt dat het woord ‘broeder’ ook een rijke geestelijke betekenis heeft. ”Deze religieuzen zijn geroepen broeders van Christus te zijn, innig verbonden met Hem, ‘de Eerstgeborene onder vele broeders’; broeders onder elkaar in wederzijdse liefde en gezamenlijke arbeid in dezelfde dienst aan het welzijn in de kerk; broeders van iedere mens door te getuigen van Christus’ liefde jegens alle mensen, speciaal de kleinste en behoeftigste; broeders omwille van een grotere broederlijkheid in de kerk.” Audiëntie [[3978|(6)]] Door dit aspect dat het christelijk leven en het godgewijde leven gemeen hebben, op speciale wijze te beleven, herinneren de ‘religieuze broeders’ de priesterreligieuzen duidelijk aan het fundamentele aspect van de broederschap in Christus, die onder elkaar en met iedere man en vrouw beleefd moet worden, en verkondigen ze aan allen het woord van de Heer: ”Gij zijt allen broeders” (Mt. 23, 8) [b:Mt. 23, 8].
In deze religieuze instituten van broeders is er niets op tegen dat, krachtens beschikking van het generaal kapittel enkele leden de heilige wijdingen ontvangen om tegemoet te komen aan de behoefte aan priesterlijke bediening in hun eigen huizen. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|10]]] Maar het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] moedigt dit op geen enkele wijze uitdrukkelijk aan, juist omdat het wenst dat de instituten van broeders trouw blijven aan hun roeping en zending. Hetzelfde is van toepassing voor de toegang tot het ambt van overste, daar dit immers op speciale wijze een weerspiegeling is van het eigen karakter van het instituut.
De roeping van de broeders in wat men noemt de ‘clericale instituten’ is een andere, want volgens de opzet van de stichter of krachtens een rechtmatige traditie veronderstellen deze instituten het uitoefenen van de heilige wijdingen, worden zij door clerici bestuurd en worden zij als zodanig door het gezag van de kerk erkend. vgl: 2 [[[30|588]]] In deze instituten hoort het gewijde ambt tot het wezen van het charisma en bepaalt het daarvan de aard, het doel en de geest. De aanwezigheid van broeders vormt een gedifferentieerde deelname aan de zending van het instituut door diensten die verleend worden binnen de communauteit of in apostolische taken in samenwerking met hen die het priesterambt uitoefenen.
In de lijn van het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] vgl: Perfectae Caritatis [[[677|8.10]]] heeft de synode haar hoogachting uitgesproken voor deze vorm van godgewijd leven, waarin de lekenbroeders binnen en buiten de communauteit allerlei soorten belangrijke diensten verlenen, en zo deelnemen aan de opdracht, het evangelie te verkondigen en door de liefde in het leven van iedere dag ervan te getuigen. Sommige van deze diensten kunnen worden beschouwd als echte kerkelijke bedieningen die aan hen door het wettig gezag worden toevertrouwd. Daarvoor is een geschikte en volledige vorming vereist: als mens en op het gebied van spiritualiteit, theologie, pastoraal en beroep.
Volgens de gebruikelijke terminologie worden instituten waarvan aard en doelstelling vanwege de bedoeling van de stichter of een rechtmatige traditie niet het uitoefenen van de heilige wijding insluiten, ‘lekeninstituten’ genoemd. vgl: 3 [[[30|588]]] vgl: Perfectae Caritatis [[[677|10]]] Tijdens de synode heeft men er echter op gewezen dat met deze terminologie het eigen karakter van de roeping van de leden van deze instituten niet adequaat wordt weergegeven. Terwijl zij immers veel dingen doen die ook lekengelovigen verrichten, doen de religieuzen dat juist omdat ze godgewijde mensen zijn, en daarmee brengen zij volgens hun specifieke charisma hun geest van totale zelfgave aan Christus en de kerk tot uitdrukking.
Daarom hebben de synodevaders, om alle onduidelijkheid en verwarring met het seculiere karakter van de lekengelovigen vgl: Perfectae Caritatis [[[677|(31)]]] te vermijden, de term religieuze instituten van broeders voorgesteld. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(8)]]] Dit voorstel is rijk aan betekenis, vooral als men bedenkt dat het woord ‘broeder’ ook een rijke geestelijke betekenis heeft. ”Deze religieuzen zijn geroepen broeders van Christus te zijn, innig verbonden met Hem, ‘de Eerstgeborene onder vele broeders’; broeders onder elkaar in wederzijdse liefde en gezamenlijke arbeid in dezelfde dienst aan het welzijn in de kerk; broeders van iedere mens door te getuigen van Christus’ liefde jegens alle mensen, speciaal de kleinste en behoeftigste; broeders omwille van een grotere broederlijkheid in de kerk.” Audiëntie [[3978|(6)]] Door dit aspect dat het christelijk leven en het godgewijde leven gemeen hebben, op speciale wijze te beleven, herinneren de ‘religieuze broeders’ de priesterreligieuzen duidelijk aan het fundamentele aspect van de broederschap in Christus, die onder elkaar en met iedere man en vrouw beleefd moet worden, en verkondigen ze aan allen het woord van de Heer: ”Gij zijt allen broeders” (Mt. 23, 8) [b:Mt. 23, 8].
In deze religieuze instituten van broeders is er niets op tegen dat, krachtens beschikking van het generaal kapittel enkele leden de heilige wijdingen ontvangen om tegemoet te komen aan de behoefte aan priesterlijke bediening in hun eigen huizen. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|10]]] Maar het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] moedigt dit op geen enkele wijze uitdrukkelijk aan, juist omdat het wenst dat de instituten van broeders trouw blijven aan hun roeping en zending. Hetzelfde is van toepassing voor de toegang tot het ambt van overste, daar dit immers op speciale wijze een weerspiegeling is van het eigen karakter van het instituut.
De roeping van de broeders in wat men noemt de ‘clericale instituten’ is een andere, want volgens de opzet van de stichter of krachtens een rechtmatige traditie veronderstellen deze instituten het uitoefenen van de heilige wijdingen, worden zij door clerici bestuurd en worden zij als zodanig door het gezag van de kerk erkend. vgl: 2 [[[30|588]]] In deze instituten hoort het gewijde ambt tot het wezen van het charisma en bepaalt het daarvan de aard, het doel en de geest. De aanwezigheid van broeders vormt een gedifferentieerde deelname aan de zending van het instituut door diensten die verleend worden binnen de communauteit of in apostolische taken in samenwerking met hen die het priesterambt uitoefenen.
Referenties naar alinea 60: 5
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Gemengde instituten
61
Sommige religieuze instituten, die volgens de eerste opzet van de stichter als broedergemeenschappen waren bedoeld waarin alle leden, priesters en niet-priesters als elkaars gelijken zouden worden beschouwd, hebben in de loop van de tijd een andere vorm aangenomen. Deze zogeheten ‘gemengde’ instituten dienen op basis van dieper verstaan van het charisma dat aan hun stichting ten grondslag ligt, na te gaan of het niet goed en mogelijk zou zijn terug te keren tot de oorspronkelijke inspiratie.
De synodevaders hebben de wens uitgesproken dat in die instituten aan alle religieuzen gelijke rechten en verplichtingen worden toegekend, afgezien van die welke voortvloeien uit de heilige wijding. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(10)]]] vgl: Perfectae Caritatis [[[677|15]]] Om deze vraagstukken te bestuderen en op te lossen is een speciale commissie ingesteld; de conclusies van deze commissie dienen te worden afgewacht alvorens daarover de juiste beslissingen genomen kunnen worden in overeenstemming met wat gezaghebbend zal worden bepaald.
De synodevaders hebben de wens uitgesproken dat in die instituten aan alle religieuzen gelijke rechten en verplichtingen worden toegekend, afgezien van die welke voortvloeien uit de heilige wijding. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(10)]]] vgl: Perfectae Caritatis [[[677|15]]] Om deze vraagstukken te bestuderen en op te lossen is een speciale commissie ingesteld; de conclusies van deze commissie dienen te worden afgewacht alvorens daarover de juiste beslissingen genomen kunnen worden in overeenstemming met wat gezaghebbend zal worden bepaald.
Referenties naar alinea 61: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Nieuwe vormen van evangelisch leven
62
De Geest die in andere tijden talrijke vormen van godgewijd leven heeft verwekt, blijft nog steeds de kerk bijstaan doordat Hij de reeds bestaande instituten inspireert om zich in trouw aan het oorspronkelijk charisma te vernieuwen, en ook doordat Hij aan mannen en vrouwen van onze tijd nieuwe charisma’s schenkt voor het oprichten van instituten die beantwoorden aan de uitdagingen van onze dagen.
Een teken van dit goddelijke ingrijpen kan men zien in de zogeheten nieuwe stichtingen die tot op zekere hoogte nieuwe kenmerken vertonen in vergelijking met die van de traditionele instituten.
Vaak bestaat de originaliteit van de nieuwe gemeenschappen in het feit dat het gaat om groepen mannen en vrouwen, geestelijken en leken, gehuwden en ongehuwden, die een bepaalde levenswijze volgen, die soms is ontleend aan één of andere traditionele vorm of die is aangepast aan de behoeften van de moderne maatschappij. Ook de wijze waarop zij zich tot evangelisch leven verplichten heeft verschillende vormen, terwijl ze als algemene tendens een sterk verlangen vertonen naar gemeenschapsleven, gebed en armoede. De leiding berust, al naargelang hun bekwaamheid, zowel bij geestelijken als bij leken. Hun apostolaat is gericht op de behoeften van de nieuwe evangelisatie.
Enerzijds mag men zich verheugen over het werken van de Geest, maar anderzijds moet er onderscheiding van de charisma’s plaats hebben. Om bij de nieuwe gemeenschappen en vormen van leven te kunnen spreken van godgewijd leven is een grondbeginsel dat hun specifieke kenmerken moeten berusten op de wezenlijke theologische en canonieke elementen waardoor het godgewijde leven gekenmerkt wordt. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|573]]] vgl: Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [[[574|(410)]]] Deze onderscheiding is zowel op lokaal als universeel niveau noodzakelijk om de éne Geest gemeenschappelijk te gehoorzamen. In het diocees dient de bisschoppen de rechtzinnigheid in de leer van de stichters van dergelijke gemeenschappen na te gaan, de wijze waarop ze leven, hun spiritualiteit, hun kerkelijke gezindheid bij het uitvoeren van hun zending, de methodes voor de vorming en de wijze van opname in de gemeenschap. Eventuele zwakheden dient hij met wijsheid te beoordelen terwijl hij geduldig afwacht tot de vruchten het bewijs geven (Mt. 7, 16) [[b:Mt. 7, 16]] van de waarachtigheid van het charisma. vgl: B [[[3942|(13)]]] In het bijzonder wordt hem gevraagd om aan de hand van duidelijke criteria de geschiktheid vast te stellen van bepaalde leden uit deze gemeenschappen die om toelating tot de heilige wijding verzoeken. vgl: C [[[3942|(13)]]]
Zeer prijzenswaardig zijn de vormen van binding die christelijke echtparen aangaan in bepaalde kerkelijke verenigingen en bewegingen; door middel van een gelofte bevestigen zij hun verplichting tot de bij de huwelijkse staat behorende kuisheid, en, zonder tekort schieten in hun plichten jegens hun kinderen, beloven zij armoede en gehoorzaamheid. vgl: A [[[3942|(13)]]] Zij doen dit met de bedoeling om hun echtelijke liefde, die in het huwelijkssacrament in zekere zin reeds ”aan God is toegeheiligd” vgl: Gaudium et Spes [[[575|48]]] tot de volmaaktheid van de goddelijke liefde te voeren. Niettemin kan men krachtens het bovenvermelde onderscheidingsprincipe deze vormen van binding niet tot de specifieke categorie van godgewijd leven rekenen. Wanneer we het noodzakelijk achten dit soort gebeuren nauwkeurig te preciseren, betekent dit absoluut niet dat we weinig waardering zouden hebben voor deze bijzondere weg van heiliging, waaraan het werken van de Geest die eindeloos rijk is aan gaven en ingevingen, zeker niet vreemd is.
Met het oog op deze overvloed aan gaven en impulsen voor vernieuwing schijnt het goed te zijn een commissie in te stellen voor de kwesties die betrekking hebben op de nieuwe vormen van godgewijd leven, om echtheidscriteria vast te stellen die bij onderscheiding en besluitvorming nuttig kunnen zijn. vgl: B [[[3942|(13)]]] Naast andere taken zal deze commissie in het licht van de ervaringen uit de laatste decennia moeten nagaan welke nieuwe vormen van toewijding aan God door het kerkelijk gezag met pastorale wijsheid en omwille van het algemeen welzijn officieel kunnen worden goedgekeurd en aan de gelovigen die naar een volmaakter christelijk leven streven, kunnen worden voorgesteld.
Deze nieuwe verenigingen van evangelisch leven komen niet in de plaats van de reeds bestaande instituten, die de vooraanstaande plaats blijven behouden die hun door de traditie wordt toegekend. Ook de nieuwe vormen zijn een gave van de Geest, opdat de kerk met voortdurende edelmoedige vurigheid haar Heer blijft volgen, luisterend naar de uitnodigingen van God die in de tekenen van de tijd haar worden geopenbaard. Zo toont de kerk zich aan de wereld in de grote verscheidenheid aan vormen van heiligheid en diensten, ”het teken en het instrument van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht”. Lumen Gentium [[617|1]] Voor de oudere instituten, waarvan vele door de zeef van zeer zware beproevingen zijn gegaan die zij in de loop der eeuwen moedig hebben doorstaan, zal de dialoog en uitwisseling van gaven met de stichtingen die in onze tijd het licht zien, een verrijking kunnen betekenen.
Zo zal de vitaliteit van de verschillende instituten van godgewijd leven, van de oudste tot de meest recente, alsmede de dynamiek van de nieuwe gemeenschappen, de trouw in stand houden aan de Heilige Geest die het beginsel is van gemeenschap en van voortdurende vernieuwing van leven.
Een teken van dit goddelijke ingrijpen kan men zien in de zogeheten nieuwe stichtingen die tot op zekere hoogte nieuwe kenmerken vertonen in vergelijking met die van de traditionele instituten.
Vaak bestaat de originaliteit van de nieuwe gemeenschappen in het feit dat het gaat om groepen mannen en vrouwen, geestelijken en leken, gehuwden en ongehuwden, die een bepaalde levenswijze volgen, die soms is ontleend aan één of andere traditionele vorm of die is aangepast aan de behoeften van de moderne maatschappij. Ook de wijze waarop zij zich tot evangelisch leven verplichten heeft verschillende vormen, terwijl ze als algemene tendens een sterk verlangen vertonen naar gemeenschapsleven, gebed en armoede. De leiding berust, al naargelang hun bekwaamheid, zowel bij geestelijken als bij leken. Hun apostolaat is gericht op de behoeften van de nieuwe evangelisatie.
Enerzijds mag men zich verheugen over het werken van de Geest, maar anderzijds moet er onderscheiding van de charisma’s plaats hebben. Om bij de nieuwe gemeenschappen en vormen van leven te kunnen spreken van godgewijd leven is een grondbeginsel dat hun specifieke kenmerken moeten berusten op de wezenlijke theologische en canonieke elementen waardoor het godgewijde leven gekenmerkt wordt. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|573]]] vgl: Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [[[574|(410)]]] Deze onderscheiding is zowel op lokaal als universeel niveau noodzakelijk om de éne Geest gemeenschappelijk te gehoorzamen. In het diocees dient de bisschoppen de rechtzinnigheid in de leer van de stichters van dergelijke gemeenschappen na te gaan, de wijze waarop ze leven, hun spiritualiteit, hun kerkelijke gezindheid bij het uitvoeren van hun zending, de methodes voor de vorming en de wijze van opname in de gemeenschap. Eventuele zwakheden dient hij met wijsheid te beoordelen terwijl hij geduldig afwacht tot de vruchten het bewijs geven (Mt. 7, 16) [[b:Mt. 7, 16]] van de waarachtigheid van het charisma. vgl: B [[[3942|(13)]]] In het bijzonder wordt hem gevraagd om aan de hand van duidelijke criteria de geschiktheid vast te stellen van bepaalde leden uit deze gemeenschappen die om toelating tot de heilige wijding verzoeken. vgl: C [[[3942|(13)]]]
Zeer prijzenswaardig zijn de vormen van binding die christelijke echtparen aangaan in bepaalde kerkelijke verenigingen en bewegingen; door middel van een gelofte bevestigen zij hun verplichting tot de bij de huwelijkse staat behorende kuisheid, en, zonder tekort schieten in hun plichten jegens hun kinderen, beloven zij armoede en gehoorzaamheid. vgl: A [[[3942|(13)]]] Zij doen dit met de bedoeling om hun echtelijke liefde, die in het huwelijkssacrament in zekere zin reeds ”aan God is toegeheiligd” vgl: Gaudium et Spes [[[575|48]]] tot de volmaaktheid van de goddelijke liefde te voeren. Niettemin kan men krachtens het bovenvermelde onderscheidingsprincipe deze vormen van binding niet tot de specifieke categorie van godgewijd leven rekenen. Wanneer we het noodzakelijk achten dit soort gebeuren nauwkeurig te preciseren, betekent dit absoluut niet dat we weinig waardering zouden hebben voor deze bijzondere weg van heiliging, waaraan het werken van de Geest die eindeloos rijk is aan gaven en ingevingen, zeker niet vreemd is.
Met het oog op deze overvloed aan gaven en impulsen voor vernieuwing schijnt het goed te zijn een commissie in te stellen voor de kwesties die betrekking hebben op de nieuwe vormen van godgewijd leven, om echtheidscriteria vast te stellen die bij onderscheiding en besluitvorming nuttig kunnen zijn. vgl: B [[[3942|(13)]]] Naast andere taken zal deze commissie in het licht van de ervaringen uit de laatste decennia moeten nagaan welke nieuwe vormen van toewijding aan God door het kerkelijk gezag met pastorale wijsheid en omwille van het algemeen welzijn officieel kunnen worden goedgekeurd en aan de gelovigen die naar een volmaakter christelijk leven streven, kunnen worden voorgesteld.
Deze nieuwe verenigingen van evangelisch leven komen niet in de plaats van de reeds bestaande instituten, die de vooraanstaande plaats blijven behouden die hun door de traditie wordt toegekend. Ook de nieuwe vormen zijn een gave van de Geest, opdat de kerk met voortdurende edelmoedige vurigheid haar Heer blijft volgen, luisterend naar de uitnodigingen van God die in de tekenen van de tijd haar worden geopenbaard. Zo toont de kerk zich aan de wereld in de grote verscheidenheid aan vormen van heiligheid en diensten, ”het teken en het instrument van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht”. Lumen Gentium [[617|1]] Voor de oudere instituten, waarvan vele door de zeef van zeer zware beproevingen zijn gegaan die zij in de loop der eeuwen moedig hebben doorstaan, zal de dialoog en uitwisseling van gaven met de stichtingen die in onze tijd het licht zien, een verrijking kunnen betekenen.
Zo zal de vitaliteit van de verschillende instituten van godgewijd leven, van de oudste tot de meest recente, alsmede de dynamiek van de nieuwe gemeenschappen, de trouw in stand houden aan de Heilige Geest die het beginsel is van gemeenschap en van voortdurende vernieuwing van leven.
Referenties naar alinea 62: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Kijkend naar de toekomst
- Moeilijkheden en perspectieven
63
In vele streken van de wereld oefenen de veranderingen die zich op het ogenblik in de maatschappij voltrekken en het afnemend aantal roepingen een zware druk uit op het godgewijde leven. De apostolische werkzaamheden van veel instituten en zelfs hun aanwezigheid in sommige plaatselijke kerken lopen gevaar. Zoals dat reeds in andere periodes van de geschiedenis is gebeurd, dreigen sommige instituten zelfs te verdwijnen. De universele kerk is die instituten buitengewoon dankbaar voor alles wat zij door hun getuigenis en diensten aan haar opbouw hebben bijgedragen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(24)]]] Hun huidige teruggang doet niets af aan hun verdiensten en aan de vruchten die van hun harde werken het resultaat zijn.
Andere instituten staan meer voor het probleem dat zij hun apostolaat moeten reorganiseren. Dat is een moeilijke en vaak pijnlijke opdracht, waarvoor onderzoek en onderscheiding aan de hand van bepaalde criteria noodzakelijk is. Men dient bijvoorbeeld de betekenis van het eigen charisma te waarborgen, het broederlijk leven te bevorderen, aandacht te hebben voor de noden van de universele en particuliere kerk, zich te bekommeren om dingen die door de wereld worden verwaarloosd, edelmoedig en met durf, zo nodig zelfs op kleine schaal, in te gaan op de nieuwe vormen van armoede, vooral in de meest afgelegen gebieden. vgl: Congregavit nos in unum Christi amor [[[3961|(67)]]]
De verschillende moeilijkheden die het gevolg zijn van het afnemend aantal werkkrachten en vormen van apostolaat mogen er absoluut niet toe leiden dat men het vertrouwen verliest in de evangelische kracht van het godgewijde leven; dit zal in de kerk steeds aanwezig en actief zijn. Ook al zal geen enkel instituut kunnen beweren het eeuwige leven te bezitten, toch zal het godgewijde leven onder de gelovigen steeds het antwoord uit liefde jegens God en de broeders en zusters levend blijven houden. Daartoe dient men onderscheid te maken tussen het historische bepaald lot van een bepaald instituut of vorm van godgewijd leven en de kerkelijke zending van het godgewijde leven als zodanig. Het eerste kan vanwege wisselende omstandigheden veranderen, de tweede heeft een blijvend karakter.
Dit geldt evenzeer voor het contemplatieve godgewijde leven als voor het godgewijde leven dat zich toelegt op werken van apostolaat. In zijn totaliteit zal het godgewijde leven steeds een lichtend getuigenis moeten geven van de onverbrekelijke eenheid tussen de liefde tot God en de liefde tot de naaste; het zal een levende herinnering zijn aan de, ook sociale en menselijke, vruchtbaarheid van de liefde voor God. Men moet de nieuwe benarde situaties dus tegemoet treden met de gemoedsrust van mensen die weten dat van ieder mens eerder gevraagd wordt om trouw te blijven dan om succes te hebben. Tot alle prijs moet vermeden worden dat het godgewijde leven volledig zou falen, niet als gevolg van de getalsmatige terugloop, maar door het verloren gaan van de geestelijke binding met de Heer en de eigen roeping en zending. Juist door daarin trouw te volharden laat men ook aan de wereld heel duidelijk zien dat men vast vertrouwt op de Heer van de geschiedenis; in Zijn handen liggen de tijden en het lot van mensen, instituties en volkeren, en dus ook het moment en de wijze waarop zijn gaven in de geschiedenis gestalte krijgen. Droeve crisissituaties zijn voor godgewijde mensen een aansporing om krachtig hun geloof te verkondigen in de dood en opstanding van Christus, om levende tekenen te worden van de overgang van de dood naar het leven.
Andere instituten staan meer voor het probleem dat zij hun apostolaat moeten reorganiseren. Dat is een moeilijke en vaak pijnlijke opdracht, waarvoor onderzoek en onderscheiding aan de hand van bepaalde criteria noodzakelijk is. Men dient bijvoorbeeld de betekenis van het eigen charisma te waarborgen, het broederlijk leven te bevorderen, aandacht te hebben voor de noden van de universele en particuliere kerk, zich te bekommeren om dingen die door de wereld worden verwaarloosd, edelmoedig en met durf, zo nodig zelfs op kleine schaal, in te gaan op de nieuwe vormen van armoede, vooral in de meest afgelegen gebieden. vgl: Congregavit nos in unum Christi amor [[[3961|(67)]]]
De verschillende moeilijkheden die het gevolg zijn van het afnemend aantal werkkrachten en vormen van apostolaat mogen er absoluut niet toe leiden dat men het vertrouwen verliest in de evangelische kracht van het godgewijde leven; dit zal in de kerk steeds aanwezig en actief zijn. Ook al zal geen enkel instituut kunnen beweren het eeuwige leven te bezitten, toch zal het godgewijde leven onder de gelovigen steeds het antwoord uit liefde jegens God en de broeders en zusters levend blijven houden. Daartoe dient men onderscheid te maken tussen het historische bepaald lot van een bepaald instituut of vorm van godgewijd leven en de kerkelijke zending van het godgewijde leven als zodanig. Het eerste kan vanwege wisselende omstandigheden veranderen, de tweede heeft een blijvend karakter.
Dit geldt evenzeer voor het contemplatieve godgewijde leven als voor het godgewijde leven dat zich toelegt op werken van apostolaat. In zijn totaliteit zal het godgewijde leven steeds een lichtend getuigenis moeten geven van de onverbrekelijke eenheid tussen de liefde tot God en de liefde tot de naaste; het zal een levende herinnering zijn aan de, ook sociale en menselijke, vruchtbaarheid van de liefde voor God. Men moet de nieuwe benarde situaties dus tegemoet treden met de gemoedsrust van mensen die weten dat van ieder mens eerder gevraagd wordt om trouw te blijven dan om succes te hebben. Tot alle prijs moet vermeden worden dat het godgewijde leven volledig zou falen, niet als gevolg van de getalsmatige terugloop, maar door het verloren gaan van de geestelijke binding met de Heer en de eigen roeping en zending. Juist door daarin trouw te volharden laat men ook aan de wereld heel duidelijk zien dat men vast vertrouwt op de Heer van de geschiedenis; in Zijn handen liggen de tijden en het lot van mensen, instituties en volkeren, en dus ook het moment en de wijze waarop zijn gaven in de geschiedenis gestalte krijgen. Droeve crisissituaties zijn voor godgewijde mensen een aansporing om krachtig hun geloof te verkondigen in de dood en opstanding van Christus, om levende tekenen te worden van de overgang van de dood naar het leven.
Referenties naar alinea 63: 1
Roepingenzondag 2004 ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Nieuwe bezieling bij de roepingenpastoraal
64
De zending van het godgewijde leven en de vitaliteit van de instituten zijn ongetwijfeld afhankelijk van de daadwerkelijke trouw waarmee de godgewijden aan hun roeping beantwoorden. Maar ze hebben slechts toekomst in zoverre andere mannen en vrouwen edelmoedig op de uitnodiging van de Heer ingaan. Het roepingenvraagstuk betekent een werkelijke uitdaging die rechtstreeks is gericht tot de instituten, maar waarbij de hele kerk betrokken is. Veel geestelijke en materiële energie wordt besteed aan de roepingenpastoraal, maar de resultaten beantwoorden niet altijd aan de verwachtingen en het vele werk. Terwijl in de jonge kerken en in de kerken die te lijden hebben gehad onder vervolgingen door totalitaire regimes, het aantal roepingen tot het godgewijde leven toeneemt, zijn ze weinig talrijk in de landen die traditioneel veel roepingen, met name missieroepingen, telden.
Deze moeilijke situatie stelt de godgewijden op de proef, en zij vragen zich soms af: zijn we niet meer in staat om nieuwe roepingen aan te trekken? Men moet vertrouwen op onze Heer Jezus, die mensen blijft uitnodigen om Hem te volgen, en zich toevertrouwen aan de Heilige Geest die de bron en schenker is van de charisma’s van het godgewijde leven. Terwijl we met vreugde zien hoe de Heilige Geest de bruid van Christus verjongt door in talrijke landen het godgewijde leven te doen bloeien, moeten we de Heer van de oogst met aandrang bidden, arbeiders in Zijn kerk te zenden om te kunnen voorzien in de dringende behoeften van de nieuwe evangelisatie. (Mt. 9, 37-38) [[b:Mt. 9, 37-38]] Niet alleen moet het bidden om roepingen worden gestimuleerd, maar daarnaast moet men, door duidelijk erover te spreken en door geschikte catechese, degenen die tot het godgewijde leven worden geroepen, aanmoedigen tot het geven van een vrij maar direct en edelmoedig antwoord, waardoor de roepingsgenade geëffectueerd wordt.
De uitnodiging van Jezus: ”Gaat mee om het te zien” (Joh. 1, 39) [b:Joh. 1, 39], is nog steeds de gulden regel voor de roepingenpastoraal. Deze wil naar het voorbeeld van de stichters laten zien welk een aantrekkingskracht er van Jezus uitgaat en hoe schoon het is, zichzelf geheel weg te schenken omwille van het evangelie. Alle godgewijden moeten dus allereerst door woord en voorbeeld het ideaal van de sequela Christi aan de orde stellen, en vervolgens de reactie op de ingevingen van de Heilige Geest in het hart van de geroepenen ondersteunen.
Na de geestdrift van de eerste ontmoeting met Christus zal natuurlijk de geduldige arbeid komen, die nodig is om iedere dag meer daarop in te gaan en zo de roeping te doen worden tot een vaste vriendschap met de Heer. Daartoe dient de roepingenpastoraal geëigende hulpmiddelen te gebruiken, zoals geestelijke leiding, tot ondersteuning van dat antwoord in persoonlijke liefde tot de Heer dat de wezenlijke voorwaarde is om leerling en apostel te worden van Zijn Rijk.
Daarnaast moge het toenemend aantal roepingen in verschillende delen van de wereld dan wel reden geven tot optimisme en hoop, toch mag het teruglopen van dat aantal in andere steken niet tot ontmoediging leiden en ook niet tot de bekoring om lichtvaardig en ondoordacht roepingen te werven. De opdracht tot het bevorderen van de roepingen moet zo worden uitgevoerd dat ze steeds meer een gemeenschappelijke verplichting van de hele kerk blijkt te zijn. vgl: A [[[3942|(48)]]] Deze opdracht vraagt dus de actieve samenwerking van pastores, religieuzen, gezinnen en opvoeders, want zij is een integraal onderdeel van de gezamenlijke pastoraal van iedere particuliere kerk. Er moet daarom in ieder diocees een gemeenschappelijke dienst zijn om de krachten te coördineren en te bundelen, maar zó dat de activiteiten van ieder instituut op het gebied van de roepingen niet geschaad maar veeleer bevorderd worden. vgl: B [[[3942|(48)]]]
Het kan niet anders of een dergelijke, door de Voorzienigheid ondersteunde actieve samenwerking van heel het volk van God zal zorgen voor overvloedige goddelijke gaven. Dankzij de christelijke solidariteit moet het mogelijk zijn, te voorzien in de behoeften voor de vorming van hen die in de in economische opzicht armste landen een roeping hebben. Het bevorderen van roepingen in die landen dient door de verschillende instituten te gebeuren op basis van een actieve en duurzame betrokkenheid bij de pastoraal van de plaatselijke kerken en in volle overeenstemming daarmee. vgl: C [[[3942|(48)]]] De doeltreffendste manier waarop de instituten het werken van de Geest kunnen ondersteunen zal zijn, hun beste krachten edelmoedig in te zetten voor de roepingen, met name door grote aandacht te besteden aan de jongerenpastoraal.
Deze moeilijke situatie stelt de godgewijden op de proef, en zij vragen zich soms af: zijn we niet meer in staat om nieuwe roepingen aan te trekken? Men moet vertrouwen op onze Heer Jezus, die mensen blijft uitnodigen om Hem te volgen, en zich toevertrouwen aan de Heilige Geest die de bron en schenker is van de charisma’s van het godgewijde leven. Terwijl we met vreugde zien hoe de Heilige Geest de bruid van Christus verjongt door in talrijke landen het godgewijde leven te doen bloeien, moeten we de Heer van de oogst met aandrang bidden, arbeiders in Zijn kerk te zenden om te kunnen voorzien in de dringende behoeften van de nieuwe evangelisatie. (Mt. 9, 37-38) [[b:Mt. 9, 37-38]] Niet alleen moet het bidden om roepingen worden gestimuleerd, maar daarnaast moet men, door duidelijk erover te spreken en door geschikte catechese, degenen die tot het godgewijde leven worden geroepen, aanmoedigen tot het geven van een vrij maar direct en edelmoedig antwoord, waardoor de roepingsgenade geëffectueerd wordt.
De uitnodiging van Jezus: ”Gaat mee om het te zien” (Joh. 1, 39) [b:Joh. 1, 39], is nog steeds de gulden regel voor de roepingenpastoraal. Deze wil naar het voorbeeld van de stichters laten zien welk een aantrekkingskracht er van Jezus uitgaat en hoe schoon het is, zichzelf geheel weg te schenken omwille van het evangelie. Alle godgewijden moeten dus allereerst door woord en voorbeeld het ideaal van de sequela Christi aan de orde stellen, en vervolgens de reactie op de ingevingen van de Heilige Geest in het hart van de geroepenen ondersteunen.
Na de geestdrift van de eerste ontmoeting met Christus zal natuurlijk de geduldige arbeid komen, die nodig is om iedere dag meer daarop in te gaan en zo de roeping te doen worden tot een vaste vriendschap met de Heer. Daartoe dient de roepingenpastoraal geëigende hulpmiddelen te gebruiken, zoals geestelijke leiding, tot ondersteuning van dat antwoord in persoonlijke liefde tot de Heer dat de wezenlijke voorwaarde is om leerling en apostel te worden van Zijn Rijk.
Daarnaast moge het toenemend aantal roepingen in verschillende delen van de wereld dan wel reden geven tot optimisme en hoop, toch mag het teruglopen van dat aantal in andere steken niet tot ontmoediging leiden en ook niet tot de bekoring om lichtvaardig en ondoordacht roepingen te werven. De opdracht tot het bevorderen van de roepingen moet zo worden uitgevoerd dat ze steeds meer een gemeenschappelijke verplichting van de hele kerk blijkt te zijn. vgl: A [[[3942|(48)]]] Deze opdracht vraagt dus de actieve samenwerking van pastores, religieuzen, gezinnen en opvoeders, want zij is een integraal onderdeel van de gezamenlijke pastoraal van iedere particuliere kerk. Er moet daarom in ieder diocees een gemeenschappelijke dienst zijn om de krachten te coördineren en te bundelen, maar zó dat de activiteiten van ieder instituut op het gebied van de roepingen niet geschaad maar veeleer bevorderd worden. vgl: B [[[3942|(48)]]]
Het kan niet anders of een dergelijke, door de Voorzienigheid ondersteunde actieve samenwerking van heel het volk van God zal zorgen voor overvloedige goddelijke gaven. Dankzij de christelijke solidariteit moet het mogelijk zijn, te voorzien in de behoeften voor de vorming van hen die in de in economische opzicht armste landen een roeping hebben. Het bevorderen van roepingen in die landen dient door de verschillende instituten te gebeuren op basis van een actieve en duurzame betrokkenheid bij de pastoraal van de plaatselijke kerken en in volle overeenstemming daarmee. vgl: C [[[3942|(48)]]] De doeltreffendste manier waarop de instituten het werken van de Geest kunnen ondersteunen zal zijn, hun beste krachten edelmoedig in te zetten voor de roepingen, met name door grote aandacht te besteden aan de jongerenpastoraal.
Referenties naar alinea 64: 1
Roepingenpastoraal en pastoraal voor het Godgewijde leven. Horizonten en hoop ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De initiële vorming
65
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Cor Orans ->=geentekst=
Cor Orans ->=geentekst=
Cor Orans ->=geentekst=
De synodebijeenkomst heeft bijzondere aandacht gewijd aan de vorming van hen die zich aan de Heer willen toewijden, vgl: A [[[3942|(49)]]] aangezien ze de beslissende betekenis daarvan inzag. De centrale doelstelling in het vormingsproces is de voorbereiding van het individu op zijn totale toewijding aan God in de sequela Christi in dienst van de zending. ‘Ja’ zeggen op de uitnodiging van de Heer door persoonlijk te werken aan het geleidelijk doen rijpen van de eigen roeping is de onvervreemdbare verantwoordelijkheid van hen die geroepen zijn. Zij moeten hun leven openstellen voor het werken van de Heilige Geest, en dat veronderstelt dat zij het vormingstraject edelmoedig doorlopen en gelovig de door de Heer en de kerk aangeboden middelen daartoe aanvaarden. vgl: Potissimum institutioni [[[3967|(29)]]]
Daarom moet het vormingsproces het individu diepgaand beïnvloeden zodat uit heel zijn gedrag, op belangrijke momenten evengoed als in gewone omstandigheden, blijkt dat hij vol vreugde geheel en al aan God toebehoort. vgl: B [[[3942|(49)]]] Aangezien het uiteindelijk doel van het godgewijde leven is, in de totale zelfgave aan de Heer Jezus met Hem gelijkvormig te worden, vgl: Wezenlijke elementen in de leer van de Kerk over het religieuze leven toegepast op de instituten die aan apostolaatswerken zijn gewijd [[[3949|(5)]]] moet de vorming vooral daarop zijn gericht. Het gaat om de gang van groeiende identificatie met de houding van Christus tegenover de Vader.
Als dat het doel is van het godgewijde leven, zal de methode die daarop voorbereidt, een alomvattend karakter moeten hebben en vertonen: het zal de vorming moeten zijn van de hele persoon, vgl: 1 [[[30|607]]] in ieder aspect van zijn wezen, gedrag en bedoelingen. Juist omdat ze op de omvorming van de hele persoon is gericht, is vanzelfsprekend de vormingstaak nooit af. Het is inderdaad noodzakelijk dat de godgewijden steeds de gelegenheid krijgen om hun binding met het charisma en de zending van hun instituut te versterken.
Wil de vorming volledig zijn, dan zal ze alle terreinen van het christelijk leven en van het godgewijde leven moeten omvatten. Daarom dient ze het individu te vormen als mens en op cultureel, spiritueel en pastoraal gebied en daarbij er speciaal aandacht aan te schenken dat deze verschillende aspecten tot een harmonieus geheel worden. Ruime tijd dient te worden besteed aan de initiële vorming; hieronder wordt verstaan een proces dat alle fasen doorloopt van persoonlijke rijping zowel op psychologisch en spiritueel gebied als op dat van theologie en pastoraal. Wanneer het daarbij gaat om roepingen tot het priesterschap, kan de initiële vorming samenvallen en goed samengaan met een daarop gericht studieprogramma dat onderdeel uitmaakt van de vorming in ruimere zin.
Daarom moet het vormingsproces het individu diepgaand beïnvloeden zodat uit heel zijn gedrag, op belangrijke momenten evengoed als in gewone omstandigheden, blijkt dat hij vol vreugde geheel en al aan God toebehoort. vgl: B [[[3942|(49)]]] Aangezien het uiteindelijk doel van het godgewijde leven is, in de totale zelfgave aan de Heer Jezus met Hem gelijkvormig te worden, vgl: Wezenlijke elementen in de leer van de Kerk over het religieuze leven toegepast op de instituten die aan apostolaatswerken zijn gewijd [[[3949|(5)]]] moet de vorming vooral daarop zijn gericht. Het gaat om de gang van groeiende identificatie met de houding van Christus tegenover de Vader.
Als dat het doel is van het godgewijde leven, zal de methode die daarop voorbereidt, een alomvattend karakter moeten hebben en vertonen: het zal de vorming moeten zijn van de hele persoon, vgl: 1 [[[30|607]]] in ieder aspect van zijn wezen, gedrag en bedoelingen. Juist omdat ze op de omvorming van de hele persoon is gericht, is vanzelfsprekend de vormingstaak nooit af. Het is inderdaad noodzakelijk dat de godgewijden steeds de gelegenheid krijgen om hun binding met het charisma en de zending van hun instituut te versterken.
Wil de vorming volledig zijn, dan zal ze alle terreinen van het christelijk leven en van het godgewijde leven moeten omvatten. Daarom dient ze het individu te vormen als mens en op cultureel, spiritueel en pastoraal gebied en daarbij er speciaal aandacht aan te schenken dat deze verschillende aspecten tot een harmonieus geheel worden. Ruime tijd dient te worden besteed aan de initiële vorming; hieronder wordt verstaan een proces dat alle fasen doorloopt van persoonlijke rijping zowel op psychologisch en spiritueel gebied als op dat van theologie en pastoraal. Wanneer het daarbij gaat om roepingen tot het priesterschap, kan de initiële vorming samenvallen en goed samengaan met een daarop gericht studieprogramma dat onderdeel uitmaakt van de vorming in ruimere zin.
Referenties naar alinea 65: 5
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Cor Orans ->=geentekst=
Cor Orans ->=geentekst=
Cor Orans ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het werk van hen die voor de vorming verantwoordelijk zijn
66
Cor Orans ->=geentekst=
Dankzij de voortdurende gave van Christus en de Heilige Geest is God de Vader bij uitstek degene die hen die zich aan Hem toewijden, vormt. Maar bij dit werk bedient Hij zich van menselijke tussenkomst, en stelt Hij aan de door Hem geroepenen enige broeders en zusters terzijde. Vorming is zo een delen in het werken van de Vader, die door de Geest, in de harten van de jonge mannen en vrouwen de innerlijke gezindheid wekt van de Zoon. Zij die met de vorming zijn belast moeten dus zeer vertrouwd zijn met de weg van het zoeken naar God, zodat zij ook andere mensen op deze tocht kunnen begeleiden. Door aandachtig het werken van de genade te volgen zullen zij ook op de minst voor de hand liggende belemmeringen kunnen wijzen. Maar vooral zullen zij de schoonheid laten zien van de sequela Christi en de betekenis van het charisma waarin dit volgen van Christus zich voltrekt. Zij zullen het inzicht dat vrucht is van de geestelijke wijsheid, verbinden met de kennis die menselijke middelen bieden en die zullen helpen bij het onderscheiden van de roeping en bij de vorming van de nieuwe mens totdat deze werkelijk vrij is. Het voornaamste instrument bij de vorming is het persoonlijk gesprek; dit moet regelmatig en tamelijk vaak plaats hebben, want, zoals de ervaring leert, het is doeltreffend en niet te vervangen.
Dit werk vraagt veel tact en is moeilijk; het is dus van groot belang, mensen die met de vorming zullen worden belast, tot deskundigen op te leiden die hun werk in grote verbondenheid met het werk van de kerk zullen willen verrichten. Het zou goed zijn, geschikte structuren in het leven te roepen voor de opleiding van hen die voor de vorming verantwoordelijk zijn, voor zover mogelijk op plaatsen waarin ze in contact kunnen blijven met de cultuur waarbinnen ze daarna hun pastoraal werk zullen verrichten. Bij dit opleidingswerk dienen reeds gevestigde instituten hulp te bieden aan de instituten die pas kort geleden zijn opgericht, door enige van hun beste leden ter beschikking te stellen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(50)]]]
Dit werk vraagt veel tact en is moeilijk; het is dus van groot belang, mensen die met de vorming zullen worden belast, tot deskundigen op te leiden die hun werk in grote verbondenheid met het werk van de kerk zullen willen verrichten. Het zou goed zijn, geschikte structuren in het leven te roepen voor de opleiding van hen die voor de vorming verantwoordelijk zijn, voor zover mogelijk op plaatsen waarin ze in contact kunnen blijven met de cultuur waarbinnen ze daarna hun pastoraal werk zullen verrichten. Bij dit opleidingswerk dienen reeds gevestigde instituten hulp te bieden aan de instituten die pas kort geleden zijn opgericht, door enige van hun beste leden ter beschikking te stellen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(50)]]]
Referenties naar alinea 66: 2
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=Cor Orans ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Gemeenschappelijke en apostolische vorming
67
De vorming moet ook een gemeenschapsaspect hebben; vandaar dat ze bij de instituten voor religieus leven en de sociëteiten van apostolisch leven het allerbest in de communauteit kan plaats hebben. Daarin leert men van binnenuit de lasten en vreugden van het gemeenschappelijk leven kennen. In het broederlijk en zusterlijk samenleven leert ieder te leven met de mensen die God naast hem heeft geplaatst, en hun goede hoedanigheden maar ook hun verschillen en beperktheden te aanvaarden. Met name leert hij de tot opbouw van allen ontvangen gaven te delen, want ”aan ieder van ons wordt de openbaring van de Geest meegedeeld tot welzijn van allen” (1 Kor. 12, 7) [b:1 Kor. 12, 7]. vgl: Congregavit nos in unum Christi amor [[[3961|(32-33)]]] Tegelijk dient het gemeenschapsleven vanaf het eerste begin van de vorming het missionaire aspect te laten zien dat wezenlijk met de toewijding aan God is verbonden. Daartoe zal het goed zijn als de instituten tijdens de eerste vormingstijd zorgen voor concrete experimenten onder de verstandige begeleiding van degene die met de vorming is belast, om in dialoog met de omringende cultuur hun aanleg voor het apostolaat, hun aanpassingsvermogen en ondernemingsgeest verder te ontwikkelen.
Enerzijds is het belangrijk dat de godgewijde mens zich geleidelijk een kritisch, op het evangelie gebaseerd, oordeel vormt betreffende de waarden en onwaarden van de eigen cultuur en van de cultuur waarmee hij in zijn toekomstig werk te maken zal krijgen. Van de andere kant moet hij zich ook oefenen in de moeilijke kunst, te komen tot inwendige harmonie in zijn leven; hij zal moeten leren hoe hij de liefde voor God moet verbinden met die voor zijn broeders en zusters, waarbij hij zal gaan zien dat het gebed de ziel is van het apostolaat, maar dat het apostolaat het gebed bezielt en inspireert.
Enerzijds is het belangrijk dat de godgewijde mens zich geleidelijk een kritisch, op het evangelie gebaseerd, oordeel vormt betreffende de waarden en onwaarden van de eigen cultuur en van de cultuur waarmee hij in zijn toekomstig werk te maken zal krijgen. Van de andere kant moet hij zich ook oefenen in de moeilijke kunst, te komen tot inwendige harmonie in zijn leven; hij zal moeten leren hoe hij de liefde voor God moet verbinden met die voor zijn broeders en zusters, waarbij hij zal gaan zien dat het gebed de ziel is van het apostolaat, maar dat het apostolaat het gebed bezielt en inspireert.
Referenties naar alinea 67: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De noodzaak van een volledige en aan onze tijd aangepaste ratio
68
Zowel voor de instituten van vrouwen als voor de religieuze broeders in de instituten voor mannen, wordt aangeraden, een tot de eeuwige geloften durende tijd te reserveren voor de vorming. Dit is in wezen ook van toepassing op kloosters met clausuur, die een geschikt programma dienen op te stellen voor een goede voorbereiding op het contemplatieve leven en zijn speciale zending in de kerk.
Met nadruk hebben de synodevaders de instituten van godgewijd leven en de sociëteiten van apostolisch leven gevraagd, zo spoedig mogelijk een ratio institutionis uit te werken, dat wil zeggen, op basis van het eigen charisma een vormingsplan op te stellen, waarin duidelijk en dynamisch uiteen wordt gezet welke weg moet worden bewandeld om zich de spiritualiteit van het instituut geheel eigen te maken. De ratio beantwoordt thans aan een dringende behoefte: van de ene kant laat ze zien hoe de geest van het instituut zo kan worden overgedragen dat hij door de jonge generaties in de verscheidenheid van culturen en landstreken oprecht zal worden beleefd; van de andere kant wordt erin uiteengezet over welke middelen de godgewijden beschikken om die geest te beleven in de verschillende fasen op de weg naar het volwassen geloof in Christus.
Hoewel de vernieuwing van het godgewijde leven zeker allereerst afhankelijk is van de vorming, is het even zeker dat van haar kant deze vorming sterk afhangt van het vermogen om een methode uit te werken, gekenmerkt door geestelijke en pedagogische wijsheid, die hen die zich aan God willen toewijden geleidelijk ertoe brengt zich de innerlijke gezindheid van Christus onze Heer eigen te maken. De vorming is een dynamisch proces waardoor de mens zich tot in diepst van zijn wezen tot het Woord van God bekeert, en tegelijkertijd leert temidden van het aardse gebeuren de tekenen van God te ontdekken. In een tijd waarin de cultuur steeds losser komt te staan van religieuze waarden, is dit vormingsproces in tweeërlei zin van belang: daardoor zal de godgewijde mens niet alleen God blijven ‘zien’ met de ogen van het geloof in een wereld die van Zijn aanwezigheid geen weet heeft, maar zal hij Zijn aanwezigheid in zekere zin ook ‘tastbaar’ maken door het getuigenis van Zijn charisma.
Met nadruk hebben de synodevaders de instituten van godgewijd leven en de sociëteiten van apostolisch leven gevraagd, zo spoedig mogelijk een ratio institutionis uit te werken, dat wil zeggen, op basis van het eigen charisma een vormingsplan op te stellen, waarin duidelijk en dynamisch uiteen wordt gezet welke weg moet worden bewandeld om zich de spiritualiteit van het instituut geheel eigen te maken. De ratio beantwoordt thans aan een dringende behoefte: van de ene kant laat ze zien hoe de geest van het instituut zo kan worden overgedragen dat hij door de jonge generaties in de verscheidenheid van culturen en landstreken oprecht zal worden beleefd; van de andere kant wordt erin uiteengezet over welke middelen de godgewijden beschikken om die geest te beleven in de verschillende fasen op de weg naar het volwassen geloof in Christus.
Hoewel de vernieuwing van het godgewijde leven zeker allereerst afhankelijk is van de vorming, is het even zeker dat van haar kant deze vorming sterk afhangt van het vermogen om een methode uit te werken, gekenmerkt door geestelijke en pedagogische wijsheid, die hen die zich aan God willen toewijden geleidelijk ertoe brengt zich de innerlijke gezindheid van Christus onze Heer eigen te maken. De vorming is een dynamisch proces waardoor de mens zich tot in diepst van zijn wezen tot het Woord van God bekeert, en tegelijkertijd leert temidden van het aardse gebeuren de tekenen van God te ontdekken. In een tijd waarin de cultuur steeds losser komt te staan van religieuze waarden, is dit vormingsproces in tweeërlei zin van belang: daardoor zal de godgewijde mens niet alleen God blijven ‘zien’ met de ogen van het geloof in een wereld die van Zijn aanwezigheid geen weet heeft, maar zal hij Zijn aanwezigheid in zekere zin ook ‘tastbaar’ maken door het getuigenis van Zijn charisma.
Referenties naar alinea 68: 1
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Permanente vorming
69
Cor Orans ->=geentekst=
Cor Orans ->=geentekst=
Cor Orans ->=geentekst=
Zowel voor de instituten van apostolisch leven als voor die van contemplatief leven is permanente vorming een wezenlijke eis van de religieuze toewijding aan God. Zoals we hierboven al zeiden, blijft het vormingsproces niet beperkt tot de aanvangsfase. Vanwege de menselijke beperktheden zal een godgewijd mens nooit kunnen denken dat in hem reeds die ‘nieuwe mens’ volledig tot leven is gekomen die in alle omstandigheden van het leven in zich de innerlijke gezindheid ervaart die Christus bezielde. De eerste vorming moet daarom geconsolideerd worden door permanente vorming die de mens bereid maakt om al zijn levensdagen zich verder te laten vormen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(51)]]]
Daarom is zeer belangrijk dat ieder instituut als onderdeel van de ratio institutionis zo nauwkeurig en systematisch mogelijk een plan vaststelt voor permanente vorming, met als voornaamste doel, alle godgewijden te begeleiden met een programma dat heel hun leven omvat. Niemand kan zich ontslagen achten van de verplichting, als mens en als religieus te groeien; zo mag ook niemand zich verbeelden dat hij voldoende heeft aan zichzelf om te weten hoe hij moet leven. In geen enkele fase van het leven kan een mens zich zo zeker en vurig weten dat hij zich niet langer zou behoeven in te spannen om trouw te kunnen blijven; zo is er ook geen leeftijd waarop een mens zijn volmaakte uitgroei heeft bereikt.
Daarom is zeer belangrijk dat ieder instituut als onderdeel van de ratio institutionis zo nauwkeurig en systematisch mogelijk een plan vaststelt voor permanente vorming, met als voornaamste doel, alle godgewijden te begeleiden met een programma dat heel hun leven omvat. Niemand kan zich ontslagen achten van de verplichting, als mens en als religieus te groeien; zo mag ook niemand zich verbeelden dat hij voldoende heeft aan zichzelf om te weten hoe hij moet leven. In geen enkele fase van het leven kan een mens zich zo zeker en vurig weten dat hij zich niet langer zou behoeven in te spannen om trouw te kunnen blijven; zo is er ook geen leeftijd waarop een mens zijn volmaakte uitgroei heeft bereikt.
Referenties naar alinea 69: 4
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Cor Orans ->=geentekst=
Cor Orans ->=geentekst=
Cor Orans ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- In de dynamiek van de trouw
70
Er is een jeugdigheid van geest die door de tijd heen stand houdt; ze is het gevolg van het feit dat iemand in alle fasen van zijn leven een nieuwe taak zoekt en vindt om te vervullen, een bijzondere manier van leven, dienen en liefhebben. vgl: Congregavit nos in unum Christi amor [[[3961|(43-45)]]]
In het godgewijde leven vormen de eerste jaren dat iemand geheel in de apostolische arbeid is ingeschakeld een kritieke fase die gekenmerkt wordt door de overgang van een leven dat onder toezicht stond naar een situatie dat hij de volledige verantwoordelijkheid heeft voor het werk. Het is van belang dat jonge godgewijden gesteund en begeleid worden door een medebroeder of medezuster die hen helpen hun onbevangen jeugdige liefde en enthousiasme voor Christus ten volle te beleven.
In de volgende fase bestaat het gevaar van sleur en de daaruit voortvloeiende bekoring van teleurstelling over de magere resultaten. Godgewijde mensen van wat meer gevorderde leeftijd dienen dan te worden geholpen om in het licht van het evangelie en het charisma van hun instituut hun oorspronkelijke keuze opnieuw te overdenken en het absoluut karakter van hun zelfgave niet te verwarren met volledig geslaagd resultaat. Daardoor wordt het mogelijk dat hun persoonlijke keuze nieuw elan en nieuwe motivering krijgt. Het is de fase waarin men zoekt naar wat waar het eigenlijk om gaat.
In de fase van de rijpe leeftijd kan de persoonlijke groei samen gaan met het gevaar van een zeker individualisme, gepaard met de angst niet meer met de tijd mee te kunnen, en ook met verstarring, geslotenheid en verslapping. Hier is het doel van de permanente vorming, behulpzaam te zijn om weer vuriger geestelijk en apostolisch te gaan leven, maar ook om het speciale karakter van deze levensfase te ontdekken. Bepaalde aspecten van de persoonlijkheid zijn immers gelouterd waardoor de zelfgave aan God zuiverder en edelmoediger wordt, en ze vreedzamer en met groter bescheidenheid, met grotere helderheid en genaderijkdom de medebroeders en medezusters beïnvloedt. Het is de gave en de ervaring van het geestelijk vader- en moederschap.
Bij de hoge ouderdom dienen zich nieuwe problemen aan, waarop men kan worden voorbereid door een goed overdacht programma van geestelijke ondersteuning. Het geleidelijk zich terugtrekken uit het werk, en soms ook ziekte en gedwongen nietsdoen, zijn een buitengewoon vormende ervaring. Hoewel deze fase vaak zeer pijnlijk is, biedt zij de godgewijde mens de gelegenheid zich door de paas-ervaring te laten omvormen, vgl: Potissimum institutioni [[[3967|(70)]]] door gelijkvormig te worden met de gekruisigde Christus, met Hem die in alles de Wil doet van de Vader en zich aan Zijn handen toevertrouwt, ja zelfs zijn geest aan Hem overgeeft. Dit gelijkvormig worden is een nieuwe manier om zijn toewijding aan God te beleven, die nu niet langer meer verbonden is met bestuurlijke verantwoordelijkheid of apostolisch werk.
Wanneer dan het ogenblik aanbreekt om zich te verenigen met het laatste uur van Christus’ lijden weet de godgewijde mens dat de Vader nu de geheimnisvolle, lang geleden begonnen weg van vorming in hem voltooit. Dan zal de dood verwacht en voorbereid worden als de hoogste daad van liefde en zelfgave.
Het is goed toe te voegen dat men in alle fasen van het leven kritieke situaties kan meemaken vanwege externe omstandigheden – verandering van werk of standplaats, moeilijkheden in het werk, geen succes in het apostolaat, onbegrip, men wordt terzijde geschoven, enzovoorts – of tengevolge van meer persoonlijke redenen – lichamelijk of psychisch lijden, geestelijke dorheid, sterfgevallen, moeilijkheden in de omgang met anderen, sterke bekoringen, geloofscrisis, identiteitscrisis, gevoel van nutteloosheid – en dergelijke meer. Als het daardoor iemand zwaarder valt trouw te blijven, moet hij op persoonlijk vlak en vanuit de gemeenschap de steun ondervinden van groter vertrouwen en sterkere liefde. Bovenal is de hartelijke nabijheid van de overste dan noodzakelijk. De deskundige hulp van een medebroeder of medezuster kan morele steun betekenen; hun attente aanwezigheid en luisterbereidheid kan weer de betekenis doen ontdekken van het verbond dat God als eerste met hem of haar heeft gesloten en waarop Hij niet wil terugkomen. Wie aldus beproefd wordt, zal zo de loutering en leegte weten te aanvaarden als een bij uitstek geschikte weg om de gekruisigde Christus na te volgen. De beproeving zelf zal een providentieel middel blijken om in de handen van de Vader gevormd te worden; ze zal niet alleen een psychologisch gevecht zijn van het subject met zichzelf en met de eigen zwakheden, maar ook een religieuze strijd die iedere dag weer opnieuw in het teken staat van Gods aanwezigheid en de kracht van het kruis.
In het godgewijde leven vormen de eerste jaren dat iemand geheel in de apostolische arbeid is ingeschakeld een kritieke fase die gekenmerkt wordt door de overgang van een leven dat onder toezicht stond naar een situatie dat hij de volledige verantwoordelijkheid heeft voor het werk. Het is van belang dat jonge godgewijden gesteund en begeleid worden door een medebroeder of medezuster die hen helpen hun onbevangen jeugdige liefde en enthousiasme voor Christus ten volle te beleven.
In de volgende fase bestaat het gevaar van sleur en de daaruit voortvloeiende bekoring van teleurstelling over de magere resultaten. Godgewijde mensen van wat meer gevorderde leeftijd dienen dan te worden geholpen om in het licht van het evangelie en het charisma van hun instituut hun oorspronkelijke keuze opnieuw te overdenken en het absoluut karakter van hun zelfgave niet te verwarren met volledig geslaagd resultaat. Daardoor wordt het mogelijk dat hun persoonlijke keuze nieuw elan en nieuwe motivering krijgt. Het is de fase waarin men zoekt naar wat waar het eigenlijk om gaat.
In de fase van de rijpe leeftijd kan de persoonlijke groei samen gaan met het gevaar van een zeker individualisme, gepaard met de angst niet meer met de tijd mee te kunnen, en ook met verstarring, geslotenheid en verslapping. Hier is het doel van de permanente vorming, behulpzaam te zijn om weer vuriger geestelijk en apostolisch te gaan leven, maar ook om het speciale karakter van deze levensfase te ontdekken. Bepaalde aspecten van de persoonlijkheid zijn immers gelouterd waardoor de zelfgave aan God zuiverder en edelmoediger wordt, en ze vreedzamer en met groter bescheidenheid, met grotere helderheid en genaderijkdom de medebroeders en medezusters beïnvloedt. Het is de gave en de ervaring van het geestelijk vader- en moederschap.
Bij de hoge ouderdom dienen zich nieuwe problemen aan, waarop men kan worden voorbereid door een goed overdacht programma van geestelijke ondersteuning. Het geleidelijk zich terugtrekken uit het werk, en soms ook ziekte en gedwongen nietsdoen, zijn een buitengewoon vormende ervaring. Hoewel deze fase vaak zeer pijnlijk is, biedt zij de godgewijde mens de gelegenheid zich door de paas-ervaring te laten omvormen, vgl: Potissimum institutioni [[[3967|(70)]]] door gelijkvormig te worden met de gekruisigde Christus, met Hem die in alles de Wil doet van de Vader en zich aan Zijn handen toevertrouwt, ja zelfs zijn geest aan Hem overgeeft. Dit gelijkvormig worden is een nieuwe manier om zijn toewijding aan God te beleven, die nu niet langer meer verbonden is met bestuurlijke verantwoordelijkheid of apostolisch werk.
Wanneer dan het ogenblik aanbreekt om zich te verenigen met het laatste uur van Christus’ lijden weet de godgewijde mens dat de Vader nu de geheimnisvolle, lang geleden begonnen weg van vorming in hem voltooit. Dan zal de dood verwacht en voorbereid worden als de hoogste daad van liefde en zelfgave.
Het is goed toe te voegen dat men in alle fasen van het leven kritieke situaties kan meemaken vanwege externe omstandigheden – verandering van werk of standplaats, moeilijkheden in het werk, geen succes in het apostolaat, onbegrip, men wordt terzijde geschoven, enzovoorts – of tengevolge van meer persoonlijke redenen – lichamelijk of psychisch lijden, geestelijke dorheid, sterfgevallen, moeilijkheden in de omgang met anderen, sterke bekoringen, geloofscrisis, identiteitscrisis, gevoel van nutteloosheid – en dergelijke meer. Als het daardoor iemand zwaarder valt trouw te blijven, moet hij op persoonlijk vlak en vanuit de gemeenschap de steun ondervinden van groter vertrouwen en sterkere liefde. Bovenal is de hartelijke nabijheid van de overste dan noodzakelijk. De deskundige hulp van een medebroeder of medezuster kan morele steun betekenen; hun attente aanwezigheid en luisterbereidheid kan weer de betekenis doen ontdekken van het verbond dat God als eerste met hem of haar heeft gesloten en waarop Hij niet wil terugkomen. Wie aldus beproefd wordt, zal zo de loutering en leegte weten te aanvaarden als een bij uitstek geschikte weg om de gekruisigde Christus na te volgen. De beproeving zelf zal een providentieel middel blijken om in de handen van de Vader gevormd te worden; ze zal niet alleen een psychologisch gevecht zijn van het subject met zichzelf en met de eigen zwakheden, maar ook een religieuze strijd die iedere dag weer opnieuw in het teken staat van Gods aanwezigheid en de kracht van het kruis.
Referenties naar alinea 70: 1
Cor Orans ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Aspecten van de permanente vorming
71
Terwijl de mens in alle fasen van zijn leven het subject is van zijn vorming, is die vorming gericht op de gehele mens, geroepen om God te zoeken en lief te hebben, ”met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten” (Deut. 6, 5) [b:Deut. 6, 5] en zijn naasten als zichzelf. (Lev. 19, 18; Mt. 22, 37-39) [[b:Lev. 19, 18; Mt. 22, 37-39]] De liefde tot God en de medemens bezit een machtige dynamiek die voortdurend het proces van vooruitgang en trouw kan blijven voeden en inspireren.
Voorop staat natuurlijk het leven in de Geest. Daarin hervindt de godgewijde mens zijn identiteit en diepe inwendige vrede. Door te leven in de Geest leert de godgewijde mens beter te luisteren naar de dagelijkse uitnodigingen van het Woord van God en zich te laten leiden door de oorspronkelijke inspiratie van het eigen instituut. Onder het werken van de Geest moeten de voor gebed, stilte en gehoorzaamheid bestemde tijden met zorg worden beschermd, en moet daarbij met aandrang de hemel worden gebeden om de gave van wijsheid in het moeizame werk van iedere dag. (Sir. 9, 10) [[b:Sir. 9, 10]]
Het menselijk en broederlijk aspect vraagt kennis van zichzelf en van de eigen beperktheden, wil men op geschikte wijze op de weg naar totale vrijheid gestimuleerd en ondersteund kunnen worden. Bijzonder belangrijk is in de huidige situatie dat de godgewijde mens innerlijk vrij is, een harmonieus gemoedsleven heeft, in staat is met iedereen om te gaan, met name in de eigen communauteit, een onbevangen geest bezit, mee weet te voelen met lijdende mensen, de waarheid liefheeft, en steeds beter het zeggen en doen met elkaar in overeenstemming weet te brengen.
Het apostolisch aspect opent hart en geest van de godgewijde mens en maakt hem bereid zich voortdurend voor het werk in te spannen, daarmee de liefde tot Christus die hem drijft, zichtbaar makend. (2 Kor. 5, 14) [[b:2 Kor. 5, 14]] Concreet zal dit betekenen dat, in trouw aan de geest en bedoelingen van de stichter en aan de tradities die daarna ontstaan zijn, de methodes en doelstellingen van de apostolische werken worden bijgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de veranderde algemene of lokale historische en culturele omstandigheden van de kring waarin men werkzaam is.
Het cultureel en professioneel aspect, ondersteund door een degelijke theologische vorming waardoor men tot onderscheiding in staat is, vraagt voortdurende bijstelling en bijzondere aandacht voor de verschillende gebieden waarop ieder charisma gericht is. Men moet dus een open geest bewaren die zich graag laat beleren, opdat het apostolaat naar de eisen van de tijd wordt opgezet en uitgevoerd met gebruikmaking van de door de culturele ontwikkeling geboden middelen.
Tenslotte komen alle andere eisen samen in het aspect van het charisma, als in een synthese die vraagt om een voortdurend verdiepen van de eigen toewijding aan God in haar verschillende aspecten, niet alleen in het apostolisch maar ook in het ascetisch en mystiek aspect ervan. Dat betekent dat ieder lid de geest van het eigen instituut, zijn geschiedenis en zending, moet blijven bestuderen om zelf en als gemeenschap zich die geest beter eigen te maken. vgl: Potissimum institutioni [[[3967|(68)]]]
Voorop staat natuurlijk het leven in de Geest. Daarin hervindt de godgewijde mens zijn identiteit en diepe inwendige vrede. Door te leven in de Geest leert de godgewijde mens beter te luisteren naar de dagelijkse uitnodigingen van het Woord van God en zich te laten leiden door de oorspronkelijke inspiratie van het eigen instituut. Onder het werken van de Geest moeten de voor gebed, stilte en gehoorzaamheid bestemde tijden met zorg worden beschermd, en moet daarbij met aandrang de hemel worden gebeden om de gave van wijsheid in het moeizame werk van iedere dag. (Sir. 9, 10) [[b:Sir. 9, 10]]
Het menselijk en broederlijk aspect vraagt kennis van zichzelf en van de eigen beperktheden, wil men op geschikte wijze op de weg naar totale vrijheid gestimuleerd en ondersteund kunnen worden. Bijzonder belangrijk is in de huidige situatie dat de godgewijde mens innerlijk vrij is, een harmonieus gemoedsleven heeft, in staat is met iedereen om te gaan, met name in de eigen communauteit, een onbevangen geest bezit, mee weet te voelen met lijdende mensen, de waarheid liefheeft, en steeds beter het zeggen en doen met elkaar in overeenstemming weet te brengen.
Het apostolisch aspect opent hart en geest van de godgewijde mens en maakt hem bereid zich voortdurend voor het werk in te spannen, daarmee de liefde tot Christus die hem drijft, zichtbaar makend. (2 Kor. 5, 14) [[b:2 Kor. 5, 14]] Concreet zal dit betekenen dat, in trouw aan de geest en bedoelingen van de stichter en aan de tradities die daarna ontstaan zijn, de methodes en doelstellingen van de apostolische werken worden bijgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de veranderde algemene of lokale historische en culturele omstandigheden van de kring waarin men werkzaam is.
Het cultureel en professioneel aspect, ondersteund door een degelijke theologische vorming waardoor men tot onderscheiding in staat is, vraagt voortdurende bijstelling en bijzondere aandacht voor de verschillende gebieden waarop ieder charisma gericht is. Men moet dus een open geest bewaren die zich graag laat beleren, opdat het apostolaat naar de eisen van de tijd wordt opgezet en uitgevoerd met gebruikmaking van de door de culturele ontwikkeling geboden middelen.
Tenslotte komen alle andere eisen samen in het aspect van het charisma, als in een synthese die vraagt om een voortdurend verdiepen van de eigen toewijding aan God in haar verschillende aspecten, niet alleen in het apostolisch maar ook in het ascetisch en mystiek aspect ervan. Dat betekent dat ieder lid de geest van het eigen instituut, zijn geschiedenis en zending, moet blijven bestuderen om zelf en als gemeenschap zich die geest beter eigen te maken. vgl: Potissimum institutioni [[[3967|(68)]]]
Referenties naar alinea 71: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Derde hoofdstuk Servitium caritatis - het godgewijde leven, manifestatie van Gods liefde in de wereld
- === Inleiding
- Voor de zending geheiligd
72
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Naar het beeld van Jezus, de welbeminde Zoon ”die door de Vader geheiligd en in de wereld gezonden werd”, (Joh. 10, 36) [b:Joh. 10, 36] zijn ook zij die God uitnodigt om Hem te volgen, geheiligd en in de wereld gezonden om Zijn voorbeeld te volgen en Zijn zending voort te zetten. In wezen geldt dit voor iedere volgeling. Maar het is bijzonder van toepassing op hen die geroepen worden om Christus ‘van meer nabij’ te volgen op de manier die karakteristiek is voor het godgewijde leven, en om Hem te maken tot het ‘Al’ van hun leven. In het feit dat ze geroepen zijn ligt dus de opdracht besloten zich geheel aan de zending te wijden; bovendien wordt onder werking van de Heilige Geest, die aan de oorsprong staat van iedere roeping en van ieder charisma, het godgewijde leven zelf een zending, zoals ook het gehele leven van Jezus was. Ook zo gezien is het zeer duidelijk van hoe groot belang de beoefening is van de evangelische raden, die de mens geheel vrij maakt voor de zaak van het evangelie.
Men kan dus zeggen dat de zending voor alle instituten wezenlijk is, niet alleen voor de instituten van apostolisch leven, maar ook voor die van contemplatief leven.
Immers, meer nog dan dat de zending door uitwendige werken gekenmerkt wordt, bestaat ze in het tegenwoordig stellen van Christus in de wereld door het persoonlijk getuigenis. Dàt is de uitdaging, dàt is het eerste doel van het godgewijde leven! Naarmate de godgewijde mens meer aan Christus gelijkvormig wordt, wordt Christus meer aanwezig en werkzaam gemaakt in de wereld voor het heil van alle mensen.
Zo kan men zeggen dat de godgewijde mens ‘op zending’ is, juist krachtens zijn toewijding aan God waarvan hij overeenkomstig het ideaal van zijn instituut getuigenis aflegt. Als in het stichtings-charisma pastorale activiteiten zijn voorzien, is het duidelijk dat het getuigenis van het leven en de werken van apostolaat en menselijke ontwikkeling op gelijke wijze noodzakelijk zijn: beide stellen Christus tegenwoordig, die tegelijk aan de eer van de Vader is toegeheiligd en in de wereld is gezonden voor het heil van zijn broers en zusters. vgl: Lumen Gentium [[[617|46]]]
Bovendien deelt het religieuze leven nog door een ander element, dat er specifiek voor is, in de zending van Christus, namelijk het broederlijk en zusterlijk leven in gemeenschap voor de zending. Hoe inniger dus de zelfgave aan de Heer Jezus is, hoe broederlijker het gemeenschapsleven, hoe vuriger de toewijding aan de specifieke zending van het instituut, en hoe apostolischer het religieuze leven zijn zal.
Men kan dus zeggen dat de zending voor alle instituten wezenlijk is, niet alleen voor de instituten van apostolisch leven, maar ook voor die van contemplatief leven.
Immers, meer nog dan dat de zending door uitwendige werken gekenmerkt wordt, bestaat ze in het tegenwoordig stellen van Christus in de wereld door het persoonlijk getuigenis. Dàt is de uitdaging, dàt is het eerste doel van het godgewijde leven! Naarmate de godgewijde mens meer aan Christus gelijkvormig wordt, wordt Christus meer aanwezig en werkzaam gemaakt in de wereld voor het heil van alle mensen.
Zo kan men zeggen dat de godgewijde mens ‘op zending’ is, juist krachtens zijn toewijding aan God waarvan hij overeenkomstig het ideaal van zijn instituut getuigenis aflegt. Als in het stichtings-charisma pastorale activiteiten zijn voorzien, is het duidelijk dat het getuigenis van het leven en de werken van apostolaat en menselijke ontwikkeling op gelijke wijze noodzakelijk zijn: beide stellen Christus tegenwoordig, die tegelijk aan de eer van de Vader is toegeheiligd en in de wereld is gezonden voor het heil van zijn broers en zusters. vgl: Lumen Gentium [[[617|46]]]
Bovendien deelt het religieuze leven nog door een ander element, dat er specifiek voor is, in de zending van Christus, namelijk het broederlijk en zusterlijk leven in gemeenschap voor de zending. Hoe inniger dus de zelfgave aan de Heer Jezus is, hoe broederlijker het gemeenschapsleven, hoe vuriger de toewijding aan de specifieke zending van het instituut, en hoe apostolischer het religieuze leven zijn zal.
Referenties naar alinea 72: 2
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- In dienst van God en de mensen
73
Het godgewijde leven heeft de profetische opdracht Gods plan met de mensen te dienen en eraan te herinneren, zoals dit plan in de Schrift wordt verkondigd en zoals het zichtbaar wordt door aandachtig de tekenen te lezen van Gods providentiële werken in de geschiedenis. Het is het plan voor de redding en verzoening van de mensheid. (Kol. 2, 20-22) [[b:Kol. 2, 20-22]] Om deze dienst goed te kunnen vervullen, moeten de godgewijde mensen zeer vertrouwd zijn met God, en besef hebben van de uitdagingen van hun tijd, waarbij ze de diepe theologische betekenis daarvan in een praktische onderscheiding met behulp van de Geest weten te ontdekken. Vaak immers gaat onder de gebeurtenissen in de geschiedenis Gods roep schuil om te werken volgens Zijn plannen, door dynamische en vruchtbare betrokkenheid bij de vraagstukken van onze tijd. vgl: A [[[3942|(35)]]]
Het onderscheiden van de tekenen van de tijd moet, zoals het concilie zegt, gebeuren in het licht van het evangelie opdat men “een antwoord kan geven op de voortdurende vragen van de mensen over de zin van het huidige en toekomstige leven en over de onderlinge verhouding daartussen”. Gaudium et Spes [[575|4]] Men moet zijn hart dus openen voor de ingevingen van de Geest, die uitnodigt tot een diep verstaan van de plannen van de Voorzienigheid. De Geest roept het godgewijde leven op, nieuwe antwoorden te vinden voor de nieuwe vraagstukken van de huidige wereld. Het zijn even zovele vragen van de kant van God, die alleen door mensen die gewend zijn in alles Gods wil te zoeken, in trouw kunnen worden verstaan om ze vervolgens moedig om te zetten in keuzes die in overeenstemming zijn met het oorspronkelijk charisma en met de eisen van de concrete historische situatie.
Geconfronteerd met de talrijke problemen en dringende vraagstukken, waardoor soms het godgewijde leven in gevaar schijnt te worden gebracht of zelfs bedreigd, kunnen zij die tot dat leven geroepen zijn, zich alleen maar geroepen voelen tot de plicht de talrijke noden van heel de wereld in hun hart en gebed mee te dragen, en tegelijk met grote ijver te arbeiden op de gebieden die samenhangen met het stichtings-charisma. Vanzelfsprekend zal hun apostolische ijver zich moeten laten leiden door de bovennatuurlijke onderscheiding die onderscheid weet te maken tussen hetgeen van de Geest uitgaat en hetgeen met Hem in strijd is. (Gal. 5, 16-17.22; 1 Joh. 4, 6) [[b:Gal. 5, 16-17.22; 1 Joh. 4, 6]] In trouw aan de regel en aan de constituties geschiedt deze onderscheiding in volle eenheid met de kerk. vgl: Lumen Gentium [[[617|12]]]
Zo zal de godgewijde mens zich er niet alleen maar toe beperken de tekenen van de tijd te lezen, maar zal hij ook bijdragen aan het uitwerken en realiseren van nieuwe plannen voor evangelisering, aangepast aan de situaties van onze tijd. Dat alles zal gebeuren vanuit de geloofszekerheid dat de Geest ook op de moeilijkste vraagstukken het gepaste antwoord weet te geven. Wat dit betreft doen we er goed aan te bedenken wat de grote meesters op het gebied van de apostolische arbeid altijd hebben geleerd: we moeten op God vertrouwen alsof alles van Hem afhing, en tegelijk edelmoedig ons inspannen alsof alles van onszelf zou afhangen.
Het onderscheiden van de tekenen van de tijd moet, zoals het concilie zegt, gebeuren in het licht van het evangelie opdat men “een antwoord kan geven op de voortdurende vragen van de mensen over de zin van het huidige en toekomstige leven en over de onderlinge verhouding daartussen”. Gaudium et Spes [[575|4]] Men moet zijn hart dus openen voor de ingevingen van de Geest, die uitnodigt tot een diep verstaan van de plannen van de Voorzienigheid. De Geest roept het godgewijde leven op, nieuwe antwoorden te vinden voor de nieuwe vraagstukken van de huidige wereld. Het zijn even zovele vragen van de kant van God, die alleen door mensen die gewend zijn in alles Gods wil te zoeken, in trouw kunnen worden verstaan om ze vervolgens moedig om te zetten in keuzes die in overeenstemming zijn met het oorspronkelijk charisma en met de eisen van de concrete historische situatie.
Geconfronteerd met de talrijke problemen en dringende vraagstukken, waardoor soms het godgewijde leven in gevaar schijnt te worden gebracht of zelfs bedreigd, kunnen zij die tot dat leven geroepen zijn, zich alleen maar geroepen voelen tot de plicht de talrijke noden van heel de wereld in hun hart en gebed mee te dragen, en tegelijk met grote ijver te arbeiden op de gebieden die samenhangen met het stichtings-charisma. Vanzelfsprekend zal hun apostolische ijver zich moeten laten leiden door de bovennatuurlijke onderscheiding die onderscheid weet te maken tussen hetgeen van de Geest uitgaat en hetgeen met Hem in strijd is. (Gal. 5, 16-17.22; 1 Joh. 4, 6) [[b:Gal. 5, 16-17.22; 1 Joh. 4, 6]] In trouw aan de regel en aan de constituties geschiedt deze onderscheiding in volle eenheid met de kerk. vgl: Lumen Gentium [[[617|12]]]
Zo zal de godgewijde mens zich er niet alleen maar toe beperken de tekenen van de tijd te lezen, maar zal hij ook bijdragen aan het uitwerken en realiseren van nieuwe plannen voor evangelisering, aangepast aan de situaties van onze tijd. Dat alles zal gebeuren vanuit de geloofszekerheid dat de Geest ook op de moeilijkste vraagstukken het gepaste antwoord weet te geven. Wat dit betreft doen we er goed aan te bedenken wat de grote meesters op het gebied van de apostolische arbeid altijd hebben geleerd: we moeten op God vertrouwen alsof alles van Hem afhing, en tegelijk edelmoedig ons inspannen alsof alles van onszelf zou afhangen.
Referenties naar alinea 73: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Kerkelijke samenwerking en apostolische spiritualiteit
74
Alles dient te gebeuren in verbondenheid en dialoog met de andere kerkelijke geledingen. De uitdagingen waarvoor de kerk staat, zijn zo belangrijk dat er niet doeltreffend op kan worden ingegaan als niet, zowel bij de onderscheiding als bij het werk, alle leden van de kerk samenwerken. Voor de enkeling is het niet makkelijk over adequate antwoorden te beschikken; daarentegen kunnen deze uit ontmoeting en dialoog plotseling duidelijk worden. In het bijzonder zal actieve onderlinge verbondenheid van de verschillende charisma’s niet alleen een wederzijdse verrijking betekenen maar ook leiden tot grotere doeltreffendheid bij de zending. De ervaring van de laatste jaren toont duidelijk aan dat de ”dialoog de nieuwe naam voor liefde is”, III [[91]] vooral liefde binnen de kerk. De dialoog helpt de problemen in hun juiste proporties te zien en ze met meer kans op succes aan te vatten. Juist doordat het godgewijde leven de waarde van het broederlijk en zusterlijk leven met zorg omringt is het bij uitstek geschikt voor de dialoog. Het kan dus een klimaat helpen scheppen van wederzijdse aanvaarding waarin de verschillende mensen in de kerk voelen dat men hen in hun waarde laat, en zij zich daardoor met grotere overtuiging in de gemeenschap voegen van de kerk, die zelf op de grote universele zending gericht is.
Tenslotte, de instituten die betrokken zijn bij de verschillende vormen van apostolaat, moeten zorg hebben voor een degelijke spiritualiteit van de actie, door God te zien in alle dingen en alle dingen in God. Immers, ”men moet weten dat een goede levensordening weliswaar vraagt dat men van de actie naar de contemplatie gaat, maar dat het toch meestal nuttig zal zijn als de geest van de contemplatie weer naar de actie terugkeert opdat de vlam, door de contemplatie in het verstand ontstoken, zijn volle gloed verkrijgt in het handelen. Het actieve leven moet ons dus tot het contemplatieve leven voeren, en dan zal het contemplatieve leven met het daarin verworven inzicht ons op des te betrouwbaarder manier tot het handelen brengen.” vgl: II,II, 1 1: SC 360 [[[1190]]] Jezus zelf heeft op volmaakte wijze laten zien hoe de eenheid met de Vader en een intens actief leven met elkaar te verenigen zijn. Wanneer men niet steeds naar deze eenheid blijft streven, loopt men het gevaar, geestelijk ineen te storten, ontredderd en moedeloos te worden. Zoals in het verleden is het ook nu nog mogelijk dat men, door contemplatie en actie nauw met elkaar te verenigen, voor de moeilijkste zendingen niet hoeft terug te deinzen.
Tenslotte, de instituten die betrokken zijn bij de verschillende vormen van apostolaat, moeten zorg hebben voor een degelijke spiritualiteit van de actie, door God te zien in alle dingen en alle dingen in God. Immers, ”men moet weten dat een goede levensordening weliswaar vraagt dat men van de actie naar de contemplatie gaat, maar dat het toch meestal nuttig zal zijn als de geest van de contemplatie weer naar de actie terugkeert opdat de vlam, door de contemplatie in het verstand ontstoken, zijn volle gloed verkrijgt in het handelen. Het actieve leven moet ons dus tot het contemplatieve leven voeren, en dan zal het contemplatieve leven met het daarin verworven inzicht ons op des te betrouwbaarder manier tot het handelen brengen.” vgl: II,II, 1 1: SC 360 [[[1190]]] Jezus zelf heeft op volmaakte wijze laten zien hoe de eenheid met de Vader en een intens actief leven met elkaar te verenigen zijn. Wanneer men niet steeds naar deze eenheid blijft streven, loopt men het gevaar, geestelijk ineen te storten, ontredderd en moedeloos te worden. Zoals in het verleden is het ook nu nog mogelijk dat men, door contemplatie en actie nauw met elkaar te verenigen, voor de moeilijkste zendingen niet hoeft terug te deinzen.
Referenties naar alinea 74: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Liefde tot het einde toe
- Liefhebben met het hart van Christus
75
”Jezus die de zijnen in de wereld bemind had, gaf hun een bewijs van Zijn liefde tot het uiterste toe. Het avondmaal was begonnen… Hij stond van tafel op… en begon de voeten van de leerlingen te wassen en ze met de doek waarmee Hij omgord was af te drogen” (Joh. 13, 1-2.4-5) [b:Joh. 13, 1-2.4-5].
Tijdens de voetwassing openbaarde Jezus de onmetelijke liefde van God voor de mens: in Jezus, zelf God, stelt Hij zich in dienst van de mensen! Tegelijk onthult Hij de betekenis van het christelijk leven, en a fortiori, van het godgewijde leven, dat een leven is van zichzelf wegschenkende liefde, van concreet en edelmoedig dienstbetoon. Door de Mensenzoon na te volgen, die ”niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen” (Mt. 20, 28) [b:Mt. 20, 28] is, althans in de beste periodes van zijn lange geschiedenis, het godgewijde leven gekenmerkt geworden door deze ‘voetwassing’, dat wil zeggen door de dienst die het vooral aan de armsten en meest verlatenen bewees. Enerzijds beschouwt het godgewijde leven het sublieme mysterie van het Woord in de schoot van de Vader, (Joh. 1, 1) [[b:Joh. 1, 1]] anderzijds volgt het ditzelfde Woord dat is vlees geworden, (Joh. 1, 14) [[b:Joh. 1, 14]] dat zich verlaagt, zich vernedert om de mensen te dienen. Mensen die ook nu nog Christus op de weg van de evangelische raden volgen, willen gaan waarheen Hij gegaan is en doen wat Hij heeft gedaan.
Zonder ophouden roept Hij nieuwe volgelingen tot zich, mannen en vrouwen, om hen dankzij de uitstorting van de Heilige Geest (Rom. 5, 5) [[b:Rom. 5, 5]] in de goddelijke agapé, zijn wijze van liefhebben, te doen delen, en om hen er zo toe te brengen om de anderen te dienen in nederige en volstrekt belangeloze zelfgave.
In geestverrukking bij het licht van de Gedaanteverandering roept Petrus uit: ”Heer, het is goed dat wij hier zijn” (Mt. 17, 4) [b:Mt. 17, 4], maar hem wordt gevraagd terug te keren naar de straten van de wereld om door te gaan met het dienen van het Koninkrijk van God: ”Daal af, Petrus! Je wilde op de berg blijven rusten; daal af, verkondig het Woord, of het welkom is of niet, berisp, spoor aan, bemoedig met grote hartelijkheid en allerlei onderricht. Werk, schuw geen inspanning, doorsta folteringen, opdat je door de stralende blanke schoonheid van je door liefde ingegeven goede werken, datgene mag bezitten waarvan de witte kleren van de Heer het symbool zijn.” 78, 6: PL 38, 492 [[880]]
Terwijl de apostel blijft zien naar het gelaat van de Heer wordt daardoor zijn inzet voor de mens niet geringer; integendeel, zijn inzet wordt erdoor versterkt en hij geeft hem een nieuwe kracht om de geschiedenis te bevrijden van alles wat haar besmeurt.
Het zoeken naar de goddelijke schoonheid brengt de godgewijde mens tot bekommernis om het beeld van God dat op het gezicht van zijn broeders en zusters misvormd is, gezichten die van honger vertrokken zijn, gezichten die teleurgesteld zijn door politieke beloften, gezichten van mensen die vernederd zijn omdat hun cultuur geminacht wordt, gezichten die ontzet zijn over het blinde geweld van iedere dag, de angstige gezichten van jonge mensen, van gekwetste en vernederde vrouwen, de moede gezichten van migranten die niet welkom blijken, de gezichten van bejaarden die het meest noodzakelijke voor een fatsoenlijk leven moeten missen. vgl: Nieuwe evangelisatie: bevordering van de menselijke waardigheid en de Christelijke cultuur [[[3979|(178)]]] Zo laat het godgewijde leven op welsprekende wijze door zijn werken zien, dat de goddelijke liefde de grondslag is van en prikkel tot belangeloze en toegewijde liefde. Vincentius à Paulo was daarvan vast overtuigd, toen hij aan de Filles de la Charité dit levensprogramma gaf: “De geest van de congregatie bestaat in zichzelf aan God schenken om onze Heer lief te hebben en Hem te dienen in de persoon van hen die arm zijn naar lichaam en geest, bij hen thuis of elders, en onderricht te geven aan arme meisjes en kinderen, en algemeen gesproken, aan allen die u door de goddelijke Voorzienigheid op uw pad vindt”. Conferentie "Sur.. Conferentie "Sur l’esprit de l’esprit de la Compagnie" (30 mei 1647): Correspondance, Etretiens, Documents, ed. Coste, Vol. IX (Paris, 1923), 319.
Onder de verschillende gebieden waarop de naastenliefde beoefend kan worden is er in onze tijd zeker één dat aan de wereld heel in het bijzonder de ‘grenzeloze’ liefde openbaart, namelijk de vurige verkondiging van Jezus Christus aan hen die Hem nog niet kennen, aan hen die Hem zijn vergeten, en allereerst aan de armen.
Tijdens de voetwassing openbaarde Jezus de onmetelijke liefde van God voor de mens: in Jezus, zelf God, stelt Hij zich in dienst van de mensen! Tegelijk onthult Hij de betekenis van het christelijk leven, en a fortiori, van het godgewijde leven, dat een leven is van zichzelf wegschenkende liefde, van concreet en edelmoedig dienstbetoon. Door de Mensenzoon na te volgen, die ”niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen” (Mt. 20, 28) [b:Mt. 20, 28] is, althans in de beste periodes van zijn lange geschiedenis, het godgewijde leven gekenmerkt geworden door deze ‘voetwassing’, dat wil zeggen door de dienst die het vooral aan de armsten en meest verlatenen bewees. Enerzijds beschouwt het godgewijde leven het sublieme mysterie van het Woord in de schoot van de Vader, (Joh. 1, 1) [[b:Joh. 1, 1]] anderzijds volgt het ditzelfde Woord dat is vlees geworden, (Joh. 1, 14) [[b:Joh. 1, 14]] dat zich verlaagt, zich vernedert om de mensen te dienen. Mensen die ook nu nog Christus op de weg van de evangelische raden volgen, willen gaan waarheen Hij gegaan is en doen wat Hij heeft gedaan.
Zonder ophouden roept Hij nieuwe volgelingen tot zich, mannen en vrouwen, om hen dankzij de uitstorting van de Heilige Geest (Rom. 5, 5) [[b:Rom. 5, 5]] in de goddelijke agapé, zijn wijze van liefhebben, te doen delen, en om hen er zo toe te brengen om de anderen te dienen in nederige en volstrekt belangeloze zelfgave.
In geestverrukking bij het licht van de Gedaanteverandering roept Petrus uit: ”Heer, het is goed dat wij hier zijn” (Mt. 17, 4) [b:Mt. 17, 4], maar hem wordt gevraagd terug te keren naar de straten van de wereld om door te gaan met het dienen van het Koninkrijk van God: ”Daal af, Petrus! Je wilde op de berg blijven rusten; daal af, verkondig het Woord, of het welkom is of niet, berisp, spoor aan, bemoedig met grote hartelijkheid en allerlei onderricht. Werk, schuw geen inspanning, doorsta folteringen, opdat je door de stralende blanke schoonheid van je door liefde ingegeven goede werken, datgene mag bezitten waarvan de witte kleren van de Heer het symbool zijn.” 78, 6: PL 38, 492 [[880]]
Terwijl de apostel blijft zien naar het gelaat van de Heer wordt daardoor zijn inzet voor de mens niet geringer; integendeel, zijn inzet wordt erdoor versterkt en hij geeft hem een nieuwe kracht om de geschiedenis te bevrijden van alles wat haar besmeurt.
Het zoeken naar de goddelijke schoonheid brengt de godgewijde mens tot bekommernis om het beeld van God dat op het gezicht van zijn broeders en zusters misvormd is, gezichten die van honger vertrokken zijn, gezichten die teleurgesteld zijn door politieke beloften, gezichten van mensen die vernederd zijn omdat hun cultuur geminacht wordt, gezichten die ontzet zijn over het blinde geweld van iedere dag, de angstige gezichten van jonge mensen, van gekwetste en vernederde vrouwen, de moede gezichten van migranten die niet welkom blijken, de gezichten van bejaarden die het meest noodzakelijke voor een fatsoenlijk leven moeten missen. vgl: Nieuwe evangelisatie: bevordering van de menselijke waardigheid en de Christelijke cultuur [[[3979|(178)]]] Zo laat het godgewijde leven op welsprekende wijze door zijn werken zien, dat de goddelijke liefde de grondslag is van en prikkel tot belangeloze en toegewijde liefde. Vincentius à Paulo was daarvan vast overtuigd, toen hij aan de Filles de la Charité dit levensprogramma gaf: “De geest van de congregatie bestaat in zichzelf aan God schenken om onze Heer lief te hebben en Hem te dienen in de persoon van hen die arm zijn naar lichaam en geest, bij hen thuis of elders, en onderricht te geven aan arme meisjes en kinderen, en algemeen gesproken, aan allen die u door de goddelijke Voorzienigheid op uw pad vindt”. Conferentie "Sur.. Conferentie "Sur l’esprit de l’esprit de la Compagnie" (30 mei 1647): Correspondance, Etretiens, Documents, ed. Coste, Vol. IX (Paris, 1923), 319.
Onder de verschillende gebieden waarop de naastenliefde beoefend kan worden is er in onze tijd zeker één dat aan de wereld heel in het bijzonder de ‘grenzeloze’ liefde openbaart, namelijk de vurige verkondiging van Jezus Christus aan hen die Hem nog niet kennen, aan hen die Hem zijn vergeten, en allereerst aan de armen.
Referenties naar alinea 75: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De voor het godgewijde leven kenmerkende bijdrage aan de evangelisatie
76
Het is de specifieke taak van de godgewijden, tot de evangelisatie allereerst bij te dragen door het getuigenis van een leven dat geheel en al aan God en hun broeders en zusters is toegewijd, in navolging van de Heiland die uit liefde voor de mens tot dienaar is geworden. In het heilswerk immers komt alles voort uit het delen in de goddelijke agapé. Door hun toewijding en totale zelfgave maken de godgewijden de liefdevolle en heilbrengende aanwezigheid van Christus zichtbaar, Hij, die door de Vader geheiligd en in de wereld is gezonden. Wezenlijke elementen in de leer van de Kerk over het religieuze leven toegepast op de instituten die aan apostolaatswerken zijn gewijd [[3949|(23-24)]] Wanneer zij zich door Hem laten grijpen, (Fil. 3, 12) [[b:Fil. 3, 12]] zullen ze in zekere zin een voortzetting kunnen worden van Zijn mensheid. vgl: La ciel dans la foi: traité spirituel [[[3952]]] Het godgewijde leven laat heel duidelijk zien dat in de mate dat men meer uit Christus leeft, men Hem beter in de anderen kan dienen waarbij men naar de voorposten van de zending gaat en de grootste risico’s op zich neemt. vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519|69]]]
Referenties naar alinea 76: 1
De Vader roept tot eeuwig leven ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De eerste evangelisatie: Christus aan de volkeren verkondigen
77
Het kan niet anders, of iemand die God, de Vader van alle mensen, bemint, zal ook zijn medemensen liefhebben in wie hij zijn broeders en zusters herkent. Men kan dan ook niet onverschillig blijven als men ziet dat velen van hen nog niet weten van het in Christus volledig zichtbaar worden van Gods liefde. In gehoorzaamheid aan de opdracht van Christus spruit daaruit de missie-ijver ad gentes voort die iedere bewuste christen gemeen heeft met de kerk, die uit haar wezen missionair is. Deze ijver wordt in het bijzonder beleefd door de leden van instituten van contemplatief en actief leven. vgl: A [[[3942|(37)]]] De godgewijden hebben immers de zending om, ook onder de niet-christenen, vgl: Lumen Gentium [[[617|46]]] vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519|69]]] de maagdelijke, arme, gehoorzame, biddende en missionaire Christus tegenwoordig te stellen. vgl: Lumen Gentium [[[617|44.46]]] In volledige trouw aan hun charisma zullen zij krachtens hun innige toewijding aan God vgl: Ad Gentes Divinitus [[[703|18.40]]] zich zeker op bijzondere wijze gedreven voelen tot medewerking aan de missieactiviteit van de kerk. Bij ontelbaar vele heiligen zien we het bewijs voor de vurige missie-ijver waardoor het godgewijde leven gekenmerkt en geïnspireerd wordt: men denke aan het zo vaak door Teresia van Lisieux uitgesproken verlangen, ”U liefhebben en U doen liefhebben”, de vurige wens van Franciscus Xaverius dat ”velen, denkend aan de rekenschap die zij aan onze Heer zullen moeten geven en aan wat zij met de van Hem ontvangen talenten doen, ernaar zullen streven door verschillende middelen en geestelijke oefeningen Gods wil te leren kennen en daarnaar in hun binnenste te luisteren. Mogen zij liever die wil dan hun eigen neigingen volgen, en uitroepen: ‘Hier ben ik, Heer, wat wilt U met mij doen? Zend mij waarheen U maar wilt’.” Monumenta Historica Societatis Jesu 67 (1944) [[3980]]
Referenties naar alinea 77: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Waar ook op aarde aanwezig
78
”De liefde van Christus laat ons geen rust” (2 Kor. 5, 14) [b:2 Kor. 5, 14]. De leden van ieder instituut zouden dit de apostel moeten kunnen nazeggen, want het is de zending van het godgewijde leven overal op aarde te arbeiden om het Rijk van Christus te vestigen en uit te breiden, door overal het evangelie te verkondigen, zelfs in de meest afgelegen streken. vgl: Lumen Gentium [[[617|44]]]
Inderdaad bewijst de missiegeschiedenis hoeveel zij hebben bijgedragen aan de evangelisatie van de volkeren: vanaf de groepen monniken in de oudheid tot de stichtingen uit het jongste verleden die uitsluitend gericht zijn op de missie ad gentes, vanaf de instituten van actief leven tot die van contemplatief leven. vgl: Redemptoris Missio [[[4|69]]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk [[[1|927]]] Talloze mensen hebben heel hun leven gewijd aan deze ”primaire, wezenlijke en nooit afgesloten activiteit van de kerk” Redemptoris Missio [[4|31]] omdat ze bestemd is voor de groeiende menigte van mensen die Christus niet kennen.
Ook thans is dat nog steeds een dringende verplichting voor de instituten van godgewijd leven en de sociëteiten van apostolisch leven; van hen wordt voor de verkondiging van het evangelie van Christus de grootst mogelijke inzet verwacht. Van de instituten die in de jonge kerken worden gesticht of daar werkzaam zijn, wordt gevraagd zich open te stellen voor de missie onder de niet-christenen binnen of buiten hun vaderland. Ondanks de begrijpelijke moeilijkheden waarmee sommige van hen wellicht te maken hebben, dienen zij alle eraan te denken dat juist zoals ”het geloof krachtiger wordt als het aan anderen gegeven wordt”, Redemptoris Missio [[4|2]] door de missie het godgewijde leven krachtiger wordt, nieuwe geestdrift en inspiratie ontvangt, zijn trouw gestimuleerd wordt. Het missiewerk biedt van zijn kant een breed terrein waarop de verschillende vormen van godgewijd leven een eigen plaats hebben.
De missie ad gentes biedt aan de godgewijde vrouwen, de religieuze broeders en de leden van de seculiere instituten buitengewone mogelijkheden voor een bijzonder vruchtbaar apostolaat. De leden van de seculiere instituten kunnen door hun aanwezigheid op allerlei gebieden die typisch zijn voor de roeping van de leek, waardevolle arbeid verrichten bij het evangeliseren van hun omgeving, van de structuren en zelfs van de wetten die het maatschappelijk leven regelen. Bovendien kunnen zij van de evangelische waarden getuigen, levend naast mensen die Jezus nog niet kennen, en zo een eigen bijdrage leveren aan de missie.
Met nadruk moet worden gezegd dat de aanwezigheid van het godgewijde leven in landen waarin niet-christelijke godsdiensten vast geworteld zijn, van zeer grote betekenis is zowel door werkzaamheden op het gebied van opvoeding, caritas en cultuur als door het getuigenis van het contemplatieve leven. In de nieuwe kerken moet met name de stichting bevorderd worden van communauteiten die zich aan de beschouwing wijden aangezien ”het contemplatieve leven tot de volheid van de aanwezigheid van de kerk behoort”. Ad Gentes Divinitus [[703|18]] Redemptoris Missio [[4|69]] Vervolgens is het noodzakelijk met geëigende middelen, ofwel door het zenden van mannelijke en vrouwelijke missionarissen ofwel door de hulp die de instituten van godgewijd leven dienen te geven aan de armste diocesen, te zorgen voor een evenwichtige verdeling van de verschillende vormen van het godgewijde leven, om een nieuwe impuls tot evangelisatie te geven. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(38)]]]
Inderdaad bewijst de missiegeschiedenis hoeveel zij hebben bijgedragen aan de evangelisatie van de volkeren: vanaf de groepen monniken in de oudheid tot de stichtingen uit het jongste verleden die uitsluitend gericht zijn op de missie ad gentes, vanaf de instituten van actief leven tot die van contemplatief leven. vgl: Redemptoris Missio [[[4|69]]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk [[[1|927]]] Talloze mensen hebben heel hun leven gewijd aan deze ”primaire, wezenlijke en nooit afgesloten activiteit van de kerk” Redemptoris Missio [[4|31]] omdat ze bestemd is voor de groeiende menigte van mensen die Christus niet kennen.
Ook thans is dat nog steeds een dringende verplichting voor de instituten van godgewijd leven en de sociëteiten van apostolisch leven; van hen wordt voor de verkondiging van het evangelie van Christus de grootst mogelijke inzet verwacht. Van de instituten die in de jonge kerken worden gesticht of daar werkzaam zijn, wordt gevraagd zich open te stellen voor de missie onder de niet-christenen binnen of buiten hun vaderland. Ondanks de begrijpelijke moeilijkheden waarmee sommige van hen wellicht te maken hebben, dienen zij alle eraan te denken dat juist zoals ”het geloof krachtiger wordt als het aan anderen gegeven wordt”, Redemptoris Missio [[4|2]] door de missie het godgewijde leven krachtiger wordt, nieuwe geestdrift en inspiratie ontvangt, zijn trouw gestimuleerd wordt. Het missiewerk biedt van zijn kant een breed terrein waarop de verschillende vormen van godgewijd leven een eigen plaats hebben.
De missie ad gentes biedt aan de godgewijde vrouwen, de religieuze broeders en de leden van de seculiere instituten buitengewone mogelijkheden voor een bijzonder vruchtbaar apostolaat. De leden van de seculiere instituten kunnen door hun aanwezigheid op allerlei gebieden die typisch zijn voor de roeping van de leek, waardevolle arbeid verrichten bij het evangeliseren van hun omgeving, van de structuren en zelfs van de wetten die het maatschappelijk leven regelen. Bovendien kunnen zij van de evangelische waarden getuigen, levend naast mensen die Jezus nog niet kennen, en zo een eigen bijdrage leveren aan de missie.
Met nadruk moet worden gezegd dat de aanwezigheid van het godgewijde leven in landen waarin niet-christelijke godsdiensten vast geworteld zijn, van zeer grote betekenis is zowel door werkzaamheden op het gebied van opvoeding, caritas en cultuur als door het getuigenis van het contemplatieve leven. In de nieuwe kerken moet met name de stichting bevorderd worden van communauteiten die zich aan de beschouwing wijden aangezien ”het contemplatieve leven tot de volheid van de aanwezigheid van de kerk behoort”. Ad Gentes Divinitus [[703|18]] Redemptoris Missio [[4|69]] Vervolgens is het noodzakelijk met geëigende middelen, ofwel door het zenden van mannelijke en vrouwelijke missionarissen ofwel door de hulp die de instituten van godgewijd leven dienen te geven aan de armste diocesen, te zorgen voor een evenwichtige verdeling van de verschillende vormen van het godgewijde leven, om een nieuwe impuls tot evangelisatie te geven. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(38)]]]
Referenties naar alinea 78: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Christus-verkondiging en inculturatie
79
De verkondiging van Christus ”heeft blijvend de prioriteit in de zending van de kerk” Redemptoris Missio [[4|44]] en heeft de bekering tot doel, dat wil zeggen het volledig en oprecht aanhangen van Christus en Zijn evangelie. vgl: Redemptoris Missio [[[4|46]]] Ook het inculturatieproces en de interreligieuze dialoog behoren tot de missie-arbeid. De uitdaging van de inculturatie dient voor de godgewijden een uitnodiging te zijn om vruchtbaar met de genade samen te werken bij het in aanraking komen van de verschillende culturen. Dit veronderstelt een serieuze persoonlijke voorbereiding, rijp onderscheidingsvermogen, trouw vasthouden aan de onmisbare criteria van leerstellige rechtzinnigheid, waarachtigheid en kerkelijke eenheid. vgl: Redemptoris Missio [[[4|52-54]]]
Zeer talrijk is het aantal godgewijden dat, steunend op het charisma van hun stichter, culturen die van hun eigen cultuur verschilden, tegemoet wist te treden met de houding van Jezus ”die zich van zichzelf heeft ontdaan en het bestaan van een slaaf heeft aangenomen” (Fil. 2, 7) [b:Fil. 2, 7]. Door geduldig en moedig ernaar te streven met elkaar de dialoog aan te gaan hebben zij nuttige contacten weten te leggen met de meest uiteenlopende soorten van volkeren en daarbij aan alle de weg van het heil verkondigd.
Ook thans nog weten velen van hen in de geschiedenis van individuen en van hele volkeren de sporen te zoeken en te vinden van Gods aanwezigheid, die heel de mensheid leidt tot het onderkennen van de tekenen van Zijn wil om allen te verlossen. Dit speuren blijkt ook voor de godgewijden zelf nuttig: immers, de waarden die zij in de verschillende beschavingen ontdekken, kunnen hen aanzetten tot vuriger toeleg op contemplatie en gebed, tot meer met elkaar delen en beoefenen van de gastvrijheid, tot groter respect voor mensen en aandacht voor het milieu. Voorwaarde voor een echte inculturatie is, te doen als de mensgeworden Heer die liefdevol en nederig midden onder ons heeft willen verkeren. Wat dit betreft maakt het godgewijde leven zijn leden bijzonder geschikt voor het complexe werk van inculturatie, omdat het hen eraan went zich te onthechten aan materiële goederen en zelfs aan veel aspecten van hun eigen cultuur. Door zich met een dergelijke gezindheid toe te leggen op het bestuderen en begrijpen van de andere culturen, zullen de godgewijden beter de echte waarden daarvan kunnen onderkennen, en inzien hoe zij deze kunnen aanvaarden en met behulp van hun eigen charisma vervolmaken. vgl: A [[[3942|(40)]]] In ieder geval mag nooit worden vergeten dat in veel oude culturen de religieuze uitdrukkingsvorm zozeer daarin is opgenomen dat de godsdienst vaak de transcendente dimensie is van de cultuur zelf. In zo’n geval dient ware inculturatie noodzakelijkerwijze gepaard te gaan met een interreligieuze dialoog die ”niet in tegenspraak is met de missie ad gentes” en ”niet ontslaat van de evangelisatie”. Redemptoris Missio [[4|55]] Dialoog en Verkondiging [[1135|(45-46)]]
Zeer talrijk is het aantal godgewijden dat, steunend op het charisma van hun stichter, culturen die van hun eigen cultuur verschilden, tegemoet wist te treden met de houding van Jezus ”die zich van zichzelf heeft ontdaan en het bestaan van een slaaf heeft aangenomen” (Fil. 2, 7) [b:Fil. 2, 7]. Door geduldig en moedig ernaar te streven met elkaar de dialoog aan te gaan hebben zij nuttige contacten weten te leggen met de meest uiteenlopende soorten van volkeren en daarbij aan alle de weg van het heil verkondigd.
Ook thans nog weten velen van hen in de geschiedenis van individuen en van hele volkeren de sporen te zoeken en te vinden van Gods aanwezigheid, die heel de mensheid leidt tot het onderkennen van de tekenen van Zijn wil om allen te verlossen. Dit speuren blijkt ook voor de godgewijden zelf nuttig: immers, de waarden die zij in de verschillende beschavingen ontdekken, kunnen hen aanzetten tot vuriger toeleg op contemplatie en gebed, tot meer met elkaar delen en beoefenen van de gastvrijheid, tot groter respect voor mensen en aandacht voor het milieu. Voorwaarde voor een echte inculturatie is, te doen als de mensgeworden Heer die liefdevol en nederig midden onder ons heeft willen verkeren. Wat dit betreft maakt het godgewijde leven zijn leden bijzonder geschikt voor het complexe werk van inculturatie, omdat het hen eraan went zich te onthechten aan materiële goederen en zelfs aan veel aspecten van hun eigen cultuur. Door zich met een dergelijke gezindheid toe te leggen op het bestuderen en begrijpen van de andere culturen, zullen de godgewijden beter de echte waarden daarvan kunnen onderkennen, en inzien hoe zij deze kunnen aanvaarden en met behulp van hun eigen charisma vervolmaken. vgl: A [[[3942|(40)]]] In ieder geval mag nooit worden vergeten dat in veel oude culturen de religieuze uitdrukkingsvorm zozeer daarin is opgenomen dat de godsdienst vaak de transcendente dimensie is van de cultuur zelf. In zo’n geval dient ware inculturatie noodzakelijkerwijze gepaard te gaan met een interreligieuze dialoog die ”niet in tegenspraak is met de missie ad gentes” en ”niet ontslaat van de evangelisatie”. Redemptoris Missio [[4|55]] Dialoog en Verkondiging [[1135|(45-46)]]
Referenties naar alinea 79: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De inculturatie van het godgewijde leven
80
Het godgewijde leven draagt in zich de waarden van het evangelisch leven, en kan, mits het eerlijk wordt beleefd, op heel eigen wijze bijdragen tot een antwoord op de vragen waarvoor de inculturatie ons stelt. Als teken van het primaat van God en van het Rijk betekent het een uitdaging die in dialoog het geweten van de mensen kan beroeren. Als het godgewijde leven zijn profetische kracht behoudt, wordt het een evangelisch zuurdesem dat een cultuur van binnen uit kan zuiveren en verder ontwikkelen. Dit wordt aangetoond door het leven van talrijke heiligen, die in verschillende tijdvakken van de geschiedenis geheel in hun tijd wisten onder te duiken zonder erin te verdrinken, maar waarbij zij voor hun tijdgenoten nieuwe wegen openden. Een evangelische wijze van leven is een belangrijke inspiratiebron voor een nieuw cultuurpatroon. Zeer veel stichters, die open stonden voor bepaalde eisen van hun tijd, ook al zagen ze heel goed de beperkingen daarvan, hebben op die vragen een antwoord gegeven dat een voor de cultuur vernieuwend voorstel is geworden.
De communauteiten van de religieuze instituten en van de sociëteiten van apostolisch leven kunnen inderdaad concrete en doeltreffende culturele initiatieven aanbieden als uit hun wijze van doen duidelijk wordt hoe men volgens het evangelie met elkaar in wederzijds respect bij onderlinge verschillen omgaat en het gezag wordt uitgeoefend, als zij laten zien hoe men de materiële en spirituele goederen met elkaar deelt, als ze blijk geven van hun internationaal karakter, van onderlinge samenwerking onder de ordegenootschappen, van luisteren naar de mannen en vrouwen van onze tijd. De wijze van denken en doen van de mens die Christus van meer nabij volgt, schept een werkelijk referentiepunt voor cultuur, onthult wat met menselijkheid in strijd is, laat zien dat alleen God aan de waarden kracht en volkomenheid verleent.
Van de andere kant zal authentieke inculturatie godgewijde mensen helpen om het evangelie in heel zijn radicaliteit te beleven overeenkomstig het charisma van hun instituut en de eigen aard van de mensen met wie ze in contact treden. Deze vruchtbare onderlinge relatie leidt tot vormen van leven en van pastorale methodes die voor ieder instituut een verrijking betekenen, op voorwaarde dat ze overeen blijken te stemmen met het stichtings-charisma en het eenheid scheppende werken van de Heilige Geest. De garantie dat men bij dit proces van onderscheiding en durf, van dialoog en evangelische uitdaging, op de goede weg is, wordt door de Heilige Stoel gegeven: hij heeft tot taak de evangelisatie van de culturen te stimuleren, te verklaren of de ontwikkelingen op dat gebied authentiek zijn, en de resultaten ervan op het gebied van de inculturatie goed te keuren. vgl: B [[[3942|(40)]]] “Het is een moeilijke en delicate opdracht, want, terwijl de culturen in een voortdurend ontwikkelingsproces verkeren, is de trouw aan het evangelie en aan de apostolische overlevering in het geding.” Ecclesia in Africa [[1811|62]]
De communauteiten van de religieuze instituten en van de sociëteiten van apostolisch leven kunnen inderdaad concrete en doeltreffende culturele initiatieven aanbieden als uit hun wijze van doen duidelijk wordt hoe men volgens het evangelie met elkaar in wederzijds respect bij onderlinge verschillen omgaat en het gezag wordt uitgeoefend, als zij laten zien hoe men de materiële en spirituele goederen met elkaar deelt, als ze blijk geven van hun internationaal karakter, van onderlinge samenwerking onder de ordegenootschappen, van luisteren naar de mannen en vrouwen van onze tijd. De wijze van denken en doen van de mens die Christus van meer nabij volgt, schept een werkelijk referentiepunt voor cultuur, onthult wat met menselijkheid in strijd is, laat zien dat alleen God aan de waarden kracht en volkomenheid verleent.
Van de andere kant zal authentieke inculturatie godgewijde mensen helpen om het evangelie in heel zijn radicaliteit te beleven overeenkomstig het charisma van hun instituut en de eigen aard van de mensen met wie ze in contact treden. Deze vruchtbare onderlinge relatie leidt tot vormen van leven en van pastorale methodes die voor ieder instituut een verrijking betekenen, op voorwaarde dat ze overeen blijken te stemmen met het stichtings-charisma en het eenheid scheppende werken van de Heilige Geest. De garantie dat men bij dit proces van onderscheiding en durf, van dialoog en evangelische uitdaging, op de goede weg is, wordt door de Heilige Stoel gegeven: hij heeft tot taak de evangelisatie van de culturen te stimuleren, te verklaren of de ontwikkelingen op dat gebied authentiek zijn, en de resultaten ervan op het gebied van de inculturatie goed te keuren. vgl: B [[[3942|(40)]]] “Het is een moeilijke en delicate opdracht, want, terwijl de culturen in een voortdurend ontwikkelingsproces verkeren, is de trouw aan het evangelie en aan de apostolische overlevering in het geding.” Ecclesia in Africa [[1811|62]]
Referenties naar alinea 80: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De nieuwe evangelisatie
81
Om doeltreffend te kunnen ingaan op de grote uitdagingen waarvoor de nieuwe evangelisatie door de moderne geschiedenis gesteld wordt, is het boven alles noodzakelijk dat het godgewijde leven zich voortdurend laat gezeggen door het geopenbaarde Woord en door de tekenen van de tijd. vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519|15]]] Als men terugdenkt aan de grote verkondigers van het evangelie, die eerst zelf diep door het evangelie waren geraakt, is het duidelijk dat, als men zich tot de moderne wereld wil richten, er mensen nodig zijn die zich vol liefde toewijden aan de Heer en aan Zijn evangelie.
”Door hun speciale roeping hebben de godgewijden de opdracht de eenheid tot stand te brengen tussen zelf-evangelisatie en getuigenis, tussen inwendige vernieuwing en apostolische ijver, tussen zijn en handelen, en aan te tonen dat de dynamiek steeds voortkomt uit het eerste lid van deze woordparen.” vgl: Relatio Ante Disceptationem [[[3981|(22)]]]
Zoals de evangelisatie van alle tijden zal ook de nieuwe evangelisatie alleen effect hebben als ze van de daken weet te verkondigen wat eerst in het intieme verkeer met de Heer doorleefd is. Ze vraagt om betrouwbare persoonlijkheden die met heilige ijver bezield zijn. De nieuwe evangelisatie vraagt van de godgewijden dat zij geheel en al de theologische betekenis beseffen van de uitdagingen van onze tijd. Deze uitdagingen moeten aandachtig en in gemeenschappelijke onderscheiding worden geanalyseerd met het oog op de vernieuwing van de zending. Men dient de moed te hebben de Heer Jezus te verkondigen en tegelijk te vertrouwen op de Voorzienigheid die in de wereld werkzaam is en ”die alles, zelfs ongunstige gebeurtenissen, ordent voor het welzijn van de kerk”. ((689|(17)))
Willen de instituten op vruchtbare wijze opgenomen worden in het proces van de nieuwe evangelisatie dan zijn daarbij belangrijke elementen: trouw aan het stichtings-charisma, verbondenheid met de mensen in de kerk die zich voor dezelfde opdracht inzetten, met name de bisschoppen, en de samenwerking met alle mensen van goede wil. Daarvoor is een ernstige onderscheiding nodig van de door de Geest tot ieder instituut gerichte uitnodiging zowel in gebieden waar op korte termijn geen belangrijke vooruitgang valt te voorzien als daar waar zich een troostrijke bloei aankondigt. Laten de godgewijden overal en in iedere situatie de Heer Jezus met vuur verkondigen, met de bereidheid om met de wijsheid van het evangelie in te gaan op de vragen die het onrustig mensenhart en hun dringende noden hun stellen.
”Door hun speciale roeping hebben de godgewijden de opdracht de eenheid tot stand te brengen tussen zelf-evangelisatie en getuigenis, tussen inwendige vernieuwing en apostolische ijver, tussen zijn en handelen, en aan te tonen dat de dynamiek steeds voortkomt uit het eerste lid van deze woordparen.” vgl: Relatio Ante Disceptationem [[[3981|(22)]]]
Zoals de evangelisatie van alle tijden zal ook de nieuwe evangelisatie alleen effect hebben als ze van de daken weet te verkondigen wat eerst in het intieme verkeer met de Heer doorleefd is. Ze vraagt om betrouwbare persoonlijkheden die met heilige ijver bezield zijn. De nieuwe evangelisatie vraagt van de godgewijden dat zij geheel en al de theologische betekenis beseffen van de uitdagingen van onze tijd. Deze uitdagingen moeten aandachtig en in gemeenschappelijke onderscheiding worden geanalyseerd met het oog op de vernieuwing van de zending. Men dient de moed te hebben de Heer Jezus te verkondigen en tegelijk te vertrouwen op de Voorzienigheid die in de wereld werkzaam is en ”die alles, zelfs ongunstige gebeurtenissen, ordent voor het welzijn van de kerk”. ((689|(17)))
Willen de instituten op vruchtbare wijze opgenomen worden in het proces van de nieuwe evangelisatie dan zijn daarbij belangrijke elementen: trouw aan het stichtings-charisma, verbondenheid met de mensen in de kerk die zich voor dezelfde opdracht inzetten, met name de bisschoppen, en de samenwerking met alle mensen van goede wil. Daarvoor is een ernstige onderscheiding nodig van de door de Geest tot ieder instituut gerichte uitnodiging zowel in gebieden waar op korte termijn geen belangrijke vooruitgang valt te voorzien als daar waar zich een troostrijke bloei aankondigt. Laten de godgewijden overal en in iedere situatie de Heer Jezus met vuur verkondigen, met de bereidheid om met de wijsheid van het evangelie in te gaan op de vragen die het onrustig mensenhart en hun dringende noden hun stellen.
Referenties naar alinea 81: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De voorkeursliefde voor de armen en het bevorderen van de gerechtigheid
82
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Mis voor de migranten: wees een engel voor de meest kwetsbaren ->=geentekst=
Bij het begin van Zijn openbaar leven kondigt Jezus in de synagoge van Nazareth aan dat de Geest Hem heeft gezalfd om aan armen de blijde boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden dat zij zullen zien, om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer. (Lc. 4, 16-19) [[b:Lc. 4, 16-19]] De kerk maakt de zending van de Heer tot de hare en verkondigt het evangelie aan iedere man en iedere vrouw want zij zet zich in voor hun allesomvattend heil. Maar heel bijzonder gaat haar aandacht uit naar mensen die in een situatie verkeren van grote kwetsbaarheid en dus van grotere nood; voor hen heeft zij een ‘voorkeursliefde’. De ‘armen’, in de vele betekenissen van dat woord, zijn de verdrukten, de mensen aan de onderkant van de maatschappij, de bejaarden, de zieken, de onaanzienlijken, en alle mensen die in de samenleving als ‘de minsten’ worden beschouwd en behandeld.
De keuze voor de armen past in de logica van een liefde die naar Jezus’ voorbeeld wordt beleefd. Ze is dus een plicht voor alle volgelingen van Christus, maar zij die de Heer van meer nabij in Zijn levenshouding willen volgen, zullen beseffen dat die keuze heel bijzonder hen aangaat. Hun oprechte antwoord op de liefde van Christus brengt hen ertoe, als armen te leven en zich voor de armen in te zetten. Dat betekent voor ieder instituut volgens het eigen charisma het volgen van een bescheiden en sobere levensstijl, als individu en ook als communauteit. Steunend op dit levend getuigenis zullen de godgewijden, overeenkomstig hun levenskeuze en niet afhankelijk van politieke ideologieën, het onrecht aanklagen dat aan talrijke kinderen van God wordt aangedaan, en zich inzetten voor de bevordering van de gerechtigheid op het maatschappelijk terrein waar zij werkzaam zijn. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(18)]]] Zo zal men ook in de tegenwoordige omstandigheden door het getuigenis van talloze godgewijden de zelfgave hernieuwd zien worden van de stichters, die hun leven gaven om de in de armen aanwezige Heer te dienen. Immers, ”hier op aarde is Christus arm in de persoon van Zijn armen… Als God is Hij rijk, als mens is Hij arm. In feite is de reeds rijke mens naar de hemel opgestegen en gezeten aan de rechterhand van de Vader, maar tegelijk blijft Hij hier op aarde de arme die honger heeft, dorst heeft, naakt is.” 123, 3-4: PL 38, 685-686 [[880]]
Het evangelie wordt werkzaam door de caritas, die de roem is van de kerk en het bewijs voor haar trouw aan de Heer. Heel de geschiedenis van het godgewijde leven toont aan, dat dit leven kan worden beschouwd als een levende exegese van Jezus’ woord: ”Al wat gij gedaan hebt voor één deze geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan” (Mt. 25, 40) [b:Mt. 25, 40]. Vooral in onze tijd zijn heel wat instituten ontstaan juist met de bedoeling om in een bepaalde nood van de armen te voorzien. En zelfs wanneer dat niet de doorslaggevende factor was, was de aandacht en belangstelling voor de allerarmsten – in gebed, opvang en gastvrijheid betoond – een vanzelfsprekend element in de verschillende vormen van godgewijd leven, met inbegrip van het contemplatieve leven. Hoe zou het ook anders kunnen zijn, daar de Christus die in het schouwend gebed ontmoet wordt, dezelfde is die in de armen leeft en lijdt?
De geschiedenis van het godgewijde leven is op dit gebied vol prachtige en soms geniale voorbeelden. Paulinus van Nola, die zijn bezittingen onder de armen had verdeeld om zich geheel aan God toe te wijden, liet de cellen van zijn klooster boven het gasthuis bouwen dat juist voor de armen bestemd was. Hij verheugde zich bij de gedachte aan deze bijzondere ‘uitwisseling van gaven’: de armen die door hem werden bijgestaan, gaven door hun gebed hechtheid aan de ‘grondslagen’ van zijn huis dat geheel gewijd was aan Gods lof. vgl: XXI, 386-394: PL 61, 587 [[[3982]]] Van zijn kant was Vincentius à Paolo gewoon te zeggen dat als men zijn gebed moet onderbreken om een arme in nood bij te staan, het in werkelijkheid niet wordt onderbroken omdat men ”God omwille van God verlaat”. Conferentie "Sur le.. Conferentie "Sur le regles" (30 mei 1647): Correspondance, Etretiens, Documents, ed. Coste, Vol. IX (Paris, 1923), 319.
De dienst van de armen is een daad van evangelisering, en tegelijk bezegelt hij de trouw aan het evangelie en is hij een uitnodiging tot blijvende bekering; immers, zoals Gregorius de Grote zegt, ”de liefde neemt een wonderbare vlucht omhoog wanneer ze zich liefdevol neerbuigt naar de ellende van de evenmens; en hoe dieper zij vol goedheid afdaalt naar de uiterste nood, hoe krachtiger zij haar vlucht naar de hoogste toppen herneemt”. 2, 51: PL 77, 33 [[1065]]
De keuze voor de armen past in de logica van een liefde die naar Jezus’ voorbeeld wordt beleefd. Ze is dus een plicht voor alle volgelingen van Christus, maar zij die de Heer van meer nabij in Zijn levenshouding willen volgen, zullen beseffen dat die keuze heel bijzonder hen aangaat. Hun oprechte antwoord op de liefde van Christus brengt hen ertoe, als armen te leven en zich voor de armen in te zetten. Dat betekent voor ieder instituut volgens het eigen charisma het volgen van een bescheiden en sobere levensstijl, als individu en ook als communauteit. Steunend op dit levend getuigenis zullen de godgewijden, overeenkomstig hun levenskeuze en niet afhankelijk van politieke ideologieën, het onrecht aanklagen dat aan talrijke kinderen van God wordt aangedaan, en zich inzetten voor de bevordering van de gerechtigheid op het maatschappelijk terrein waar zij werkzaam zijn. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(18)]]] Zo zal men ook in de tegenwoordige omstandigheden door het getuigenis van talloze godgewijden de zelfgave hernieuwd zien worden van de stichters, die hun leven gaven om de in de armen aanwezige Heer te dienen. Immers, ”hier op aarde is Christus arm in de persoon van Zijn armen… Als God is Hij rijk, als mens is Hij arm. In feite is de reeds rijke mens naar de hemel opgestegen en gezeten aan de rechterhand van de Vader, maar tegelijk blijft Hij hier op aarde de arme die honger heeft, dorst heeft, naakt is.” 123, 3-4: PL 38, 685-686 [[880]]
Het evangelie wordt werkzaam door de caritas, die de roem is van de kerk en het bewijs voor haar trouw aan de Heer. Heel de geschiedenis van het godgewijde leven toont aan, dat dit leven kan worden beschouwd als een levende exegese van Jezus’ woord: ”Al wat gij gedaan hebt voor één deze geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan” (Mt. 25, 40) [b:Mt. 25, 40]. Vooral in onze tijd zijn heel wat instituten ontstaan juist met de bedoeling om in een bepaalde nood van de armen te voorzien. En zelfs wanneer dat niet de doorslaggevende factor was, was de aandacht en belangstelling voor de allerarmsten – in gebed, opvang en gastvrijheid betoond – een vanzelfsprekend element in de verschillende vormen van godgewijd leven, met inbegrip van het contemplatieve leven. Hoe zou het ook anders kunnen zijn, daar de Christus die in het schouwend gebed ontmoet wordt, dezelfde is die in de armen leeft en lijdt?
De geschiedenis van het godgewijde leven is op dit gebied vol prachtige en soms geniale voorbeelden. Paulinus van Nola, die zijn bezittingen onder de armen had verdeeld om zich geheel aan God toe te wijden, liet de cellen van zijn klooster boven het gasthuis bouwen dat juist voor de armen bestemd was. Hij verheugde zich bij de gedachte aan deze bijzondere ‘uitwisseling van gaven’: de armen die door hem werden bijgestaan, gaven door hun gebed hechtheid aan de ‘grondslagen’ van zijn huis dat geheel gewijd was aan Gods lof. vgl: XXI, 386-394: PL 61, 587 [[[3982]]] Van zijn kant was Vincentius à Paolo gewoon te zeggen dat als men zijn gebed moet onderbreken om een arme in nood bij te staan, het in werkelijkheid niet wordt onderbroken omdat men ”God omwille van God verlaat”. Conferentie "Sur le.. Conferentie "Sur le regles" (30 mei 1647): Correspondance, Etretiens, Documents, ed. Coste, Vol. IX (Paris, 1923), 319.
De dienst van de armen is een daad van evangelisering, en tegelijk bezegelt hij de trouw aan het evangelie en is hij een uitnodiging tot blijvende bekering; immers, zoals Gregorius de Grote zegt, ”de liefde neemt een wonderbare vlucht omhoog wanneer ze zich liefdevol neerbuigt naar de ellende van de evenmens; en hoe dieper zij vol goedheid afdaalt naar de uiterste nood, hoe krachtiger zij haar vlucht naar de hoogste toppen herneemt”. 2, 51: PL 77, 33 [[1065]]
Referenties naar alinea 82: 3
Verbum Domini ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Mis voor de migranten: wees een engel voor de meest kwetsbaren ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De zorg voor de zieken
83
In de lijn van een roemrijke traditie oefenen talrijke godgewijde mensen, vooral vrouwen, hun apostolaat uit op het gebied van de gezondheidszorg, overeenkomstig het charisma van hun instituut. In de loop der eeuwen hebben velen van hen hun leven geofferd bij de verzorging van slachtoffers van besmettelijke ziektes, en hebben zo laten zien dat de zelfgave die zelfs tot heldhaftigheid leidt, tot de profetische natuur behoort van het godgewijde leven.
Met bewondering en dankbaarheid ziet de kerk naar de zeer talrijke godgewijden die door de bijstand die ze verlenen aan zieken en aan lijdende mensen, een belangrijke bijdrage leveren aan haar zending. Zij zetten Christus’ dienstwerk van barmhartigheid voort, die ”weldoende rond ging en allen genas” (Hand. 10, 38) [b:Hand. 10, 38]. Mogen de godgewijden die door het charisma van hun instituut daartoe bestemd zijn, in het voetspoor van de goddelijke barmhartige Samaritaan, geneesheer van de zielen en lichamen, vgl: Salvifici doloris [[[714|28-30]]] en naar het voorbeeld van hun stichter hun getuigenis van liefde voor de zieken blijven geven door zich vol begrip en mededogen aan hen te wijden! Mogen zij bij voorkeur kiezen voor de meest arme en verlaten zieken, zoals bejaarden, gehandicapten, mensen aan de rand van de samenleving, terminale patiënten, slachtoffers van drugsmisbruik en van de nieuwe besmettelijke ziektes! Mogen zij de zieken helpen hun pijnen in vereniging met de gekruisigde en verheerlijkte Christus op te dragen voor het heil van alle mensen, vgl: Salvifici doloris [[[714|18]]] vgl: Christifideles laici [[[692|52-53]]] en blijven beseffen dat zij door hun gebed en het getuigenis van woord en daad zelf actief pastoraal bezig zijn dankzij het eigen charisma van het kruis! vgl: Pastores Dabo Vobis [[[724|77]]]
De kerk wijst er bovendien op dat het tot de zending van de godgewijden behoort om de kringen van de gezondheidszorg waar zij werken te evangeliseren, door ernaar te streven het licht van de evangelische waarden te doen schijnen over de manier waarop mensen in onze tijd leven, lijden en sterven. Het is hun plicht om in dienst van het evangelie van het leven te streven naar een meer menselijke geneeskunde en naar een betere kennis van de bio-ethiek. Voor alles moeten zij bevorderen dat de mens en het menselijk leven geëerbiedigd worden vanaf de conceptie tot aan het natuurlijk levenseinde, in volledige aansluiting bij de moraal van de kerk. vgl: Evangelium Vitae [[[2|78-101]]] Daartoe dienen opleidingscentra te worden gesticht vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(43)]]] en moet nauw worden samengewerkt met de kerkelijke organen voor het ziekenpastoraat.
Met bewondering en dankbaarheid ziet de kerk naar de zeer talrijke godgewijden die door de bijstand die ze verlenen aan zieken en aan lijdende mensen, een belangrijke bijdrage leveren aan haar zending. Zij zetten Christus’ dienstwerk van barmhartigheid voort, die ”weldoende rond ging en allen genas” (Hand. 10, 38) [b:Hand. 10, 38]. Mogen de godgewijden die door het charisma van hun instituut daartoe bestemd zijn, in het voetspoor van de goddelijke barmhartige Samaritaan, geneesheer van de zielen en lichamen, vgl: Salvifici doloris [[[714|28-30]]] en naar het voorbeeld van hun stichter hun getuigenis van liefde voor de zieken blijven geven door zich vol begrip en mededogen aan hen te wijden! Mogen zij bij voorkeur kiezen voor de meest arme en verlaten zieken, zoals bejaarden, gehandicapten, mensen aan de rand van de samenleving, terminale patiënten, slachtoffers van drugsmisbruik en van de nieuwe besmettelijke ziektes! Mogen zij de zieken helpen hun pijnen in vereniging met de gekruisigde en verheerlijkte Christus op te dragen voor het heil van alle mensen, vgl: Salvifici doloris [[[714|18]]] vgl: Christifideles laici [[[692|52-53]]] en blijven beseffen dat zij door hun gebed en het getuigenis van woord en daad zelf actief pastoraal bezig zijn dankzij het eigen charisma van het kruis! vgl: Pastores Dabo Vobis [[[724|77]]]
De kerk wijst er bovendien op dat het tot de zending van de godgewijden behoort om de kringen van de gezondheidszorg waar zij werken te evangeliseren, door ernaar te streven het licht van de evangelische waarden te doen schijnen over de manier waarop mensen in onze tijd leven, lijden en sterven. Het is hun plicht om in dienst van het evangelie van het leven te streven naar een meer menselijke geneeskunde en naar een betere kennis van de bio-ethiek. Voor alles moeten zij bevorderen dat de mens en het menselijk leven geëerbiedigd worden vanaf de conceptie tot aan het natuurlijk levenseinde, in volledige aansluiting bij de moraal van de kerk. vgl: Evangelium Vitae [[[2|78-101]]] Daartoe dienen opleidingscentra te worden gesticht vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(43)]]] en moet nauw worden samengewerkt met de kerkelijke organen voor het ziekenpastoraat.
Referenties naar alinea 83: 1
Aanschouw in de zieken het gelaat van Christus ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Een profetisch getuigenis tegenover de grote uitdagingen
- Het profetisch karakter van het godgewijde leven
84
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Drie evangelische iconen van de Opdracht van Jezus in de Tempel ->=geentekst=
De synodevaders hebben veel nadruk gelegd op het profetisch karakter van het godgewijde leven. Men kan het zien als speciale vorm van delen in het profetisch ambt van Christus die de Heilige Geest aan heel het volk van God meedeelt. Dit profetisch karakter is een wezenlijk aspect van het godgewijde leven als zodanig, dat immers een radicale verplichting oplegt tot de sequela Christi en dus ook tot de toewijding aan de haar kenmerkende zending. Het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] kent aan het godgewijde leven de functie toe van teken; vgl: Lumen Gentium [[[617|44]]] deze functie komt tot uiting in het profetisch getuigenis dat in het christelijk leven aan God en aan de evangelische waarden de eerste plaats toekomt. Daar dit zo is, mag niets gesteld worden boven de persoonlijke liefde voor Christus en voor de armen in wie Hij leeft. Bij de afsluiting van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[3944|(3)]]
De traditie van de kerkvaders zag in Elia, stoutmoedig profeet en vriend van God, een voorbeeld van het monnikenleven. vgl: 71: PG 26, 854 [[[1897]]] Elia leefde in Gods tegenwoordigheid en in stilte zag hij Hem voorbijgaan, hij was een voorspraak voor zijn volk en verkondigde moedig Gods wil, hij streed voor de rechten van God en kwam op ter verdediging van de armen tegen de machtigen van de wereld. (1 Kon. 18-19) [[b:1 Kon. 18-19]] In de geschiedenis van de kerk zijn er naast andere christenen altijd godgewijde mannen en vrouwen geweest die door een speciale gave van de Heilige Geest een authentiek profetisch ambt hebben uitgeoefend, waarbij zij in naam van God tot alle mensen, ook tot de herders van de kerk spraken.
Echte profetie vindt haar oorsprong in God, in de vertrouwde omgang met Hem, in het aandachtig beluisteren van zijn Woord in de verschillende historische gebeurtenissen. In zijn hart voelt de profeet de liefde branden voor Gods heiligheid, en nadat hij in de dialoog van het gebed Zijn woord vernomen heeft, verkondigt hij het door zijn leven, lippen, gebaren, en wordt hij tot degene die uit naam van God spreekt tegen boosheid en zonde. Het profetisch getuigenis vereist een voortdurend en hartstochtelijk zoeken naar Gods wil, een edelmoedige en onmisbare verbondenheid met de kerk, het beoefenen van geestelijke onderscheiding, liefde voor de waarheid. Dit getuigenis komt ook tot uitdrukking in het aanklagen van al wat tegen Gods wil ingaat en in het verkennen van nieuwe wegen om het evangelie toe te passen op de geschiedenis met het oog op het rijk van God. vgl: A [[[3942|(39)]]]
De traditie van de kerkvaders zag in Elia, stoutmoedig profeet en vriend van God, een voorbeeld van het monnikenleven. vgl: 71: PG 26, 854 [[[1897]]] Elia leefde in Gods tegenwoordigheid en in stilte zag hij Hem voorbijgaan, hij was een voorspraak voor zijn volk en verkondigde moedig Gods wil, hij streed voor de rechten van God en kwam op ter verdediging van de armen tegen de machtigen van de wereld. (1 Kon. 18-19) [[b:1 Kon. 18-19]] In de geschiedenis van de kerk zijn er naast andere christenen altijd godgewijde mannen en vrouwen geweest die door een speciale gave van de Heilige Geest een authentiek profetisch ambt hebben uitgeoefend, waarbij zij in naam van God tot alle mensen, ook tot de herders van de kerk spraken.
Echte profetie vindt haar oorsprong in God, in de vertrouwde omgang met Hem, in het aandachtig beluisteren van zijn Woord in de verschillende historische gebeurtenissen. In zijn hart voelt de profeet de liefde branden voor Gods heiligheid, en nadat hij in de dialoog van het gebed Zijn woord vernomen heeft, verkondigt hij het door zijn leven, lippen, gebaren, en wordt hij tot degene die uit naam van God spreekt tegen boosheid en zonde. Het profetisch getuigenis vereist een voortdurend en hartstochtelijk zoeken naar Gods wil, een edelmoedige en onmisbare verbondenheid met de kerk, het beoefenen van geestelijke onderscheiding, liefde voor de waarheid. Dit getuigenis komt ook tot uitdrukking in het aanklagen van al wat tegen Gods wil ingaat en in het verkennen van nieuwe wegen om het evangelie toe te passen op de geschiedenis met het oog op het rijk van God. vgl: A [[[3942|(39)]]]
Referenties naar alinea 84: 4
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Drie evangelische iconen van de Opdracht van Jezus in de Tempel ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Betekenis voor de moderne wereld
85
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
In onze wereld schijnen de voetsporen van God vaak niet meer te worden gezien; daarom heeft de wereld dringende behoefte aan een krachtig profetisch getuigenis van de kant van de godgewijden. Dat getuigenis zal allereerst moeten behelzen dat God en de komende goederen op de eerste plaats komen, zoals dat zichtbaar wordt in de sequela Christi en in de navolging van de maagdelijke, arme en gehoorzame Christus, die geheel aan de eer van Zijn Vader en aan de liefde van Zijn broeders en zusters was toegewijd. Het broederlijk en zusterlijk leven is zelf een geactualiseerde profetie in een maatschappij die vaak zonder het zelf te weten een hevig verlangen heeft naar een broederschap zonder grenzen. De trouw aan hun charisma brengt de godgewijden ertoe om overal te getuigen met de vrijmoedigheid van de profeet die niet bang is zelfs zijn leven te wagen.
Overeenstemming tussen verkondiging en leven maakt de profetie bijzonder overtuigend. De godgewijden zullen trouw zijn aan hun zending in de kerk en in de wereld als ze in staat zijn voortdurend zichzelf in het licht van Gods Woord te onderzoeken. vgl: A [[[3942|(15)]]] vgl: C [[[3942|(39)]]] Zo zullen zij de ontvangen schatten aan de andere gelovigen kunnen meedelen, terwijl zij van hun kant zich zullen laten gezeggen door de profetische prikkel die van andere sectoren in de kerk uitgaat. In deze uitwisseling van gaven, bekrachtigd door de volledige overeenstemming met het leergezag en de discipline van de kerk zal het werken van de Geest overheerlijk zichtbaar worden die “(de kerk) in de gemeenschap en de bediening één maakt, inricht en geleidt door de verscheidenheid van de hiërarchische en charismatische gaven en siert met zijn vruchten”. Lumen Gentium [[617|4]] vgl: Presbyterorum Ordinis [[[704|2]]]
Overeenstemming tussen verkondiging en leven maakt de profetie bijzonder overtuigend. De godgewijden zullen trouw zijn aan hun zending in de kerk en in de wereld als ze in staat zijn voortdurend zichzelf in het licht van Gods Woord te onderzoeken. vgl: A [[[3942|(15)]]] vgl: C [[[3942|(39)]]] Zo zullen zij de ontvangen schatten aan de andere gelovigen kunnen meedelen, terwijl zij van hun kant zich zullen laten gezeggen door de profetische prikkel die van andere sectoren in de kerk uitgaat. In deze uitwisseling van gaven, bekrachtigd door de volledige overeenstemming met het leergezag en de discipline van de kerk zal het werken van de Geest overheerlijk zichtbaar worden die “(de kerk) in de gemeenschap en de bediening één maakt, inricht en geleidt door de verscheidenheid van de hiërarchische en charismatische gaven en siert met zijn vruchten”. Lumen Gentium [[617|4]] vgl: Presbyterorum Ordinis [[[704|2]]]
Referenties naar alinea 85: 3
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Trouw tot het martelaarschap toe
86
Zoals in andere periodes van de geschiedenis hebben ook in deze eeuw godgewijde mannen en vrouwen met het geven van hun leven van Christus getuigd. Duizenden waren gedwongen een ondergronds bestaan te lijden vanwege de vervolgingen door totalitaire regimes of gewelddadige groepen, of werden gedwarsboomd in hun missionaire arbeid, in hun werk voor armen, in hun zorg voor zieken en marginalen. Toch beleefden zij toen, en ook nu nog, hun toewijding ten koste van langdurig en heldhaftig lijden, vaak zelfs met het vergieten van hun bloed, en werden zo geheel gelijkvormig aan de gekruisigde Heer. De kerk heeft reeds de heiligheid van een aantal van hen officieel erkend door hen te eren als martelaars van Christus. Zij geven ons een lichtend voorbeeld, zij zijn onze voorspraak opdat we trouw blijven, zij wachten ons op in de heerlijkheid.
Vurig verlangt men dat de herinnering aan zoveel geloofsgetuigen mag blijven leven in het bewustzijn van de kerk als een uitnodiging om hen te vereren en na volgen. De instituten van godgewijd leven en de sociëteiten van apostolisch leven dienen daartoe behulpzaam te zijn door de namen te verzamelen van alle godgewijden die verdienen ingeschreven te worden in het Martyrologium van de twintigste eeuw, en getuigenissen over hen bijeen te brengen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(53)]]] vgl: Tertio millennio adveniente [[[265|37]]]
Vurig verlangt men dat de herinnering aan zoveel geloofsgetuigen mag blijven leven in het bewustzijn van de kerk als een uitnodiging om hen te vereren en na volgen. De instituten van godgewijd leven en de sociëteiten van apostolisch leven dienen daartoe behulpzaam te zijn door de namen te verzamelen van alle godgewijden die verdienen ingeschreven te worden in het Martyrologium van de twintigste eeuw, en getuigenissen over hen bijeen te brengen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(53)]]] vgl: Tertio millennio adveniente [[[265|37]]]
Referenties naar alinea 86: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De grote uitdagingen van het godgewijde leven
87
De profetische opdracht van het godgewijde leven beantwoordt aan de drie wezenlijke uitdagingen die aan de kerk zelf zijn gericht: het zijn uitdagingen die we van oudsher kennen en die in sommige delen van de wereld door de samenleving van onze tijd in nieuwe vorm en misschien meer radicaal worden gesteld. Ze hebben rechtstreeks betrekking op de evangelische raden van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid, en zijn een prikkel voor de kerk en de godgewijden om de diepe antropologische betekenis van de raden duidelijk te maken en ervan te getuigen. Het kiezen voor de evangelische raden is geen verschraling van echte menselijke waarden; juist in tegendeel, deze waarden krijgen erdoor een nieuwe diepte. Men mag de evangelische raden niet beschouwen als een ontkenning van de waarden die verbonden zijn met seksualiteit, met het rechtmatig verlangen naar bezit, naar het rechtmatig verlangen om autonome beslissingen te kunnen nemen. In zoverre deze geneigdheden natuurgegeven zijn, zijn ze in zich goed. Maar omdat de mens door de erfzonde verzwakt is, bestaat het gevaar dat hij ze in praktijk brengt op wijze die tegen de morele normen ingaat. Het beoefenen van zuiverheid, armoede en gehoorzaamheid wordt een waarschuwing tegen het onderschatten van de door de erfzonde geslagen wonden, en terwijl het de waarde van de geschapen goederen wel erkent, relativeert het die door te tonen dat God het hoogste goed is. Terwijl zij die de evangelisch raden volgen, naar eigen heiligheid streven, stellen ze op die wijze om zo te zeggen aan de mensheid een ‘geestelijke therapie’ voor, aangezien ze de schepping weigeren te verafgoden en in zekere zin God zichtbaar maken. Vooral in moeilijke tijden is het godgewijde leven een zegen voor het leven van de mens en voor dat van de kerk zelf.
Referenties naar alinea 87: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De uitdaging van de godgewijde zuiverheid
88
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
De eerste uitdaging gaat uit van een hedonistische cultuur die de seksualiteit losmaakt van iedere objectieve maatstaf, er vaak een spel en een consumptieartikel van maakt, en met medeplichtigheid van de media toegeeft aan een soort verafgoding van het instinct. Ieder ziet met eigen ogen wat de gevolgen hiervan zijn: allerlei overtredingen die vaak gepaard gaan met psychisch en moreel leed van individuen en gezinnen. Het antwoord hierop van het godgewijde leven bestaat allereerst in het vreugdevol beleven van algehele zuiverheid als een getuigenis van de kracht van Gods liefde in de broosheid van het menselijk bestaan. De godgewijde mens is een bewijs dat hetgeen door de meeste mensen voor onmogelijk wordt gehouden, met de genade van de Heer Jezus mogelijk en werkelijk bevrijdend is. Ja, in Christus is het mogelijk God met heel zijn hart te beminnen, en zo ieder schepsel met de vrijheid van God lief te hebben! Meer dan ooit is dit getuigenis thans noodzakelijk, juist omdat het door onze wereld zo weinig wordt begrepen. Het is een getuigenis voor iedereen, – jonge mensen, verloofden, gehuwden, christelijke gezinnen – en toont dat de kracht van Gods liefde grote dingen tot stand kan brengen ook binnen alles wat de menselijke liefde met zich meebrengt. Het is een getuigenis dat beantwoordt aan een groeiend verlangen naar helderheid in de menselijke betrekkingen.
Het godgewijde leven dient aan de moderne wereld voorbeelden te bieden van zuiverheid, beleefd door mannen en vrouwen die blijk geven van evenwichtigheid, zelfbeheersing, initiatief, psychologische en affectieve volwassenheid. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|12]]] In dat getuigenis vindt de menselijke liefde het vaste steunpunt van de zuivere liefde die de godgewijde mens vindt in de beschouwing van de liefde van de Drieëenheid die ons door Christus geopenbaard werd. Gedompeld in dat mysterie voelt hij zich in staat tot een radicale en alomvattende liefde die hem de kracht geeft tot de zelfbeheersing en discipline die nodig zijn om niet slaaf te worden van de zinnen en instincten. De godgewijde zuiverheid blijkt zo een vreugdevol en bevrijdend gebeuren. Verlicht door het geloof in de verrezen Heer en door het uitzien naar de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde (Openb. 21, 1) [[b:Openb. 21, 1]] is zij ook een kostbare stimulans voor de opvoeding tot kuisheid die in andere levensstaten geboden is.
Het godgewijde leven dient aan de moderne wereld voorbeelden te bieden van zuiverheid, beleefd door mannen en vrouwen die blijk geven van evenwichtigheid, zelfbeheersing, initiatief, psychologische en affectieve volwassenheid. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|12]]] In dat getuigenis vindt de menselijke liefde het vaste steunpunt van de zuivere liefde die de godgewijde mens vindt in de beschouwing van de liefde van de Drieëenheid die ons door Christus geopenbaard werd. Gedompeld in dat mysterie voelt hij zich in staat tot een radicale en alomvattende liefde die hem de kracht geeft tot de zelfbeheersing en discipline die nodig zijn om niet slaaf te worden van de zinnen en instincten. De godgewijde zuiverheid blijkt zo een vreugdevol en bevrijdend gebeuren. Verlicht door het geloof in de verrezen Heer en door het uitzien naar de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde (Openb. 21, 1) [[b:Openb. 21, 1]] is zij ook een kostbare stimulans voor de opvoeding tot kuisheid die in andere levensstaten geboden is.
Referenties naar alinea 88: 2
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De uitdaging van de armoede
89
Een andere uitdaging in deze tijd gaat uit van een hebzuchtig materialisme, dat onverschillig staat tegenover de noden en het lijden van de zwaksten, en zelfs geen enkele zorg heeft voor het evenwicht van de natuurlijke hulpbronnen. Het antwoord van het godgewijde leven hierop bestaat in de evangelische armoede, die in verschillende vormen beleefd wordt en vaak gepaard gaat met een actieve inzet bij het bevorderen van solidariteit en naastenliefde.
Talrijk zijn de instituten die zich wijden aan opvoeding, onderricht, beroepsonderwijs, en zo jonge en minder jonge mensen in staat stellen om hun toekomst zelf in handen te nemen. Talrijk zijn de godgewijden die zonder hun krachten te sparen zich inzetten voor de minst bedeelden. Talrijk zijn zij die zich wijden aan de opleiding van toekomstige opvoeders en toekomstige leiders in het maatschappelijk leven opdat die op hun beurt zullen trachten de onderdrukkende structuren te verdrijven en zich zullen inzetten voor programma’s van solidariteit ten behoeve van de armen. Ze strijden voor het uitbannen van de honger en de oorzaken daarvan, ze stimuleren vrijwilligerswerk en humanitaire organisaties, ze brengen een bewustwordingsproces op gang bij openbare en private lichamen om te komen tot een eerlijke verdeling van internationale hulp. Waarlijk veel dank zijn de volkeren verschuldigd aan deze mannen en vrouwen, aan deze ondernemende werkers op het gebied van de naastenliefde die door hun onvermoeibare edelmoedigheid in het verleden én in het heden veel bijdragen tot een meer menswaardige wereld.
Talrijk zijn de instituten die zich wijden aan opvoeding, onderricht, beroepsonderwijs, en zo jonge en minder jonge mensen in staat stellen om hun toekomst zelf in handen te nemen. Talrijk zijn de godgewijden die zonder hun krachten te sparen zich inzetten voor de minst bedeelden. Talrijk zijn zij die zich wijden aan de opleiding van toekomstige opvoeders en toekomstige leiders in het maatschappelijk leven opdat die op hun beurt zullen trachten de onderdrukkende structuren te verdrijven en zich zullen inzetten voor programma’s van solidariteit ten behoeve van de armen. Ze strijden voor het uitbannen van de honger en de oorzaken daarvan, ze stimuleren vrijwilligerswerk en humanitaire organisaties, ze brengen een bewustwordingsproces op gang bij openbare en private lichamen om te komen tot een eerlijke verdeling van internationale hulp. Waarlijk veel dank zijn de volkeren verschuldigd aan deze mannen en vrouwen, aan deze ondernemende werkers op het gebied van de naastenliefde die door hun onvermoeibare edelmoedigheid in het verleden én in het heden veel bijdragen tot een meer menswaardige wereld.
Referenties naar alinea 89: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De evangelische armoede in dienst van de armen
90
Meer nog dan een dienst aan de armen is de evangelische armoede een waarde op zich, want ze herinnert aan de eerste van de zaligsprekingen, door het navolgen van de arme Christus. vgl: A [[[3942|(18)]]] Inderdaad is haar meest oorspronkelijke betekenis te getuigen dat God de ware rijkdom is van het mensenhart. Juist daarom bestrijdt ze fel de afgoderij van de Mammon, en verschijnt ze als een profetische roep tegenover een samenleving die in talrijke delen van de rijke wereld het besef dreigt te verliezen voor de verhoudingen en voor de werkelijke waarde van de dingen. Daarom wekt de evangelische armoede tegenwoordig meer dan ooit de belangstelling van hen die zich bewust zijn dat er grenzen zijn aan de hulpbronnen van de aarde, en die opkomen voor eerbied en behoud van de schepping door de consumptie te beperken, soberheid te betrachten en zich te dwingen tot het intomen van hun verlangens.
Van de godgewijden wordt dus een vernieuwd en krachtig getuigenis gevraagd van soberheid en zelfverloochening door middel van een broederlijke levensstijl die door eenvoud en gastvrijheid gekenmerkt wordt, al was het alleen maar als een voorbeeld voor hen die onverschillig blijven voor de noden van hun naaste. Dat getuigenis zal vanzelfsprekend gepaard gaan met de voorkeursliefde voor de armen met name zichtbaar worden door de levensomstandigheden te delen van de allerarmsten. Heel veel communauteiten worden en werken temidden van de armen en de outcasts, leven in dezelfde omstandigheden als zij, delen in hun lijden, problemen, gevaren.
In het geschiedboek van evangelische solidariteit en heldhaftige toewijding staan schitterende bladzijden, geschreven door godgewijde mensen in deze jaren van diep ingrijpende veranderingen en grote onrechtvaardigheden, van grote verwachtingen en diepe teleurstellingen, van belangrijke verworvenheden en bittere mislukkingen. Niet minder belangrijke bladzijden werden geschreven, en worden nog steeds geschreven, door talloze andere godgewijden die een leven leiden dat geheel en al ”met Christus verborgen is in God” (Kol. 3, 3) [b:Kol. 3, 3] omwille van het heil van de wereld, een leven dat geheel in het teken staat van onbaatzuchtigheid, van inzet voor zaken die weinig onderkend en nog minder van belang geacht worden. In verschillende en elkaar aanvullende vormen deelt het godgewijde leven in de uiterste armoede waarin de Heer heeft geleefd, en vervult het zijn speciale rol in het heilbrengend mysterie van Christus’ Menswording en verlossende dood. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|13]]]
Van de godgewijden wordt dus een vernieuwd en krachtig getuigenis gevraagd van soberheid en zelfverloochening door middel van een broederlijke levensstijl die door eenvoud en gastvrijheid gekenmerkt wordt, al was het alleen maar als een voorbeeld voor hen die onverschillig blijven voor de noden van hun naaste. Dat getuigenis zal vanzelfsprekend gepaard gaan met de voorkeursliefde voor de armen met name zichtbaar worden door de levensomstandigheden te delen van de allerarmsten. Heel veel communauteiten worden en werken temidden van de armen en de outcasts, leven in dezelfde omstandigheden als zij, delen in hun lijden, problemen, gevaren.
In het geschiedboek van evangelische solidariteit en heldhaftige toewijding staan schitterende bladzijden, geschreven door godgewijde mensen in deze jaren van diep ingrijpende veranderingen en grote onrechtvaardigheden, van grote verwachtingen en diepe teleurstellingen, van belangrijke verworvenheden en bittere mislukkingen. Niet minder belangrijke bladzijden werden geschreven, en worden nog steeds geschreven, door talloze andere godgewijden die een leven leiden dat geheel en al ”met Christus verborgen is in God” (Kol. 3, 3) [b:Kol. 3, 3] omwille van het heil van de wereld, een leven dat geheel in het teken staat van onbaatzuchtigheid, van inzet voor zaken die weinig onderkend en nog minder van belang geacht worden. In verschillende en elkaar aanvullende vormen deelt het godgewijde leven in de uiterste armoede waarin de Heer heeft geleefd, en vervult het zijn speciale rol in het heilbrengend mysterie van Christus’ Menswording en verlossende dood. vgl: Perfectae Caritatis [[[677|13]]]
Referenties naar alinea 90: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De uitdaging van de vrijheid in de gehoorzaamheid
91
De derde uitdaging gaat uit van bepaalde opvattingen over vrijheid die de wezenlijke band loskoppelen tussen dit fundamentele menselijke voorrecht en de waarheid en zedelijke normen. vgl: Veritatis Splendor [[[83|31-35]]] Het bevorderen van de vrijheid is inderdaad een echte waarde die nauw samenhangt met de eerbied voor de menselijke persoon. Maar wie is blind voor het vele ernstige onrecht en zelfs het vele verschrikkelijke geweld die het gevolg zijn van een ontaard gebruik van de vrijheid in het leven van mensen en volkeren?
De voor het godgewijde leven kenmerkende gehoorzaamheid is een doeltreffend antwoord op deze situatie. Op bijzonder krachtige wijze stelt het ons de gehoorzaamheid van Christus jegens Zijn Vader als voorbeeld voor ogen, en uitgaande van dit mysterie getuigt het dat er geen tegenspraak is tussen gehoorzaamheid en vrijheid. De houding van de Zoon onthult immers het geheim van de menselijke vrijheid als het pad van gehoorzaamheid aan de wil van de Vader, en het geheim van de gehoorzaamheid als een pad naar geleidelijke verovering van de ware vrijheid. Juist dit geheim willen de godgewijden door de gelofte tot uitdrukking brengen. Daarmee willen zij aantonen zich ervan bewust te zijn dat zij kinderen van God zijn, en daarom aanvaarden zij de wil van de Vader als hun dagelijks brood, (Joh. 4, 34) [[b:Joh. 4, 34]] hun rots, hun vreugde, hun schild en hun sterkte. (Ps. 18, 3) [[b:Ps. 18, 3]] Zo tonen zij dat ze groeien in de volle waarheid over zichzelf, verbonden blijven met de bron van hun bestaan, en geven zij de troostrijke boodschap: ”grote vrede ervaart wie uw wet eert; voor hem ligt er géén steen des aanstoots” (Ps. 119, 165) [b:Ps. 119, 165].
De voor het godgewijde leven kenmerkende gehoorzaamheid is een doeltreffend antwoord op deze situatie. Op bijzonder krachtige wijze stelt het ons de gehoorzaamheid van Christus jegens Zijn Vader als voorbeeld voor ogen, en uitgaande van dit mysterie getuigt het dat er geen tegenspraak is tussen gehoorzaamheid en vrijheid. De houding van de Zoon onthult immers het geheim van de menselijke vrijheid als het pad van gehoorzaamheid aan de wil van de Vader, en het geheim van de gehoorzaamheid als een pad naar geleidelijke verovering van de ware vrijheid. Juist dit geheim willen de godgewijden door de gelofte tot uitdrukking brengen. Daarmee willen zij aantonen zich ervan bewust te zijn dat zij kinderen van God zijn, en daarom aanvaarden zij de wil van de Vader als hun dagelijks brood, (Joh. 4, 34) [[b:Joh. 4, 34]] hun rots, hun vreugde, hun schild en hun sterkte. (Ps. 18, 3) [[b:Ps. 18, 3]] Zo tonen zij dat ze groeien in de volle waarheid over zichzelf, verbonden blijven met de bron van hun bestaan, en geven zij de troostrijke boodschap: ”grote vrede ervaart wie uw wet eert; voor hem ligt er géén steen des aanstoots” (Ps. 119, 165) [b:Ps. 119, 165].
Referenties naar alinea 91: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Samen de wil doen van de Vader
92
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Dit getuigenis van de godgewijde mensen heeft ook een bijzondere betekenis vanwege het voor het religieuze leven kenmerkende gemeenschapsaspect.. De broederlijke en zusterlijke samenleving is bij uitstek de plaats om Gods wil te onderscheiden en te aanvaarden, en om in eenheid van hart en geest voort te gaan. De door liefde bezielde gehoorzaamheid verenigt de leden van het instituut in hetzelfde getuigenis en dezelfde zending, ook al is er verscheidenheid aan gaven en wordt ieders individualiteit gerespecteerd. In het door de Geest bezielde gemeenschappelijk leven is ieder met de ander in vruchtbaar gesprek om de wil van de Vader te ontdekken, en allen erkennen in degene die de leiding heeft een uitdrukking van Gods vaderschap en een van God ontvangen gezagsuitoefening die in dienst staat van onderscheiding en verbondenheid. vgl: A [[[3942|(19)]]] vgl: Perfectae Caritatis [[[677|14]]]
Voor de kerk en de samenleving is het gemeenschappelijk leven op bijzondere wijze het teken van de verbondenheid die ontstaat uit de gemeenschappelijke wil om aan dezelfde roep te gehoorzamen, over alle verscheidenheid van ras of afkomst, taal of cultuur heen. In tegenstelling tot de geest van onenigheid en verdeeldheid zijn gezag en gehoorzaamheid een lichtend teken van het éne vaderschap dat van God komt, van de uit de Geest geboren broederschap, van de inwendige vrijheid van mensen die zich op God verlaten ondanks de menselijke beperkingen van hen die Hem vertegenwoordigen. Door deze gehoorzaamheid, die een aantal mensen tot hun levensregel maken, wordt het geluk dat Jezus beloofde aan ”hen die naar het woord van God luisteren en het onderhouden” (Lc. 11, 28) [b:Lc. 11, 28], ervaren en tot nut van allen verkondigd. Bovendien zijn zij die gehoorzamen er zeker van dat ze werkelijk in navolging van de Heer op zending zijn, en niet hun eigen verlangens en wensen najagen. Zo kan men zich geleid weten door de Geest van de Heer, zich zelfs temidden van de grootste moeilijkheden gesteund weten door Zijn sterke hand. (Hand. 20, 22-24) [[b:Hand. 20, 22-24]]
Voor de kerk en de samenleving is het gemeenschappelijk leven op bijzondere wijze het teken van de verbondenheid die ontstaat uit de gemeenschappelijke wil om aan dezelfde roep te gehoorzamen, over alle verscheidenheid van ras of afkomst, taal of cultuur heen. In tegenstelling tot de geest van onenigheid en verdeeldheid zijn gezag en gehoorzaamheid een lichtend teken van het éne vaderschap dat van God komt, van de uit de Geest geboren broederschap, van de inwendige vrijheid van mensen die zich op God verlaten ondanks de menselijke beperkingen van hen die Hem vertegenwoordigen. Door deze gehoorzaamheid, die een aantal mensen tot hun levensregel maken, wordt het geluk dat Jezus beloofde aan ”hen die naar het woord van God luisteren en het onderhouden” (Lc. 11, 28) [b:Lc. 11, 28], ervaren en tot nut van allen verkondigd. Bovendien zijn zij die gehoorzamen er zeker van dat ze werkelijk in navolging van de Heer op zending zijn, en niet hun eigen verlangens en wensen najagen. Zo kan men zich geleid weten door de Geest van de Heer, zich zelfs temidden van de grootste moeilijkheden gesteund weten door Zijn sterke hand. (Hand. 20, 22-24) [[b:Hand. 20, 22-24]]
Referenties naar alinea 92: 3
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Zich vastberaden inzetten om een geestelijk leven te leiden
93
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Vele maken werd in de synode de zorg uitgesproken dat het godgewijde leven gevoed dient te worden uit de bronnen van een degelijke en diepe spiritualiteit. Dit is inderdaad een allereerste eis die tot het wezen behoort van het godgewijde leven, aangezien de mensen die de evangelische raden beoefenen, net als iedere gedoopte, en zelfs om nog dwingender redenen, met al hun kracht moeten streven naar de volkomenheid van de liefde. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(15)]]] Aan deze plicht herinneren de talloze voorbeelden van heilige stichters en godgewijde mensen, die hun trouw aan Christus zelfs met hun marteldood hebben bewezen.
Streven naar heiligheid is in het kort samengevat het programma van ieder aan God toegewijd leven, met name in het perspectief van de vernieuwing ervan op de drempel van het derde millennium. Het uitgangspunt van dit programma bestaat in het alles omwille van Christus verlaten, (Mt. 4, 18-22; Mt. 19, 21.27; Lc. 5, 11) [[b:Mt. 4, 18-22; Mt. 19, 21.27; Lc. 5, 11]] Hem boven alles stellen om geheel en al te kunnen delen in het paasmysterie. Paulus had dat goed begrepen toen hij zei: ”Ik beschouw alles als verlies, want mijn Heer Jezus Christus kennen gaat alles te boven… Ik wil Christus kennen, ik wil de kracht van Zijn opstanding gewaarworden” (Fil. 3, 8.10) [b:Fil. 3, 8.10]. Op deze weg hebben de apostelen vanaf het begin gewezen zoals uit de christelijke traditie van Oost en West blijkt: ”Zij die Jezus thans volgen met achterlaten van alles, herinneren aan de apostelen die als antwoord op Zijn uitnodiging alles opgaven. Traditioneel spreekt men dan ook over het religieuze leven als over een apostolicia vivendi forma.” Audiëntie - Over het gewijde leven [[3984|(2)]] Dezelfde traditie heeft ook in het godgewijde leven sterk het aspect benadrukt van een bijzondere band met God en zelfs van een bruidsband met Christus, die Paulus door zijn voorbeeld (1 Kor. 7, 7) [[b:1 Kor. 7, 7]] en prediking onder leiding van de Geest ons heeft leren kennen. (1 Kor. 7, 40) [[b:1 Kor. 7, 40]]
Wij kunnen zeggen dat het geestelijk leven, waaronder verstaan wordt het leven in Christus en het leven naar de Geest, de weg is van steeds grotere trouw waarop de godgewijde mens door de Geest wordt geleid en door Hem met Christus gelijkvormig wordt gemaakt in de volle gemeenschap van liefde en dienst in de kerk.
Opgenomen in de verschillende vormen van godgewijd leven, zijn al deze elementen bepalend voor een eigen spiritualiteit, dat wil zeggen een concreet programma van omgang met God en de omgeving, gekenmerkt door bepaalde geestelijke accenten en de keuze voor bepaalde vormen van apostolaat die een bepaald aspect van het éne Christusmysterie benadrukken en vertegenwoordigen. Wanneer de kerk een bepaalde vorm van godgewijd leven goedkeurt, geeft zij daarmee aan dat in het geestelijk en apostolisch charisma alle objectieve voorwaarden aanwezig zijn voor het bereiken van de persoonlijke en gemeenschappelijke heiligheid overeenkomstig het evangelie.
In het programma van de families van godgewijd leven moet het geestelijk leven voorop staan, zodat alle instituten en alle communauteiten een school blijken van waarachtige evangelische spiritualiteit. Deze prioriteit, die concreet wordt in de toewijding van de individuen en de gemeenschap, is de voorwaarde voor apostolische vruchtbaarheid, edelmoedige liefde voor de armen, het wekken van nieuwe roepingen onder de jongere generaties. Juist het geestelijk gehalte van het godgewijde leven kan een inspiratie betekenen voor mensen van onze tijd die zelf ook snakken naar absolute waarden. Zo wordt het godgewijde leven een getuigenis met aantrekkingskracht.
Streven naar heiligheid is in het kort samengevat het programma van ieder aan God toegewijd leven, met name in het perspectief van de vernieuwing ervan op de drempel van het derde millennium. Het uitgangspunt van dit programma bestaat in het alles omwille van Christus verlaten, (Mt. 4, 18-22; Mt. 19, 21.27; Lc. 5, 11) [[b:Mt. 4, 18-22; Mt. 19, 21.27; Lc. 5, 11]] Hem boven alles stellen om geheel en al te kunnen delen in het paasmysterie. Paulus had dat goed begrepen toen hij zei: ”Ik beschouw alles als verlies, want mijn Heer Jezus Christus kennen gaat alles te boven… Ik wil Christus kennen, ik wil de kracht van Zijn opstanding gewaarworden” (Fil. 3, 8.10) [b:Fil. 3, 8.10]. Op deze weg hebben de apostelen vanaf het begin gewezen zoals uit de christelijke traditie van Oost en West blijkt: ”Zij die Jezus thans volgen met achterlaten van alles, herinneren aan de apostelen die als antwoord op Zijn uitnodiging alles opgaven. Traditioneel spreekt men dan ook over het religieuze leven als over een apostolicia vivendi forma.” Audiëntie - Over het gewijde leven [[3984|(2)]] Dezelfde traditie heeft ook in het godgewijde leven sterk het aspect benadrukt van een bijzondere band met God en zelfs van een bruidsband met Christus, die Paulus door zijn voorbeeld (1 Kor. 7, 7) [[b:1 Kor. 7, 7]] en prediking onder leiding van de Geest ons heeft leren kennen. (1 Kor. 7, 40) [[b:1 Kor. 7, 40]]
Wij kunnen zeggen dat het geestelijk leven, waaronder verstaan wordt het leven in Christus en het leven naar de Geest, de weg is van steeds grotere trouw waarop de godgewijde mens door de Geest wordt geleid en door Hem met Christus gelijkvormig wordt gemaakt in de volle gemeenschap van liefde en dienst in de kerk.
Opgenomen in de verschillende vormen van godgewijd leven, zijn al deze elementen bepalend voor een eigen spiritualiteit, dat wil zeggen een concreet programma van omgang met God en de omgeving, gekenmerkt door bepaalde geestelijke accenten en de keuze voor bepaalde vormen van apostolaat die een bepaald aspect van het éne Christusmysterie benadrukken en vertegenwoordigen. Wanneer de kerk een bepaalde vorm van godgewijd leven goedkeurt, geeft zij daarmee aan dat in het geestelijk en apostolisch charisma alle objectieve voorwaarden aanwezig zijn voor het bereiken van de persoonlijke en gemeenschappelijke heiligheid overeenkomstig het evangelie.
In het programma van de families van godgewijd leven moet het geestelijk leven voorop staan, zodat alle instituten en alle communauteiten een school blijken van waarachtige evangelische spiritualiteit. Deze prioriteit, die concreet wordt in de toewijding van de individuen en de gemeenschap, is de voorwaarde voor apostolische vruchtbaarheid, edelmoedige liefde voor de armen, het wekken van nieuwe roepingen onder de jongere generaties. Juist het geestelijk gehalte van het godgewijde leven kan een inspiratie betekenen voor mensen van onze tijd die zelf ook snakken naar absolute waarden. Zo wordt het godgewijde leven een getuigenis met aantrekkingskracht.
Referenties naar alinea 93: 3
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Luisterend naar het woord van God
94
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Het woord van God is de oerbron van alle christelijke spiritualiteit. Het is voedsel voor een persoonlijke relatie met de levende God en met Zijn verlossende en heiligende wil. Vandaar het grote aanzien dat vanaf het eerste ontstaan van de instituten van godgewijd leven en met name in het monnikendom de lectio divina geniet. Door haar treedt Gods woord binnen in het leven en verlicht dit met de wijsheid die een gave is van de Geest. Hoewel ”elk door God geïnspireerd geschrift dient om te onderrichten” (2 Tim. 3, 16) [b:2 Tim. 3, 16] en ”een zuivere en onuitputtelijke bron is van geestelijk leven”, Dei Verbum [[576|21]] vgl: Perfectae Caritatis [[[677|6]]] verdienen de geschriften van het Nieuwe Testament een speciale verering, met name de evangeliën ”die het hart zijn van de hele Schrift”. Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|125]] vgl: Dei Verbum [[[576|18]]] Het is daarom voor de godgewijden nuttig de teksten van de evangeliën en de andere geschriften van het Nieuwe Testament voortdurend te overwegen; zij beschrijven de woorden en voorbeelden van Christus en van de Maagd Maria alsmede de apostolica vivendi forma. De stichters zijn bij de aanvaarding van hun roeping, het onderscheiden van hun charisma en de zending van hun instituut steeds daarvan uitgegaan.
Een grote betekenis heeft het overwegen van de bijbel in communauteitsverband. Wanneer dit overeenkomstig de mogelijkheden en omstandigheden van het communauteitsleven gebeurt, betekent het een vreugdevol met elkaar delen van de rijkdommen die uit het woord van God geput worden, waardoor de broeders en zusters gemeenschappelijk groeien en elkaar helpen voortgang te maken in het geestelijk leven. Het verdient zelfs aanbeveling deze praktijk ook aan de andere leden van het volk van God voor te stellen, priesters zowel als leken, en op een bij hun charisma passende wijze scholen op te zetten van gebed, spiritualiteit en biddend lezen van de schrift waarin God ”de mensen uit de overvloed van Zijn liefde aanspreekt als Zijn vrienden (Ex. 33, 11; Joh. 15, 14-15) [[b:Ex. 33, 11; Joh. 15, 14-15]] en met hen omgaat (Bar. 3, 38) [[b:Bar. 3, 38]] om hen uit te nodigen tot de gemeenschap met Hem en hen daarin op te nemen.” Dei Verbum [[576|2]]
De geestelijke traditie leert dat het overwegen van het woord van God en met name van de geheimen van Christus, de bron is van diepgaande beschouwing en vurige apostolische arbeid. In het contemplatieve religieuze leven evenzeer als in het apostolisch leven zijn het altijd de mensen van gebed die grote dingen tot stand hebben gebracht, aangezien ze Gods wil juist wisten te verstaan en in praktijk te brengen. Uit hun vertrouwde omgang met het woord van God verkregen zij het inzicht voor individuele en gemeenschappelijke onderscheiding met behulp waarvan zij Gods wegen in de tekenen van de tijd wisten te bespeuren. Zij verkregen zo een soort bovennatuurlijk instinct, waardoor ze in staat waren zich niet te voegen naar de geest van de wereld, maar ze hun eigen verstand konden vernieuwen om te kunnen ”uitmaken wat God van hen wil, en wat goed is, wat zéér goed is volmaakt” (Rom. 12, 2) [b:Rom. 12, 2].
Een grote betekenis heeft het overwegen van de bijbel in communauteitsverband. Wanneer dit overeenkomstig de mogelijkheden en omstandigheden van het communauteitsleven gebeurt, betekent het een vreugdevol met elkaar delen van de rijkdommen die uit het woord van God geput worden, waardoor de broeders en zusters gemeenschappelijk groeien en elkaar helpen voortgang te maken in het geestelijk leven. Het verdient zelfs aanbeveling deze praktijk ook aan de andere leden van het volk van God voor te stellen, priesters zowel als leken, en op een bij hun charisma passende wijze scholen op te zetten van gebed, spiritualiteit en biddend lezen van de schrift waarin God ”de mensen uit de overvloed van Zijn liefde aanspreekt als Zijn vrienden (Ex. 33, 11; Joh. 15, 14-15) [[b:Ex. 33, 11; Joh. 15, 14-15]] en met hen omgaat (Bar. 3, 38) [[b:Bar. 3, 38]] om hen uit te nodigen tot de gemeenschap met Hem en hen daarin op te nemen.” Dei Verbum [[576|2]]
De geestelijke traditie leert dat het overwegen van het woord van God en met name van de geheimen van Christus, de bron is van diepgaande beschouwing en vurige apostolische arbeid. In het contemplatieve religieuze leven evenzeer als in het apostolisch leven zijn het altijd de mensen van gebed die grote dingen tot stand hebben gebracht, aangezien ze Gods wil juist wisten te verstaan en in praktijk te brengen. Uit hun vertrouwde omgang met het woord van God verkregen zij het inzicht voor individuele en gemeenschappelijke onderscheiding met behulp waarvan zij Gods wegen in de tekenen van de tijd wisten te bespeuren. Zij verkregen zo een soort bovennatuurlijk instinct, waardoor ze in staat waren zich niet te voegen naar de geest van de wereld, maar ze hun eigen verstand konden vernieuwen om te kunnen ”uitmaken wat God van hen wil, en wat goed is, wat zéér goed is volmaakt” (Rom. 12, 2) [b:Rom. 12, 2].
Referenties naar alinea 94: 3
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- In verbondenheid met Christus
95
Om werkelijk met de Heer verbonden te blijven, is natuurlijk de heilige liturgie een wezenlijk middel, vooral het vieren van de eucharistie en het getijdengebed.
Allereerst de eucharistie ”waarin heel het geestelijk goed van de kerk vervat ligt, namelijk Christus zelf, ons Paaslam en het levend brood dat het door zijn Vlees in de Heilige Geest tot leven gebrachte en tot leven wekkende leven schenkt aan de mensen”. Presbyterorum Ordinis [[704|5]] Zij is het hart van het kerkelijk leven, zij is dat ook van het godgewijde leven. Hoe zouden zij die door het beoefenen van de evangelische raden geroepen zijn om Christus te kiezen als de enige die zin geeft aan hun bestaan, niet kunnen verlangen te komen tot een steeds inniger verbondenheid met Hem door dagelijks te delen in het sacrament dat Hem tegenwoordig stelt, in het offer dat Zijn liefdesgave op Golgotha tegenwoordig stelt, in de maaltijd die het pelgrimerend volk van God voedt en sterkt? Vanuit haar wezen staat de eucharistie centraal in het godgewijde leven, in het persoonlijke leven en in dat van de gemeenschap. Zij is de dagelijkse teerspijze en de bron van spiritualiteit van de individuen en de instituten. Door middel van de eucharistie wordt iedere godgewijde mens uitgenodigd om Christus’ paasmysterie te beleven en zich met Hem te verenigen door zijn eigen leven door de Heilige Geest aan de Vader op te dragen. Door vaak en langdurig Christus, aanwezig in de eucharistie, te aanbidden worden we in staat gesteld om in zekere zin dezelfde ervaring door te maken die Petrus had bij de Gedaanteverandering: ”Het is goed dat wij hier zijn.” En in de viering van het geheim van het Lichaam en Bloed van de Heer worden de eenheid en liefde van hen die hun leven aan God hebben toegewijd, versterkt en verdiept.
Samen met de eucharistie, en nauw ermee verbonden, is het getijdengebed, dat al naargelang de aard van ieder instituut gemeenschappelijk of individueel wordt gevierd, de wijze waarop de godgewijde mensen hun specifieke roeping tot uitdrukking brengen om God te prijzen en voor anderen te bidden.
Innig verbonden met de eucharistie is ook de verplichting tot voortdurende bekering en noodzakelijke loutering, waaraan de godgewijden voldoen in het sacrament van verzoening. Door veelvuldig Gods barmhartigheid te ervaren, zuiveren en vernieuwen zij hun hart, en door het nederig erkennen van hun zonden verhelderen zij hun relatie met God. De vreugdevolle ervaring van sacramentele vergeving op de weg die zij met hun broeders en zusters gaan, maakt hen tot luisteren bereid en stimuleert tot grotere trouw.
Wil men op de weg van het evangelie voorgang maken, met name in de vormingstijd of op sommige andere momenten in het leven, dan is daarbij een belangrijke steun als men vertrouwvol en in alle eenvoud geestelijke leiding zoekt. Hiermee wordt men geholpen om edelmoedig in te gaan op de bewegingen van de Geest en vastberaden naar heiligheid te streven.
Tenslotte, ik spoor alle godgewijden aan om volgens hun eigen tradities zich dagelijks te verenigen met de Maagd Maria, en met haar over de geheimen van haar Zoon te mediteren, vooral door het bidden van de rozenkrans.
Allereerst de eucharistie ”waarin heel het geestelijk goed van de kerk vervat ligt, namelijk Christus zelf, ons Paaslam en het levend brood dat het door zijn Vlees in de Heilige Geest tot leven gebrachte en tot leven wekkende leven schenkt aan de mensen”. Presbyterorum Ordinis [[704|5]] Zij is het hart van het kerkelijk leven, zij is dat ook van het godgewijde leven. Hoe zouden zij die door het beoefenen van de evangelische raden geroepen zijn om Christus te kiezen als de enige die zin geeft aan hun bestaan, niet kunnen verlangen te komen tot een steeds inniger verbondenheid met Hem door dagelijks te delen in het sacrament dat Hem tegenwoordig stelt, in het offer dat Zijn liefdesgave op Golgotha tegenwoordig stelt, in de maaltijd die het pelgrimerend volk van God voedt en sterkt? Vanuit haar wezen staat de eucharistie centraal in het godgewijde leven, in het persoonlijke leven en in dat van de gemeenschap. Zij is de dagelijkse teerspijze en de bron van spiritualiteit van de individuen en de instituten. Door middel van de eucharistie wordt iedere godgewijde mens uitgenodigd om Christus’ paasmysterie te beleven en zich met Hem te verenigen door zijn eigen leven door de Heilige Geest aan de Vader op te dragen. Door vaak en langdurig Christus, aanwezig in de eucharistie, te aanbidden worden we in staat gesteld om in zekere zin dezelfde ervaring door te maken die Petrus had bij de Gedaanteverandering: ”Het is goed dat wij hier zijn.” En in de viering van het geheim van het Lichaam en Bloed van de Heer worden de eenheid en liefde van hen die hun leven aan God hebben toegewijd, versterkt en verdiept.
Samen met de eucharistie, en nauw ermee verbonden, is het getijdengebed, dat al naargelang de aard van ieder instituut gemeenschappelijk of individueel wordt gevierd, de wijze waarop de godgewijde mensen hun specifieke roeping tot uitdrukking brengen om God te prijzen en voor anderen te bidden.
Innig verbonden met de eucharistie is ook de verplichting tot voortdurende bekering en noodzakelijke loutering, waaraan de godgewijden voldoen in het sacrament van verzoening. Door veelvuldig Gods barmhartigheid te ervaren, zuiveren en vernieuwen zij hun hart, en door het nederig erkennen van hun zonden verhelderen zij hun relatie met God. De vreugdevolle ervaring van sacramentele vergeving op de weg die zij met hun broeders en zusters gaan, maakt hen tot luisteren bereid en stimuleert tot grotere trouw.
Wil men op de weg van het evangelie voorgang maken, met name in de vormingstijd of op sommige andere momenten in het leven, dan is daarbij een belangrijke steun als men vertrouwvol en in alle eenvoud geestelijke leiding zoekt. Hiermee wordt men geholpen om edelmoedig in te gaan op de bewegingen van de Geest en vastberaden naar heiligheid te streven.
Tenslotte, ik spoor alle godgewijden aan om volgens hun eigen tradities zich dagelijks te verenigen met de Maagd Maria, en met haar over de geheimen van haar Zoon te mediteren, vooral door het bidden van de rozenkrans.
Referenties naar alinea 95: 1
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Enige nieuwe missieterreinen
- Aanwezigheid in de wereld van de opvoeding
96
De kerk is er altijd van overtuigd geweest dat de opvoeding wezenlijk tot haar zending behoort. Haar inwendige leermeester is de Heilige Geest die de meest ontoegankelijke diepten van ieder mensenhart doorgrondt en die de geheime gang van de geschiedenis kent. Heel de kerk wordt door de Geest bezield, en ze volbrengt haar opvoedende taak samen met Hem. Maar in de kerk is op dit gebied een bijzondere rol weggelegd voor de godgewijde mensen. Ze zijn geroepen om op het veld van de opvoeding het radicale getuigenis in te brengen van de rijkdommen van het Koninkrijk die, in afwachting van de uiteindelijke komst van de Heer van de geschiedenis, aan ieder mens worden aangeboden. Vanwege hun eigen toewijding aan God, hun eigen ervaring met de gaven van de Heilige Geest, hun voortdurend luisteren naar het Woord van God, hun vertrouwdheid met de onderscheiding, hun rijke erfgoed aan opvoedkundige tradities die in de loop der jaren in hun instituut zijn opgebouwd, hun diepe kennis van geestelijke waarheden, (Ef. 1, 17) [[b:Ef. 1, 17]] kunnen de godgewijde mensen bijzonder doeltreffende opvoedende arbeid verrichten, en een eigen bijdrage leveren aan het werk van de andere opvoeders.
Omdat zij dit charisma bezitten, kunnen ze opvoedkundige kaders scheppen waarbinnen de evangelische geest van vrijheid en liefde heerst, en jonge mensen geholpen worden onder leiding van de Geest tot harmonische mensen uit te groeien. Christus Dominus [[646|8]] Zo wordt de opvoedkundige gemeenschap tot een eenheid scheppend gebeuren en een plaats van genade, waar de pedagogische opzet harmonieus het goddelijke en het menselijke, evangelie en cultuur, geloof en leven met elkaar verenigt.
Vanaf de oudheid tot in onze dagen is de geschiedenis van de kerk rijk aan bewonderenswaardige voorbeelden van godgewijde mensen die hun streven naar heiligheid beleefden en beleven in hun werk als opvoeders, terwijl ze tegelijk de heiligheid als doel van de opvoeding stelden. Velen van hen hebben inderdaad als opvoeders de volmaakte liefde bereikt.
Het is één van de kostbaarste gaven die de godgewijden ook nu nog aan de jeugd te bieden hebben door hen liefdevol als opvoeders te dienen, overeenkomstig de wijze raad van Don Bosco: ”Men moet jongeren niet alleen liefhebben, maar ze moeten ook weten dat men van ze houdt.” (Rome, 1987), 294 [[3983]]
Omdat zij dit charisma bezitten, kunnen ze opvoedkundige kaders scheppen waarbinnen de evangelische geest van vrijheid en liefde heerst, en jonge mensen geholpen worden onder leiding van de Geest tot harmonische mensen uit te groeien. Christus Dominus [[646|8]] Zo wordt de opvoedkundige gemeenschap tot een eenheid scheppend gebeuren en een plaats van genade, waar de pedagogische opzet harmonieus het goddelijke en het menselijke, evangelie en cultuur, geloof en leven met elkaar verenigt.
Vanaf de oudheid tot in onze dagen is de geschiedenis van de kerk rijk aan bewonderenswaardige voorbeelden van godgewijde mensen die hun streven naar heiligheid beleefden en beleven in hun werk als opvoeders, terwijl ze tegelijk de heiligheid als doel van de opvoeding stelden. Velen van hen hebben inderdaad als opvoeders de volmaakte liefde bereikt.
Het is één van de kostbaarste gaven die de godgewijden ook nu nog aan de jeugd te bieden hebben door hen liefdevol als opvoeders te dienen, overeenkomstig de wijze raad van Don Bosco: ”Men moet jongeren niet alleen liefhebben, maar ze moeten ook weten dat men van ze houdt.” (Rome, 1987), 294 [[3983]]
Referenties naar alinea 96: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De noodzaak van een vernieuwde inzet op het gebied van de opvoeding
97
De godgewijde mensen dienen met respectvolle fijngevoeligheid en tegelijk met missionaire stoutmoedigheid te tonen dat het geloof in Jezus Christus licht werpt op heel het gebied van de opvoeding, waarbij de menselijke waarden niet geminacht maar integendeel versterkt en verheven worden. Zo zullen ze getuigen en werktuigen zijn van de kracht van de Menswording en de sterkte van de Geest. Door dit te doen laten zij overduidelijk zien hoe de kerk haar moederschap naar het voorbeeld van Maria jegens al haar kinderen uitoefent. vgl: Sapientia Christiana [[[1307|(11)]]]
Vandaar dat de synode de godgewijde mensen met aandrang heeft aangespoord om met nieuwe vastberadenheid de taak van opvoeding weer overal waar het mogelijk is, op zich te nemen, in scholen van iedere soort en ieder niveau, in universiteiten en hogescholen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(41)]]] Ik sluit mij aan bij deze aanwijzing van de synode, en dring bij de leden van instituten die zich aan de opvoeding wijden, erop aan, trouw te zijn aan hun oorspronkelijke charisma en aan hun tradities, in het besef dat de voorkeursliefde voor de armen speciaal van toepassing is op het kiezen van middelen waarmee mensen bevrijd kunnen worden van die ernstige vorm van ellende die gevormd wordt door het ontbreken van culturele en godsdienstige vorming.
Gezien het grote gewicht van de universiteiten en van de katholieke en kerkelijke faculteiten op het gebied van de opvoeding en de evangelisatie, dienen de instituten die ervoor verantwoordelijk zijn, deze verantwoordelijkheid te beseffen. Zij moeten ervoor zorgen dat deze instellingen weliswaar actief in gesprek blijven met de huidige cultuur, maar tegelijk hun eigen katholiek karakter bewaren in volledige trouw aan het kerkelijk leergezag. Afhankelijk van de omstandigheden dienen de leden van die instituten en sociëteiten bovendien bereid te zijn te functioneren in het opvoedkundig systeem van de staat. Vanwege hun specifieke roeping zijn met name de leden van de seculiere instituten tot dit soort samenwerking geroepen.
Vandaar dat de synode de godgewijde mensen met aandrang heeft aangespoord om met nieuwe vastberadenheid de taak van opvoeding weer overal waar het mogelijk is, op zich te nemen, in scholen van iedere soort en ieder niveau, in universiteiten en hogescholen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(41)]]] Ik sluit mij aan bij deze aanwijzing van de synode, en dring bij de leden van instituten die zich aan de opvoeding wijden, erop aan, trouw te zijn aan hun oorspronkelijke charisma en aan hun tradities, in het besef dat de voorkeursliefde voor de armen speciaal van toepassing is op het kiezen van middelen waarmee mensen bevrijd kunnen worden van die ernstige vorm van ellende die gevormd wordt door het ontbreken van culturele en godsdienstige vorming.
Gezien het grote gewicht van de universiteiten en van de katholieke en kerkelijke faculteiten op het gebied van de opvoeding en de evangelisatie, dienen de instituten die ervoor verantwoordelijk zijn, deze verantwoordelijkheid te beseffen. Zij moeten ervoor zorgen dat deze instellingen weliswaar actief in gesprek blijven met de huidige cultuur, maar tegelijk hun eigen katholiek karakter bewaren in volledige trouw aan het kerkelijk leergezag. Afhankelijk van de omstandigheden dienen de leden van die instituten en sociëteiten bovendien bereid te zijn te functioneren in het opvoedkundig systeem van de staat. Vanwege hun specifieke roeping zijn met name de leden van de seculiere instituten tot dit soort samenwerking geroepen.
Referenties naar alinea 97: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Evangelisering van de cultuur
98
De instituten van godgewijd leven hebben altijd een grote invloed gehad bij de vorming en overdracht van de cultuur. Dat was het geval in de Middeleeuwen, toen de kloosters de plaats werden waar men toegang had tot de culturele schatten van het verleden, en zich daar een nieuwe humanistische en christelijke cultuur kon ontwikkelen. Dat is steeds weer het geval geweest wanneer nieuwe volkeren door het licht van het evangelie werden beschenen. Vele godgewijde mensen hebben de cultuur bevorderd en vaak de inheemse culturen bestudeerd en verdedigd. In de kerk van vandaag leeft een bijzonder sterk verlangen om bij te dragen aan het bevorderen van de cultuur, aan de dialoog tussen cultuur en geloof. vgl: Sapientia Christiana [[[1307|(11)]]]
Godgewijden zullen zich door deze dringende noodzaak aangesproken voelen. Om het woord van God te verkondigen zijn ook zij geroepen om methodes te kiezen die het meest geschikt zijn voor de behoeften van verschillende categorieën van mensen en van onderscheiden beroepsgroepen, zodat Christus’ licht doordringt in alle sectoren van de samenleving, en het zuurdeeg van het heil het maatschappelijk leven van binnenuit omvormt, hetgeen bijdraagt tot het ontstaan van een cultuur die doordrenkt is van evangelische waarden. vgl: Sapientia Christiana [[[1307|(11)]]] Door zich hiervoor op de drempel van het derde millennium in te zetten, zal het godgewijde leven ook opnieuw aan Gods wil kunnen beantwoorden, die alle mensen tegemoet gaat die, bewust of niet, al tastend op zoek zijn naar de Waarheid en het Leven. (Hand. 17, 27) [[b:Hand. 17, 27]]
Maar afgezien van de dienst die men aan anderen bewijst, bestaat er ook binnen het godgewijde leven de behoefte om op nieuwe wijze zich de zorg aan te trekken voor de cultuur, zich aan de studie te wijden als een middel voor alomvattende vorming en, gezien de verscheidenheid van de culturen, als een bijzonder actuele weg van ascese. Wanneer men zich minder aan de studie wil geven, kan dat ernstige gevolgen hebben, ook voor het apostolaat, doordat ten gevolge daarvan men zich buitengesloten en minderwaardig gaat voelen, of omdat het oppervlakkige en lichtzinnige initiatieven in de hand werkt.
Rekening houdend met de verscheidenheid van de charisma’s en de reële mogelijkheden van de instituten mag de toeleg op de studie niet beperkt blijven tot de initiële vorming of het behalen van academische graden en het verwerven van vakkennis. Uit deze toeleg blijkt veeleer het onverzadigbaar verlangen naar inniger kennis van God, afgrond van licht en bron van alle menselijke waarheid. Door zich op de situatie toe te leggen geraakt de godgewijde mens niet in een abstract intellectualisme, noch wordt hij gevangen binnen een verstikkend narcisme; integendeel, bij het voortdurend zoeken naar God en de ontdekking van Zijn werken te midden van de complexe realiteit van de moderne wereld, brengt deze toeleg tot dialoog en met elkaar delen, ontwikkelt hij het beoordelingsvermogen, zet hij aan tot bidden en beschouwen. Wanneer de godgewijde mens zich door de Geest laat omvormen, wordt het hem mogelijk de horizon van nauwe menselijke verlangens te verruimen, en te gelijk ieder individu en zijn geschiedenis dieper te begrijpen, en niet stil te blijven staan bij meer in het oog springende maar vaak bijkomstige aspecten. De uitdagingen die van de verschillende culturen uitgaan zijn tegenwoordig niet te tellen: men dient een vruchtbaar contact te onderhouden met nieuwe milieus even goed als met die waarmee het godgewijde leven van oudsher vertrouwd is. Dat dient te gebeuren met een waakzame kritische geest, maar ook met vertrouwen jegens hen die geconfronteerd worden met de typische moeilijkheden van de intellectuele arbeid, vooral wanneer ze te maken krijgen met de tot dusver onbekende problemen van onze tijd, en moeten trachten tot nieuwe analyses en synthesen te komen. vgl: Gaudium et Spes [[[575|5]]] Een serieuze en doeltreffende evangelisatie van deze nieuwe kringen waar de cultuur vorm krijgt en wordt overgedragen is niet mogelijk zonder de actieve medewerking van de daarbij betrokken leken.
Godgewijden zullen zich door deze dringende noodzaak aangesproken voelen. Om het woord van God te verkondigen zijn ook zij geroepen om methodes te kiezen die het meest geschikt zijn voor de behoeften van verschillende categorieën van mensen en van onderscheiden beroepsgroepen, zodat Christus’ licht doordringt in alle sectoren van de samenleving, en het zuurdeeg van het heil het maatschappelijk leven van binnenuit omvormt, hetgeen bijdraagt tot het ontstaan van een cultuur die doordrenkt is van evangelische waarden. vgl: Sapientia Christiana [[[1307|(11)]]] Door zich hiervoor op de drempel van het derde millennium in te zetten, zal het godgewijde leven ook opnieuw aan Gods wil kunnen beantwoorden, die alle mensen tegemoet gaat die, bewust of niet, al tastend op zoek zijn naar de Waarheid en het Leven. (Hand. 17, 27) [[b:Hand. 17, 27]]
Maar afgezien van de dienst die men aan anderen bewijst, bestaat er ook binnen het godgewijde leven de behoefte om op nieuwe wijze zich de zorg aan te trekken voor de cultuur, zich aan de studie te wijden als een middel voor alomvattende vorming en, gezien de verscheidenheid van de culturen, als een bijzonder actuele weg van ascese. Wanneer men zich minder aan de studie wil geven, kan dat ernstige gevolgen hebben, ook voor het apostolaat, doordat ten gevolge daarvan men zich buitengesloten en minderwaardig gaat voelen, of omdat het oppervlakkige en lichtzinnige initiatieven in de hand werkt.
Rekening houdend met de verscheidenheid van de charisma’s en de reële mogelijkheden van de instituten mag de toeleg op de studie niet beperkt blijven tot de initiële vorming of het behalen van academische graden en het verwerven van vakkennis. Uit deze toeleg blijkt veeleer het onverzadigbaar verlangen naar inniger kennis van God, afgrond van licht en bron van alle menselijke waarheid. Door zich op de situatie toe te leggen geraakt de godgewijde mens niet in een abstract intellectualisme, noch wordt hij gevangen binnen een verstikkend narcisme; integendeel, bij het voortdurend zoeken naar God en de ontdekking van Zijn werken te midden van de complexe realiteit van de moderne wereld, brengt deze toeleg tot dialoog en met elkaar delen, ontwikkelt hij het beoordelingsvermogen, zet hij aan tot bidden en beschouwen. Wanneer de godgewijde mens zich door de Geest laat omvormen, wordt het hem mogelijk de horizon van nauwe menselijke verlangens te verruimen, en te gelijk ieder individu en zijn geschiedenis dieper te begrijpen, en niet stil te blijven staan bij meer in het oog springende maar vaak bijkomstige aspecten. De uitdagingen die van de verschillende culturen uitgaan zijn tegenwoordig niet te tellen: men dient een vruchtbaar contact te onderhouden met nieuwe milieus even goed als met die waarmee het godgewijde leven van oudsher vertrouwd is. Dat dient te gebeuren met een waakzame kritische geest, maar ook met vertrouwen jegens hen die geconfronteerd worden met de typische moeilijkheden van de intellectuele arbeid, vooral wanneer ze te maken krijgen met de tot dusver onbekende problemen van onze tijd, en moeten trachten tot nieuwe analyses en synthesen te komen. vgl: Gaudium et Spes [[[575|5]]] Een serieuze en doeltreffende evangelisatie van deze nieuwe kringen waar de cultuur vorm krijgt en wordt overgedragen is niet mogelijk zonder de actieve medewerking van de daarbij betrokken leken.
Referenties naar alinea 98: 1
Querida Amazonia ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Aanwezigheid in de wereld van de media
99
Zoals de godgewijden in het verleden alle beschikbare mogelijkheden ten dienste van de evangelisatie wisten aan te wenden en op knappe wijze de moeilijkheden wisten te overwinnen, zo staan zij thans voor de nieuwe opdracht om door middel van de media getuigenis af te leggen van het evangelie. Deze media hebben tegenwoordig een wereldwijde uitstraling en kunnen dankzij vergevorderde technologie de verste uithoeken van de aarde bereiken. Vooral als ze op grond van het charisma van hun instituut op dit terrein werken, zijn de godgewijde mensen verplicht zich de eigen taal van deze media grondig eigen te maken, om over Christus op overtuigende wijze tot de moderne mens te kunnen spreken en ”zijn vreugde en hoop, verdriet en angst” vgl: Gaudium et Spes [[[575|1]]] te verwoorden, en zo bij te dragen tot de opbouw van een samenleving waar allen zich broeders en zusters voelen op de weg naar God. Toch dient men op zijn hoede te zijn voor een verkeerd gebruik van deze media, die een buitengewone overtuigingskracht bezitten. De problemen die er voor het godgewijde leven uit kunnen voortvloeien mogen niet verheeld worden; het is beter ze met helder onderscheidingsvermogen onder ogen te zien. vgl: Congregavit nos in unum Christi amor [[[3961|(34)]]] De kerk geeft vooral een pedagogisch antwoord: ze streeft ernaar goed inzicht te geven in de onderliggende en niet uitgesproken denkwijze en wil een goed overdachte ethische toetsing van de programma’s; ook wil zij een gezond gebruikmaken van de media bevorderen. vgl: Televisie en gezin: richtlijnen voor het kijken [[[3985]]] Bij deze pedagogische arbeid die bezonnen luisteraars en mediadeskundigen wil vormen, dienen de godgewijden hun specifieke getuigenis te geven over de betrekkelijkheid van alle zichtbare dingen, en de mensen te helpen om ze volgens Gods bedoeling op hun waarde te beoordelen, maar ook zich te bevrijden van de dwangmatige belangstelling voor de gedaante van deze wereld die voorbijgaat. (1 Kor. 7, 31) [[b:1 Kor. 7, 31]] Alles wat op dit belangrijke en nieuwe terrein van apostolaat ondernomen wordt, verdient te worden aangemoedigd opdat Christus ook door de moderne media verkondigd wordt. De verschillende instituten dienen samen te werken, en middelen en personeel ter beschikking te stellen om gemeenschappelijke plannen in de verschillende sectoren van de media te realiseren. Daarnaast zullen de godgewijden, met name de leden van de seculiere instituten, in het kader van wat de pastoraal vraagt, graag hun bijdrage willen leveren aan de godsdienstige vorming van hen die in de publieke media een leidende positie of een uitvoerende functie hebben. Dit, om de schade te beperken die veroorzaakt wordt door het verkeerd gebruik van de media, en ook om te zorgen voor een betere kwaliteit van de uitzendingen, die de morele wetten respecteren en aan christelijke en menselijke waarde veel aandacht besteden.
Referenties naar alinea 99: 1
Rapid Movement ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Deelnemend aan de dialoog met alle mensen
- In dienst van de eenheid onder de christenen
100
Het gebed van Christus tot Zijn Vader vóór Zijn lijden dat Zijn volgelingen één mogen zijn (Joh. 17, 21-23) [[b:Joh. 17, 21-23]] wordt voortgezet in het bidden en handelen van de kerk. Het kan niet anders of zij die tot het godgewijde leven zijn geroepen, voelen zich daarbij betrokken. De synode ervoer zeer sterk de wonde van de nog steeds voortdurende scheiding onder de christengelovigen en de noodzaak om te bidden en te werken voor de bevordering van de eenheid onder alle christenen. De betrokkenheid van de godgewijden bij de oecumene wordt verstrekt door het besef dat in andere kerken en kerkelijke gemeenschappen het monnikendom nog steeds leeft en bloeit, zoals in de oosterse kerken, of dat men weer overgaat tot de beoefening van de evangelische raden, zoals dat het geval is in de anglicaanse gemeenschap of in gemeenschappen die uit de Reformatie zijn voortgekomen.
De synode heeft gewezen op de nauwe band die er bestaat tussen het godgewijde leven en de zaak van de oecumene, en op de noodzaak van een indringender getuigenis op dat gebied. Immers, aangezien de ziel van de oecumenische beweging gebed en bekering is, vgl: Ut Unum Sint [[[73|21]]] bestaat er geen twijfel dat de instituten van godgewijd leven en de sociëteiten van apostolisch leven een bijzondere plicht hebben om zich aan deze opgave te wijden. Het is dus dringend geboden dat in het leven van de godgewijden een grotere plaats wordt ingeruimd voor het oecumenisch gebed en het waarachtig evangelisch getuigenis, opdat door de kracht van de Heilige Geest de muren van verdeeldheid en vooroordelen onder christenen geslecht worden.
De synode heeft gewezen op de nauwe band die er bestaat tussen het godgewijde leven en de zaak van de oecumene, en op de noodzaak van een indringender getuigenis op dat gebied. Immers, aangezien de ziel van de oecumenische beweging gebed en bekering is, vgl: Ut Unum Sint [[[73|21]]] bestaat er geen twijfel dat de instituten van godgewijd leven en de sociëteiten van apostolisch leven een bijzondere plicht hebben om zich aan deze opgave te wijden. Het is dus dringend geboden dat in het leven van de godgewijden een grotere plaats wordt ingeruimd voor het oecumenisch gebed en het waarachtig evangelisch getuigenis, opdat door de kracht van de Heilige Geest de muren van verdeeldheid en vooroordelen onder christenen geslecht worden.
Referenties naar alinea 100: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Vormen van de oecumenische dialoog
101
Gezamenlijke lectio divina bij het zoeken naar de waarheid, deelname aan gemeenschappelijk gebed waarin Christus naar Zijn woord tegenwoordig is, (Mt. 18, 20) [[b:Mt. 18, 20]] hartelijke en liefdevolle dialoog die doet ervaren hoe goed het is broeders te zijn en samen te zijn, (Ps. 133) [[b:Ps. 133]] hartelijke gastvrijheid die betoond wordt aan de broeders en zusters van de verschillende christelijke belijdenissen, elkaar leren kennen en uitwisseling van gaven, samenwerking bij gemeenschappelijke initiatieven voor dienstbetoon en getuigenis: dit alles behoort tot de vele vormen van de oecumenische dialoog. Ze zijn de Vader aangenaam en duiden op de wil om tezamen naar de volledige eenheid op te trekken langs de weg van waarheid en liefde. vgl: Ut Unum Sint [[[73|28]]] Zo zal ook de kennis van geschiedenis, leer, liturgie, caritatief en apostolisch werk van de andere christenen zeer zeker de oecumenische arbeid sterk bevorderen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(45)]]] Ik wil die instituten bemoedigen die, omdat ze voor dit doel werden gesticht of later ertoe werden geroepen, zich wijden aan de bevordering van de eenheid onder de christenen, en daarom programma’s opzetten voor studie en concrete actie. In feite mag geen enkel instituut zich ontslagen achten van de plicht om voor deze zaak te werken. Daarnaast denk ik aan de oosterse katholieke kerken, in de hoop dat ze met name door het monastieke leven van mannen en vrouwen – de bloei hiervan is een genade waarom constant gebeden moet worden – kunnen bijdragen tot de eenheid met de orthodoxe kerken door de dialoog van de liefde en het delen van de gemeenschappelijke spiritualiteit, die erfgoed is van de onverdeelde kerk uit het eerste millennium. In het bijzonder aan de kloosters voor contemplatief leven vertrouw ik de geestelijke oecumene toe van gebed, bekering van het hart, en liefde. Ik spoor hen daarom aan, aanwezig te zijn overal waar christelijke gemeenschappen van verschillende denominaties bijeen wonen, opdat hun totale toewijding aan het ”éne noodzakelijke”, (Lc. 10, 42) [[b:Lc. 10, 42]] aan de verering van God en aan het gebed voor het heil van de wereld, tezamen met het getuigenis van een evangelisch leven overeenkomstig hun eigen charisma, voor allen een prikkel zal zijn om naar het beeld van de Drieëenheid in die eenheid te leven die Jezus wilde en waarom Hij voor al Zijn volgelingen Zijn Vader smeekte.
Referenties naar alinea 101: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De interreligieuze dialoog
102
Aangezien ”de dialoog tussen de godsdiensten deel uitmaakt van de evangeliserende missie van de kerk”, Redemptoris Missio [[4|55]] mogen de instituten van godgewijd leven zich er niet aan onttrekken, ook aan dit gebied hun krachten te wijden, ieder overeenkomstig het eigen charisma en volgens de aanwijzingen van het kerkelijk gezag. De eerste vorm van evangelisatie met betrekking tot onze broeders en zusters van een andere godsdienst dient het eenvoudige getuigenis te zijn van een arm, nederig en zuiver leven, vol broederlijke liefde voor allen. Tegelijk zal de vrijheid van geest die het godgewijde leven kenmerkt, de ”dialoog van het leven” a [[1135|(42)]] bevorderen die een grondvorm is van zending en verkondiging van Christus’ evangelie. Om elkaar beter te leren kennen, te respecteren en lief te hebben, kunnen de religieuze instituten ook met de monastieke kringen van andere godsdiensten streven naar geschikte modellen voor dialoog, die gekenmerkt worden door hartelijke vriendschap en oprechtheid tegenover elkaar.
Een ander terrein waarop mannen en vrouwen van andere godsdienstige tradities met elkaar kunnen samenwerken, is de gemeenschappelijke zorg voor het menselijk leven, een zorg die zich uitstrekt van mededogen met lichamelijk en geestelijk lijden tot zich inzetten voor gerechtigheid, vrede en behoud van de schepping. In deze sectoren zullen met name de instituten van actief leven zich dienen te verstaan met de leden van andere godsdiensten in de ”dialoog van het handelen” b [[1135|(42)]] die de weg opent tot dieper gaande uitwisselingen.
Een bijzonder gebied waarop mensen uit andere religieuze tradities elkaar ook actief kunnen ontmoeten is bij het streven om de waardigheid van de vrouw te bevorderen. Gezien de gelijkheid en de rechtmatige wederkerigheid tussen man en vrouw zullen vooral de godgewijde vrouwen waardevolle diensten kunnen verrichten. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(46)]]] Voor deze en andere manieren waarop godgewijde mensen zich inzetten voor de interreligieuze dialoog is een passende vorming vereist tijdens de initiële en tijdens de permanente vorming. Ze vereisen ook studie en onderzoek. c [[1135|(42)]] Men dient immers op dit vrij moeilijke gebied over een diepgaande kennis te beschikken van het christendom en van de andere godsdiensten, en tegelijk over een degelijk geloof en over geestelijke en persoonlijke rijpheid.
Een ander terrein waarop mannen en vrouwen van andere godsdienstige tradities met elkaar kunnen samenwerken, is de gemeenschappelijke zorg voor het menselijk leven, een zorg die zich uitstrekt van mededogen met lichamelijk en geestelijk lijden tot zich inzetten voor gerechtigheid, vrede en behoud van de schepping. In deze sectoren zullen met name de instituten van actief leven zich dienen te verstaan met de leden van andere godsdiensten in de ”dialoog van het handelen” b [[1135|(42)]] die de weg opent tot dieper gaande uitwisselingen.
Een bijzonder gebied waarop mensen uit andere religieuze tradities elkaar ook actief kunnen ontmoeten is bij het streven om de waardigheid van de vrouw te bevorderen. Gezien de gelijkheid en de rechtmatige wederkerigheid tussen man en vrouw zullen vooral de godgewijde vrouwen waardevolle diensten kunnen verrichten. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(46)]]] Voor deze en andere manieren waarop godgewijde mensen zich inzetten voor de interreligieuze dialoog is een passende vorming vereist tijdens de initiële en tijdens de permanente vorming. Ze vereisen ook studie en onderzoek. c [[1135|(42)]] Men dient immers op dit vrij moeilijke gebied over een diepgaande kennis te beschikken van het christendom en van de andere godsdiensten, en tegelijk over een degelijk geloof en over geestelijke en persoonlijke rijpheid.
Referenties naar alinea 102: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Spiritualiteit als antwoord op het zoeken naar het heilige en op de heimwee naar God
103
Gezien de aard van hun keuze zijn de mannen en vrouwen die het godgewijde leven omhelzen, bij uitstek de mensen die een rol hebben te spelen bij de zoektocht naar God, die van oudsher het mensenhart beweegt en hem leidt tot de veelsoortige vormen van ascese en spiritualiteit. In veel gebieden valt dit zoeken heel duidelijk te constateren als reactie op vormen van cultuur die dan misschien niet de religieuze dimensie van het bestaan ontkennen, maar haar toch een zeer ondergeschikte plaats toekennen. Wanneer godgewijde mensen consequent en ten volle naar hun vrijwillig op zich genomen verplichtingen leven, kunnen zij een antwoord bieden aan de verlangens van hun tijdgenoten, en verhoeden dat ze hun toevlucht nemen tot oplossingen zoals bijvoorbeeld sekten, die op zijn minst bedrieglijk zijn en vaak de heilbrengende menswording van Christus ontkennen. (Joh. 4, 2-3) [[b:Joh. 4, 2-3]] Door het beoefenen van een persoonlijke en gemeenschappelijke ascese die heel het bestaan zuivert en verandert, laten de godgewijden, tegenover de bekoringen van zinnelijkheid en zichzelf centraal stellen, zien wat het zoeken naar God werkelijk vraagt, en vormen een waarschuwing om dit zoeken niet te verwarren met een subtiele vorm van zichzelf zoeken of met het vluchten in de gnosis. Ieder mens die zijn leven aan God heeft toegewijd, is verplicht het inwendig leven te versterken, hetgeen niet betekent zich onttrekken aan de werkelijkheid of zich op zichzelf terugtrekken. Door te leven in gehoorzaam luisteren naar het Woord waarvan de hoede en de verklaring aan de kerk is toevertrouwd, wijst de godgewijde mens uit naar Christus die boven alles bemind wordt en naar het geheim van de Drieëenheid als het antwoord op het diepe verlangen van het mensenhart en het uiteindelijk doel van iedere godsdienstige tocht die oprecht naar het transcendente open staat. Daarom, wanneer mensen zich tot hen wenden omdat ze dorsten naar God en verlangen te leven volgens de eisen van het geloof, moeten de godgewijden hen edelmoedig welkom heten en geestelijk begeleiden. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(47)]]]
Referenties naar alinea 103: 1
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Vierde hoofdstuk Conclusie
- De overmaat aan onbaatzuchtigheid
104
Veel mensen staan tegenwoordig voor een raadsel en vragen zich af: waar is het godgewijde leven goed voor? Waarom dat soort leven omhelzen, terwijl er op het gebied van de caritas en evangelisatie zoveel noden zijn waarop men ook kan ingaan zonder de bijzondere verplichtingen op zich te nemen van het godgewijde leven? Is het godgewijde leven niet een soort ‘verspillen’ van menselijke energie die efficiënter en tot groter voordeel voor de mensheid en de kerk zou kunnen worden aangewend?
In onze tijd worden deze vragen vaker gesteld als gevolg van een op nut gerichte technocratische cultuur, die geneigd is dingen en zelfs mensen te beoordelen op grond van hun onmiddellijke ‘nuttigheid’. Maar dit soort vragen zijn van alle tijden, zoals we zien in het evangelieverhaal over de zalving in Bethanië: ”Maria nu nam een pond nardusbalsem, echte en heel kostbare, zalfde daarmee Jezus’ voeten en droogde ze met haar haren af. Het huis hing vol balsemgeur” (Joh. 12, 3) [b:Joh. 12, 3]. Judas beklaagde zich over een dergelijke verspilling onder voorwendsel van de nood der armen, maar Jezus antwoordde hem: ’Laat haar begaan’” (Joh. 12, 7) [b:Joh. 12, 7].
Dit antwoord is nog steeds van toepassing op de vraag die zoveel mensen zelfs te goeder trouw stellen over de betekenis voor deze tijd van het godgewijde leven: zou er geen doeltreffender en rationeler manier zijn om zijn leven in te zetten voor de verbetering van de maatschappij? Jezus’ antwoord luidt: ”Laat haar begaan.”
Voor mensen die de onschatbare gave ontvangen Jezus van meer nabij te mogen volgen, is het overduidelijk dat Hij met onverdeeld hart kan en moet worden bemind, dat men zijn hele leven aan Hem kan toewijden en niet enkel bepaalde gebaren, enkele ogenblikken, enkele activiteiten. De kostbare balsem die als een zuivere daad van liefde wordt uitgestort, en dus vrij van iedere ‘nuttigheids’-overweging, is een teken van een overmaat aan onbaatzuchtigheid die gestalte krijgt in een leven dat geheel in het teken staat van het beminnen en dienen van de Heer, van zich toewijden aan Hem en aan Zijn Mystieke Lichaam. Dat leven dat zonder enige terughoudendheid wordt ‘uitgestort’ verspreidt een geur die heel het huis vervult. Evenzeer als in het verleden wordt ook in onze tijd het huis van God, de kerk, door de aanwezigheid van het godgewijde leven getooid en verrijkt.
Voor iemand die in de binnenkamer van zijn hart gegrepen is door de schoonheid en goedheid van de Heer is hetgeen in de ogen van de mensen wellicht verspilling schijnt, een duidelijke reactie van liefde, een enthousiast bewijs van dankbaarheid, omdat hij op heel bijzondere wijze toegang heeft gekregen tot het kennen van de Zoon en het delen in Zijn goddelijke zending in de wereld.
”Zou één van Gods kinderen de goddelijke liefde kennen en smaken, de ongeschapen God, de mensgeworden God, de God die geleden heeft en gestorven is, de God die het hoogste goed is, dan zou hij zich geheel aan Hem geven, zich niet alleen losmaken van de andere geschapen dingen maar zelfs van zichzelf, en met heel zijn wezen zou het deze God van liefde zozeer beminnen dat het geheel omgevormd werd in de God-mens die de Hoogst Beminde is.” (Grottaferrata, 1985), 683 [[3816]]
In onze tijd worden deze vragen vaker gesteld als gevolg van een op nut gerichte technocratische cultuur, die geneigd is dingen en zelfs mensen te beoordelen op grond van hun onmiddellijke ‘nuttigheid’. Maar dit soort vragen zijn van alle tijden, zoals we zien in het evangelieverhaal over de zalving in Bethanië: ”Maria nu nam een pond nardusbalsem, echte en heel kostbare, zalfde daarmee Jezus’ voeten en droogde ze met haar haren af. Het huis hing vol balsemgeur” (Joh. 12, 3) [b:Joh. 12, 3]. Judas beklaagde zich over een dergelijke verspilling onder voorwendsel van de nood der armen, maar Jezus antwoordde hem: ’Laat haar begaan’” (Joh. 12, 7) [b:Joh. 12, 7].
Dit antwoord is nog steeds van toepassing op de vraag die zoveel mensen zelfs te goeder trouw stellen over de betekenis voor deze tijd van het godgewijde leven: zou er geen doeltreffender en rationeler manier zijn om zijn leven in te zetten voor de verbetering van de maatschappij? Jezus’ antwoord luidt: ”Laat haar begaan.”
Voor mensen die de onschatbare gave ontvangen Jezus van meer nabij te mogen volgen, is het overduidelijk dat Hij met onverdeeld hart kan en moet worden bemind, dat men zijn hele leven aan Hem kan toewijden en niet enkel bepaalde gebaren, enkele ogenblikken, enkele activiteiten. De kostbare balsem die als een zuivere daad van liefde wordt uitgestort, en dus vrij van iedere ‘nuttigheids’-overweging, is een teken van een overmaat aan onbaatzuchtigheid die gestalte krijgt in een leven dat geheel in het teken staat van het beminnen en dienen van de Heer, van zich toewijden aan Hem en aan Zijn Mystieke Lichaam. Dat leven dat zonder enige terughoudendheid wordt ‘uitgestort’ verspreidt een geur die heel het huis vervult. Evenzeer als in het verleden wordt ook in onze tijd het huis van God, de kerk, door de aanwezigheid van het godgewijde leven getooid en verrijkt.
Voor iemand die in de binnenkamer van zijn hart gegrepen is door de schoonheid en goedheid van de Heer is hetgeen in de ogen van de mensen wellicht verspilling schijnt, een duidelijke reactie van liefde, een enthousiast bewijs van dankbaarheid, omdat hij op heel bijzondere wijze toegang heeft gekregen tot het kennen van de Zoon en het delen in Zijn goddelijke zending in de wereld.
”Zou één van Gods kinderen de goddelijke liefde kennen en smaken, de ongeschapen God, de mensgeworden God, de God die geleden heeft en gestorven is, de God die het hoogste goed is, dan zou hij zich geheel aan Hem geven, zich niet alleen losmaken van de andere geschapen dingen maar zelfs van zichzelf, en met heel zijn wezen zou het deze God van liefde zozeer beminnen dat het geheel omgevormd werd in de God-mens die de Hoogst Beminde is.” (Grottaferrata, 1985), 683 [[3816]]
Referenties naar alinea 104: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het godgewijde leven in dienst van het Koninkrijk van God
105
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
”Wat zou er van de wereld worden als er geen religieuzen waren?” 32, 11 [[3986]] Meer dan vanwege allerlei oppervlakkige nuttigheidsoverwegingen is het godgewijde leven belangrijk omdat het een overmaat aan onbaatzuchtigheid en liefde is. Het is dat des te meer omdat de wereld verstikt dreigt te geraken in de maalstroom van het vergankelijke. ”Wanneer dat duidelijk zichtbare teken verdwijnt, bestaat het gevaar dat de liefde zelf waar de gehele kerk op teert, verkilt, dat de wonderbare en aan de menselijke opvattingen tegengestelde heilsboodschap van het evangelie afstompt en in deze steeds meer geseculariseerde wereld het ‘zout’ van het geloof verdwijnt.” Evangelica Testificatio [[3722|3]] Het leven van de kerk en van de maatschappij zelf heeft mensen nodig die zich uit liefde tot God geheel aan God en aan de anderen weten toe te wijden.
De kerk kan absoluut niet buiten het godgewijde leven want dit drukt op welsprekende wijze haar natuur van ‘bruid’ uit. In dit godgewijde leven vindt de verkondiging van het evangelie aan de hele wereld nieuwe geestdrift en kracht. Men heeft werkelijk mensen nodig die het vaderlijk gelaat van God en het moederlijk gelaat van de kerk tonen, die hun eigen leven in de waagschaal leggen opdat anderen leven en hoop zouden hebben. In de kerk zijn godgewijde mensen nodig die, zelfs voordat zij zich aan één of andere nobele zaak gaan wijden, zich door de genade van God laten omvormen en die geheel leven volgens het evangelie.
Aan heel de kerk is deze grote gave in handen gelegd, en in een geest van dankbaarheid spant de kerk zich in, ze vol hoogachting te bevorderen door middel van gebed en de uitdrukkelijke uitnodiging ze te aanvaarden. Overtuigd van de evangelische verhevenheid van deze levenssoort dienen bisschoppen, priesters en diakens ernaar te streven om de kiemen van roepingen te ontdekken en aan te moedigen door middel van de prediking, onderscheiding en een wijze geestelijke begeleiding. Van alle gelovigen wordt gevraagd constant te bidden voor de godgewijden opdat hun ijver en vermogen om lief te hebben steeds toenemen en ertoe bijdragen om de goede geur van Christus in de huidige samenleving te verspreiden. Heel de christelijke gemeenschap – herders, leken en godgewijden – is verantwoordelijk voor het godgewijde leven, voor het aanvaarden en ondersteunen van de nieuwe roepingen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(48)]]]
De kerk kan absoluut niet buiten het godgewijde leven want dit drukt op welsprekende wijze haar natuur van ‘bruid’ uit. In dit godgewijde leven vindt de verkondiging van het evangelie aan de hele wereld nieuwe geestdrift en kracht. Men heeft werkelijk mensen nodig die het vaderlijk gelaat van God en het moederlijk gelaat van de kerk tonen, die hun eigen leven in de waagschaal leggen opdat anderen leven en hoop zouden hebben. In de kerk zijn godgewijde mensen nodig die, zelfs voordat zij zich aan één of andere nobele zaak gaan wijden, zich door de genade van God laten omvormen en die geheel leven volgens het evangelie.
Aan heel de kerk is deze grote gave in handen gelegd, en in een geest van dankbaarheid spant de kerk zich in, ze vol hoogachting te bevorderen door middel van gebed en de uitdrukkelijke uitnodiging ze te aanvaarden. Overtuigd van de evangelische verhevenheid van deze levenssoort dienen bisschoppen, priesters en diakens ernaar te streven om de kiemen van roepingen te ontdekken en aan te moedigen door middel van de prediking, onderscheiding en een wijze geestelijke begeleiding. Van alle gelovigen wordt gevraagd constant te bidden voor de godgewijden opdat hun ijver en vermogen om lief te hebben steeds toenemen en ertoe bijdragen om de goede geur van Christus in de huidige samenleving te verspreiden. Heel de christelijke gemeenschap – herders, leken en godgewijden – is verantwoordelijk voor het godgewijde leven, voor het aanvaarden en ondersteunen van de nieuwe roepingen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(48)]]]
Referenties naar alinea 105: 2
De godgewijde, een brug naar God ->=geentekst=Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Aan de jeugd
106
Tot jullie, jonge mensen, zeg ik: als jullie de roepstem van de Heer horen, wijst die dan niet af! Voegt je veeleer moedig in de grote stromen van heiligheid die door de grote heiligen in de navolging van Christus in beweging zijn gebracht. Houdt de voor jullie leeftijd kenmerkende verlangens levend, maar gaat zonder aarzelen in op hetgeen God met jullie voor heeft als Hij jullie uitnodigt om in het godgewijde leven naar heiligheid te streven. Ziet met bewondering naar alle werken van God in de wereld, maar weet je ogen gericht te houden op de dingen die niet zullen voorbijgaan.
Het derde millennium verwacht dat talrijke jonge godgewijde mensen door hun geloof en creativiteit zullen bijdragen tot een vreedzamere wereld die God, en in Hem al zijn zonen en dochters, beter zal weten te verwelkomen.
Het derde millennium verwacht dat talrijke jonge godgewijde mensen door hun geloof en creativiteit zullen bijdragen tot een vreedzamere wereld die God, en in Hem al zijn zonen en dochters, beter zal weten te verwelkomen.
Referenties naar alinea 106: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Aan de gezinnen
107
Ik richt me tot u, christelijke gezinnen. Gij ouders, brengt dank aan de Heer als Hij één van uw kinderen tot het godgewijde leven heeft geroepen. Het moet als een grote eer worden beschouwd – zoals dat steeds het geval was – als de Heer naar een gezin ziet en één van de leden daarvan uitkiest om hem of haar te vragen de weg van de evangelische raden te volgen. Koestert het verlangen één van uw kinderen aan de Heer af te staan opdat de liefde voor God in de wereld groeit. Is er wel schoner vrucht van de echtelijke liefde denkbaar?
Men moet bedenken dat, wanneer de ouders de waarden van het evangelie niet beleven, de jongen of het meisje moeilijk de uitnodiging zullen kunnen horen, de noodzaak begrijpen van de te brengen offers, of oog hebben voor de schoonheid van het te bereiken doel. Juist in het gezin immers hebben de kinderen hun eerste ervaringen met de evangelische waarden, met de liefde die zich aan God en aan anderen wegschenkt. Ze moeten verantwoordelijk gebruik leren maken van hun vrijheid om bereid te zijn naar hun roeping de hoogste geestelijke werkelijkheden te beleven.
Ik bid, christelijke gezinnen die door gebed en sacramenteel leven met de Heer zijt verenigd, dat er in uw huizen roepingen welkom mogen zijn.
Men moet bedenken dat, wanneer de ouders de waarden van het evangelie niet beleven, de jongen of het meisje moeilijk de uitnodiging zullen kunnen horen, de noodzaak begrijpen van de te brengen offers, of oog hebben voor de schoonheid van het te bereiken doel. Juist in het gezin immers hebben de kinderen hun eerste ervaringen met de evangelische waarden, met de liefde die zich aan God en aan anderen wegschenkt. Ze moeten verantwoordelijk gebruik leren maken van hun vrijheid om bereid te zijn naar hun roeping de hoogste geestelijke werkelijkheden te beleven.
Ik bid, christelijke gezinnen die door gebed en sacramenteel leven met de Heer zijt verenigd, dat er in uw huizen roepingen welkom mogen zijn.
Referenties naar alinea 107: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Aan de mannen en vrouwen van goede wil
108
Ik wil alle mannen en vrouwen die bereid zijn naar mijn stem te luisteren, oproepen de wegen te zoeken die leiden naar de levende en ware God, met name die welke door het godgewijde leven gebaand zijn. De godgewijden getuigen dat ”al wie Christus, de volmaakte Mens, volgt, zelf ook meer mens wordt”. Gaudium et Spes [[575|41]] Hoe talrijk zijn onder hen degenen die zich als een barmhartige Samaritaan bogen en blijven buigen over de talloze wonden van hun broeders en zusters die zij op hun weg ontmoeten!
Kijkt naar deze door Christus gegrepen mensen; met hun door de genade en de liefde voor God gedragen zelfbeheersing tonen zij het middel dat bevrijdt van het jagen naar bezit, genot en overheersing. Vergeet de charisma’s niet waardoor buitengewone ”zoekers van God” en weldoeners van de mensheid zijn gevormd die veilige wegen hebben geopend voor hen die God met een oprecht hart zoeken. Bedenkt het grote aantal van hen die in deze vorm van leven tot heiligen zijn geworden, bedenkt al het goede dat door hen die zich aan God hebben gegeven, in het verleden en heden is bewezen. Heeft onze wereld geen behoefte aan het blijde getuigenis en aan profeten van de zegenrijke macht van Gods liefde? Heeft hij geen mensen nodig die door hun leven en werken het zaad weten uit te strooien van vrede en broederschap? vgl: Evangelica Testificatio [[[3722|53]]] vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519|69]]]
Kijkt naar deze door Christus gegrepen mensen; met hun door de genade en de liefde voor God gedragen zelfbeheersing tonen zij het middel dat bevrijdt van het jagen naar bezit, genot en overheersing. Vergeet de charisma’s niet waardoor buitengewone ”zoekers van God” en weldoeners van de mensheid zijn gevormd die veilige wegen hebben geopend voor hen die God met een oprecht hart zoeken. Bedenkt het grote aantal van hen die in deze vorm van leven tot heiligen zijn geworden, bedenkt al het goede dat door hen die zich aan God hebben gegeven, in het verleden en heden is bewezen. Heeft onze wereld geen behoefte aan het blijde getuigenis en aan profeten van de zegenrijke macht van Gods liefde? Heeft hij geen mensen nodig die door hun leven en werken het zaad weten uit te strooien van vrede en broederschap? vgl: Evangelica Testificatio [[[3722|53]]] vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519|69]]]
Referenties naar alinea 108: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Aan de godgewijde mensen
109
Maar vooral tot u, godgewijde mannen en vrouwen, richt ik met vertrouwen op het einde van deze Exhortatie mijn oproep: beleeft uw toewijding aan God volledig opdat de wereld niet verstoken blijft van een straal van goddelijke schoonheid die de weg van het mensenleven verlicht. De christenen, geheel in beslag genomen door de bezigheden en zorgen van deze wereld, hebben er behoefte aan in u mensen te vinden die zuiver van hart zijn en God ‘zien’ in het geloof, mensen die zich laten leiden door het werken van de Heilige Geest, mensen die blijmoedig en trouw aan hun roeping en zending op weg zijn.
U weet heel wel dat u een weg opgegaan bent van voortdurende bekering, van uitsluitende overgave aan de liefde van God en van uw broeders en zusters, om op steeds stralender wijze te getuigen van de genade die het christelijk bestaan van gedaante verandert. De wereld en de kerk zoeken waarachtige getuigen van Christus. En het godgewijde leven is een geschenk van God opdat iedereen het ”éne noodzakelijke” (Lc. 10, 42) [[b:Lc. 10, 42]] kan herkennen. In de kerk en in de wereld is de speciale opdracht van het godgewijde leven, te getuigen van Christus door werken, leven en woord.
U weet op wie u uw vertrouwen hebt gesteld: (2 Tim. 1, 12) [[b:2 Tim. 1, 12]] geeft Hem alles! Jonge mensen laten zich niet iets wijsmaken: als ze zich tot u wenden willen ze iets zien wat ze elders niet zien. U hebt een geweldige verantwoordelijkheid voor de toekomst: met name de jonge mensen onder u kunnen door van hun toewijding aan God te getuigen hun tijdgenoten ertoe brengen hun leven te vernieuwen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(16)]]] De hartstochtelijke liefde voor Jezus Christus oefent een grote aantrekkingskracht uit op andere jonge mensen die Hij in Zijn goedheid uitnodigt Hem van nabij en voorgoed te volgen. De mensen van onze tijd willen in de godgewijden de vreugde zien die ze gevoelen omdat ze met de Heer zijn.
Godgewijde mannen en vrouwen, oud en jong, beleefd trouw uw verbondenheid met God in wederzijdse stichting en steun. Ondanks de moeilijkheden waarmee u wellicht soms te maken hebt gehad en het afgenomen aanzien dat het godgewijde leven in een bepaalde openbare mening geniet, hebt u opnieuw tot taak om de mannen en vrouwen van onze tijd te vragen hun ogen op te heffen, zich niet te laten meesleuren door de dingen van iedere dag, maar zich te laten boeien door God en door het evangelie van Zijn Zoon. Vergeet nooit dat u met name niet alleen kunt en moet zeggen dat u Christus toebehoort, maar dat u ”Christus geworden bent”. XXI, 8: PL 35,1568 [[859]]
U weet heel wel dat u een weg opgegaan bent van voortdurende bekering, van uitsluitende overgave aan de liefde van God en van uw broeders en zusters, om op steeds stralender wijze te getuigen van de genade die het christelijk bestaan van gedaante verandert. De wereld en de kerk zoeken waarachtige getuigen van Christus. En het godgewijde leven is een geschenk van God opdat iedereen het ”éne noodzakelijke” (Lc. 10, 42) [[b:Lc. 10, 42]] kan herkennen. In de kerk en in de wereld is de speciale opdracht van het godgewijde leven, te getuigen van Christus door werken, leven en woord.
U weet op wie u uw vertrouwen hebt gesteld: (2 Tim. 1, 12) [[b:2 Tim. 1, 12]] geeft Hem alles! Jonge mensen laten zich niet iets wijsmaken: als ze zich tot u wenden willen ze iets zien wat ze elders niet zien. U hebt een geweldige verantwoordelijkheid voor de toekomst: met name de jonge mensen onder u kunnen door van hun toewijding aan God te getuigen hun tijdgenoten ertoe brengen hun leven te vernieuwen. vgl: Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven [[[3942|(16)]]] De hartstochtelijke liefde voor Jezus Christus oefent een grote aantrekkingskracht uit op andere jonge mensen die Hij in Zijn goedheid uitnodigt Hem van nabij en voorgoed te volgen. De mensen van onze tijd willen in de godgewijden de vreugde zien die ze gevoelen omdat ze met de Heer zijn.
Godgewijde mannen en vrouwen, oud en jong, beleefd trouw uw verbondenheid met God in wederzijdse stichting en steun. Ondanks de moeilijkheden waarmee u wellicht soms te maken hebt gehad en het afgenomen aanzien dat het godgewijde leven in een bepaalde openbare mening geniet, hebt u opnieuw tot taak om de mannen en vrouwen van onze tijd te vragen hun ogen op te heffen, zich niet te laten meesleuren door de dingen van iedere dag, maar zich te laten boeien door God en door het evangelie van Zijn Zoon. Vergeet nooit dat u met name niet alleen kunt en moet zeggen dat u Christus toebehoort, maar dat u ”Christus geworden bent”. XXI, 8: PL 35,1568 [[859]]
Referenties naar alinea 109: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Blik op de toekomst
110
Aan de Godgewijden ->=geentekst=
U hebt niet alleen een roemrijke historie om aan terug te denken en over te spreken, maar ook een grote historie die nog geschreven moet worden! Kijkt naar de toekomst waarheen de Geest u zendt om door u nog steeds grote dingen tot stand brengen.
Maak van uw leven een vurig uitzien naar Christus; gaat Hem tegemoet zoals de wijze maagden die de Bruidegom tegemoet gaan. Staat altijd klaar, trouw aan Christus, aan de kerk, aan uw instituut en aan de mens van onze tijd. Religieuzen en menselijke ontwikkeling [[3962|(13-21)]] Zo zult u van dag tot dag in Christus vernieuwd worden, om met de hulp van Zijn Geest broederlijke gemeenschappen op te bouwen, om met Hem de voeten van de armen te wassen, en om uw onvervangbare bijdrage te leveren aan de gedaanteverandering van de wereld.
Onze aan menshanden toevertrouwde wereld moge bij de overgang naar het derde millennium steeds rechtvaardiger en menselijker worden, teken en voorafschaduwing van de komende wereld waar de nederige en verheerlijkte, de arme en verheven Heer volle en duurzame vreugde zal zijn voor ons en voor onze broeders en zusters samen met de Vader en de Heilige Geest.
Maak van uw leven een vurig uitzien naar Christus; gaat Hem tegemoet zoals de wijze maagden die de Bruidegom tegemoet gaan. Staat altijd klaar, trouw aan Christus, aan de kerk, aan uw instituut en aan de mens van onze tijd. Religieuzen en menselijke ontwikkeling [[3962|(13-21)]] Zo zult u van dag tot dag in Christus vernieuwd worden, om met de hulp van Zijn Geest broederlijke gemeenschappen op te bouwen, om met Hem de voeten van de armen te wassen, en om uw onvervangbare bijdrage te leveren aan de gedaanteverandering van de wereld.
Onze aan menshanden toevertrouwde wereld moge bij de overgang naar het derde millennium steeds rechtvaardiger en menselijker worden, teken en voorafschaduwing van de komende wereld waar de nederige en verheerlijkte, de arme en verheven Heer volle en duurzame vreugde zal zijn voor ons en voor onze broeders en zusters samen met de Vader en de Heilige Geest.
Referenties naar alinea 110: 2
Eerste Dag van het Godgewijde leven ->=geentekst=Aan de Godgewijden ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Gebed tot de Drieëenheid
111
Hoogheilige Drieëenheid, Gij die gezegend zijt en bron zijt van alle zegen, stort Uw zegen uit over Uw zonen en dochters die U geroepen hebt om de grootheid van Uw liefde, Uw barmhartige goedheid en Uw heerlijkheid te belijden.
Heilige Vader, heilig de zonen en dochters die zich omwille van de eer van Uw Naam aan U hebben toegewijd. Steun hen met Uw macht zodat zij kunnen getuigen dat U de oorsprong bent van alles, de éne bron van liefde en vrijheid. Wij danken U voor de gave van het godgewijde leven dat gelovig naar U zoekt en in zijn alomvattende opdracht alle mensen uitnodigt om naar U te gaan.
Jezus, Heiland, mensgeworden Woord, zoals U Uw levensweg hebt toevertrouwd aan hen die U geroepen hebt, blijf mensen tot U trekken die voor de mensen van onze tijd schatbewaarders van barmhartigheid zijn, voorboden van Uw wederkomst, levende tekenen van de schatten van de komende opstanding. Geen beproeving moge hen scheiden van U of van Uw liefde!
Heilige Geest, Liefde die in onze harten is uitgestort, Gij die de harten genade en inspiratie schenkt, eeuwige levensbron die door talrijke charisma’s de zending van Christus voltooit, wij bidden tot U voor alle godgewijden. Vervul hun hart met de inwendige zekerheid dat ze verkoren zijn om lief te hebben, lof te brengen en te dienen. Laat hen Uw vriendschap smaken, vervul hen met Uw vreugde en bemoediging, help hen door moeilijke momenten heen te komen, weer vol vertrouwen op te staan als ze gevallen zijn, maak hen tot spiegels van de goddelijke schoonheid. Geef hun de moed in te gaan op de uitdagingen van onze tijd, en de genade om aan de mensen de goedheid en menselijkheid te brengen van onze Heiland, Jezus Christus. (Tit. 3, 4) [[b:Tit. 3, 4]]
Heilige Vader, heilig de zonen en dochters die zich omwille van de eer van Uw Naam aan U hebben toegewijd. Steun hen met Uw macht zodat zij kunnen getuigen dat U de oorsprong bent van alles, de éne bron van liefde en vrijheid. Wij danken U voor de gave van het godgewijde leven dat gelovig naar U zoekt en in zijn alomvattende opdracht alle mensen uitnodigt om naar U te gaan.
Jezus, Heiland, mensgeworden Woord, zoals U Uw levensweg hebt toevertrouwd aan hen die U geroepen hebt, blijf mensen tot U trekken die voor de mensen van onze tijd schatbewaarders van barmhartigheid zijn, voorboden van Uw wederkomst, levende tekenen van de schatten van de komende opstanding. Geen beproeving moge hen scheiden van U of van Uw liefde!
Heilige Geest, Liefde die in onze harten is uitgestort, Gij die de harten genade en inspiratie schenkt, eeuwige levensbron die door talrijke charisma’s de zending van Christus voltooit, wij bidden tot U voor alle godgewijden. Vervul hun hart met de inwendige zekerheid dat ze verkoren zijn om lief te hebben, lof te brengen en te dienen. Laat hen Uw vriendschap smaken, vervul hen met Uw vreugde en bemoediging, help hen door moeilijke momenten heen te komen, weer vol vertrouwen op te staan als ze gevallen zijn, maak hen tot spiegels van de goddelijke schoonheid. Geef hun de moed in te gaan op de uitdagingen van onze tijd, en de genade om aan de mensen de goedheid en menselijkheid te brengen van onze Heiland, Jezus Christus. (Tit. 3, 4) [[b:Tit. 3, 4]]
Referenties naar alinea 111: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Aanroeping van de Maagd Maria
112
Maria, beeld van de kerk, de Bruid zonder smet of rimpel die in navolging van U ”op maagdelijke wijze, door de kracht van de Heilige Geest, het ongerept geloof, de standvastige hoop en de oprechte liefde bewaart” Lumen Gentium [[617|64]] sta de godgewijde mensen bij in hun streven naar de éne en eeuwige gelukzaligheid.
Aan U, Maagd door de engel bezocht, vertrouwen wij hen toe opdat ze zich naar mensen in nood zullen spoeden om hen te helpen maar vooral om Jezus te brengen. Leer hen de wondere daden te verkondigen die de Heer in de wereld verricht opdat alle volkeren Zijn naam zullen prijzen. Steun hen in hun werk voor de arme, hongerige, wanhopige, eenvoudige mensen en voor allen die uw Zoon met oprecht hart zoeken.
Tot U Moeder, die een geestelijke en apostolische vernieuwing van uw zonen en dochters wilt in een antwoord van liefde en totale toewijding aan Christus, richten wij ons vertrouwvol gebed. U die de wil van de Vader hebt gedaan, bereid om te gehoorzamen, moedig in de armoede, liefderijk in uw vruchtbare maagdelijkheid, verkrijgt van uw Zoon dat zij die Hem mogen volgen in het godgewijde leven, van Hem weten te getuigen door een leven dat van Zijn heerlijkheid doorstraald is, en in blijdschap samen met hun andere broeders en zusters mogen optrekken naar het hemels vaderland en het licht dat geen schemering kent.
Wij vragen U dat in allen en in alles de hoogste Heer van alle dingen, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, verheerlijkt, geprezen en bemind mag worden.
Aan U, Maagd door de engel bezocht, vertrouwen wij hen toe opdat ze zich naar mensen in nood zullen spoeden om hen te helpen maar vooral om Jezus te brengen. Leer hen de wondere daden te verkondigen die de Heer in de wereld verricht opdat alle volkeren Zijn naam zullen prijzen. Steun hen in hun werk voor de arme, hongerige, wanhopige, eenvoudige mensen en voor allen die uw Zoon met oprecht hart zoeken.
Tot U Moeder, die een geestelijke en apostolische vernieuwing van uw zonen en dochters wilt in een antwoord van liefde en totale toewijding aan Christus, richten wij ons vertrouwvol gebed. U die de wil van de Vader hebt gedaan, bereid om te gehoorzamen, moedig in de armoede, liefderijk in uw vruchtbare maagdelijkheid, verkrijgt van uw Zoon dat zij die Hem mogen volgen in het godgewijde leven, van Hem weten te getuigen door een leven dat van Zijn heerlijkheid doorstraald is, en in blijdschap samen met hun andere broeders en zusters mogen optrekken naar het hemels vaderland en het licht dat geen schemering kent.
Wij vragen U dat in allen en in alles de hoogste Heer van alle dingen, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, verheerlijkt, geprezen en bemind mag worden.
Gegeven te Rome bij Sint Pieter, 25 maart 1996, feest van de Aankondiging van de Heer,
het achttiende jaar van mijn pontificaat.
Johannes Paulus II
Referenties naar alinea 112: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 14
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/758-vita-consecrata-nl