Ommekeer en Zending - Een tragedie voor de Kerk: het verlies van het Boetesacrament
x
Informatie over dit document
Ommekeer en Zending - Een tragedie voor de Kerk: het verlies van het Boetesacrament
Bij de Internationale Priesterontmoeting in het Jaar van de Priester
Basiliek Sint Paulus buiten de Muren, Rome
Joachim Kardinaal Meisner
9 juni 2010
Overige auteurs - Homilieën
2010, Stg. InterKerk
Vert. uit het Italiaans
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
2019
W.J.G.A. Veth pr.
9 november 2022
7475
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Waarde broeders en zusters,Ik zal niet trachten u vandaag een nieuwe boete- en missietheologie voor te schotelen. Liever laat ik mij, met u tezamen, door het Evangelie zelf tot ommekeer leiden, om van daaruit – door de Heilige Geest gezonden – de boodschap van Christus op de mensen over te brengen.
Daartoe zou u graag in vijftien overwegingen voorgaan.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
1
We moeten – zoals mijn voorganger als aartsbisschop van Keulen, Joseph kardinaal Höffner, placht te zeggen – weer een ‘Geh-hin-Kirche’, een ‘gaat-heen-kerk’ worden. Dat gaat niet op bevel; de Heilige Geest beweegt ons daartoe. Een van de meest tragische verliezen die onze kerk in de tweede helft van de twintigste eeuw geleden heeft, is het verval van het Boetesacrament als belangrijk instrument van de Heilige Geest. Voor het priesterambt is dat een enorm verlies geweest. Als gelovige Christenen mij vragen: “Hoe kunnen we onze priesters helpen?”, dan antwoord ik steevast: “Ga bij ze biechten!” Waar de priester geen biechtvader meer is, kan hij niet meer zijn dan een maatschappelijk werker met een religieus tintje. Hij mist dan de ervaring van de grote pastorale voldoening, wanneer hij een zondaar bijstaat om vergeven en geheiligd van de biechtstoel heen te gaan. In de biechtstoel ziet de priester in de harten van velen, en hij wordt daardoor ook zelf geïnspireerd, bemoedigd en aangespoord om Christus na te volgen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Voor de poorten van Damascus stort een kleine, ziekelijke man verblind ter aarde: de heilige Paulus. In 2 Korintiërs noemt hij zelf de indruk die zijn tegenstanders van hem hebben: hij zou lichamelijk en retorisch zwak zijn (2 Kor. 10, 10) [b:2 Kor. 10, 10]. De volgende jaren echter, zullen de steden van Klein-Azië en Europa door diezelfde kleine, zwakke man ingevoerd worden in het Evangelie. De wonderen Gods geschieden nooit onder de schijnwerpers van de wereldgeschiedenis. Ze geschieden immer terzijde, juist buiten de poorten van de drukke stad, juist in de onzichtbaarheid van de biechtstoel. Dat moet een grote troost zijn voor ons, die met grote opgaven belast zijn, maar ons tegelijk bewust zijn van onze beperkte mogelijkheden. Het behoort tot de strategie van God om met kleine oorzaken grote uitwerkingen teweeg te brengen. Paulus, voor de poorten van Damascus getroffen, groeit uit tot groot apostel en kerstenaar van steden in Europa en Klein-Azië. Zijn missie is het bijeenbrengen van de geroepenen in de kerk, de Kerk van God. Hoewel de Kerk – van buitenaf bezien – niet meer dan een in het nauw gedreven zootje was, dat van binnen uit betwist werd, vergelijkt Paulus haar met het lichaam van Christus; jawel, hij identificeert haar zelfs met Zijn lichaam: de kerk is bepaald het Lichaam van Christus. Zo’n kans – zoals Paulus kreeg – te ontvangen uit de handen van de Heer, noemen wij in onze menselijke ervaring bekering. De kerk is de ‘Ecclesia semper reformanda’, en daarin zijn priester en bisschop ‘semper reformandi’, die telkens weer – net als Paulus voor Damascus – van hun aardse voetstuk gestoten moeten worden, om in de armen van de barmhartige God te vallen, die ons dan terugstuurt in de wereld.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Daarom volstaat het niet dat wij ons in het pastorale werk alleen richten op oppervlakkige verandering in de kerk, die slechts dient om haar ogenschijnlijk aantrekkelijker te maken. Dat is niet genoeg! Wat nodig is, is een bekering van het hart, van mijn hart. Slechts een bekeerde Paulus kon de wereld veranderen, niet een ingenieur van kerkstructuren. De priester is door zijn opname in de levenswijze van Jezus zó van Hem vervult, dat Jezus in de priester bereikbaar, zelfs tastbaar wordt voor anderen. In Johannes 14,23 lezen we: “Zo iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; dan zal mijn Vader ook hem beminnen, en Wij zullen tot hem komen, en ons verblijf bij hem nemen.” (Joh. 14, 23) [b:Joh. 14, 23] Dat is niet slechts een mooie beeldspraak! Als het priesterhart God liefheeft en van genade vervuld is, dan komt de drie-enige God persoonlijk en slaat er zijn verblijf op.
Maar God is toch alomtegenwoordig? Zeker, God woont overal. De gehele wereld is als één grote kerk Gods, maar het hart van de priester is als een tabernakel in die kerk. Daar woont God op een mysterievolle en bijzondere wijze.
Maar God is toch alomtegenwoordig? Zeker, God woont overal. De gehele wereld is als één grote kerk Gods, maar het hart van de priester is als een tabernakel in die kerk. Daar woont God op een mysterievolle en bijzondere wijze.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
De grootste hindernis om Christus door ons bereikbaar te maken is de zonde. Die verhindert de tegenwoordigheid van de Heer in ons wezen; daarom is er voor ons niets belangrijker dan onze bekering, juist ook in het belang van onze taak. Het gaat daarbij om het sacrament van de boete. Een priester die niet dikwijls aan beide zijden van de biechtstoel te vinden is, leidt duurzame schade aan zijn ziel en zijn missie. Hier ligt zeker een wezenlijke oorzaak van de omvattende crisis waar het priesterschap de afgelopen vijftig jaar in terecht is gekomen. Het is toch een bijzondere genade van het priesterschap, dat de priester aan beide zijden van de biechtstoel thuis is: als boeteling en als biechtvader. Waar een priester zich van de biechtstoel vervreemdt, raakt hij in een diepe identiteitscrisis. In de biecht bij uitstek, kan hij zijn identiteit verdiepen, hij die geroepen is zichzelf en de gelovigen immer terug te voeren in de volheid van Christus.
In zijn hogepriesterlijk gebed spreekt Jezus tot zijn en onze Vader over die identiteit: “Ik vraag niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Van de wereld zijn ze niet, zoals Ik niet van de wereld ben. Heilig hen in de waarheid; uw woord is waarheid” (Joh. 17, 15-17) [b:Joh. 17, 15-17]. Het gaat bij de biecht om de waarheid in ons. Maar hoe komt het nu, dat we de waarheid niet graag onder ogen zien?
In zijn hogepriesterlijk gebed spreekt Jezus tot zijn en onze Vader over die identiteit: “Ik vraag niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Van de wereld zijn ze niet, zoals Ik niet van de wereld ben. Heilig hen in de waarheid; uw woord is waarheid” (Joh. 17, 15-17) [b:Joh. 17, 15-17]. Het gaat bij de biecht om de waarheid in ons. Maar hoe komt het nu, dat we de waarheid niet graag onder ogen zien?
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
We moeten ons dus afvragen: Hebben wij de vreugde dan nog niet ervaren om een misstap te erkennen en toe te geven aan Hem die we ermee beledigd hebben? – “Ik wil opstaan en naar mijn vader gaan, en hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u” (Lc. 15, 18) [b:Lc. 15, 18]. – Kennen wij de vreugde niet te zien hoe de ander zijn armen uitstrekt, zoals de vader van de verloren zoon: “Nog was hij ver weg, toen zijn vader hem zag, en ten diepste ontroerd werd; hij vloog naar hem toe, viel om zijn hals, en overlaadde hem met kussen” (Lc. 15, 20) [b:Lc. 15, 20]. Geeft ons dit geen voorgevoel van de vreugde die de Vader zelf zal hebben, als hij ons weer gevonden heeft: “En ze begonnen feest te vieren” (Lc. 15, 24) [b:Lc. 15, 24]? Als dat feest elke keer gevierd wordt als wij terugkeren, waarom keren we dan niet wat vaker terug? Waarom zijn we zo gierig tegenover God en de heiligen des hemels en gunnen we ze zo zelden de vreugde van een feest, ter viering van onze hereniging met onze Vader?
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
We houden vaak niet van deze uitdrukkelijke vergeving. En toch laat God zich nergens zo zeer als God kennen als wanneer hij vergeeft. God is liefde! Hij is het geven zelve. Hij schenkt de genade van de vergeving. Het is die liefde, die wint van de voornaamste vijand der liefde: de zonde. De grootste genade en de kostbaarste gift zijn de gratie, de vergeving, letterlijk de genade. Zouden die zondaars er niet zijn, die nog meer behoefte hebben aan vergeving dan aan het dagelijks brood, dan zouden we de diepte van Gods hart nooit helemaal kennen. De Heer benadrukt het uitdrukkelijk: “Ik zeg u: Zó zal er meer vreugde zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert, dan over negen en negentig rechtvaardigen, die geen bekering behoeven” (Lc. 15, 7) [b:Lc. 15, 7]. Hoe komt het – we vragen het nogmaals – dat een sacrament, dat zo’n grote vreugde teweegbrengt in de hemel, op aarde zo’n afkeer wekt? Dat ligt aan onze trots, de koppige neiging van ons hart om zich te verschansen, zich te genoegen, zich te isoleren, zich in zichzelf terug te trekken. Waar gaat onze voorkeur naar uit: een zondaar te zijn dien God vergeeft, of schijnbaar zonder zonde te zijn en in een illusie van zelfgerechtigheid te leven, zonder de openbaring van Gods liefde? Zou het werkelijk volstaan tevreden te zijn met jezelf? Wat zijn we dan zonder God? Slecht een kinderlijke deemoed – zoals heiligen hebben – laat ons vrolijk de vergelijking tussen onze onwaardigheid en Gods heerlijkheid verdragen.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Het is niet de bedoeling van de biecht, dat we door onze zonden te vergeten niet meer aan God hoeven te denken. De biecht geeft juist toegang tot een leven waarin we aan weinig anders meer kunnen denken dan aan God. God zegt in ons: “Je hebt alleen gezondigd omdat je simpelweg niet geloven kunt, dat ik je voldoende liefheb, dat je me zodanig aan het hart gaat, dat ik me genoeg verheug over de kleinste gebaartjes, die me jouw toewijding tonen, om je alles te vergeven dat je in de biecht opbrengt.” Als we wisten van die vergeving, van die liefde, dan zouden we overstromen van vreugde en dankbaarheid, zodat ons langzaamaan de zin tot zondigen vergaat en de biecht tot een regelmatig vreugdevol element van ons leven wordt. Biechten is onze liefde voor God verder te verdiepen, en ons opnieuw te laten zeggen, en werkzaam laten ervaren – want de biecht werkt niet alleen van buitenaf – dat God ons liefheeft. Biechten is ook opnieuw beginnen met geloven en ontdekken dat we voorheen nooit diep genoeg geloofd hebben, en dat we hiervoor om vergeving moeten vragen. Voor Jezus voelt men zich zondaar, men ontdekt zich als zondaar, die niet aan Zijn verwachtingen voldoet. Biechten is zich door de Heer te laten verheffen tot Zijn goddelijk plan.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
De verloren zoon verlaat zijn ouderlijk huis, omdat hij van zijn geloof is afgevallen. Hij gelooft niet meer aan zijn vaders liefde, die hem toekomt, en daarom eist hij zijn erfdeel om zijn zaken verder zelf te regelen. Wanneer hij besluit terug te keren en om genade te vragen is zijn hart nog steeds dood. Hij gelooft dat er niet meer van hem wordt gehouden, dat hij geen zoon meer zou zijn. Hij komt alleen terug om geen hongerdood te sterven. Dat noemen we onvolkomen berouw! Maar de vader verwacht hem allang. Allang schenkt geen gedachte hem zoveel vreugde als de gedachte dat zijn zoon op een dag kan terugkeren. Zodra hij hem in het oog krijgt, snelt hij hem tegemoet en omarmt hem. Hij laat hem de tijd niet eens om zijn bekentenis af te maken, maar roept meteen de bedienden erbij om hem aan te kleden, te voeden en te verzorgen. Omdat men hem zo liefdevol bejegent, begint de zoon op dat moment te voelen dat hij van die liefde vervuld wordt. Een onvoorzien berouw overvalt hem. Dat noemen we volkomen berouw. Pas als de vader hem omarmt, beseft hij zijn ondankbaarheid, zijn onbeschaamdheid en zijn onrechtvaardigheid. Dan pas komt hij werkelijk terug, wordt hij weer zoon, open naar zijn vader en vertrouwend komt hij weer tot leven. Daarom zegt de vader tegen zijn thuisgebleven zoon: “Uw broeder was dood en leeft nu weer” (Lc. 15, 32) [b:Lc. 15, 32].
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
De oudere zoon, de rechtvaardige, heeft een zelfde soort verandering doorgemaakt – zo willen we de vergelijking hoopvol doortrekken. Zijn geval is echter veel moeilijker. Men mag niet zeggen dat God de zondigen meer lief heeft dan de rechtvaardigen! Een moeder houdt niet meer van haar zieke kind, waarvoor ze bijzondere zorg draagt, dan haar gezonde kinderen, die ze alleen laat spelen, en aan wie ze haar even grote liefde op een andere wijze laat blijken. Voor zover mensen weigeren hun zonden te erkennen en voor zover ze hoogmoedige zondaars zijn, trekt God de deemoedige zondaars voor. Met allen heeft hij geduld. Ook met de thuisgebleven zoon heeft de vader geduld. Hij nodigt hem uit en moedigt hem aan: “Mijn kind, gij zijt altoos bij me, en al het mijne is het uwe. Neen, feest en vreugde moet er zijn;” (Lc. 15, 32) [b:Lc. 15, 32]. De vergeving voor de onmeedogendheid van de oudste zoon wordt daarbij niet eenmaal uitgesproken, maar wordt geïmpliceerd. Hoe groot moet de schaamte van de oudste zoon zijn bij zulke goedaardigheid. Alles had hij zien aankomen, maar niet deze deemoedige tederheid van zijn vader. Plotsklaps voelt hij zich ontwapend, verlegen en deelnemer aan de algemene vreugde. En hij vraagt zich af, hoe hij ook maar kon denken zich opzettelijk afzijdig te houden, en hoe hij ook maar een ogenblik lang de voorkeur kon geven aan alleen zijn en ongelukkig, terwijl allen elkaar liefhadden en vergaven. Gelukkig is de vader daar en grijpt hem op tijd. Gelukkig is de vader niet zoals hij. Gelukkig is de vader beter dan zij allemaal. God alleen kan zonden vergeven. Hij alleen vermag deze geste van genade, van vreugde en van een overvloed van liefde te voltrekken. Daarom is het Boetesacrament de bron van permanente vernieuwing en revitalisering van ons priester-zijn.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Wat mij betreft bestaat de geestelijke rijpheid voor het ontvangen van het Wijdingssacrament van een priesterkandidaat daarin, dat hij regelmatig, doch minstens eenmaal per maand, het Boetesacrament ontvangt. Want in het Boetesacrament tref ik de barmhartige vader met de kostbaarste gaven die hij te bieden heeft, namelijk de vergeving en de genade. Wanneer iemand door gebrekkig biechten tegen de vader zegt: “Houd die kostbare gaven maar voor je, ik heb jou en je gaven niet nodig!”, dan houdt hij op zoon te zijn, terwijl hij de vader zijn vader-zijn ontzegt en zijn kostbaarste gaven niet meer aanneemt. En wanneer men geen zoon meer is van de Hemelse Vader, kan men geen priester worden, want de priester is door de Doop aanvankelijk eenmaal zoon van de vader, en daarna is hij door de priesterwijding met Christus ook zoon met de zoon. Alleen als hij dat is kan hij voor de mensen werkelijk een broeder zijn.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Mijn terugkeer naar de missie kan zich allereerst tonen, doordat ik afwissel tussen de ene kant van het biechthokje en de andere, de kant van de penitent en die van de biechtvader. Het verlies van het Boetesacrament is de oorzaak van veel euvel in het leven van de Kerk en in het leven van priesters. En de zogenaamde crisis van de Biecht ligt niet alleen daaraan, dat de mensen niet meer komen biechten, maar dat wij, priesters, niet meer in de biechtstoel zitten. Een bezette biechtstoel in een verder lege kerk is het aangrijpendste symbool van het wachtende geduld van God. Zo is God. Hij wacht ons leven lang op ons. Ik ken uit mijn 35-jarige ervaring als bisschop aangrijpende voorbeelden van priesters die dagelijks in de biechtstoel wachtten, zonder dat er ook maar één iemand kwam, totdat na maanden, soms jaren, de eerste boeteling kwam. Daarmee was het hek dan ook van de dam, zoals men zegt. Dan werd de biechtstoel rijkelijk vaak bezocht. Hier wordt van de priester verwacht om van alle uiterlijke en groepsgewijze zielzorg over te schakelen naar de persoonlijke nood van één mens. En hier heeft hij in de eerste plaats niet te spreken, maar te luisteren. Een zwerende wond op het lichaam kan slechts genezen wanneer hij uitbloeden kan. Een gekrenkt hart kan slecht helen als het uitbloeden, dat heet, uitspreken kan. En het kan zich slechts uitspreken als iemand toehoort, en wel in de absolute discretie van het Boetesacrament. Voor de biechtvader geldt daar dat hij voor eenmaal niet spreekt, maar luistert. Hoeveel innerlijke impuls voor zijn eigen Christusnavolging zal hij niet ervaren bij het toedienen van het Boetesacrament, terwijl hij bespeurt en ervaart hoever die eenvoudige katholieke mannen, vrouwen en kinderen hem vooruit zijn in de navolging van Christus.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Als wij dit wezenlijke domein van de priesterlijke dienst in grote mate verliezen, dan zinken wij priesters gemakkelijk af tot laksheid en tot het niveau van oppervlakkige pastorale technieken. Onze taak aan de ene en de andere kant van het biechthokje is, door onze getuigenis, Christus voor de mensen bereikbaar te maken. Om het eerst met een negatief voorbeeld duidelijk te maken: wie met radioactief materiaal in aanraking komt, wordt zelf ook radioactief besmet. Als hij dan weer een ander aanraakt dat wordt die op zijn beurt ook besmet. Nu echter een positief voorbeeld: wie met Christus in aanraking komt, wordt ‘Christoactief’. Wanneer dus een priester Christoactief is en andere mensen met hem in aanraking komen, dan worden ze allemaal aangestoken. Dat is de missie, zoals die vanaf het begin van het Christendom gedefinieerd is. Mensen drongen zich om Jezus heen om hem aan te raken, al was het maar de zoom van zijn kleed. En zelfs als dit stiekem en van achteren was, dan werd men gezond: “Want er ging een kracht van hem uit, die allen genas” (Lc. 6, 19) [b:Lc. 6, 19].
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Van ons lopen de mensen weg. Ze dringen zich niet meer om ons heen om met ons in aanraking te komen. In tegendeel, ze lopen bij ons weg. Om dat terug te draaien moeten we ons concreet afvragen: Wat raken mensen eigenlijk, als ze mij aanraken? Jezus Christus’ onmetelijke liefde voor de mensen, of een of andere persoonlijke theologische mening of een eindeloos gejammer over de toestand in de kerk en de wereld? Raken ze bij ons aan Jezus Christus? Als dat het geval is, dan komen de mensen. Ze spreken onder elkaar over zulke priesters. Ze zeggen dingen als: “Met hem kun je praten. Hij begrijpt mij. Hij kan iemand werkelijk helpen.” Ik koester de diepste overtuiging dat mensen verlangen naar zulke priesters, door wie ze de authentieke Christus bereiken, die ze vrij maakt van hun verstrikkingen en ze aan zich bindt.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Om met recht te kunnen vergeven, hebben we veel liefde nodig. De enige vergeving die we met recht verlenen kunnen, is die welke we van God ontvangen hebben. Alleen wanneer men de barmhartige vader heeft ervaren, wordt men zelf een barmhartige broeder voor zijn medemens. Wie niet vergeeft, die heeft niet lief. Wie weinig vergeeft, heeft weinig lief. Wie veel vergeeft, heeft ook veel lief. Wanneer men vertrouwt op de biechtstoel als uitgangspunt van onze missie, welke kant ervan ook, maar vooral de kant van de penitent, dan zou men het liefst een ieder omhelzen en om vergeving vragen. Zelf heb ik zoveel geluk ervaren van de vergevende liefde van God, dat ik slecht aandringen kan: “Neem ook jij je vergeving aan! Neem een deel van de vergeving waarvan ik nu een overvloed heb!” Men komt met dezelfde beweging terug in de liefde van God en de broederliefde, in de vereniging met God en met de kerk, als waarmee men zich door zonde uitgesloten had. We kunnen en moeten alle mensen liefhebben, wanneer God ons opnieuw leert om lief te hebben. Als dat niet zo zou zijn, dan zou dat een teken zijn, dat we niet goed gebiecht hebben en dus nogmaals moeten biechten.
De grootste biechtvader van onze kerk is de heilige pastoor van Ars. Aan hem hebben we het priesterjaar te danken en daarmee ook ons samenzijn hier in Rome met de heilige vader. Met deze heilige pastoor heb ik nagedacht over de heilige biecht. Zijn dagelijkse dienst van verzoening in de biechtstoel in Ars heeft hem tot grote wereldmissionaris gemaakt. Men zegt wel dat hij als biechtvader de Franse Revolutie geestelijk heeft overwonnen. Wat ik uit mijn geestelijke dialoog met Jean-Marie Vianney geleerd heb, heb ik hier verkondigd. Daarbij heeft hij me herinnerd aan iets dat nog belangrijker is:
De grootste biechtvader van onze kerk is de heilige pastoor van Ars. Aan hem hebben we het priesterjaar te danken en daarmee ook ons samenzijn hier in Rome met de heilige vader. Met deze heilige pastoor heb ik nagedacht over de heilige biecht. Zijn dagelijkse dienst van verzoening in de biechtstoel in Ars heeft hem tot grote wereldmissionaris gemaakt. Men zegt wel dat hij als biechtvader de Franse Revolutie geestelijk heeft overwonnen. Wat ik uit mijn geestelijke dialoog met Jean-Marie Vianney geleerd heb, heb ik hier verkondigd. Daarbij heeft hij me herinnerd aan iets dat nog belangrijker is:
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Wij houden van allen, wij vergeven allen! Behoeden wij ons één iemand te vergeten. Er bestaat namelijk een wezen dat ons ontgoochelt en belast, een wezen waarmee wij voortdurend ontevreden zijn. Dat zijn wij zelf. We hebben vaak schoon genoeg van onszelf. We zijn onze middelmatigheid beu en moe van onze monotonie. We leven in een toestand van koude en ongelovige onverschilligheid tegen een naaste, die God ons toevertrouwt om hem Zijn vergeving te bieden. En dat zijn wij zelf. Het is toch zo dat we onze naaste moeten liefhebben als onszelf? (Lev. 19, 18) [[b:Lev. 19, 18]] We moeten zo ook onszelf liefhebben zoals wij onze naasten zoeken lief te hebben. Dan moeten we God vragen ons te leren onszelf te vergeven: de erger over onze trots en de teleurstelling over onze eerzucht. Vragen wij Hem dat de goedheid, de tederheid, de toegevendheid en het ongehoorde vertrouwen waarmee hij ons vergeeft, ons ook verovert. Zodat we bevrijd worden van de ergernis over onszelf, die ons overal begeleid en vaak tot schaamte is. We kunnen Gods liefde niet erkennen, zonder dat we ook onszelf anders benaderen, of zonder dat we God toegang tot ons verlenen wanneer hij ons liefheeft. De vergeving van God verzoent ons met Hem, met onszelf, met onze broeders en zusters en met de hele wereld. Ze maakt ons de authentieke dienaars van Zijn wil. Geloven jullie dat, geliefde broeders? Probeer het! Vandaag nog.
Joachim Kardinaal Meisner
Aartsbisschop van Keulen
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/7475-ommekeer-en-zending-een-tragedie-voor-de-kerk-het-verlies-van-nl