"Mijn Herder is de Heer! het ontbreekt mij aan niets" - Over Psalm 23
x
Informatie over dit document
"Mijn Herder is de Heer! het ontbreekt mij aan niets" - Over Psalm 23
Paus Benedictus XVI
5 oktober 2011
Pauselijke geschriften - Audiënties
2011, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk
Vert. uit Franse vertaling (zenit.org)
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
5 oktober 2011
Sorores Christi
23 januari 2024
4323
nl
Referenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Dierbare broeders en zusters,Zich in het gebed tot God richten, impliceert een radicale akte van vertrouwen, in het besef zich over te geven aan God die goed is, “Jahwe is een barmhartige en medelijdende God, lankmoedig, groot in liefde en trouw” (Ex. 34, 6-7; Ps. 86, 15) [b:Ex. 34, 6-7; Ps. 86, 15] (Joël 2, 13; Gen. 4, 2; Ps. 103, 8; Ps. 145, 8; Neh. 9, 17) [[b:Joël 2, 13; Gen. 4, 2; Ps. 103, 8; Ps. 145, 8; Neh. 9, 17]]. Daarom zou ik vandaag met u willen nadenken over een Psalm vol vertrouwen, waarin de psalmist zijn serene zekerheid uitdrukt geleid en beschermd te zijn, in veiligheid gebracht tegen alle gevaren omdat de Heer zijn herder is. Het betreft Psalm 23 – volgens de Grieks-Latijnse traditie 22 – een tekst waar iedereen mee vertrouwd is en door iedereen geliefd.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
“Mijn Herder is de Heer! het ontbreekt mij aan niets”: zo begint dit mooie gebed, dat de context oproept van nomaden die schapen kweken en de ervaring dat de herder en de schapen die een kleine kudde vormen, elkaar wederzijds kennen. Het beeld herinnert aan een sfeer van vertrouwen, intimiteit, tederheid: de herder kent zijn schapen één voor één, hij roept ze bij hun naam en zij volgen hem omdat zij hem herkennen en zich aan hem toevertrouwen (Joh. 10, 2-4) [[b:Joh. 10, 2-4]]. Hij zorgt voor hen, hij waakt over hen als over waardevol bezit, bereid om ze te verdedigen, om hun welzijn te waarborgen, om hen rustig te laten leven. Niets kan hun ontbreken als de herder met hen is. Naar die ervaring verwijst de psalmist wanneer hij God zijn herder noemt, en zich door Hem laat leiden naar veilige weiden:
"Hij laat mij rusten in groene beemden;
Hij voert mij naar vredige wateren,
verkwikt mijn ziel,
En leidt mij in het rechte spoor,
om wille van zijn Naam." (Ps. 23, 2-3) [b:Ps. 23, 2-3]
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Het visioen dat zich aan onze ogen aanbiedt, is dat van groene weiden en bronnen met zuiver water, een oase van vrede waarheen de herder de kudde begeleidt, symbolen van oorden van leven, waar de Heer de psalmist naartoe leidt, die zich voelt als een schaap, op het gras liggend naast een bron, rustend, zonder spanning noch in een noodtoestand, maar vol vertrouwen en rustig, omdat de plaats veilig is, het water fris en omdat de herder over hem waakt. En vergeten wij niet dat de scene die door de psalmist opgeroepen wordt, in een grotendeels woestijnachtig gebied is, onder een verzengende zon, waar de herder, die half leeft als een nomade uit het Midden Oosten, met zijn kudde in verdroogde steppes leeft die zich rond de dorpen uitstrekken. Maar de herder weet waar gras en fris water te vinden zijn, essentieel voor het leven, hij weet naar de oase te voeren, waar de ziel aansterkt en waar het mogelijk is opnieuw krachten en nieuwe energie op te doen om op weg te gaan.
Zoals de psalmist zegt, leidt God naar “groene beemden” en “vredige wateren”, waar alles overvloedig is, alles ruimschoots gegeven. Als de Heer de herder is, zal zelfs in de woestijn, oord van afwezigheid en dood, de radicale zekerheid niet ontbreken dat er leven aanwezig is, zodat men kan zeggen: “het ontbreekt mij aan niets”. De herder neemt zijn kudde namelijk ter harte, hij gaat ermee op weg, leeft ermee en leidt hen op goede paden, dat wil zeggen aan hen aangepast, aandachtig voor hun behoeften en niet voor de zijne. De veiligheid van zijn kudde is zijn prioriteit en hij gehoorzaamt ze wanneer hij ze leidt.
Zoals de psalmist zegt, leidt God naar “groene beemden” en “vredige wateren”, waar alles overvloedig is, alles ruimschoots gegeven. Als de Heer de herder is, zal zelfs in de woestijn, oord van afwezigheid en dood, de radicale zekerheid niet ontbreken dat er leven aanwezig is, zodat men kan zeggen: “het ontbreekt mij aan niets”. De herder neemt zijn kudde namelijk ter harte, hij gaat ermee op weg, leeft ermee en leidt hen op goede paden, dat wil zeggen aan hen aangepast, aandachtig voor hun behoeften en niet voor de zijne. De veiligheid van zijn kudde is zijn prioriteit en hij gehoorzaamt ze wanneer hij ze leidt.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Dierbare broeders en zusters, als wij, zoals de psalmist, achter de “goede Herder” gaan, hoe moeilijk, kronkelend of lang de wegen van ons leven ook mogen lijken, en dikwijls ook in geestelijk woestijnachtige streken, zonder water en onder de zon van een verzengend rationalisme, zijn wij toch zeker dat we onder de leiding van Christus, de goede Herder, op goede paden gaan en dat de Heer ons leidt, dat Hij altijd dicht bij ons is en dat ons niets zal ontbreken.
Daarom kan de psalmist over rust en veiligheid spreken, zonder onzekerheid noch vrees:
Daarom kan de psalmist over rust en veiligheid spreken, zonder onzekerheid noch vrees:
"Al moet ik door donkere krochten heen,Wie met de Heer door het dal gaat van duister lijden, onzekerheid en menselijke problemen, voelt zich veilig. Gij zijt met mij: dat is onze zekerheid, de zekerheid die ons ondersteunt. Het duister van de nacht maakt bang, met zijn veranderlijke schaduwen, de moeilijkheid om gevaren te onderscheiden, zijn stilte vol onherkenbare geluiden. Als de kudde zich verplaatst wanneer de nacht gevallen is, wanneer de zichtbaarheid onzeker is, is het normaal dat de schapen onrustig zijn door het gevaar om te struikelen of af te dwalen en verloren te lopen, en de angst voor mogelijke aanvallers die zich in het donker verbergen. Om over dit dal des doods te spreken, gebruikt de psalmist een Hebreeuwse uitdrukking die het duister van de dood oproept, voor wie het dal dat moet overgestoken worden, een oord is van angst, verschrikkelijke bedreigingen, doodsgevaar. Nochtans gaat de bidder zeker, vastberaden, zonder angst verder, omdat hij weet dat de Heer met hem is. Het “Gij staat me bij” is een verkondiging van onwrikbaar vertrouwen en vat de ervaring samen van een radicaal geloof; de nabijheid van God transformeert de werkelijkheid, het duistere dal verliest alle gevaarlijkheid, ontdoet zich van iedere bedreiging. De kudde kan nu rustig op weg gaan, begeleid door het bekende geluid van de stok die op de grond tikt en wijst op de geruststellende aanwezigheid van de herder.
Ik ben voor geen onheil bevreesd:
Want Gij staat me bij,
Uw staf en stok zijn mijn stut!" (Ps. 23, 4) [b:Ps. 23, 4]
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Dit vertroostende beeld beëindigt het eerste deel van de Psalm en maakt plaats voor een andere scene. Wij zijn nog in de woestijn, waar de herder met zijn kudde leeft, maar nu worden we binnengebracht in zijn tent, die opengaat om gastvrij te zijn:
"Gij bereidt mij een disNu is de Heer aanwezig als degene die de bidder verwelkomt, met blijken van vrijgevige gastvrijheid en vol attenties. De Goddelijke gastheer bereidt het voedsel op de "dis", de “tafel”, een woord dat in het Hebreeuws in zijn oorspronkelijke betekenis verwijst naar dierenhuid die op de grond gelegd wordt en waarop de gerechten voor de gemeenschappelijke maaltijd gezet worden. Het is een gebaar van delen, niet alleen van voedsel, maar ook van leven, een gave van gemeenschap en vriendschap die banden schept en solidariteit uitdrukt. Vervolgens is er de gulle gave van geparfumeerde olie op het hoofd, die verlichting brengt tegen de verzengende hitte van de woestijnzon, en de huid verfrist en verzacht en de geest met haar geur verheugt. De overvloeiende kelk tenslotte, voegt er een feestelijke noot aan toe, met zijn uitgelezen wijn, die uiterst vrijgevig gedeeld wordt. Voedsel, olie, wijn: het zijn gaven die doen leven en die vreugde geven omdat zij verder gaan dan het strikt noodzakelijke, en onbaatzuchtigheid en overvloedige liefde uitdrukken. Psalm 104 bezingt de providentiële goedheid van de Heer:
Voor het oog van mijn vijand;
Met olie zalft Gij mijn hoofd,
En mijn beker vloeit over." (Ps. 23, 5) [b:Ps. 23, 5]
“Gij laat voor het vee het gras ontspruiten,
En het groen voor wat de mensen dient.
Gij roept het graan uit de aarde te voorschijn,
En de wijn, die het hart van de mensen verheugt;
Olie, om het gelaat te doen glanzen,
Brood, dat het hart van de mensen verkwikt.” (Ps. 104, 14-15) [b:Ps. 104, 14-15].
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
De psalmist wordt bedacht met talrijke attenties, daarom ziet hij zich als een reiziger die toevlucht vindt in een gastvrije tent, terwijl zijn vijanden moeten toekijken, zonder te kunnen optreden, omdat degene die zij als prooi aanzagen, in veiligheid gebracht werd; hij werd een geheiligde, onaantastbare gast. En wij zijn zelf de psalmist wanneer wij werkelijk gelovig in gemeenschap met Christus zijn. Wanneer God Zijn tent opent om ons te verwelkomen, kan niets ons nog schade berokkenen.
Vervolgens, wanneer de reiziger vertrekt, duurt de Goddelijke bescherming verder en begeleidt zij hem op zijn reis:
Vervolgens, wanneer de reiziger vertrekt, duurt de Goddelijke bescherming verder en begeleidt zij hem op zijn reis:
"Voorspoed en zegen zullen mij volgen Mijn leven lang;De goedheid en trouw van God zijn de escorte die de psalmist begeleidt, wanneer hij uit de tent naar buiten komt en zijn weg vervolgt. Maar het is een weg die een nieuwe betekenis krijgt, die een pelgrimstocht wordt naar de Tempel van de Heer, de heilige plaats waar de bidder voor altijd naar wil “terugkomen” en waarheen hij ook wil "terugkeren". Het Hebreeuwse werkwoord dat hier gebruikt wordt, heeft de betekenis van terugkomen maar, door een kleine wijziging van een klinker, kan het begrepen worden als “wonen” en zo wordt het in de oude versies ook weergegeven evenals door de meerderheid van de moderne vertalingen. De twee betekenissen kunnen gehandhaafd worden: terugkeren naar de Tempel en er wonen, is het verlangen van elke Israëliet, en dicht bij God wonen in Zijn nabijheid en goedheid, is het verlangen en het heimwee van elke gelovige: werkelijk mogen wonen waar God is, dicht bij God. Door de Herder te volgen, komt men bij Zijn huis, dat is het doel van elke weg, de oase waarnaar gezocht wordt in de woestijn, de tent waar men toevlucht vindt en voor zijn vijanden vlucht, het oord van vrede waar men de goedheid en trouwe liefde van God kan ervaren, dag na dag, in de serene vreugde van een tijd die geen einde neemt.
In het huis van de Heer mag ik wonen
In lengte van dagen!" (Ps. 23, 7) [b:Ps. 23, 7]
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
De beelden van deze Psalm, met hun rijkdom en diepgang, hebben heel de geschiedenis en religieuze ervaring van het volk van Israël begeleid en begeleiden ook de christenen. Vooral de figuur van de herder roept de begintijd op van Exodus, de lange weg in de woestijn, als een kudde geleid door de Goddelijke Herder (Jes. 63, 11-14; Ps. 77, 20-21; Ps. 78, 52-54) [[b:Jes. 63, 11-14; Ps. 77, 20-21; Ps. 78, 52-54]]. En in het beloofde land, was het de koning die de opdracht had de kudde van de Heer te weiden, zoals David, een herder door God gekozen en voorafbeelding van de Messias (2 Sam. 5, 1-2; 2 Sam. 7, 8; Ps. 78, 70-72) [[b:2 Sam. 5, 1-2; 2 Sam. 7, 8; Ps. 78, 70-72]]. Daarna de ballingschap in Babylonië, bijna een nieuwe exodus (Jes. 40, 3-5.9-11; Jes. 43, 16-21) [[b:Jes. 40, 3-5.9-11; Jes. 43, 16-21]]: Israël keert terug naar zijn vaderland als een verdwaald en teruggevonden schaap, door God terug naar grazige weiden en rustplaatsen geleid (Ez. 34, 11-16.23-31) [[b:Ez. 34, 11-16.23-31]]. Maar het is in de Heer Jezus dat iedere suggestieve kracht van onze Psalm haar volheid bereikt, haar volle betekenis vindt: Jezus is de “Goede Herder” die op zoek gaat naar het verdwaalde schaap, die Zijn schapen kent en voor hen Zijn leven geeft (Mt. 19, 12-14; Lc. 15, 4-7; Joh. 10, 2-4.11-18) [[b:Mt. 19, 12-14; Lc. 15, 4-7; Joh. 10, 2-4.11-18]]. Hij is de weg, de juiste weg die ons naar het leven leidt (Joh. 14, 6) [[b:Joh. 14, 6]], het licht dat het donkere dal verlicht en elke angst overwint (Joh. 1, 9; Joh. 8, 12; Joh. 9, 5; Joh. 12, 46) [[b:Joh. 1, 9; Joh. 8, 12; Joh. 9, 5; Joh. 12, 46]]. Hij is de gulle gastheer die ons verwelkomt en beschut tegen de vijanden door de tafel van Zijn Lichaam en Bloed te bereiden (Mt. 26, 26-29; Mc. 14, 22-25; Lc. 22, 19-20) [[b:Mt. 26, 26-29; Mc. 14, 22-25; Lc. 22, 19-20]] en de laatste tafel van het Messiaanse bruiloftsmaal in de Hemel (Lc. 14, 15; Openb. 3, 20; Openb. 19, 9) [[b:Lc. 14, 15; Openb. 3, 20; Openb. 19, 9]]. Hij is de koninklijke Herder, koning door zachtmoedigheid en vergeving, op de troon van het glorievolle kruishout (Joh. 3, 13-15; Joh. 12, 32; Joh. 17, 4-5) [[b:Joh. 3, 13-15; Joh. 12, 32; Joh. 17, 4-5]].
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Dierbare broeders en zusters, Psalm 23 is een uitnodiging om ons vertrouwen in God te hernieuwen door ons helemaal aan Zijn handen over te geven. Vragen wij dan met geloof, dat de Heer ons verleent, zelfs op de moeilijke wegen van onze tijd, steeds Zijn paden te bewandelen zoals een volgzame en gehoorzame kudde, dat Hij ons verwelkomt in Zijn huis, aan Zijn tafel en ons naar rustige wateren leidt opdat wij ons, als wij de Heilige Geest ontvangen, aan die wateren kunnen laven, bronnen van levend water “die opborrelen tot eeuwig leven” (Joh. 4, 14) [b:Joh. 4, 14] (Joh. 7, 37-39) [[b:Joh. 7, 37-39]].
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/4323-mijn-herder-is-de-heer-het-ontbreekt-mij-aan-niets-over-psalm-23-nl