Ad tuendam fidem
x
Informatie over dit document
Ad tuendam fidem
Paus Johannes Paulus II
18 mei 1998
Pauselijke geschriften - Motu Proprio
1998, SRKK, Utrecht
Vert.: prof. dr. P. Stevens en prof. dr. L. de Fleurquin
Vert.: prof. dr. P. Stevens en prof. dr. L. de Fleurquin
18 mei 1998
26 maart 2015
1707
nl
Referenties naar dit document: 4
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Om het geloof van de katholieke Kerk te beschermen tegen dwalingen opkomend van de kant van sommige christengelovigen, vooral van hen die de wetenschappen van de heilige theologie bestuderen, hebben Wij van wie het de eerste taak is de broeders in het geloof te bevestigen (Lc. 22, 32) [[b:Lc. 22, 32]], het zeer noodzakelijk geoordeeld, dat in de tekst van het geldend Wetboek van Canoniek Recht [30] (CIC) en van het geldend Wetboek van Canones van de Oosterse Kerken [574] (CCEO) normen worden toegevoegd, waarin uitdrukkelijk de plicht wordt opgelegd om de waarheden te bewaren die door het leergezag van de Kerk definitief voorgehouden zijn, met vermelding tevens van de canonieke sancties die op deze materie betrekking hebben.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
1
Reeds vanaf de eerste eeuwen tot op de huidige dag belijdt de Kerk aangaande het geloof in Christus en zijn verlossingsmysterie waarheden die later in geloofssymbola verzameld zijn; tegenwoordig zijn namelijk het Symbolum van de Apostelen [562] of het Symbolum van Nicea-Constantinopel [66] algemeen bekend en worden door de christengelovigen uitgesproken tijdens plechtige en feestelijke misvieringen.
Dit Symbolum van Nicea-Constantinopel [66] is opgenomen in de door de Congregatie voor de Geloofsleer verder uitgewerkte Geloofsbelijdenis. Geloofsbelijdenis en eed van trouw bij de aanvaarding van een ambt uit te oefenen in naam van de Kerk [[1708]] Bepaalde gelovigen hebben de bijzondere verplichting deze uit te spreken bij de aanvaarding van sommige ambten die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op het dieper onderzoek inzake waarheden van geloof en zeden, of die verbonden zijn met een bijzondere macht in het bestuur van de Kerk. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|833]]]
Dit Symbolum van Nicea-Constantinopel [66] is opgenomen in de door de Congregatie voor de Geloofsleer verder uitgewerkte Geloofsbelijdenis. Geloofsbelijdenis en eed van trouw bij de aanvaarding van een ambt uit te oefenen in naam van de Kerk [[1708]] Bepaalde gelovigen hebben de bijzondere verplichting deze uit te spreken bij de aanvaarding van sommige ambten die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op het dieper onderzoek inzake waarheden van geloof en zeden, of die verbonden zijn met een bijzondere macht in het bestuur van de Kerk. vgl: Codex Iuris Canonici [[[30|833]]]
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
De Geloofsbelijdenis, naar behoren voorafgegaan door het Symbolum van Nicea-Constantinopel [66], bevat ook drie stellingen of paragrafen die de bedoeling hebben om de waarheden van het katholiek geloof uiteen te zetten welke door de Kerk, onder leiding van de heilige Geest die de “leidsman naar de volle waarheid zal zijn” (Joh. 16, 13) [b:Joh. 16, 13], in de loop der tijden dieper onderzocht zijn of moeten worden. vgl: § 1 [[[30|747]]] vgl: § 1 [[[574|(595)]]]
De eerste paragraaf, welke luidt “Eveneens geloof ik met vast geloof alles wat vervat is in het geschreven of overgeleverd woord van God, en wat door de Kerk hetzij door een plechtig oordeel hetzij door het gewoon en universeel leergezag als van Godswege geopenbaard te geloven voorgehouden wordt”, vgl: Lumen Gentium [[[617|25]]] vgl: Dei Verbum [[[576|5]]] vgl: Donum Veritatis [[[1091|15]]] bevestigt dit dienovereenkomstig en heeft haar voorschrift in de universele wetgeving van de Kerk in canon 750 [30|750] van het Wetboek van Canoniek Recht “Met goddelijk en katholiek geloof moet geloofd worden alles wat vervat is in het geschreven of overgeleverd woord van God, namelijk in het ene geloofsgoed dat aan de Kerk toevertrouwd is en dat tegelijk zoals van Godswege geopenbaard voorgehouden wordt, hetzij door het plechtig leergezag van de Kerk hetzij door het gewoon en universeel leergezag, dat zeker ook door het gemeenschappelijk aanvaarden van de christengelovigen onder leiding van het heilig leergezag tot uiting gebracht wordt; derhalve zijn allen verplicht welke leerstellingen dan ook te mijden die hiermee in strijd zijn.” [[30|750]] en canon 598 [574|(598)] van het Wetboek van Canones van de Oosterse Kerken. “Met goddelijk en katholiek geloof moet geloofd worden alles wat vervat is in het geschreven of overgeleverd woord van God, namelijk in het ene geloofsgoed dat aan de Kerk toevertrouwd is en dat tegelijk als van Godswege geopenbaard voorgehouden wordt, hetzij door het plechtig leergezag van de Kerk hetzij door het gewoon en universeel leergezag, dat zeker ook door het gemeenschappelijk aanvaarden van de christengelovigen onder leiding van het heilig leergezag tot uiting gebracht wordt; derhalve zijn allen verplicht welke leerstellingen dan ook te mijden die hiermee in strijd zijn.” [[574|(598)]]
De derde paragraaf, luidend “Bovendien aanvaard ik met religieuze volgzaamheid van wil en verstand de leerstellingen die hetzij de Paus hetzij het Bisschoppencollege naar voren brengen wanneer zij hun authentiek leergezag uitoefenen, ook al hebben zij niet de bedoeling deze bij definitieve act af te kondigen”, Donum Veritatis [[1091|16]] heeft haar plaats in canon 752 van het Wetboek van Canoniek Recht “Weliswaar geen geloofsinstemming maar wel een religieuze volgzaamheid van verstand en wil moet betracht worden ten overstaan van een leer die hetzij de Paus hetzij het Bisschoppencollege inzake geloof of zeden naar voren brengen, wanneer zij hun authentiek leergezag uitoefenen, ook al hebben zij niet de bedoeling deze bij definitieve act af te kondigen; bijgevolg dienen christengelovigen ervoor te zorgen om te mijden wat met deze leer niet strookt.” [[30|752]] en in canon 599 van het Wetboek van Canones van de Oosterse Kerken. “Weliswaar geen geloofsinstemming maar wel een religieuze volgzaamheid van verstand en wil moet betracht worden ten overstaan van een leer die hetzij de Paus hetzij het Bisschoppencollege inzake geloof of zeden naar voren brengen, wanneer zij hun authentiek leergezag uitoefenen, ook al hebben zij niet de bedoeling deze bij definitieve act af te kondigen; bijgevolg dienen christengelovigen ervoor te zorgen dat zij mijden wat met deze leer niet strookt.” [[574|(599)]]
De eerste paragraaf, welke luidt “Eveneens geloof ik met vast geloof alles wat vervat is in het geschreven of overgeleverd woord van God, en wat door de Kerk hetzij door een plechtig oordeel hetzij door het gewoon en universeel leergezag als van Godswege geopenbaard te geloven voorgehouden wordt”, vgl: Lumen Gentium [[[617|25]]] vgl: Dei Verbum [[[576|5]]] vgl: Donum Veritatis [[[1091|15]]] bevestigt dit dienovereenkomstig en heeft haar voorschrift in de universele wetgeving van de Kerk in canon 750 [30|750] van het Wetboek van Canoniek Recht “Met goddelijk en katholiek geloof moet geloofd worden alles wat vervat is in het geschreven of overgeleverd woord van God, namelijk in het ene geloofsgoed dat aan de Kerk toevertrouwd is en dat tegelijk zoals van Godswege geopenbaard voorgehouden wordt, hetzij door het plechtig leergezag van de Kerk hetzij door het gewoon en universeel leergezag, dat zeker ook door het gemeenschappelijk aanvaarden van de christengelovigen onder leiding van het heilig leergezag tot uiting gebracht wordt; derhalve zijn allen verplicht welke leerstellingen dan ook te mijden die hiermee in strijd zijn.” [[30|750]] en canon 598 [574|(598)] van het Wetboek van Canones van de Oosterse Kerken. “Met goddelijk en katholiek geloof moet geloofd worden alles wat vervat is in het geschreven of overgeleverd woord van God, namelijk in het ene geloofsgoed dat aan de Kerk toevertrouwd is en dat tegelijk als van Godswege geopenbaard voorgehouden wordt, hetzij door het plechtig leergezag van de Kerk hetzij door het gewoon en universeel leergezag, dat zeker ook door het gemeenschappelijk aanvaarden van de christengelovigen onder leiding van het heilig leergezag tot uiting gebracht wordt; derhalve zijn allen verplicht welke leerstellingen dan ook te mijden die hiermee in strijd zijn.” [[574|(598)]]
De derde paragraaf, luidend “Bovendien aanvaard ik met religieuze volgzaamheid van wil en verstand de leerstellingen die hetzij de Paus hetzij het Bisschoppencollege naar voren brengen wanneer zij hun authentiek leergezag uitoefenen, ook al hebben zij niet de bedoeling deze bij definitieve act af te kondigen”, Donum Veritatis [[1091|16]] heeft haar plaats in canon 752 van het Wetboek van Canoniek Recht “Weliswaar geen geloofsinstemming maar wel een religieuze volgzaamheid van verstand en wil moet betracht worden ten overstaan van een leer die hetzij de Paus hetzij het Bisschoppencollege inzake geloof of zeden naar voren brengen, wanneer zij hun authentiek leergezag uitoefenen, ook al hebben zij niet de bedoeling deze bij definitieve act af te kondigen; bijgevolg dienen christengelovigen ervoor te zorgen om te mijden wat met deze leer niet strookt.” [[30|752]] en in canon 599 van het Wetboek van Canones van de Oosterse Kerken. “Weliswaar geen geloofsinstemming maar wel een religieuze volgzaamheid van verstand en wil moet betracht worden ten overstaan van een leer die hetzij de Paus hetzij het Bisschoppencollege inzake geloof of zeden naar voren brengen, wanneer zij hun authentiek leergezag uitoefenen, ook al hebben zij niet de bedoeling deze bij definitieve act af te kondigen; bijgevolg dienen christengelovigen ervoor te zorgen dat zij mijden wat met deze leer niet strookt.” [[574|(599)]]
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Maar de tweede paragraaf, waarin gesteld wordt “Vast aanvaard ik ook en houd mij aan alle uitspraken en elk uitspraak afzonderlijk die met betrekking tot de leer over geloof en zeden door haar definitief worden gedaan”, Donum Veritatis [[1091|16]] heeft geen overeenkomstige canon in de wetboeken van de katholieke Kerk. Deze paragraaf van de Geloofsbelijdenis is van groot belang, daar zij de waarheden aangeeft die noodzakelijk met de goddelijke openbaring verband houden. Deze waarheden namelijk, welke in het onderzoek van de katholieke leer de bijzondere inspiratie van de goddelijke Geest tot uitdrukking brengen in het dieper verstaan door de Kerk van een of andere waarheid aangaande geloof of zeden, houden ermee verband hetzij om een historische reden hetzij op grond van een logische gevolgtrekking.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Daarom hebben wij op grond van deze noodzaak na rijp beraad besloten deze lacune in de universele wetgeving op de volgende wijze op te vullen:
A.
Canon 750 [30|750] van het Wetboek van Canoniek Recht zal voortaan twee paragrafen bevatten, waarvan de eerste bestaat uit de tekst van de geldende canon en de tweede een nieuwe tekst krijgt, zodat canon 750 [30|750] als volgt zal luiden:
Canon 750 [30|750] –§ 1. Met goddelijk en katholiek geloof moet geloofd worden alles wat vervat is in het geschreven of overgeleverd woord van God, namelijk in het ene geloofsgoed dat aan de Kerk toevertrouwd is en dat tegelijk als van Godswege geopenbaard voorgehouden wordt, hetzij door het plechtig leergezag van de Kerk hetzij door het gewoon en universeel leergezag, dat zeker ook door het gemeenschappelijk aanvaarden van de christengelovigen onder leiding van het heilig leergezag tot uiting gebracht wordt; derhalve zijn allen verplicht welke leerstellingen dan ook te mijden die hiermee in strijd zijn.In canon 1371 [30|1371], 1o van het Wetboek van Canoniek Recht dient dienovereenkomstig de verwijzing naar canon 750, § 2 [30|750] toegevoegd te worden, zodat deze canon 1371 [30|1371] voortaan als volgt luidt:
§ 2. Ook moeten vast aanvaard en behouden worden alle uitspraken en elke uitspraak afzonderlijk die met betrekking tot de leer over geloof en zeden door het leergezag van de Kerk definitief worden gedaan, welke namelijk vereist zijn om dit geloofsgoed heilig te bewaren en getrouw uit te leggen; wie deze definitief te houden uitspraken afwijst, gaat derhalve in tegen de leer van de katholieke Kerk.
Canon 1371 [30|1371] –
Met een rechtvaardige straf dient gestraft te worden:1o degene, die naast het geval waarover in can. 1364, § 1 [30|1364], een leer verkondigt die door de Paus of door een Oecumenisch Concilie veroordeeld is, of een leer waarover in can. 750, § 2 [30|750] of in can. 752 [30|752] hardnekkig afwijst en zijn mening na een vermaning door de Apostolische Stoel of de Ordinaris niet herroept;B.
2o degene die anderszins niet gehoorzaamt aan de Apostolische Stoel, de Ordinaris of de Overste die iets op wettige wijze voorschrijft of verbiedt, en na een vermaning in de ongehoorzaamheid volhardt.
Canon 598 [574|(598)] van het Wetboek van Canones van de Oosterse Kerken zal voortaan twee paragrafen kennen, waarvan de eerste bestaat uit de tekst van de geldende canon en de tweede een nieuwe tekst krijgt, zodat canon 598 [574|(598)] als volgt luidt:
Canon 598 [574|(598)] –§ 1. Met goddelijk en katholiek geloof moet geloofd worden alles wat vervat is in het geschreven of overgeleverd woord van God, namelijk in het ene geloofsgoed dat aan de Kerk toevertrouwd is en dat tegelijk als van Godswege geopenbaard voorgehouden wordt, hetzij door het plechtig leergezag van de Kerk hetzij door het gewoon en universeel leergezag, dat zeker ook door het gemeenschappelijk aanvaarden van de christengelovigen onder leiding van het heilig leergezag tot uiting gebracht wordt; derhalve zijn allen verplicht welke leerstellingen dan ook te mijden die hiermee in strijd zijn.In canon 1436, § 2 [574|(1436)] van het Wetboek van Canones van de Oosterse Kerken dienen dienovereenkomstig de woorden toegevoegd te worden die betrekking hebben op canon 598, § 2 [574|(598)], zodat deze canon 1436 [574|(1436)] voortaan als volgt luidt:
§ 2. Ook moeten vast aanvaard en behouden worden alle uitspraken en elke uitspraak afzonderlijk die met betrekking tot de leer over geloof en zeden door het leergezag van de Kerk definitief worden gedaan, welke namelijk vereist zijn om dit geloofsgoed heilig te bewaren en getrouw uit te leggen; wie deze definitief te houden uitspraken afwijst, gaat derhalve in tegen de leer van de katholieke Kerk.
Canon 1436 [574|(1436)] –§ 1. Wie een of andere waarheid afwijst die met goddelijk en katholiek geloof geloofd moet worden of haar in twijfel trekt of het christelijk geloof in het geheel afwijst en na op wettige wijze vermaand te zijn, niet tot inkeer komt, dient als ketter of afvallige met een grotere excommunicatie gestraft te worden; een clericus kan bovendien met andere straffen gestraft worden, afzetting niet uitgesloten.
§ 2. Behalve deze gevallen dient met een aangepaste straf gestraft te worden degene die vasthoudt aan een leer die door de Paus of het Bisschoppencollege hun authentiek leergezag uitoefenend, als definitief te houden voorgehouden wordt of als een dwaling veroordeeld is, en die na op wettige wijze vermaand te zijn, niet tot inkeer komt.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Wij bevelen dat al wat door Ons in deze motu proprio gegeven apostolische Brief beslist is, rechtskracht heeft en gelding heeft, en schrijven voor dit in te voegen in de universele wetgeving van de katholieke Kerk, respectievelijk in het Wetboek van Canoniek Recht [30] en in het Wetboek van Canones van de Oosterse Kerken [574], zoals boven aangegeven is, ongeacht alles wat hiermee in strijd is.
Gegeven te Rome, bij St. Pieter, op de achttiende dag van de maand mei 1998, in het twintigste jaar van Ons Pontificaat.
Paus Johannes Paulus II
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
Congregatie voor de Geloofsleer:- Geloofsbelijdenis en eed van trouw bij de aanvaarding van een ambt uit te oefenen in naam van de Kerk [1708]
- Leerstellige nota ter verheldering van de laatst vastgestelde formule van de Geloofsbelijdenis [1709]
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 4
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/1707-ad-tuendam-fidem-nl