Z. Johannes Duns Scotus
x
Informatie over dit document
Z. Johannes Duns Scotus
Paus Benedictus XVI
7 juli 2010
Pauselijke geschriften - Audiënties
2010, Libreria Editrice Vaticana
Vert.: Sorores Christi; alineaverdeling en -nummering: redactie
Vert.: Sorores Christi; alineaverdeling en -nummering: redactie
7 juli 2010
21 juni 2014
3644
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Dierbare broeders en zusters,
Vanmorgen, na meerdere catecheses over grote theologen [d:252] – wil ik u een andere grote figuur voorstellen uit de geschiedenis van de theologie: de zalige Johannes Duns Scotus [d:248], die leefde op het einde van de XIIIe eeuw. Een oude inscriptie op zijn graf vat de geografische referentiepunten uit zijn biografie samen: “Engeland ontving hem; Frankrijk onderrichtte hem; Keulen in Duitsland bewaart zijn stoffelijk overschot; in Schotland werd hij geboren”. We kunnen deze gegevens niet veronachtzamen, meer bepaald omdat wij over zeer weinig gegevens beschikken uit het leven van Duns Scotus. Hij werd waarschijnlijk in 1266 geboren, in een dorp Duns genaamd, niet ver van Edinburgh. Aangetrokken door het charisma van de heilige Franciscus van Assisi, trad hij binnen in de familie van de Minderbroeders en werd in 1291 priester gewijd. Begiftigd met een buitengewoon verstand en tot speculatie geneigd – een intelligentie die hem in de traditie de titel “doctor subtilis”, “fijnzinnige kerkleraar” opleverde – bracht Duns Scotus tot de studie van filosofie en theologie aan de bekende universiteiten van Oxford en Parijs. Na zijn succesvolle opleiding begon hij theologie te onderwijzen aan de universiteiten van Oxford en Cambridge, vervolgens die van Parijs en gaf hij, zoals alle meesters van die tijd, commentaar bij de “ Sententiae [3352]” (Spreuken) van Petrus Lombardus. De belangrijkste werken van Duns Scotus zijn juist de rijpe vrucht van deze lessen en hun titel verwijst naar de plaats waar hij ze onderrichtte: “ Opus Oxoniense [3648]” (Oxford), “ Reportatio Cambrigensis [3649]” (Cambridge), “ Reportatio Parisiensis examinata [2937]” (Parijs). Toen een ernstig conflict losbarstte tussen koning Filips IV de Schone en Paus Bonifatius VIII, verliet Duns Scotus Parijs en verkoos hij eerder vrijwillige ballingschap dan een document te ondertekenen dat de Paus vijandig gezind was en dat de koning aan alle religieuzen had opgelegd. Uit liefde voor de Stoel van Petrus verliet hij met de Franciscanen het land.
Vanmorgen, na meerdere catecheses over grote theologen [d:252] – wil ik u een andere grote figuur voorstellen uit de geschiedenis van de theologie: de zalige Johannes Duns Scotus [d:248], die leefde op het einde van de XIIIe eeuw. Een oude inscriptie op zijn graf vat de geografische referentiepunten uit zijn biografie samen: “Engeland ontving hem; Frankrijk onderrichtte hem; Keulen in Duitsland bewaart zijn stoffelijk overschot; in Schotland werd hij geboren”. We kunnen deze gegevens niet veronachtzamen, meer bepaald omdat wij over zeer weinig gegevens beschikken uit het leven van Duns Scotus. Hij werd waarschijnlijk in 1266 geboren, in een dorp Duns genaamd, niet ver van Edinburgh. Aangetrokken door het charisma van de heilige Franciscus van Assisi, trad hij binnen in de familie van de Minderbroeders en werd in 1291 priester gewijd. Begiftigd met een buitengewoon verstand en tot speculatie geneigd – een intelligentie die hem in de traditie de titel “doctor subtilis”, “fijnzinnige kerkleraar” opleverde – bracht Duns Scotus tot de studie van filosofie en theologie aan de bekende universiteiten van Oxford en Parijs. Na zijn succesvolle opleiding begon hij theologie te onderwijzen aan de universiteiten van Oxford en Cambridge, vervolgens die van Parijs en gaf hij, zoals alle meesters van die tijd, commentaar bij de “ Sententiae [3352]” (Spreuken) van Petrus Lombardus. De belangrijkste werken van Duns Scotus zijn juist de rijpe vrucht van deze lessen en hun titel verwijst naar de plaats waar hij ze onderrichtte: “ Opus Oxoniense [3648]” (Oxford), “ Reportatio Cambrigensis [3649]” (Cambridge), “ Reportatio Parisiensis examinata [2937]” (Parijs). Toen een ernstig conflict losbarstte tussen koning Filips IV de Schone en Paus Bonifatius VIII, verliet Duns Scotus Parijs en verkoos hij eerder vrijwillige ballingschap dan een document te ondertekenen dat de Paus vijandig gezind was en dat de koning aan alle religieuzen had opgelegd. Uit liefde voor de Stoel van Petrus verliet hij met de Franciscanen het land.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Dierbare broeders en zusters, dit feit nodigt ons uit in herinnering te brengen hoe dikwijls gelovigen in de loop van de geschiedenis vijandigheid ervoeren en zelfs vervolging ondergingen omwille van hun trouw aan en devotie voor Christus, de Kerk en de Paus. Wij kijken allemaal met bewondering naar Christenen die ons leren het geloof in Christus, de gemeenschap met de opvolger van Petrus en zo met de universele Kerk, als een kostbaar goed te bewaren.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Doch de verhoudingen tussen de koning van Frankrijk en de opvolger van Bonifatius VIII werden spoedig opnieuw vriendschappelijk en in 1305 kon Duns Scotus naar Parijs terugkeren om theologie te onderrichten onder de titel “Magister regens”, wij zouden vandaag “hoogleraar” zeggen. Vervolgens stuurden zijn oversten hem naar Keulen als professor aan het “Studium” van Franciscaanse theologie, maar hij stierf op 8 november 1308, amper 43 jaar oud; toch liet hij een aantal grote werken na.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Door de faam van heiligheid die hij genoot, verspreidde zijn cultus zich snel binnen de Franciscaanse Orde en de eerbiedwaardige Paus Johannes Paulus II wilde hem op 20 maart 2003 plechtig zalig verklaren [2751]; hij noemde hem “Dichter van het mens geworden Woord en verdediger van de Onbevlekte Ontvangenis”. Deze uitdrukking is een samenvatting van de grote bijdrage van Duns Scotus aan de geschiedenis van de theologie.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Hij heeft vooral het mysterie van de menswording overwogen en in tegenstelling met vele christelijke denkers uit zijn tijd, was hij van mening dat Gods Zoon zou mens geworden zijn ook indien de mensheid niet gezondigd had. Hij beweert in de “ Reportatio Parisiensis examinata [2937]”: “Denken dat God aan zo een werk zou verzaakt hebben indien Adam niet gezondigd had, zou werkelijk onredelijk zijn! Dus, niet de val was de oorzaak van Christus’ voorbestemming – zelfs indien niemand gevallen was, noch de engel noch de mens – was volgens deze hypothese Christus toch op dezelfde manier voorbestemd” in III Sent., d. 7, 4 [[2937]]. Deze gedachte, misschien een beetje verrassend, komt omdat dat de menswording van Gods Zoon, die volgens Duns Scotus van in de eeuwigheid voorzien was in het liefdesplan van God de Vader, de voltooiing van de schepping is en omdat zij het, in Christus en door Zijn toedoen, voor ieder schepsel mogelijk maakt vervuld te worden van genade en God in de eeuwigheid te danken en te eren. Zelfs in het besef dat Christus ons omwille van de erfzonde, in werkelijkheid vrijgekocht heeft door Zijn lijden, dood en verrijzenis, zegt Duns Scotus nogmaals dat de menswording het grootste en mooiste werk is van heel de heilsgeschiedenis en dat zij door geen enkel bijkomstig feit geconditioneerd is, maar het oorspronkelijk idee van God is om uiteindelijk heel de schepping met Hem te verenigen in de Persoon en het vlees van de Zoon.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Als trouwe volgeling van de heilige Franciscus, hield Duns Scotus ervan het mysterie te schouwen en te verkondigen van het heilzame lijden van Christus, uitdrukking van de immense liefde van God, die de stralen van Zijn goedheid en liefde zeer vrijgevig meedeelt vgl: c. 4 [[[2935]]]. En deze liefde openbaart zich niet alleen op Calvarië maar ook in de Allerheiligste Eucharistie, waarvoor Duns Scotus een zeer grote devotie had en die hij zag als het sacrament van Jezus’ werkelijke aanwezigheid en als het sacrament van eenheid en gemeenschap dat ertoe leidt elkaar lief te hebben en God als het hoogste gemene Goed vgl: in IV Sent., d. 8, q. 1, n. 3 [[[2937]]].
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Dierbare broeders en zusters, deze theologische visie, sterk “christocentrisch”, brengt ons tot contemplatie, verwondering en dankbaarheid: Christus is het centrum van de geschiedenis en het universum, Degene die zin geeft, waardigheid en waarde aan ons leven! Zoals Paus Paulus VI in Manilla, zou ook ik vandaag tot de wereld willen uitroepen: “(Christus) is degene die ons de onzichtbare God heeft geopenbaard, de eerstgeborene van heel de schepping, het fundament van alle dingen; Hij is de Meester van de mensheid en de Verlosser; Hij is voor ons geboren, gestorven, verrezen; Hij is het centrum van de wereldgeschiedenis; Hij is degene die ons kent en bemint; Hij is de gezel en vriend van ons leven ... Ik zou niet kunnen ophouden over Hem te spreken” Christus en uw redding [[3280|1]].
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Niet alleen de rol van Christus in de heilsgeschiedenis, maar ook die van Maria is het voorwerp van het denken van de “doctor subtilis”. Ten tijde van Duns Scotus, had de meerderheid van de theologen een schijnbaar onoverkomelijk bezwaar tegen de leer dat de Allerheiligste Maagd Maria gevrijwaard gebleven is van de erfzonde vanaf het eerste ogenblik van Haar ontvangenis: de universaliteit van de verlossing die Christus bewerkt had, kon door dergelijke bewering op het eerste gezicht in gevaar gebracht worden, alsof Maria Christus en Zijn verlossing niet nodig had. Daarom kantten de theologen zich tegen deze stelling. Om de vrijwaring van de erfzonde begrijpelijk te maken, ontwikkelde Duns Scotus dan een argument dat later, in 1854, ook door Paus Pius IX zou overgenomen worden toen hij het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria plechtig afkondigde [254]. Het argument is dat van de “preventieve verlossing”, volgens dewelke de Onbevlekte Ontvangenis het meesterwerk van de verlossing is, door Christus bewerkt; juist door de kracht van Zijn liefde en bemiddeling bleef Zijn Moeder gevrijwaard van de erfzonde. Maria werd dus geheel door Christus vrijgekocht, doch zelfs voordat Zij ontvangen werd. De Franciscanen, zijn medebroeders, aanvaardden en verspreidden deze leer met begeestering en andere theologen zetten zich – dikwijls met een plechtige belofte – in om ze te verdedigen en te vervolmaken.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
In dit verband zou ik een feit willen belichten dat mij heel belangrijk lijkt. Theologen van grote waarde, zoals Duns Scot, hebben inzake de leer over de Onbevlekte Ontvangenis, met hun specifieke gedachte verrijkt wat het volk Gods reeds spontaan over de Allerzaligste Maagd Maria geloofde en wat het in zijn vroomheid, artistieke expressies en algemeen in het christelijk leven tot uiting bracht. Zo was het geloof zowel in de Onbevlekte Ontvangenis als in de lichamelijke Tenhemelopneming van de Maagd Maria, reeds aanwezig onder het volk Gods, terwijl de theologie de sleutel nog niet gevonden had om beide binnen de totaliteit van de geloofsleer te interpreteren. Het volk Gods gaat dus aan de theologen vooraf en dat alles dank zij de bovennatuurlijke “sensus fidei”, namelijk het vermogen dat de Heilige Geest geeft om de werkelijkheid van het geloof, nederig van hart en geest te aanvaarden. In die zin is het volk Gods een “leergezag dat voorafgaat” en dat vervolgens intellectueel dient verdiept en aanvaard te worden door de theologie. Mogen de theologen steeds naar deze bron van het geloof luisteren en de nederigheid en eenvoud van de kleinen bewaren! Enkele maanden geleden heb ik daaraan herinnerd: “Er zijn grote wijzen, grote specialisten, grote theologen, meesters in het geloof, die ons vele dingen geleerd hebben. Zij zijn doorgedrongen tot in de bijzonderheden van de Heilige Schrift, (...) maar het mysterie zelf, de ware kern konden zij niet zien (...) Het wezenlijke bleef verborgen! (...) Daarentegen zijn er ook in onze tijd kleinen die dit mysterie wel gekend hebben. Wij denken aan de heilige Bernadette Soubirous; de heilige Theresia van Lisieux met haar nieuwe, “niet wetenschappelijke” lezing van de Bijbel, die echter doordringt tot het hart van de Heilige Schrift” Tijdens H. Mis met de leden van de Internationale Theologische Commissie [[3650|3]].
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Duns Scotus heeft tenslotte een punt ontwikkeld waarvoor de moderne tijd zeer gevoelig is. Het gaat over de vrijheid en haar verband met de wil en het verstand. Onze auteur beklemtoont dat de vrijheid een fundamentele hoedanigheid is van de wil, hij begint daarbij met een redenering van voluntaristische strekking die zich ontwikkelt in tegenstelling met wat men het Augustiniaans en Thomistisch intellectualisme noemt. Voor de heilige Thomas van Aquino [d:242], die de heilige Augustinus [d:234] volgt, kan vrijheid niet beschouwd worden als een aangeboren hoedanigheid van de wil, maar als de vrucht van de samenwerking tussen wil en verstand. De idee van een aangeboren en absolute vrijheid die zich situeert in de wil en die voorafgaat aan het verstand, hetzij in God hetzij in de mens, loopt namelijk het gevaar te leiden tot de idee van een God die zelfs niet gebonden is aan de waarheid en het goede. Het verlangen om de absolute transcendentie en onderscheidenheid van God te redden door een zo radicale en gesloten benadrukking van Zijn wil, houdt geen rekening met het feit dat de God die zich in Christus geopenbaard heeft, de God “Logos” is die vol liefde voor ons gehandeld heeft en handelt. Zeker, wat Duns Scotus zegt in het spoor van de Franciscaanse theologie, overstijgt de liefde de kennis en is zij altijd bekwaam meer te vatten dan de gedachte, maar het gaat steeds om de liefde van de God “Logos” vgl: Geloof, Rede en Universiteit - Herinneringen en reflecties [[[1290|7]]]. Ook wat de mens betreft, ontkent de idee van de absolute vrijheid die in zijn wil gelegen is en waarbij de band met de waarheid vergeten wordt, dat de vrijheid zelf moet bevrijd worden van de beperkingen die voortkomen uit de zonde.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Verleden jaar zei ik tot de seminaristen van Rome dat “de vrijheid in alle tijden, de grote droom van de mensheid was, maar vooral in de moderne tijd” Wanneer nederigheid arrogantie wordt [[2866|1]]. Maar het is precies de moderne geschiedenis die naast onze dagelijkse ervaring leert dat vrijheid niet authentiek is en niet bijdraagt tot de opbouw van een beschaving die werkelijk humaan is, tenzij zij werkelijk verzoend is met de waarheid. Los van de waarheid, wordt vrijheid een tragisch beginsel dat de innerlijke harmonie van de mens vernietigt, een bron van plichtsverzuim vanwege de sterksten en meest gewelddadigen, een oorzaak van lijden en rouw. Vrijheid, zoals alle bekwaamheden van de mens, is begiftigd, groeit en vervolmaakt zich wanneer de mens zich opent voor God, zegt Duns Scotus; hij hecht grote waarde aan deze ingesteldheid om naar Gods stem te luisteren, wat hij “potentia oboedientialis” noemt: wanneer wij luisteren naar de Goddelijke openbaring, naar Gods woord, om het te aanvaarden, worden wij getroffen door een boodschap die ons leven met licht en hoop vervult en zijn wij werkelijk vrij.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Dierbare broeders en zusters, de zalige Duns Scotus [d:248] leert ons dat het wezenlijke in ons leven is te geloven dat God ons nabij is en dat Hij in Jezus Christus van ons houdt, en dus een diepe liefde voor Hem en zijn Kerk te koesteren. Wij zijn van deze liefde de getuigen op aarde. Moge de Allerheiligste Maagd Maria ons helpen deze oneindige liefde van God te ontvangen, waarvan wij ten volle zullen genieten in de eeuwigheid in de Hemel, wanneer onze ziel uiteindelijk voor altijd met God zal verenigd zijn in de gemeenschap van de heiligen.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/3644-z-johannes-duns-scotus-nl