De Psalmen om door Christus tot God te bidden
x
Informatie over dit document
De Psalmen om door Christus tot God te bidden
7e catechese in de reeks over het christelijk gebed
Sint Pietersplein
Paus Benedictus XVI
22 juni 2011
Pauselijke geschriften - Audiënties
2011, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk
Vert. uit Franstalige vertaling (zenit.org)
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
22 juni 2011
Sorores Christi
14 oktober 2023
4156
nl
Referenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Dierbare broeders en zusters,In de vorige catecheses [d:334] hebben wij stilgestaan bij meerdere figuren uit het Oude Testament, die van bijzonder belang zijn voor onze reflectie over het gebed. Ik heb gesproken over Abraham [4121] die ten beste spreekt voor vreemde steden, over Jakob [4126] die in een nachtelijke strijd gezegend wordt, over Mozes [4136] die vergiffenis afsmeekt voor zijn volk, en over Elia [4154] die bidt voor de bekering van Israël. Met de catechese van vandaag zou ik een nieuwe fase willen aansnijden: in plaats van commentaar te geven bij bepaalde gebeurtenissen rond mensen die in gebed zijn, zullen we het “gebedenboek” bij uitstek bekijken, het boek der Psalmen. In de volgende catecheses zullen we enkele Psalmen lezen en overwegen die tot de mooiste en meest dierbare behoren van de gebedstraditie van de Kerk. Ik zou ze vandaag willen voorstellen door te spreken over het boek van de Psalmen in zijn geheel.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Het Psalterium dient zich aan als een “model” van gebed, een verzameling van honderd vijftig psalmen die de Bijbelse traditie aan het volk van gelovigen geeft, opdat het zijn gebed wordt, ons gebed, onze manier om ons tot God te richten en in relatie met Hem te treden. In dat boek vindt heel de menselijke ervaring zijn uitdrukking, met haar veelzijdige schakeringen en het hele gamma van gevoelens die het bestaan van de mens vergezellen. In de psalmen vermengen vreugde en lijden zich en komen tot uitdrukking, het verlangen naar God en de vaststelling van de eigen onwaardigheid, geluk en verlatenheid, vertrouwen in God en pijnlijke eenzaamheid, volheid van leven en angst om te sterven. Heel de werkelijkheid van de gelovige herkent zich in die gebeden, die het volk van Israël als eerste en de Kerk daarna, als bevoorrechte bemiddeling hebben aangegrepen voor de relatie met de ene God en als gepast antwoord op Zijn openbaring in de geschiedenis. Als gebed zijn de psalmen manifestaties van de ziel en het geloof, waarin allen zich kunnen herkennen en waarin de ervaring wordt meegedeeld van de bijzondere Gods nabijheid waartoe elke mens geroepen is. Heel de complexiteit van het menselijk bestaan bundelt zich in de complexiteit van de verschillende letterkundige vormen der psalmen: hymnen, klaagliederen, individuele en collectieve smeekbeden, dankliederen, boetepsalmen, wijsheidspsalmen en andere genres die wij in deze dichterlijke composities kunnen terugvinden.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Ondanks deze veelzeggende veelheid kunnen twee grote domeinen geïdentificeerd worden die het gebed van het Psalterium samenvatten: de smeekbede, verbonden aan het klaaglied, en de lof; twee dimensies die met elkaar verbonden en bijna onafscheidelijk zijn. Want de smeekbede wordt bezield door de zekerheid dat God zal antwoorden en dit geeft openheid voor lof en dankzegging; lof en dank worden geboren uit de ervaring van ontvangen heil en dit veronderstelt de behoefte aan hulp, wat door de smeekbede wordt uitgedrukt.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Smeekbede
In de smeekbede beklaagt de bidder zich en beschrijft hij zijn situatie van angst, gevaar, verlatenheid, of zoals in de boetepsalmen, belijdt hij zijn fout, de zonde en vraagt vergiffenis. Hij legt de Heer zijn nood uit, in de zekerheid dat hij gehoord wordt en dat impliceert dat God erkend wordt in Zijn goedheid, als Degene die naar het goede verlangt en “die al wat leeft bemint” (Wijsh. 11, 26) [[b:Wijsh. 11, 26]], bereid om te helpen, te redden, te vergeven. Zo bidt de Psalmist bijvoorbeeld in Psalm 31: “Bij U, o Heer, zoek ik toevlucht, laat mij niet voor immer vernederd (...) Gij kunt mij bevrijden uit het net dat zij heimelijk mij uitgezet hadden (..) Mijn sterkte zijt Gij” (Ps. 31, 2.5) [b:Ps. 31, 2.5]. In de klaagzang kan dus reeds iets doorklinken van de lof die aangekondigd wordt door de hoop op het ingrijpen van God en die nadien expliciet wordt wanneer het Goddelijk heil werkelijkheid geworden is. Op gelijkaardige manier erkent men door de herinnering aan de ontvangen gave of door het schouwen van de grootheid van Gods barmhartigheid, in de dank- en lofpsalmen ook zijn eigen kleinheid en noodzaak om gered te worden, wat aan de basis ligt van de smeekbede. Zo belijdt men tegenover God zijn conditie als schepsel die onvermijdelijk getekend is door de dood, doch ook draagster is van het verlangen naar leven. De Psalmist roept in Psalm 86 daarom uit: “Zo loof ik U, mijn God, in oprechtheid, verheerlijk uw naam ik – voor immer. Groot over mij was uw ontferming, Gij, die mijn leven bewaard hebt voor het dodenrijk daar beneden” (Ps. 86, 11-12) [b:Ps. 86, 11-12]. Op die manier zijn in het psalmgebed smeekbede en lof vermengd en versmelten zij tot één enkel lied dat de eeuwige genade bezingt van de Heer die zich over onze broosheid buigt.
In de smeekbede beklaagt de bidder zich en beschrijft hij zijn situatie van angst, gevaar, verlatenheid, of zoals in de boetepsalmen, belijdt hij zijn fout, de zonde en vraagt vergiffenis. Hij legt de Heer zijn nood uit, in de zekerheid dat hij gehoord wordt en dat impliceert dat God erkend wordt in Zijn goedheid, als Degene die naar het goede verlangt en “die al wat leeft bemint” (Wijsh. 11, 26) [[b:Wijsh. 11, 26]], bereid om te helpen, te redden, te vergeven. Zo bidt de Psalmist bijvoorbeeld in Psalm 31: “Bij U, o Heer, zoek ik toevlucht, laat mij niet voor immer vernederd (...) Gij kunt mij bevrijden uit het net dat zij heimelijk mij uitgezet hadden (..) Mijn sterkte zijt Gij” (Ps. 31, 2.5) [b:Ps. 31, 2.5]. In de klaagzang kan dus reeds iets doorklinken van de lof die aangekondigd wordt door de hoop op het ingrijpen van God en die nadien expliciet wordt wanneer het Goddelijk heil werkelijkheid geworden is. Op gelijkaardige manier erkent men door de herinnering aan de ontvangen gave of door het schouwen van de grootheid van Gods barmhartigheid, in de dank- en lofpsalmen ook zijn eigen kleinheid en noodzaak om gered te worden, wat aan de basis ligt van de smeekbede. Zo belijdt men tegenover God zijn conditie als schepsel die onvermijdelijk getekend is door de dood, doch ook draagster is van het verlangen naar leven. De Psalmist roept in Psalm 86 daarom uit: “Zo loof ik U, mijn God, in oprechtheid, verheerlijk uw naam ik – voor immer. Groot over mij was uw ontferming, Gij, die mijn leven bewaard hebt voor het dodenrijk daar beneden” (Ps. 86, 11-12) [b:Ps. 86, 11-12]. Op die manier zijn in het psalmgebed smeekbede en lof vermengd en versmelten zij tot één enkel lied dat de eeuwige genade bezingt van de Heer die zich over onze broosheid buigt.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Het is precies opdat het volk van gelovigen zich met deze zang zou kunnen verenigen, dat het boek der Psalmen aan Israël en de Kerk werd gegeven. De psalmen leren inderdaad bidden. Gods woord wordt daarin een woord van gebed – de woorden zijn van een psalmist die geïnspireerd is -, dat ook het woord wordt van de bidder die met de psalmen bidt. Dat is de schoonheid en eigenheid van dit Bijbelse boek: de gebeden die erin bevat zijn, maken in tegenstelling tot de andere gebeden in de Heilige Schrift, geen deel uit van het stramien van een verhaal dat er de betekenis en functie van specificeert. De psalmen worden de gelovige precies gegeven als een tekst voor het gebed, met als enig doel het gebed te worden van degene die het tot het zijne maakt en waarmee hij zich tot God richt. Aangezien zij het woord van God zijn, spreekt degene die de psalmen bidt, tot God, en wel met de woorden die God ons gegeven heeft; hij richt zich tot Hem met de woorden die Hij ons zelf geeft. Door met de psalmen te bidden, leert men bidden. Ze zijn een gebedsschool.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Iets gelijkaardigs gebeurt wanneer een kind begint te spreken, wanneer het namelijk zijn indrukken, emoties, behoeften leert uitdrukken met woorden die het niet aangeboren zijn, maar die het leert van zijn ouders en van degenen die het omringen. Wat het kind wil uitdrukken is zijn eigen ervaring doch het middel om ze uit te drukken, behoort aan anderen; het kind maakt zich dit middel beetje bij beetje eigen; de woorden die het van de ouders gekregen heeft, worden zijn woorden en door die woorden leert het ook een manier van denken en voelen, krijgt het toegang tot een wereld van begrippen en groeit het daarin op, treedt het in relatie met de realiteit, met de mensen en met God. De taal van zijn ouders is tenslotte zijn taal geworden, het spreekt met de woorden die het van anderen gekregen heeft en die voortaan zijn woorden geworden zijn. Zo is het ook met het psalmgebed. Het is ons gegeven opdat wij zouden leren ons tot God te richten, met Hem een gesprek aan te gaan, over ons te spreken met Zijn woorden, een taal te vinden voor de ontmoeting met God. En doorheen die woorden zal het ook mogelijk zijn de criteria te kennen en te aanvaarden van Zijn handelwijze, te naderen tot het mysterie van Zijn gedachten en wegen (Jes. 55, 8-9) [[b:Jes. 55, 8-9]] om meer en meer in geloof en liefde te groeien. Omdat onze woorden niet slechts woorden zijn, maar ons een reële en conceptuele wereld leren, leren die gebeden ons ook Gods hart kennen, zodat wij niet alleen met God kunnen spreken, maar kunnen leren wie God is; en door met Hem te leren spreken, leren wij mens zijn, onszelf zijn.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Lofzangen
In dit opzicht, lijkt de titel zinvol die de joodse traditie aan het Psalterium gegeven heeft. Zij noemt het “tehillîm”, een joods woord dat “lofzangen” betekent en van de werkwoordelijke stam komt die wij terugvinden in “alleluia” en die letterlijk betekent: “loof de Heer”. Ook al is het veelzijdig en complex, met zijn verschillende letterkundige genres en het op elkaar aansluiten van lof en smeekbede, is dit gebedenboek tenslotte een boek van lofzangen dat leert danken, dat de grootheid van Gods gave leert bezingen, de schoonheid van Zijn werken erkennen en Zijn heilige Naam verheerlijken. Dat is het meest geschikte antwoord op de manifestatie van de Heer en de ervaring van Zijn goedheid. Door ons te leren bidden, leren de psalmen ons dat God zelfs bij wanhoop, bij leed, aanwezig blijft en deze aanwezigheid is een bron van verrukking en bemoediging; men kan wenen, smeken, ten beste spreken, zich beklagen, doch in het besef dat we op weg zijn naar het licht, waar de lof definitief zal zijn. Zoals Psalm 36 ons leert: “Gij bergt de bron des levens, in uw licht zien wij licht” (Ps. 36, 10) [b:Ps. 36, 10].
In dit opzicht, lijkt de titel zinvol die de joodse traditie aan het Psalterium gegeven heeft. Zij noemt het “tehillîm”, een joods woord dat “lofzangen” betekent en van de werkwoordelijke stam komt die wij terugvinden in “alleluia” en die letterlijk betekent: “loof de Heer”. Ook al is het veelzijdig en complex, met zijn verschillende letterkundige genres en het op elkaar aansluiten van lof en smeekbede, is dit gebedenboek tenslotte een boek van lofzangen dat leert danken, dat de grootheid van Gods gave leert bezingen, de schoonheid van Zijn werken erkennen en Zijn heilige Naam verheerlijken. Dat is het meest geschikte antwoord op de manifestatie van de Heer en de ervaring van Zijn goedheid. Door ons te leren bidden, leren de psalmen ons dat God zelfs bij wanhoop, bij leed, aanwezig blijft en deze aanwezigheid is een bron van verrukking en bemoediging; men kan wenen, smeken, ten beste spreken, zich beklagen, doch in het besef dat we op weg zijn naar het licht, waar de lof definitief zal zijn. Zoals Psalm 36 ons leert: “Gij bergt de bron des levens, in uw licht zien wij licht” (Ps. 36, 10) [b:Ps. 36, 10].
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Maar naast de algemene titel van het boek, heeft de joodse traditie aan vele psalmen een eigen titel gegeven en de meerderheid ervan toegeschreven aan koning David. Als persoonlijkheid met een opvallend humane en theologische snaar, is David een complexe figuur, die de meest gevarieerde fundamentele ervaringen van het leven heeft doorgemaakt. Als jonge herder van de kudde van zijn vader, die afwisselend positieve en negatieve gebeurtenissen heeft meegemaakt, soms zelfs dramatische, wordt hij koning van Israël, herder van Gods volk. Een man van vrede, die vele oorlogen gevoerd heeft; een onvermoeibaar en hardnekkig Godzoeker, en toch heeft hij zijn liefde verraden, en dit is typisch: hij is altijd een Godzoeker gebleven, ook al heeft hij dikwijls zwaar gezondigd; nederig deed hij boete en aanvaardde Gods vergiffenis evenals Gods straf, hij aanvaardde een lot dat door leed getekend is. Zo is David een koning geweest, met al zijn zwakheden, “naar Gods hart” (1 Sam. 13, 14) [[b:1 Sam. 13, 14]]. De band van de psalmen met deze opmerkelijke koning van Israël is dus belangrijk omdat hij een messiaanse figuur is. Door de Heer gezalfd, in wie de grote lijnen van het Christusmysterie in zekere zin zijn aangegeven.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Even belangrijk en zinvol zijn de manier en de frequentie waarmee de woorden van de psalmen hernomen worden in het Nieuwe Testament, waardoor de profetische waarde opgenomen en benadrukt wordt, die gesuggereerd wordt door de band van het Psalmenboek met de messiaanse figuur van David. In de Heer Jezus, die tijdens Zijn aardse leven met de Psalmen gebeden heeft, vinden zij hun definitieve vervulling en openbaren zij hun meest volle en diepe betekenis. De gebeden van het Psalterium waarmee men tot God bidt, spreken ons over Hem, over de Zoon, beeld van de onzichtbare God (Kol. 1, 15) [b:Kol. 1, 15], die ons op volmaakte wijze het gelaat van de Vader openbaart. Door met de psalmen te bidden, door deze gezangen in een nieuw perspectief op te nemen - dat in het Paasmysterie zijn laatste sleutel tot interpretatie vindt -, bidt de christen in Christus en met Christus tot de Vader. De horizon van de bidder gaat zo open voor een onverwachte werkelijkheid, elke psalm krijgt in Christus een nieuw licht en het Psalterium kan in zijn oneindige rijkdom schitteren.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Zeer dierbare broeders en zusters, nemen wij dat heilige boek dan ter hand, laten wij van God leren hoe ons tot Hem te richten, maken wij van het Psalterium een gids die ons helpt en dagelijks op de weg van het gebed vergezelt. En vragen ook wij, als leerlingen van Jezus, “Heer, leer ons bidden” (Lc. 11, 1) [b:Lc. 11, 1] door ons hart te openen voor het gebed van de Meester, waarin alle gebeden hun vervulling vinden. Aldus kinderen geworden in de Zoon, kunnen wij tot God spreken en Hem “Onze Vader” noemen.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 1
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/4156-de-psalmen-om-door-christus-tot-god-te-bidden-nl