Aan Onze Eerbiedwaardige Broeder Eugenius Kardinaal Tisserant, Deken van het H. College der Kardinalen en Voorzitter van het Concilie-Presidum.
Eerbiedwaardige Broeder, heil en apostolische Zegen, Reeds nadert de derde zittingsperiode van het Tweede Oecumenisch Concilie van het Vaticaan, die, zoals Wij hebben bepaald en aangekondigd, op 14 september a.s. zal geopend worden, op het Feest van de Verheffing van het H. Kruis van Onze Heer Jezus Christus. Niet zonder reden is dit feest uitgekozen om de vergaderingen van het Oecumenische Concilie wederom te beginnen: het toont immers op de juiste wijze aan uit welke bron ons heil zijn oorsprong heeft, en ook waaruit de Kerk haar verwachting put voor een succesvolle afloop van deze grote Synode, en liefderijke Verlosser.
Wij wensen aan dit grote mysterie de verschuldigde eer te bewijzen door de voortdurende en vruchtbare gedachtenis ervan in herinnering te brengen: door bij de aanvang van deze zittingsperiode aan God het heilig Misoffer op te dragen dat ons het werk van onze verlosser voor ogen stelt en op onbloedige wijze hernieuwt. Wij hebben ook het plan opgevat deze heilige liturgie als de eerste en voornaamste daad van de Synode, die weldra gehouden wordt, door een plechtige concelebratie te vieren met 24 Concilievaders uit verschillende rangen en standen in vereniging met Ons; Wij hebben hiertoe willen besluiten opdat de eenheid bij allen duidelijker zal worden en bij God meer zal vermogen, krachtens welke allen "
één van hart en één van ziel’ (Hand. 4, 32) zullen zijn, die bij de heilige Synode aanwezig zijn en over de gemeenschappelijke werkzaamheden het goddelijk licht zullen afroepen, dat de universele Kerk tot gids moet dienen als zij de wil van God onderzoekt. Want het staat vast, dat het Oecumenisch Concilie rondom de opvolger van de H. Petrus waarlijk de universele Kerk vertegenwoordigt, zoals door het Concilie van Trente en het Eerste van het Vaticaan plechtig verzekerd is.
Dit, Eerbiedwaardige Broeder, schrijven Wij u in uw hoedanigheid van Deken van het heilig College, opdat gij, de wederom van Ons de uiterst moeilijke taak van Voorzitter van het Concilie-Presidum ontvangt, in Onze naam en op Ons gezag de Concilievaders, die op de vastgestelde dag tot de plechtige vergaderingen komen, zult aansporen om hun geest op deze bijzondere gebeurtenis van het leven der Kerk voor te bereiden; zij schept de verwachting, dat de Kerk des te meer wordt opgewekt en bewogen naarmate zij zich met meer aandacht, eensgezindheid en nederigheid gezamenlijk verenigen om de genade te ontvangen. Deze gebeurtenis vraagt van ons een diepgaande overweging van het goddelijk, een zeer grote vurigheid, een nederige vroomheid, een volledige trouw aan de voorschriften van Christus, een waakzame ijver om te zorgen voor de noden van de Kerk en van het mensendom. Wij wensen echter dat uw aansporingen niet alleen betrekking hebben op de Vaders van het Oecumenisch Concilie opdat zij met deze gebeurtenis in een overvloed aan geestelijke ijver zullen meeleven, maar dat gij ze ook bekend maakt aan alle gelovigen, waarbij de Bisschoppen, tot wie gij u wendt, u daarbij zullen helpen: namelijk op de eerste plaats aan de priesters, aan de mannelijke en vrouwelijke religieuzen en aan al de katholieken, die ernaar streven om bewust met de Kerk in hechte gemeenschap te leven; ook aan hen, die naar ziel en lichaam lijden en met de Kerk verbonden zijn en aan de onschuldige jongens en meisjes, het sieraad en de vreugde van de Kerk.
De afzonderlijke leden het Mystiek Lichaam van Christus dienen ervan overtuigd te zijn dat dit voor de geschiedenis zo waardevol Concilie ook hen betreft en zij moeten in zorgzame en vurige eensgezindheid hieraan deelnemen. Ofschoon bij het begin van de vorige zittingsperiode van de Oecumenische Synode alle rangen van de Kerk hiertoe reeds zijn uitgenodigd, hebben Wij toch deze oproep te moeten herhalen omdat de verwachting van de gelovigen kan verslappen daar zij reeds aan dergelijke uitnodiging gewend zijn, terwijl verwachting nu juist sterker dient te worden en omdat het belang van de kwesties, die nog in het Concilie moeten behandeld en beslist worden, steeds groter wordt nu de onderwerpen, die ter bespreking zijn voorgesteld, spoedig voltooid zullen zijn.
Zoals bekend kunnen de gelovigen en kerkelijke gemeenschap zich op twee beproefde wijzen geestelijk met deze gebeurtenis verenigen, die in religieus en moreel opzicht zo belangrijk is, en medewerken tot de gunstige afloop daarvan namelijk door boetvaardigheid en gebod.
De
eerste stelt de mens in staat om uit zijn ziel de beletstelen, namelijk de zonden en de slechte begeerten, weg te nemen, welke zijn verzoening met God in de weg staan.
De
tweede maakt hem gereed om de overvloed van de hemelse barmhartigheid te ontvangen. Beide bewerken op doeltreffende wijze dat de herstellende werking van God mogelijk wordt een beide voeren tot die onuitsprekelijk ontmoeting van twee wilsuitingen: van de wil van de mens, die door nederige onderwerping gezuiverd wordt en wordt aangemoedigd vurig te smeken en te hopen: van de wil van God, die eindelijk in het lege hart van de mens vrij kan binnendringen om het tijdens die ontmoeting met een Liefde te vervullen en te ontbranden, die in natuur te boven gaat.
Het is dan ook Onze wens, Eerbiedwaardige Broeder, dat door uw stem, die als het ware de stem is van het gehele Concilie, de katholieke Kerk tot bijzondere werken van boetwaardigheid en tot gebed wordt aangespoord. Wij raden dan ook het volgende aan: de Quatertemperdagen van dit jaar, op 23, 25, en 26 september, dienen werkelijk geheiligd te worden: op die dagen namelijk moet hij, die daartoe in staat is, vasten iedereen diene te begrijpen dat hij verplicht is tot een of andere oefening van versterving of van boete; hij dient er zich voor in te spannen om tot God speciale gebeden van verzoening en smeking te richten. Op zondag, de zevenentwintigste, zullen over de gehele wereld tijdens iedere bijeenkomst van de gelovigen en in iedere communiteit van de Kerk algemene gebeden worden verricht voor de gunstige afloop van het Oecumenisch Concilie. Dit zal betekenis vol kunnen gebeuren door het plechtig bidden van het ‘Onze Vader’.
Zoals iedereen weet, zijn Wij van mening dat het Concilie zal slagen indien de geest van Christus in zijn Kerk wordt hernieuwd, indien de broeders, die nog van ons gescheiden zijn, in de eenheid van deze Kerk worden opgenomen, indien in de menselijke samenleving het religieuze bewustzijn wordt opgewekt en indien de rechtvaardigheid en de vrede daar in volle kracht bloeien: dit alles strekt tot het hoogste algemeen welzijn. Naar Wij vast vertrouwen, zal iedereen vurig zullen gaan. Daar gij, Eerbiedwaardige Broeder, de oprechte en welwillende vertolker van deze wensen zijt, zullen de godsdienstige en edelmoedige mensen deze ongetwijfeld met volledige ijver en enthousiasme in vervuiling helpen brengen.
Terwijl Wij U zoveel als in Ons vermogen ligt bij voorwaart danken voor uw goede zorgen, schenken Wij U, de gehele Kerk en de gehele wereld van ganser harte de Apostolische Zegen in de Heer.
Gegeven te Rome bij Sint Pieter, 1 september van het jaar 1964, het tweede van Ons Pontificaat. Paus Paulus VI