Naar de oude siteNormae de gravioribus delictis
x
Informatie over dit document
Normae de gravioribus delictis
Congregatie voor de Geloofsleer
21 Kann 2010
Curie - Normen
2010, Libreria Editrice Vaticana
Voorlopige werkvertaling deels Duitstalig, alineaverdeling en -nummering, alsmede de tussentitels: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
21 Kann 2010
13 maart 2023
3651
de
Taalopties voor dit document
Bekijk document in Nederlands Referenties naar dit document: 8
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
Deze tekst is aangepast aan de recente teksten hieromtrent (zie het dossier Seksueel misbruik [d:297]) en is een verdere uitwerking van o.a. Ad exsequendam - De delictis gravioribus [3490], zoals vastgesteld in het Motu Proprio Sacramentorum sanctitatis tutela [3501] van Paus Johannes Paulus II.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 1 Materiële normen
1
2
2
Artikel 1
§ 1. Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] behandelt confrom Art. 52 [577|52] van de Apostolische Constitutie Pastor Bonus [577] delicten die tegen de zeden en bij de viering van de Sacramenten zijn begaan, om in die gevallen volgens de norm van het algemene en het eigen recht canonieke straffen te verklaren of op leggen ongeacht de bevoegdheid van de Apostolische Penitentiarie [d:208] Pastor Bonus [[577|118]] en Decreet over doctrinaire onderzoeken [3504].
§ 2. Bij de onder § 1 genoemde delicten heeft de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] het recht, om in opdracht van de Paus de Kardinalen, Patriarchen, de Gezantschappen van de Apostolische Stoel, de Bisschoppen en andere natuurlijke personen te berechten die in can. 1405 § 3 [30|1405] van de Codex Iuris Canonici [30] en in (1061) can. 1061 [574] van de Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574] genoemd worden.
§ 3. De Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] behandelt de haar onder § 1 voorbehouden delicten volgens de volgende artikelen.
§ 1. Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] behandelt confrom Art. 52 [577|52] van de Apostolische Constitutie Pastor Bonus [577] delicten die tegen de zeden en bij de viering van de Sacramenten zijn begaan, om in die gevallen volgens de norm van het algemene en het eigen recht canonieke straffen te verklaren of op leggen ongeacht de bevoegdheid van de Apostolische Penitentiarie [d:208] Pastor Bonus [[577|118]] en Decreet over doctrinaire onderzoeken [3504].
§ 2. Bij de onder § 1 genoemde delicten heeft de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] het recht, om in opdracht van de Paus de Kardinalen, Patriarchen, de Gezantschappen van de Apostolische Stoel, de Bisschoppen en andere natuurlijke personen te berechten die in can. 1405 § 3 [30|1405] van de Codex Iuris Canonici [30] en in (1061) can. 1061 [574] van de Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574] genoemd worden.
§ 3. De Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] behandelt de haar onder § 1 voorbehouden delicten volgens de volgende artikelen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Artikel 2
§ 1. De in Art. 1 [al:1] genoemde delicten tegen het geloof zijn ketterij, apostasie en schisma volgens cann. 751 [30|751] en 1364 [30|1364] van de Codex Iuris Canonici [30] en cann. (1436) 1436 § 1 [574] en (1437)1437 [574] van de Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574]. § 2. In de gevallen, die in Art. 1 [al:1] genoemd zijn, is het de Ordinarius, resp. de Hiërarch toegestaan, volgens de normen van het recht de als straf ingetreden excommunicatie mogelijk op te heffen of een strafproces in eerste aanleg of per decreet administratief uit te voeren, onverlet het recht om bij de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] te appelleren resp. in hoger beroep te gaan.
§ 1. De in Art. 1 [al:1] genoemde delicten tegen het geloof zijn ketterij, apostasie en schisma volgens cann. 751 [30|751] en 1364 [30|1364] van de Codex Iuris Canonici [30] en cann. (1436) 1436 § 1 [574] en (1437)1437 [574] van de Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574]. § 2. In de gevallen, die in Art. 1 [al:1] genoemd zijn, is het de Ordinarius, resp. de Hiërarch toegestaan, volgens de normen van het recht de als straf ingetreden excommunicatie mogelijk op te heffen of een strafproces in eerste aanleg of per decreet administratief uit te voeren, onverlet het recht om bij de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] te appelleren resp. in hoger beroep te gaan.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Artikel 3
§ 1. Zeer zware delicten tegen de heiligheid van het eucharistische Offer en Sacrament, die voorbehouden zijn aan de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106], zijn:
§ 1. Zeer zware delicten tegen de heiligheid van het eucharistische Offer en Sacrament, die voorbehouden zijn aan de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106], zijn:
§ 2. De Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] is ook het delict voorbehouden, die vervat is in de als heiligschennend bedoelde consecratie van een of beide Gedaanten binnen of buiten een Eucharistieviering Codex Iuris Canonici [[30|927]]. Degene die dit delict uitvoert, zal naar de maat van de misdaad gestraft worden, waarbij wegzending of afzetten niet uitgesloten is.
- Het wegnemen of bij zich houden tot een heiligschennend doel of het wegwerpen van de geconsacreerde Gedaanten Antwoord over een dubium [[3663]] volgens can. 1367 [30|1367] van de Codex Iuris Canonici [30] en (1442) can. 1442 [574] van de Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574].
- De poging om het eucharistische Offer te vieren volgens can. 1378 § 2, 1o [30|1378] van de Codex Iuris Canonici [30].
- Het doen alsof men het eucharistische Offer viert volgens can. 1379 [30|1379] van de Codex Iuris Canonici [30] en (1443) can. 1443 [574] van de Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574].
- De volgens can. 908 [30|908] van de Codex Iuris Canonici [30] en (702) can. 702 [574] van de Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574] verboden concelebratie, waarvan in can. 1365 [30|1365] van de Codex Iuris Canonici [30] en (1440) can. 1440 [574] van de Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574] sprake is, samen met ambtsdragers van kerkelijke gemeenschappen, die geen apostolische successie kennen en die de sacramentele waardigheid van de Priesterwijding niet kennen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
24
24
Artikel 4
§ 1. Die der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] vorbehaltenen schwerwiegenderen Straftaten gegen die Heiligkeit des Bußsakraments sind:
§ 1. Die der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] vorbehaltenen schwerwiegenderen Straftaten gegen die Heiligkeit des Bußsakraments sind:
- Die Lossprechung des Mitschuldigen an einer Sünde gegen das sechste Gebot nach can. 1378 § 1 [30|1378] des Codex Iuris Canonici [30] und (1457) can. 1457 [574] des Codex Iuris Canonici (1917) [2620].
- Der Versuch der sakramentalen Lossprechung oder das verbotene Hören der Beichte nach can. 1378 § 2, 2o [30|1378] des Codex Iuris Canonici [30].
- Das Vortäuschen der sakramentalen Lossprechung nach can. 1379 [30|1379] des Codex Iuris Canonici [30] und (1443) can. 1443 [574] des Codex Iuris Canonici (1917) [2620].
- Die Verführung zu einer Sünde gegen das sechste Gebot des Tien Geboden [688] bei der Spendung oder bei Gelegenheit oder unter dem Vorwand der Beichte nach can. 1387 [30|1387] des Codex Iuris Canonici [30] und (1458) can. 1458 [574] des Codex Iuris Canonici (1917) [2620].
- Die direkte oder indirekte Verletzung des Beichtgeheimnisses nach can. 1388 § 1 [30|1388] des Codex Iuris Canonici [30] und (1456) can. 1456 § 1 [574] des Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574].
Referenties naar alinea 4: 1
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Artikel 5
Der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] ist auch die schwerwiegendere Straftat der versuchten Weihe einer Frau vorbehalten:
Der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] ist auch die schwerwiegendere Straftat der versuchten Weihe einer Frau vorbehalten:
- Unbeschadet der Vorschrift von can. 1378 [30|1378] des Codex Iuris Canonici [30] zieht sich jeder, der einer Frau die heilige Weihe zu spenden, wie auch die Frau, welche die heilige Weihe zu empfangen versucht, die dem Apostolischen Stuhl vorbehaltene Exkommunikation als Tatstrafe zu.
- Ist aber derjenige, der einer Frau die heilige Weihe zu spenden, oder die Frau, welche die heilige Weihe zu empfangen versucht, ein dem Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574] unterstehender Christgläubiger, dann ist diese Person, unbeschadet der Vorschrift von (1443) can. 1443 [574] dieses Kodex [574], mit der großen Exkommunikationzu bestrafen, deren Aufhebung ebenfalls dem Heiligen Stuhl vorbehalten ist.
- Wenn der Schuldige ein Kleriker ist, kann er mit der Entlassung oder Absetzung bestraft werden Algemeen decreet met betrekking het delict van een poging de heilige Wijding toe te dienen aan een vrouw [[2479]].
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Rescriptum "ex Audientia SS.mi" - waarmee de Instructie over de geheimhouding bij juridische procedures wordt gepromulgeerd ->=geentekst=
Artikel 6
§ 1. Die der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] vorbehaltenen schwerwiegenderen Vergehen gegen die Sitten sind:
§ 1. Die der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] vorbehaltenen schwerwiegenderen Vergehen gegen die Sitten sind:
- Die von einem Kleriker begangene Straftat gegen das sechste Gebot mit einem Minderjährigen unter achtzehn Jahren; bezüglich dieser Straftat wird dem Minderjährigen eine Person gleichgestellt, deren Vernunftgebrauch habituell eingeschränkt ist.
- Der Erwerb, die Aufbewahrung und die Verbreitung pornographischer Bilder von Minderjährigen unter
vierzehnachtzehn Jahren in jedweder Form und mit jedwedem Mittel durch einen Kleriker in übler Absicht.
Referenties naar alinea 6: 2
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici ->=geentekst=Rescriptum "ex Audientia SS.mi" - waarmee de Instructie over de geheimhouding bij juridische procedures wordt gepromulgeerd ->=geentekst=
Notities bij deze alinea
Vervanging (doorhaling) door gewijzigde (onderstreept) tekst conform Rescriptum ex Audientia, art. 1 [8848|+3] van 3 december 2019.Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Artikel 7
§ 1. Unbeschadet des Rechts der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106], von der Verjährung in einzelnen Fällen zu derogieren, unterliegt die strafrechtliche Verfolgung der Straftaten, die der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] vorbehalten sind, einer Verjährungsfrist von zwanzig Jahren.
§ 2. Die Verjährung läuft nach can. 1362 § 2 [30|1362] des Codex Iuris Canonici [30] und (1152) can. 1152 § 3 [574] des Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574]. Bei der Straftat nach Art. 6 § 1, 1o [al:6] dagegen beginnt die Verjährung mit dem Tag zu laufen, an dem der Minderjährige das achtzehnte Lebensjahr vollendet hat.
§ 1. Unbeschadet des Rechts der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106], von der Verjährung in einzelnen Fällen zu derogieren, unterliegt die strafrechtliche Verfolgung der Straftaten, die der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] vorbehalten sind, einer Verjährungsfrist von zwanzig Jahren.
§ 2. Die Verjährung läuft nach can. 1362 § 2 [30|1362] des Codex Iuris Canonici [30] und (1152) can. 1152 § 3 [574] des Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574]. Bei der Straftat nach Art. 6 § 1, 1o [al:6] dagegen beginnt die Verjährung mit dem Tag zu laufen, an dem der Minderjährige das achtzehnte Lebensjahr vollendet hat.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 2 Procedurele normen
- SECTIE 1 Samenstelling en bevoegdheden van het gerecht
8
Artikel 8
§ 1. Die Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] ist das Oberste Apostolische Gericht für die lateinische Kirche sowie für die katholischen Ostkirchen zur Behandlung der in den vorausgehenden Artikeln dargelegten Straftaten. § 2. Dieses Oberste Gericht behandelt auch die anderen Straftaten, die dem Angeklagten vom Kirchenanwalt vorgeworfen werden, sofern dabei eine Verbindung in der Person oder über Komplizenschaft vorliegt. § 3. Die Urteile dieses Obersten Gerichts, die innerhalb der Grenzen der eigenen Zuständigkeit getroffen werden, unterliegen nicht der Approbation durch den Papst.
§ 1. Die Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] ist das Oberste Apostolische Gericht für die lateinische Kirche sowie für die katholischen Ostkirchen zur Behandlung der in den vorausgehenden Artikeln dargelegten Straftaten. § 2. Dieses Oberste Gericht behandelt auch die anderen Straftaten, die dem Angeklagten vom Kirchenanwalt vorgeworfen werden, sofern dabei eine Verbindung in der Person oder über Komplizenschaft vorliegt. § 3. Die Urteile dieses Obersten Gerichts, die innerhalb der Grenzen der eigenen Zuständigkeit getroffen werden, unterliegen nicht der Approbation durch den Papst.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Artikel 9
§ 1. Die Richter dieses Obersten Gerichts sind von Rechts wegen die Mitglieder der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106]. § 2. Der Versammlung der Mitglieder steht als Erster unter Gleichen der Präfekt der Congregatie [d:106] vor. Bei Abwesenheit oder Verhinderung des Präfekten übt der Sekretär der Congregatie [d:106] dieses Amt aus. § 3. Der Präfekt der Congregatie [d:106] hat das Recht, auch andere Richter auf Dauer oder für den Einzelfall zu ernennen.
§ 1. Die Richter dieses Obersten Gerichts sind von Rechts wegen die Mitglieder der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106]. § 2. Der Versammlung der Mitglieder steht als Erster unter Gleichen der Präfekt der Congregatie [d:106] vor. Bei Abwesenheit oder Verhinderung des Präfekten übt der Sekretär der Congregatie [d:106] dieses Amt aus. § 3. Der Präfekt der Congregatie [d:106] hat das Recht, auch andere Richter auf Dauer oder für den Einzelfall zu ernennen.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Artikel 10
Die ernannten Richter müssen Priester reifen Alters sein, ein Doktorat in Kirchenrecht besitzen und sich durch gute Sitten, vor allem durch Klugheit und juristische Erfahrung, auszeichnen; sie dürfen zugleich ein Amt als Richter oder Berater in einem anderen Dikasterium der Romeinse Curie [d:41] ausüben.
Die ernannten Richter müssen Priester reifen Alters sein, ein Doktorat in Kirchenrecht besitzen und sich durch gute Sitten, vor allem durch Klugheit und juristische Erfahrung, auszeichnen; sie dürfen zugleich ein Amt als Richter oder Berater in einem anderen Dikasterium der Romeinse Curie [d:41] ausüben.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Artikel 11
Zur Erhebung und Vertretung der Anklage wird ein Kirchenanwalt eingesetzt, der Priester sein, ein Doktorat in Kirchenrecht besitzen und sich durch gute Sitten, vor allem durch Klugheit und juristische Erfahrung, auszeichnen muss; er übt sein Amt in allen Stufen des Prozesses aus.
Zur Erhebung und Vertretung der Anklage wird ein Kirchenanwalt eingesetzt, der Priester sein, ein Doktorat in Kirchenrecht besitzen und sich durch gute Sitten, vor allem durch Klugheit und juristische Erfahrung, auszeichnen muss; er übt sein Amt in allen Stufen des Prozesses aus.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Artikel 12
Für die Aufgaben des Notars und des Kanzlers werden Priester bestellt, seien es Mitarbeiter der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] oder Externe.
Für die Aufgaben des Notars und des Kanzlers werden Priester bestellt, seien es Mitarbeiter der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] oder Externe.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Artikel 13
Als Anwalt und Prokurator fungiert einPriesterGläubiger, der ein Doktorat in Kirchenrecht besitzt und vom Vorsitzenden des Richterkollegiums approbiert wird.
Als Anwalt und Prokurator fungiert ein
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
Vervanging (doorhaling) door gewijzigde (onderstreept) tekst conform Rescriptum ex Audientia, art. 2 § 1 [8848|+4] van 3 december 2019.Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Artikel 14
Auch bei den anderen Gerichten können für die in diesen Normen behandelten Fälle nur Priester die Ämter des Richters, Kirchenanwalts,und Notars und Anwalts gültig ausüben.
Auch bei den anderen Gerichten können für die in diesen Normen behandelten Fälle nur Priester die Ämter des Richters, Kirchenanwalts
Referenties naar alinea 14: 1
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici ->=geentekst=Notities bij deze alinea
Vervanging (doorhaling) door gewijzigde (onderstreept) tekst conform Rescriptum ex Audientia, art. 2 § 2 [8848|+4] van 3 december 2019.Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Artikel 15
Unbeschadet der Vorschrift von can. 1421 [30|1421] des Codex Iuris Canonici [30] und (1087) can. 1087 [574] des Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574], steht es der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] frei, von den Anforderungen der Priesterweihe und des Doktorats in Kirchenrecht zu dispensieren.
Unbeschadet der Vorschrift von can. 1421 [30|1421] des Codex Iuris Canonici [30] und (1087) can. 1087 [574] des Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574], steht es der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] frei, von den Anforderungen der Priesterweihe und des Doktorats in Kirchenrecht zu dispensieren.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
18
18
Artikel 16
Wann immer der Ordinarius oder Hierarch eine mindestens wahrscheinliche Nachricht über eine schwerwiegendere Straftat erhält, muss er nach Durchführung einer Voruntersuchung die Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] darüber informieren. Wenn die Congregatie [d:106] den Fall nicht aufgrund besonderer Umstände an sich zieht, beauftragt sie den Ordinarius oder den Hierarchen, weiter vorzugehen, unbeschadet des Rechts, gegebenenfalls gegen ein Urteil erster Instanz an das Oberste Gericht der Congregatie [d:106] zu appellieren.
Wann immer der Ordinarius oder Hierarch eine mindestens wahrscheinliche Nachricht über eine schwerwiegendere Straftat erhält, muss er nach Durchführung einer Voruntersuchung die Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] darüber informieren. Wenn die Congregatie [d:106] den Fall nicht aufgrund besonderer Umstände an sich zieht, beauftragt sie den Ordinarius oder den Hierarchen, weiter vorzugehen, unbeschadet des Rechts, gegebenenfalls gegen ein Urteil erster Instanz an das Oberste Gericht der Congregatie [d:106] zu appellieren.
Referenties naar alinea 16: 1
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Artikel 17
Wenn ein Fall direkt der Congregatie [d:106] vorgelegt wird und noch keine Voruntersuchung stattgefunden hat, können die prozessvorbereitenden Maßnahmen, die nach allgemeinem Recht dem Ordinarius oder dem Hierarchen zukommen, von der Congregatie [d:106] selbst durchgeführt werden.
Wenn ein Fall direkt der Congregatie [d:106] vorgelegt wird und noch keine Voruntersuchung stattgefunden hat, können die prozessvorbereitenden Maßnahmen, die nach allgemeinem Recht dem Ordinarius oder dem Hierarchen zukommen, von der Congregatie [d:106] selbst durchgeführt werden.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Artikel 18
Die Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] kann in den Verfahren, die ihr rechtmäßig zugeleitet worden sind, unbeschadet des Rechts auf Verteidigung Rechtsakte heilen, wenn von den untergeordneten Gerichten, die gemäß Art. 16 [al:16] im Auftrag der Congregatie [d:106] handeln, bloße Verfahrensregelungen verletzt worden sind.
Die Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] kann in den Verfahren, die ihr rechtmäßig zugeleitet worden sind, unbeschadet des Rechts auf Verteidigung Rechtsakte heilen, wenn von den untergeordneten Gerichten, die gemäß Art. 16 [al:16] im Auftrag der Congregatie [d:106] handeln, bloße Verfahrensregelungen verletzt worden sind.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Het seksuele misbruik van minderjarigen: een meervoudige reactie op de uitdaging ->=geentekst=
Het ambt van priesters en diakens en hun recht op onderhoud ->=geentekst=
Artikel 19
Unbeschadet des Rechts des Ordinarius oder des Hierarchen, mit Beginn der Voruntersuchung Maßnahmen nach can. 1722 [30|1722] des Codex Iuris Canonici [30] und (1473) can. 1473 [574] des Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574] zu ergreifen, besitzt dieselbe Vollmacht auch der turnusgemäße Vorsitzende des Gerichts auf Antrag des Kirchenanwalts unter den Bedingungen, die in den genannten Kanones festgeschrieben sind.
Unbeschadet des Rechts des Ordinarius oder des Hierarchen, mit Beginn der Voruntersuchung Maßnahmen nach can. 1722 [30|1722] des Codex Iuris Canonici [30] und (1473) can. 1473 [574] des Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574] zu ergreifen, besitzt dieselbe Vollmacht auch der turnusgemäße Vorsitzende des Gerichts auf Antrag des Kirchenanwalts unter den Bedingungen, die in den genannten Kanones festgeschrieben sind.
Referenties naar alinea 19: 3
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici ->=geentekst=Het seksuele misbruik van minderjarigen: een meervoudige reactie op de uitdaging ->=geentekst=
Het ambt van priesters en diakens en hun recht op onderhoud ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
28
28
Artikel 20
Das Oberste Gericht der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] behandelt in zweiter Instanz:
Das Oberste Gericht der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] behandelt in zweiter Instanz:
- Die Verfahren, die von den untergeordneten Gerichten in erster Instanz behandelt worden sind.
- Die Verfahren, die vom Obersten Apostolischen Gericht selbst in erster Instanz behandelt worden sind.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- SECTIE 2 Wijze van procederen
21
Artikel 21
§ 1. Die der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] vorbehaltenen schwerwiegenderen Straftaten müssen in einem kanonischen Strafprozess untersucht werden.
§ 2. Es steht der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] jedoch frei:
§ 1. Die der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] vorbehaltenen schwerwiegenderen Straftaten müssen in einem kanonischen Strafprozess untersucht werden.
§ 2. Es steht der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] jedoch frei:
- In einzelnen Fällen von Amts wegen oder auf Antrag des Ordinarius oder des Hierarchen zu entscheiden, gemäß can. 1720 [30|1720] des Codex Iuris Canonici [30] und (1486) can. 1486 [574] des Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium [574] auf dem Weg eines außergerichtlichen Dekrets vorzugehen; unbefristete Sühnestrafen können jedoch nur im Auftrag der Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] verhängt werden.
- Sehr schwerwiegende Fälle, bei denen die begangene Straftat offenkundig ist und dem Angeklagten die Möglichkeit zur Verteidigung gegeben worden war, direkt dem Papst zur Entscheidung über die Entlassung aus dem Klerikerstand oder über die Absetzung zusammen mit der Dispens von der Zölibatsverpflichtung vorzulegen.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Artikel 22
Für die Behandlung einer Sache hat der Präfekt ein Richtergremium von drei oder fünf Richtern zu bestellen.
Für die Behandlung einer Sache hat der Präfekt ein Richtergremium von drei oder fünf Richtern zu bestellen.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
Artikel 23
Wenn der Kirchenanwalt in einem Berufungsverfahren eine signifikant veränderte Anklage vorlegt, kann das Oberste Gericht als erste Instanz diese zulassen und darüber urteilen.
Wenn der Kirchenanwalt in einem Berufungsverfahren eine signifikant veränderte Anklage vorlegt, kann das Oberste Gericht als erste Instanz diese zulassen und darüber urteilen.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Artikel 24
§ 1. In den Verfahren über Straftaten nach Art. 4 § 1 [al:4] kann das Gericht den Namen des Anklägers weder dem Angeklagten noch seinem Anwalt mitteilen, es sei denn, der Ankläger hat ausdrücklich zugestimmt. § 2. Das Gericht muss dabei mit besonderer Aufmerksamkeit die Glaubwürdigkeit des Anklägers beurteilen. § 3. Immer ist jedoch darauf zu achten, dass jedwede Gefahr einer Verletzung des Beichtgeheimnisses absolut vermieden wird.
§ 1. In den Verfahren über Straftaten nach Art. 4 § 1 [al:4] kann das Gericht den Namen des Anklägers weder dem Angeklagten noch seinem Anwalt mitteilen, es sei denn, der Ankläger hat ausdrücklich zugestimmt. § 2. Das Gericht muss dabei mit besonderer Aufmerksamkeit die Glaubwürdigkeit des Anklägers beurteilen. § 3. Immer ist jedoch darauf zu achten, dass jedwede Gefahr einer Verletzung des Beichtgeheimnisses absolut vermieden wird.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
Artikel 25
Wenn ein Zwischenverfahren auftritt, hat das Richterkollegium die Sache sehr rasch per Dekret zu entscheiden.
Wenn ein Zwischenverfahren auftritt, hat das Richterkollegium die Sache sehr rasch per Dekret zu entscheiden.
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Artikel 26
§ 1. Unbeschadet des Rechts, an das Oberste Gericht zu appellieren, müssen die gesamten Akten des Verfahrens, wenn die Sache bei einem anderen Gericht wie auch immer entschieden worden ist, von Amts wegen umgehend an die Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] übersandt werden.
§ 2. Die Frist, innerhalb derer der Kirchenanwalt der Congregatien [d:106] das Urteil anfechten kann, beginnt mit dem Tag zu laufen, an dem das Urteil erster Instanz dem Kirchenanwalt mitgeteilt worden ist.
§ 1. Unbeschadet des Rechts, an das Oberste Gericht zu appellieren, müssen die gesamten Akten des Verfahrens, wenn die Sache bei einem anderen Gericht wie auch immer entschieden worden ist, von Amts wegen umgehend an die Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] übersandt werden.
§ 2. Die Frist, innerhalb derer der Kirchenanwalt der Congregatien [d:106] das Urteil anfechten kann, beginnt mit dem Tag zu laufen, an dem das Urteil erster Instanz dem Kirchenanwalt mitgeteilt worden ist.
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Artikel 27
Gegen Verwaltungsakte für Einzelfälle, welche die Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] in den Verfahren über ihr vorbehaltene Straftaten erlassen oder approbiert hat, kann innerhalb der ausschließlichen Nutzfrist von sechzig Tagen eine Verwaltungsbeschwerde an die Ordentliche Versammlung des Dikasteriums (Feria IV) eingelegt werden, die über deren Begründung und Rechtmäßigkeit entscheidet. Es besteht keine Möglichkeit eines weiteren Rekurses gemäß Art. 123 [577|123] der Apostolischen Konstitution Pastor Bonus [577].
Gegen Verwaltungsakte für Einzelfälle, welche die Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] in den Verfahren über ihr vorbehaltene Straftaten erlassen oder approbiert hat, kann innerhalb der ausschließlichen Nutzfrist von sechzig Tagen eine Verwaltungsbeschwerde an die Ordentliche Versammlung des Dikasteriums (Feria IV) eingelegt werden, die über deren Begründung und Rechtmäßigkeit entscheidet. Es besteht keine Möglichkeit eines weiteren Rekurses gemäß Art. 123 [577|123] der Apostolischen Konstitution Pastor Bonus [577].
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Artikel 28
Eine Entscheidung ist rechtskräftig:
Eine Entscheidung ist rechtskräftig:
- Wenn ein Urteil in zweiter Instanz ergangen ist.
- Wenn gegen ein Urteil nicht innerhalb eines Monats Berufung eingelegt worden ist.
- Wenn der Berufungsantrag bei einem Berufungsverfahren verfallen ist oder darauf verzichtet wurde.
- Wenn ein Urteil nach Vorschrift von Art. 20 [al:20] gefällt worden ist.
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
Artikel 29
§ 1. Die Verfahrungskosten werden so beglichen, wie das Urteil es festsetzt. § 2. Wenn der Beschuldigte die Kosten nicht tragen kann, sind sie vom Ordinarius oder vom Hierarchen des Verfahrens zu begleichen.
§ 1. Die Verfahrungskosten werden so beglichen, wie das Urteil es festsetzt. § 2. Wenn der Beschuldigte die Kosten nicht tragen kann, sind sie vom Ordinarius oder vom Hierarchen des Verfahrens zu begleichen.
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
Artikel 30
§ 1. Die genannten Verfahren unterliegen dem päpstlichen Amtsgeheimnis. (36) Art. 36 § 2: AAS 91 (1999) 646: “Mit besonderer Sorgfalt ist das päpstliche Amtsgeheimnis zu beachten nach der Vorschrift der Instruktion Secreta contenere vom 4. Februar 1974”. [[5708]] „Art. 1.- Unter das päpstliche Amtsgeheimnis fallen: ... 4) Die außergerichtlich erhaltenen Anzeigen über Straftaten gegen den Glauben und gegen die Sitten und über Straftaten gegen das Sakrament der Buße sowie das Verfahren und die Entscheidung, welche zu diesen Anzeigen gehören, stets unbeschadet des Rechts desjenigen, der vor der Autorität angezeigt wurde, die Anzeige zu erfahren, wenn dies zur eigenen Verteidigung notwendig ist. Es ist freilich nur dann erlaubt, den Namen des Anzeigenden bekannt zu geben, wenn es der Autorität nützlich erscheint, dass der Angezeigte und der, der ihn angezeigt hat, zugleich erscheinen; ...“ (AAS (66 1974) S. 90). [[5707|1]]
§ 2. Wer immer das Amtsgeheimnis verletzt oder, sei es aus List oder aus schwerer Fahrlässigkeit, dem Angeklagten oder den Zeugen einen anderen Schaden zufügt, ist auf Antrag des Geschädigten oder auch von Amts wegen vom höheren Gericht mit angemessenen Strafen zu belegen.
§ 1. Die genannten Verfahren unterliegen dem päpstlichen Amtsgeheimnis. (36) Art. 36 § 2: AAS 91 (1999) 646: “Mit besonderer Sorgfalt ist das päpstliche Amtsgeheimnis zu beachten nach der Vorschrift der Instruktion Secreta contenere vom 4. Februar 1974”. [[5708]] „Art. 1.- Unter das päpstliche Amtsgeheimnis fallen: ... 4) Die außergerichtlich erhaltenen Anzeigen über Straftaten gegen den Glauben und gegen die Sitten und über Straftaten gegen das Sakrament der Buße sowie das Verfahren und die Entscheidung, welche zu diesen Anzeigen gehören, stets unbeschadet des Rechts desjenigen, der vor der Autorität angezeigt wurde, die Anzeige zu erfahren, wenn dies zur eigenen Verteidigung notwendig ist. Es ist freilich nur dann erlaubt, den Namen des Anzeigenden bekannt zu geben, wenn es der Autorität nützlich erscheint, dass der Angezeigte und der, der ihn angezeigt hat, zugleich erscheinen; ...“ (AAS (66 1974) S. 90). [[5707|1]]
§ 2. Wer immer das Amtsgeheimnis verletzt oder, sei es aus List oder aus schwerer Fahrlässigkeit, dem Angeklagten oder den Zeugen einen anderen Schaden zufügt, ist auf Antrag des Geschädigten oder auch von Amts wegen vom höheren Gericht mit angemessenen Strafen zu belegen.
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
Artikel 31
In diesen Verfahren müssen neben den Vorschriften der vorliegenden Normen, die für alle Gerichte der lateinischen Kirche und der katholischen Ostkirchen gelten, auch die Kanones über die Straftaten, die Strafen und den Strafprozess des einen wie auch des anderen Kodex angewandt werden.
In diesen Verfahren müssen neben den Vorschriften der vorliegenden Normen, die für alle Gerichte der lateinischen Kirche und der katholischen Ostkirchen gelten, auch die Kanones über die Straftaten, die Strafen und den Strafprozess des einen wie auch des anderen Kodex angewandt werden.
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 8
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/3651-normae-de-gravioribus-delictis-de