Inhoudsopgave
- Inhoud
1
Dierbare broeders en zusters,
Met deze avondviering gaan wij de liturgische tijd van de binnen. In de Korte Schriftlezing, die wij zojuist beluisterd hebben en die genomen is uit de
Eerste Brief aan de Tessalonicenzen, nodigt de apostel Paulus ons uit, de “komst van onze Heer Jezus Christus” voor te bereiden door onszelf met Gods genade ongerept te bewaren. Paulus gebruikt daarbij het woord “komst”, in het Latijn
adventus, vanwaar het woord Advent afkomt.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Laten we even nadenken over de betekenis van dit woord, dat ook vertaald kan worden als “aanwezigheid”, “aankomst”, “komst”. In het taalgebruik van de antieke wereld was dit een technische term, die gebruikt werd om de aankomst van een hoge functionaris aan te duiden, of nog het bezoek van de koning of de keizer aan een provincie. Maar dit woord kon ook de komst van de godheid aanduiden, die uit haar schuilplaats te voorschijn treedt om met machtsvertoon haar tegenwoordigheid te bewijzen, of wiens aanwezigheid men in de cultus gaat vieren. De Christenen namen het woord “advent” over om hun bijzondere relatie met Jezus Christus uit te drukken: Jezus is de Koning, die naar de armzalige “provincie” Aarde toegekomen is om allen een bezoek te brengen; allen die in Hem geloven, allen die in zijn aanwezigheid in de liturgische samenkomst geloven, laat Hij aan het feest van zijn ‘advent’ deelnemen. Met het woord adventus wou men in wezen zeggen: God is hier; Hij heeft zich niet uit de wereld teruggetrokken; Hij heeft ons niet alleen gelaten. Ook al kunnen wij Hem niet zien of aanraken, zoals dat het geval is met de tastbare werkelijkheden, toch is Hij hier en komt ons op velerlei wijzen bezoeken.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De betekenis van de uitdrukking ‘advent’ omvat dus eveneens die van visitatio, hetgeen eigenlijk eenvoudig ‘bezoek’ betekent; in dit geval gaat het om een bezoek van God: Hij treedt binnen in mijn leven en wil zich tot mij richten. In het dagelijkse leven doen we allen de ervaring op, weinig tijd voor de Heer en ook weinig tijd voor onszelf te hebben. Het gaat zo ver dat we volledig opgeslorpt worden door de actie. Is het niet zo, dat de activiteiten ons in bezit nemen? En dat de samenleving en haar veelvoudige belangen onze aandacht volledig inpalmen? Is het niet zo dat men veel tijd besteedt aan vermaak en verstrooiingen van allerlei aard? Soms ‘overweldigen’ de zaken ons. De sterke liturgische tijd van de Advent waarin we nu binnengaan, nodigt ons uit, in stilte halt te houden om een Aanwezigheid aan te voelen. Het is een uitnodiging om te begrijpen, dat de afzonderlijke gebeurtenissen van de dag elk afzonderlijk een wenk zijn die God tot ons richt, een teken van de aandacht die Hij heeft voor elk van ons. Hoe vaak laat God ons iets van zijn liefde gewaarworden! Als het ware een ‘intiem dagboek’ van deze liefde bijhouden, zou voor ons leven een mooie en heilzame taak zijn! De Advent nodigt ons uit, ja spoort ons aan om de aanwezige Heer gade te slaan. Moet de zekerheid van zijn nabijheid ons niet helpen, de wereld met andere ogen te zien? Moet die ons niet helpen, heel ons bestaan te beschouwen als ‘bezoek’, als een manier waarop Hij in elke situatie tot ons kan komen om ons nabij te zijn?
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Een ander fundamenteel element van de Advent is de verwachting, een verwachting die tegelijk hoop is. De Advent spoort ons aan, de zin van de tijd en van de geschiedenis te begrijpen als ‘kairós’, als gunstige gelegenheid voor ons heil. Deze geheimzinnige werkelijkheid heeft Jezus in vele parabels toegelicht: in het verhaal van de dienaren die wachtten op de terugkeer van hun Heer; in de parabel van de maagden die de bruidegom opwachtten; of in de gelijkenis van het zaad en de oogst. De mens leeft in voortdurende verwachting: als kind wil hij groot worden, als volwassene streeft hij naar grote verwezenlijkingen en succes, en als hij ouder wordt, snakt hij naar de verdiende rust. Maar er komt een moment, waarop hij ontdekt dat hij te weinig gehoopt heeft, wanneer er naast het beroep of de maatschappelijke positie niets meer te hopen blijft. De hoop tekent de weg van de mensheid, maar voor de Christenen is zij door een zekerheid bezield: de Heer is op onze levensweg aanwezig, Hij vergezelt ons en op een dag zal Hij ook onze tranen drogen. Op een dag, niet ver weg, zal alles zijn vervulling vinden in het Rijk van God, Rijk van gerechtigheid en van vrede.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Maar er zijn zeer verschillende manieren van wachten. Als de tijd niet door een zinvol heden gevuld is, dreigt het wachten onverdraaglijk te worden; als men iets verwacht, maar voor het ogenblik is er helemaal niets, dus als het heden leeg blijft, dan lijkt elk ogenblik dat voorbijgaat, overdreven lang, en het wachten verandert in een al te zware last omdat de toekomst helemaal onzeker blijft. Als daarentegen de tijd zinvol is en wij op elk ogenblik iets bijzonders en waardevols waarnemen, dan maakt de vreugde van het wachten het heden kostbaarder. Lieve broeders en zusters, laten we het heden – nu de gaven van de Heer ons al bereiken – intens beleven, laten we naar de toekomst gericht leven, want de toekomst is beladen met hoop. De christelijke Advent wordt op die manier een gelegenheid om de ware zin van de verwachting weer in ons op te wekken, door terug te keren naar het hart van ons geloof, en dat is het mysterie van Christus, de eeuwenlang verwachte Messias, die in de armoede van Bethlehem geboren is. Door in ons midden te komen, heeft Hij ons de gave van zijn liefde en zijn heil aangereikt, en Hij blijft ze ons aanbieden. Hij is onder ons tegenwoordig en spreekt tot ons op velerlei wijzen: door de heilige Schrift, door het kerkelijk jaar, door de heiligen, door de gebeurtenissen van het dagelijks leven, door heel de schepping, die er helemaal anders uitziet wanneer Christus achter haar staat, dan wel wanneer zij door de nevel van een onzekere afkomst en een onzekere toekomst verduisterd is. Op onze beurt mogen wij het woord tot Hem richten, Hem het lijden dat ons kwelt voorleggen, en ook het ongeduld en de vragen die uit ons hart opwellen. Wij zijn zeker dat hij ons altijd beluistert. En als Jezus tegenwoordig is, bestaat er geen lege of zinloze tijd meer. Als Hij tegenwoordig is, mogen wij verder hopen, ook als de anderen ons geen ondersteuning meer kunnen verzekeren, zelfs als het heden moeizaam verloopt.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Beste vrienden, de Advent is de tijd van de tegenwoordigheid en de verwachting van het eeuwige. Juist om die reden is dit op bijzondere wijze de tijd van de vreugde, van een verinnerlijkte vreugde, die door geen enkel lijden tenietgedaan kan worden; de vreugde omwille van het feit dat God een kind geworden is. Deze vreugde die onzichtbaar in ons aanwezig is, moedigt ons aan om vol vertrouwen onze weg te gaan. Het model en de steun van deze innige vreugde is de Maagd Maria, door wiens toedoen het Kind Jezus aan ons geschonken werd. Als trouwe leerlinge van haar Zoon bekome Zij ons de genade, deze liturgische tijd te beleven in waakzame en actieve verwachting. Amen!
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/3309-eerste-vespers-van-de-eerste-zondag-van-de-advent-2009-nl