Inhoudsopgave
- Inhoud
1
Het is voor Ons een reden tot grote vreugde te weten, dat niet alleen de heilige Herders van de katholieke wereld, maar dat ook de overige geestelijkheid en het christenvolk met spontane geestdrift gevolg gegeven hebben aan de oproep, die Wij in Onze jongste Encycliek (28 oktober 1956) hebben gedaan, door openbare smeekbeden ten hemel te zenden om Gods gunst af te roepen.
Wij willen daarom God in het diepste van Ons hart dank zeggen, omdat Hij door al deze gebeden geroerd, vooral door die van de onschuldige kinderen blijkbaar eindelijk de dageraad van een op rechtvaardigheid gegrondveste vrede over de volkeren van Polen en Hongarije wil laten schijnen. Met niet geringere vreugde hebben Wij vernomen, dat Onze dierbare zonen de kardinalen Wyszynski, aartsbisschop van Gnesen en Warschau en Josef Mindszenty, aartsbisschop van Esztergom, van hun respectievelijke zetels verwijderd, thans hun eervolle en verantwoordelijke posten weer hebben kunnen innemen en ingehaald zijn door een jubelend volk en dat hun onschuld en de ongegrondheid van de tegen hen ingebrachte beschuldigingen erkend is.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Wij koesteren derhalve de hoop, dat dit een goed voorteken moge zijn tot herstel van orde en rust in deze beide landen, gegrondvest op gezondere beginselen en een betere wetgeving, maar vooral op de eerbiediging van de rechten van God en van de Kerk. Daarom wenden Wij Ons opnieuw tot de katholieken van deze landen om er bij hen op aan te dringen zich met inspanning van al hun krachten eensgezind geschaard rondom hun rechtmatige herder zich er voor te willen inzetten, dat deze heilige zaak voortgang maakt en haar beslag krijgt, aangezien geen waarachtige vrede mogelijk is, waar zij veronachtzaamd zou worden. Doch terwijl Ons gemoed nog hierdoor ontroerd is, doemt een andere angstaanjagende situatie voor Ons op. Zoals gij, Eerbiedwaardige Broeders, weet, is in het nabije Oosten de fakkel van een andere oorlog dreigend ontvlamd, niet ver van het Heilig Land, waar de engelen uit de Hemelen neergedaald, boven de wieg van het Goddelijk kind zwevend, de vrede verkondigden voor alle mensen van goede wil . Wat kunnen Wij, die met vaderlijke liefde alle volkeren vermanen, anders doen dan smeekbeden tot de Vader der ontferming en tot de God van alle Vertroosting richten en u allen aansporen uw gebeden bij de Onze te voegen? Immers "de wapenen, waarmede wij kampen, zijn niet vleselijk, maar kracht door God" . Onze hoop rust uitsluitend op Hem, die met Zijn hemels licht de geesten der mensen verlichten kan en hun verbitterde verlangens tot meer gematigd overleg kan overreden, zodat de juiste orde tussen de Naties kan heersen tot groter voordeel van allen zonder dat rechtmatige aanspraken van alle betrokkenen daarbij schade lijden.
Laten allen en vooral degenen, in wier handen het lot der volkeren is gelegd zich rekenschap er van geven, dat uit een oorlog nooit een blijvend heil kan voortkomen, doch veeleer veel schade en kwaad. Niet door wapenen, niet door bloed vergieten, niet door verwoestingen, worden de kwesties tussen de mensen opgelost, maar door middel van verstand, recht, vooruitzien en billijkheid. Wanneer de deskundigen door het verlangen naar waarachtige vrede gedreven bijeenkomen om over vraagstukken van zulk een ernst te beraadslagen, zullen zij ongetwijfeld de voorkeur geven aan de weg der rechtvaardigheid in plaats van zich te wagen op het hellend vlak van het geweld, als zij zich de grote gevaren van een oorlog voor ogen houden, die uit een kleine vonk zulk een enorme brand kan veroorzaken.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Hierop willen Wij in dit gevaarlijk ogenblik de aandacht van de regeerders richten en Wij kunnen er niet aan twijfelen, dat zij zich ervan zullen wille overtuigen, dat Ons geen andere zorg bezielt voor het algemeen welzijn en voor de algemene welvaart, die niet de vrucht kunnen zijn van het vergieten van broederbloed. En waar gelijk gezegd Wij Ons vertrouwen in het bijzonder op de barmhartigheid en de voorzienigheid Gods stellen, dringen Wij er bij u, Eerbiedwaardige Broeders, ten zeerste op aan, niet op te houden gebedsacties aan te moedigen en te organiseren om door tussenkomst van de H. Maagd de Heer er toe te bewegen de oorlogsdreiging weg te nemen en voor het conflict tussen de tegenovergestelde belangen van de Naties een gelukkige oplossing te doen vinden; om bovendien ten bate van allen de heilige rechten der Kerk, zoals door haar Goddelijke stichter bekrachtigd, ten volle te doen eerbiedigen opdat ook de grote mensenfamilie, uiteengereten door de zonde zich aan zijn zoete heerschappij moge onderwerpen.
Inmiddels geven Wij aan u allen, Eerbiedwaardige Broeders, en de aan uw hoede toevertrouwde kunnen, die zeker evenals u gevoelig zullen zijin voor deze, Onze herhaalde vermaningen, van ganser harte de Apostolische Zegen, die brenger is van de hemelse genade en een bewijs vormt van Onze vaderlijk genegenheid.
Gegeven te Rome bij St.-Pieter op 1 november, feest van Allerheiligen in het jaar 1956, het 18e van Ons Pontificaat.
Paus Pius XII
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/1441-laetamur-admodum-nl