"En Ik verleen u het koninkrijk zoals Mijn Vader het Mij heeft verleend"
x
Informatie over dit document
"En Ik verleen u het koninkrijk zoals Mijn Vader het Mij heeft verleend"
45e catechese in deze reeks
Paus Johannes Paulus II
4 november 1987
Pauselijke geschriften - Audiënties
1992, Centrum voor Katholiek Vormingswerk, Lanklaar
4 november 1987
26 maart 2015
2342
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Wij gaan nog een laatste maal verder met de catechesen over Jezus, de "Mensenzoon", die zich tegelijk kenbaar maakt als waarlijk "Zoon van God". "Ik en de Vader, Wij zijn één" (Joh. 10, 30) [b:Joh. 10, 30]. Wij zagen reeds hoe Hij zich de naam en de eigenschappen van God toe-eigent: dat Hij sprak over zijn goddelijk voor-bestaan in de eenheid met de Vader (en ook met de Heilige Geest, zoals wij het in een andere cyclus van deze catechesen zullen uitleggen) ; dat Hij zich de macht toe-eigende over de Wet van Mozes in het Oude Verbond (speciaal in de Bergrede: (Mt. 5) [b:Mt. 5]); dat Hij samen met die macht zich ook de macht toe-eigende om de zonden te vergeven (Mc. 2, 1-12; Lc. 7, 48; Joh. 8, 11) [b:Mc. 2, 1-12; Lc. 7, 48; Joh. 8, 11] en om het uiteindelijke oordeel uit te spreken over de gewetens en de daden van alle mensen (Mt. 25, 31-46; Joh. 5, 27-29) [[b:Mt. 25, 31-46; Joh. 5, 27-29]]. En tenslotte gaf Hij onderricht als iemand die gezag heeft; Hij eiste geloof in zijn woord, nodigde uit om Hem te volgen tot in de dood toe en beloofde "het eeuwige leven" als beloning. Op dit punt aangekomen, beschikken wij nu over alle elementen en alle redenen om te verklaren, dat Jezus Christus zich heeft doen kennen als degene die het koninkrijk van God vestigt in de geschiedenis van de mensheid.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Het terrein voor deze openbaring van het Rijk Gods was reeds voorbereid in het Oude Testament, voornamelijk in de tweede fase van de geschiedenis van Israël, in de teksten van de Profeten en in de Psalmen, na de ballingschap en de andere smartelijke beproevingen van het uitverkoren volk. Denken we hier speciaal aan de Psalmen waarin God bezongen wordt als de koning van heel de aarde, die "koning over alle naties" is (Ps. 47, 8-9) [b:Ps. 47, 8-9], en de blijde uitroep: "Uw rijk is een rijk voor alle eeuwen, uw heerschappij geldt voor ieder geslacht" (Ps. 145, 13) [b:Ps. 145, 13].
Op zijn beurt spreekt de profeet Daniël over het rijk van God, "dat in eeuwigheid niet ten gronde zal gaan ... het zal al die (andere) rijken verpletteren en er een einde aan maken, maar zelf zal het in eeuwigheid blijven bestaan". Dat Rijk zal door de "God des hemels" gesticht worden (namelijk het Rijk der hemelen) en het zal niet aan een ander volk uitgeleverd worden" (Dan. 2, 44) [b:Dan. 2, 44].
Op zijn beurt spreekt de profeet Daniël over het rijk van God, "dat in eeuwigheid niet ten gronde zal gaan ... het zal al die (andere) rijken verpletteren en er een einde aan maken, maar zelf zal het in eeuwigheid blijven bestaan". Dat Rijk zal door de "God des hemels" gesticht worden (namelijk het Rijk der hemelen) en het zal niet aan een ander volk uitgeleverd worden" (Dan. 2, 44) [b:Dan. 2, 44].
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Helemaal in de lijn van die traditie en in overeenstemming met de oudtestamentische opvatting, verkondigt Jezus van Nazareth van het eerste ogenblik van zijn openbaar leven in verband met dat Rijk: "De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij" (Mc. 1, 15) [b:Mc. 1, 15]. Zo grijpt Jezus één van de constante motieven aan van Israëls verwachting. Hij geeft echter aan deze eschatologische hoop, die sterker tot uiting gekomen was in de laatste periode van het Oude Verbond, een nieuwe richting, door te verkondigen dat zij al een begin van verwezenlijking heeft gekregen hier op aarde. Want God is de Heer van de geschiedenis: zijn Rijk is inderdaad helemaal gericht op zijn voleinding over de tijd heen, maar hier op aarde begint het al werkelijkheid te worden, het ontwikkelt zich in zekere zin binnen de geschiedenis. In dat perspectief kondigt Jezus aan en maakt Hij bekend dat de tijd voor de oude beloften en verwachtingen tot vervulling is gekomen en dat het Rijk van God nu dichtbij is: het is al aanwezig in zijn persoon!
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Jezus onderricht bovendien over het Rijk Gods en maakt het niet alleen tot de centrale waarheid van heel zijn leer, Hij vestigt ook zelf dit Rijk in de geschiedenis van Israël en van heel het mensdom. Hierin openbaart zich zijn goddelijke macht, zijn soevereiniteit over al hetgeen in tijd en ruimte in zich de tekenen draagt van de oude schepping en tegelijk geroepen is om een "nieuwe schepping" te worden (2 Kor. 5, 17; Gal. 6, 15) [[b:2 Kor. 5, 17; Gal. 6, 15]]. En zo wordt in Christus en door Christus al het vergankelijke en voorbijgaande overwonnen en komt voor altijd de echte waarde van de mensen en al het geschapene aan het licht. Op het einde van zijn zending op aarde kent Jezus - de Gekruisigde en Verrezene - zichzelf een unieke en eeuwige macht toe als Hij verklaart: "Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde". Krachtens die macht geeft Hij zijn apostelen dit bevel: "Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest en leert hun te onderhouden alles wat ik u bevolen heb. Zie, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld" (Mt. 28, 18-20) [b:Mt. 28, 18-20].
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Maar alvorens op deze wijze de goddelijke soevereiniteit van de Mensenzoon definitief af te kondigen en bekend te maken, heeft Jezus herhaaldelijk beklemtoond dat het Rijk in de wereld gekomen was. In de conflicten met zijn tegenstanders, die niet aarzelen Jezus' werken aan een duivelse macht toe te schrijven, weerlegt Hij die aantijgingen met een argument waarvan de laatste woorden luiden: "Maar als Ik door de vinger Gods de duivel uitdrijf, dan is inderdaad het Rijk tot u gekomen" (Lc. 11, 20) [b:Lc. 11, 20]. Zo krijgt de goddelijke heerschappij in Hem en door Hem vaste vorm: het Rijk Gods treedt de geschiedenis binnen van Israël en van de gehele mensheid en Hij is in staat te tonen en te bewijzen dat Hij de macht heeft om het te verwezenlijken. Dat laat Hij duidelijk zien in de uitdrijving van de duivels: heel de psychologische en geestelijke ruimte wordt opnieuw veroverd voor God.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Het bevel dat Christus na zijn kruisiging en verrijzenis aan zijn apostelen gaf (Mt. 28, 18-20) [b:Mt. 28, 18-20], was door Hem in alle aspecten voorbereid. Het sleutelmoment van die voorbereiding was de roeping van de apostelen: "Hij stelde er twaalf aan om Hem te vergezellen en door Hem te worden uitgezonden om te prediken, met de macht de duivels uit te drijven" (Mc. 3, 14-15) [b:Mc. 3, 14-15]. Onder de twaalf kreeg Simon Petrus in verband met het Rijk een bijzondere macht: "Op mijn beurt zeg Ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn" (Mt. 16, 18-19) [b:Mt. 16, 18-19]. Degene die zo spreekt, toont dat Hij ervan overtuigd is, het Rijk Gods te bezitten, er soeverein te zijn en de macht te hebben om de sleutels ervan toe te vertrouwen aan zijn vertegenwoordiger en plaatsvervanger, zoals, ja meer nog dan een aardse koning het zou doen met zijn vertegenwoordiger of zijn minister.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Die evidente overtuiging bij Jezus maakt duidelijk, waarom Hij tijdens zijn openbaar leven over zijn huidig en toekomstig werk sprak als over een nieuw koninkrijk, dat in de mensengeschiedenis intreedt; en dat niet alleen als een aangekondigde waarheid, maar als een levende werkelijkheid die tot ontwikkeling komt en groeit, en heel het menselijk deeg doet rijzen, zoals wij het lezen in de gelijkenis van de gist (Mt. 13, 33; Lc. 13, 21) [b:Mt. 13, 33; Lc. 13, 21]. Deze gelijkenis en de andere over het Rijk (zie vooral het Be hoofdstuk van Matteus) laten zien wat bij Jezus het centrale idee was en de kern van het messiaanse werk, dat Hij in de geschiedenis wil voortzetten, ook na zijn terugkeer naar de Vader, in een zichtbare structuur aan het hoofd waarvan Petrus staat als de leider (Mt. 16, 18-19) [b:Mt. 16, 18-19].
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
De bevestiging van die structuur van het Rijk Gods valt samen met het bevel dat Christus gaf aan de apostelen die Hij gekozen had: "Ik verleen u het koninkrijk, zoals mijn Vader het Mij heeft verleend" (Lc. 22, 29) [b:Lc. 22, 29]. Dat bevel over het Rijk is tegelijk een zending: "Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld" (Joh. 17, 18) [b:Joh. 17, 18]. Als Hij na zijn verrijzenis verschijnt aan de apostelen, zegt Hij hun nogmaals: "Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u Ontvang de Heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven" (Joh. 20, 21-23) [b:Joh. 20, 21-23]. Maar opgelet: in Jezus' geest, in zijn messiaans optreden, in zijn bevel aan de apostelen is de oprichting van het Rijk in deze wereld heel nauw verbonden met zijn macht om de zonde te overwinnen, de macht van Satan uit te schakelen in de wereld en in elke mens. Bijgevolg hangt dit Rijk samen met het paasmysterie, met het kruis en de verrijzenis van Christus Agnus Dei qui tollit pcccata mundi - en zo zit het besloten in de historische zending van de apostelen en hun opvolgers. De vestiging van het Rijk Gods heeft haar fundament in de verzoening van de mens met God, de verzoening die verwezenlijkt is in Christus en door Christus in zijn paasmysterie (2 Kor. 5, 19; Ef. 2, 13-18; Kol. 1, 19-20) [[b:2 Kor. 5, 19; Ef. 2, 13-18; Kol. 1, 19-20]].
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
De vestiging van het Rijk Gods in de geschiedenis van de mens is het doel van de roeping van de apostelen - en van hun zending - en dus van die van de Kerk - over heel de wereld (Mc. 16, 15; Mt. 28, 19-20) [b:Mc. 16, 15; Mt. 28, 19-20]. Jezus wist dat die zending - juist zoals zijn eigen messiaanse zending - op sterke tegenstand zou stuiten. Vanaf het moment dat zij voor het eerst uitgezonden werden, en tijdens hun eerste medewerking met Hem, heeft Hij hen steeds ervan verwittigd: "Zie, Ik zend u als schapen tussen wolven; wees dus omzichtig als slangen en argeloos als duiven" (Mt. 10, 16) [b:Mt. 10, 16]. In de tekst van Matteus is ook samengevat wat Jezus hen daarna nog gezegd heeft over het lot van zijn gezondenen (Mt. 10, 17-26) [b:Mt. 10, 17-26]. Op dat onderwerp zou Hij trouwens terugkomen tijdens een van zijn laatste twistgesprekken met de schriftgeleerden en Farizeeën. Hij zegt tot deze laatsten: "Daarom zend Ik tot u profeten, wijzen en schriftgeleerden. Sommigen van hen zult gij doden en kruisigen, anderen zult gij geselen in uw synagogen en achtervolgen van stad tot stad " (Mt. 23, 24) [b:Mt. 23, 24]. Eenzelfde lot had ook de profeten en andere personages van het Oude Verbond getroffen; de tekst maakt er trouwens een allusie op (Mt. 23, 25) [b:Mt. 23, 25]. Maar Jezus gaf aan zijn leerlingen de stellige verzekering, dat zijn werk en het hunne zou blijven bestaan: et portae inferi non praevalebunt (de poorten der hel zullen haar niet overweldigen).
Het Rijk Gods, dat eens en voorgoed in de wereld was gevestigd door de macht van God, middels het Evangelie en het paasmysterie van de Zoon, zou ondanks alle tegenspraak en tegenstand die het in zijn historische ontwikkeling zou ontmoeten, wel altijd de tekenen van zijn lijden en dood met zich dragen, maar eveneens het zegel van de goddelijke kracht, zoals die schitterde in de verrijzenis van de Heer. De geschiedenis zou dat aantonen. Maar de zekerheid van de apostelen en van alle gelovigen is gefundeerd op de openbaring van Christus' goddelijke macht, die historisch, eschatologisch en eeuwig is. Hierover verklaart het Tweede Vaticaans Concilie: "Christus, gehoorzaam geworden tot de dood toe en daarom door de Vader verhoogd (Fil. 2, 8-9) [[b:Fil. 2, 8-9]], is in de glorie van zijn Rijk binnengegaan. Alles is Hem onderworpen, totdat Hij zichzelf en heel de schepping aan de Vader onderwerpt, opdat God alles in alles zou zijn (1 Kor. 15, 27-28) [b:1 Kor. 15, 27-28]" Lumen Gentium [[617|36]].
Het Rijk Gods, dat eens en voorgoed in de wereld was gevestigd door de macht van God, middels het Evangelie en het paasmysterie van de Zoon, zou ondanks alle tegenspraak en tegenstand die het in zijn historische ontwikkeling zou ontmoeten, wel altijd de tekenen van zijn lijden en dood met zich dragen, maar eveneens het zegel van de goddelijke kracht, zoals die schitterde in de verrijzenis van de Heer. De geschiedenis zou dat aantonen. Maar de zekerheid van de apostelen en van alle gelovigen is gefundeerd op de openbaring van Christus' goddelijke macht, die historisch, eschatologisch en eeuwig is. Hierover verklaart het Tweede Vaticaans Concilie: "Christus, gehoorzaam geworden tot de dood toe en daarom door de Vader verhoogd (Fil. 2, 8-9) [[b:Fil. 2, 8-9]], is in de glorie van zijn Rijk binnengegaan. Alles is Hem onderworpen, totdat Hij zichzelf en heel de schepping aan de Vader onderwerpt, opdat God alles in alles zou zijn (1 Kor. 15, 27-28) [b:1 Kor. 15, 27-28]" Lumen Gentium [[617|36]].
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/2342-en-ik-verleen-u-het-koninkrijk-zoals-mijn-vader-het-mij-heeft-verleend-nl