Inhoudsopgave
- Paus Leo de Grote - Preken over Hemelvaart, Pinksteren, Heiligen en Bisschopswijding
INLEIDING (uitg. Sint Paulus Abdij, 1961, 'Preken voor het Liturgische Jaar', vertaald en ingeleid door Dom F. Vromen o.s.b. )
Hemelvaart
De evenredige verdeling van de preken voor het Liturgisch Jaar over de vier delen van deze uitgave heeft er toe geleid, dat dit vierde deel aanvangt met de preken over Hemelvaart en Pinksteren, die ongetwijfeld beter op hun plaats zouden zijn geweest in het deel, dat handelt. De materiële onderlinge verhouding van de delen heeft ons echter gedwongen tot deze oplossing.
Wij hebben hier inderdaad te doen met preken, die wezenlijk tot de Paascyclus behoren, omdat de gevierde mysteries essentiële aspecten van het Paasmysterie zijn. In zijn preken voor de Paasvigilie heeft S. Leo dan ook minder breedvoerig gesproken over den verrezen Heer dan in zijn preken over Hemelvaart: in deze preken slechts twee zijn er ons bewaard gebleven is de verheerlijkte staat van Christus na Zijn verrijzenis zeker het hoofdthema. Vooral de le preek is bijna geheel gewijd aan de mensheid van den verrezen Heer en Zijn veertigdaags verkeer met de Zijnen vóór zijn definitieve hemelvaart. Christus' Pascha is zijn doortocht geweest vanuit den staat van sterfelijkheid naar dien van verheerlijkte onsterfelijkheid, welke geheel getekend is door het stempel van den Geest. De Hemelvaart zal daarvan de volkomen voltooiing zijn en als de Heer in den tijd daarvóór herhaaldelijk aan Zijn leerlingen verschijnt, dan zal dat gebeuren met het doel hen daarop voor te bereiden. Alle docetisme moet uit hun harten verwijderd worden: zij moeten overtuigd zijn van Zijn waarachtige menselijkheid, want - zegt Leo - na Zijn Hemelvaart zouden zij onwrikbaar overtuigd moeten zijn, dat een waarachtige mensheid uit ons geslacht op den troon der Godheid in de glorie van den Vader is gaan zetelen. Alleen dan is onze ingeslotenheid in den Heer gerealiseerd en zijn ook wij daar nu verankerd, want in Zijn mensheid droeg de Heer ons allen, zijn ledematen, in Zich, en daarom zetelen ook wij in princiep reeds in den hoge, waar ons Hoofd troont aan de rechterhand van den Vader. "...eos sibi concorporatos Dei Filius ad dexteram Patris collocavit." Om die reden is het feest van Hemelvaart de grote gloriedag van het mensdom, nu de menselijke natuur in den nieuwen Adam geheel vergoddelijkt boven alle engelenkoren verheven wordt.
Zo ergens dan komt hier de overeenkomst van Leo's preken met de oudste ons bekende gebeden van de Romeinse liturgie wel in het licht te staan, zowel wat de stijl als wat de gedachtengang betreft. Het bevat een serie Misgebeden voor het feest van Hemelvaart, die uitermate interessant zijn. Zo lezen wij bijvoorbeeld in de 6e Mis de volgende oratie:
Da, quaesumus, omnipotens Deus, illo subsequi tuorum membra fidelium, quo Caput nostrum Principiumque praecessit.
"Geef, smeken wij, almachtige God, dat de ledematen, uw gelovigen, daarheen mogen volgen, waar ons Hoofd en onze Oorsprong is voorgegaan."
Vgl. :
Quia igitur Christi ascensio nostra provectio est, et quo praecessit gloria Capitis, eo spes vocatur et corporis, dignis, dilectissimi, exsultemus gaudiis.
"Wijl Christus' hemelvaart nu onze opvaart is, en wijl de verwachting van het Lichaam daarheen getrokken wordt, waar de glorie van het Hoofd is voorgegaan, moeten wij ons met een passende vreugde verheugen."
Een analoog idee vinden wij in een oratie van de 2e Mis:
Omnipotens sempiterne Deus, tribue nobis munere festivitatis hodiernae, ut illuc filiorum tuorum dirigatur intentio, quo in tuo Inigenito tecum est nostra substantia.
"Almachtige, eeuwige God, verleen ons door de genade van dit feest, dat geheel het streven van uw kinderen daarheen gericht wordt, waar in Uw Eniggeborene onze natuur bij U is."
In de 6e Mis lezen wij nog de volgende oratie:
Exaudi nos Deus, salutaris noster, quia per haec sacrosancta mysteria in totius Ecclesiae confidimus corpore faciendum, quod eius praecessit in Capite.
"Verhoor ons God, onze Verlosser, want wij verhopen, dat door deze allerheiligste mysterieviering in het Lichaam van de gehele Kerk bewerkt warde, wat in haar Hoofd het eerst heeft plaats gehad."
Te weten: de vergoddelijking en verheerlijking in den hemelsen staat. De goddelijke adel van het Hoofd moet ook aan de ledematen worden medegedeeld. Ook dit thema is zeer dierbaar aan S. Leo.
Duidelijk blijkt uit dit alles, dat de mysterieviering zelf in haar Romeinse vormgeving de grote inspiratiebron van deze feestpreken geweest is, waarmee wij zeker niet willen uitsluiten, dat een van de geciteerde formules misschien wel van Leo's eigen hand is.
Er is nog een ander aspect in het Hemelvaartmysterie, dat wij vooral in de 2e preek uitgewerkt vinden : de reactie van de Kerk op het heengaan van den Heer en de vervolmaking van haar geloof. Zodra Christus Zijn volle heerlijkheid ingaat, gaat het geloof van de Zijnen als het ware reeds delen in die verheerlijking, doordat het geestelijker wordt en het menselijke overstijgt, nu iedere zichtbare werkelijkheid van den Heer aan den blik van de leerlingen onttrokken wordt. Het lichamelijke schouwen maakt plaats voor het geestelijke zien van het door den Heiligen Geest verlichte geloof. Speciaal die progressieve bewustwording van Christus' Godheid in de Apostolische Kerk ziet Leo in verband met deze Hemelvaart, die allerinnigst samenhangt met de Geesteszending. Zijn is eigenlijk een doorlopend commentaar op het thema van Joh. 14, 19-20. "Nog korten tijd en de wereld aanschouwt Mij niet meer; gij echter aanschouwt Mij, want Ik leef en ook gij zult leven. Op dien dag zult gij erkennen, dat Ik in Mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u." In dit verband komt ook de zo vaak geciteerde en bijna even vaak uit zijn verband getrokken tekst voor: Quod itaque Redemptoris nostri conspicuum fuit, in sacramenta transivit. Als men deze tekst in de samenhang leest is er geen twijfel over, dat sacramenta hier niet in den zin van rituele "sacramenten", maar zoals vaker bij S. Leo in den zin van "geloofsgeheimen" gebruikt is. Geheel de gedachtengang van deze preek draait om de tegenstelling: zichtbaar-onzichtbaar, eens voorwerp van visie nu voorwerp van geloof. Het geloof is krachtiger geworden, omdat de zichtbaarheid is weggenomen, en in dit perspectief wordt dan de verschijning van Christus aan Maria Magdalena en zijn woorden Noli me tangere geinterpreteerd. Wat Leo hier dan ook zeggen wil is: dat door de hemelvaart zelfs Christus' mensheid, die eerst zichtbaar was, tot geloofsgeheim geworden is. Alles in den Heer is van nu af object van geloofsvisie, ,en vervolgt de tekst dan ook geheel logisch opdat het geloof nog uitmuntender en steviger zou zijn, heeft de aanschouwing plaats gemaakt voor de leer, wier gezag de harten der gelovigen, verlicht door de hemelse stralen, moeten volgen."
Het slot van deze preek doet ons denken aan de Hemelvaartpreken van S. Augustinus, die op dit feest graag over het Sursum Corda sprak: reeds daar met onze harten wonen, waar de Heer, ons Hoofd, in de heerlijkheid zetelt. En ook hier weer vinden wij zuivere parallelgedachten in het , waar wij onder andere de oratie vinden:
Da nobis, Domine, non terrena saere, sed amare caelestia, et inter praetereuntia constitutos iam nunc inhaerere mansuris.
"Geef ons, Heer, geen smaak te hebben in het aardse maar het hemelse lief te hebben, en terwijl wij nog temidden van de vergankelijke dingen verkeren, reeds nu de blijvende dingen aan te hangen."
Onze huidige collecte van het feest spreekt nog precies dezelfde taal: ipsi quoque mente in caelestibus habitemus.
Pinksteren
In de preken die S. Leo op het Pinksterfeest gehouden heeft kunnen wij een merkwaardige tweespalt waarnemen. Sommige zijn aan het Pinkstermysterie zelf gewijd, terwijl in andere de zorg om de komende Quatertemper vasten voor te bereiden de aandacht voor het gevierde mysterie kennelijk naar het achterplan gedrongen heeft. Deze laatste vormen in de handschriften en uitgaven meestal een aparte collectie onder de titel: "Preken voor de Vasten van de vierde maand", hoewel ook deze preken op de Pinksterdag zelf gehouden zijn.
De drie preken, die voornamelijk aan de feestviering gewijd zijn, blijken met uitzondering van de bijna uitsluitend te handelen over het mysterie van de Heilige Drievuldigheid. Op het eerste gezicht kan ons dit misschien even bevreemden: in werkelijkheid getuigt dit van een diepe theologische visie op het verlossingswerk, dat wezenlijk een openbaring van het Triniteitsmysterie is. Zodra het verlossingswerk door de zending van den Heiligen Geest voltooid is, is ook het mysterie van het binnengoddelijk trinitarisch leven geheel gereveleerd, en daarom spreekt S. Leo zijn gelovigen op den Pinksterdag en vanuit het Pinkstermysterie bij voorkeur over het geheim van de Heilige Drievuldigheid. De en preek zijn zo uitgegroeid tot kleine tractaten over het trinitarisch dogma, die zowel wat de gedachtengang als wat de taal betreft een merkwaardige overeenkomst vertonen met de prefatie van de Heilige Drievuldigheid in het Romeins Missaal. Alleen de gaat dieper in op het Pinkstermysterie zelf: de gave van den Heiligen Geest aan de Kerk en het leven van dien Geest in het Kerkelichaam. Zoals de meeste Kerkvaders ziet ook S. Leo in het Pinkstergebeuren de nieuwtestamentische repliek van de verbondsluiting bij den Sinaï. Hier wordt het nieuwe Godsvolk gesticht doordat de Geest, de één-makende, in Christus' ledematen begint te leven en de jonge Kerk met zijn levensadem bevrucht. Vanuit dit Geestesleven benadert Leo ook de Quatertempervasten, die in de week na Pinksteren gevierd werd. Hij ziet de christelijke ascese een kwestie, waarin hij overigens steeds een zeer evenwichtig en genuanceerd standpunt inneemt als een gave van den Heiligen Geest aan de Kerk, een onmisbaar onderdeel van het Geestesonderricht. Daarom zal de ascese ook steeds noodzakelijk zijn in de Kerk, wil zij werkelijk de Kerk van Christus zijn. Maar evenzeer is het nodig, dat die ascese niet verzelfstandigd wordt, maar steeds gezien wordt in haar "geestelijke" samenhang. Zij is nooit doel op zich, maar is primair gericht op de groei van de liefde in de Kerk, de Geestesgave bij uitstek, en zal daarom ook al haar kiemkracht moeten putten in den Heiligen Geest.
S. Leo spreekt dan ook graag van een spiritale jejunium in tegenstelling tot het carnale jejunium van de Manicheeën bijvoorbeeld, dat niet uit den Geest is, maar berust op ketterse lichaamsverachting. Zo steriel als dit laatste vasten is, zo vruchtbaar is het eerste, omdat het bezield wordt door de levenwekkende adem van Christus' Geest.
Als men deze korte vastenpreken vergelijkt met de andere Quatertemperpreken en de preken voor de Veertigdaagse vasten (vgl. 2e deel) ontdekt men in deze documenten een hele theologie over het ascetische leven in de Kerk, gebaseerd op de heilsmysteries. In deze theologie vormen de korte preken over het Pinkstervasten een zeer belangrijk element, omdat zij het verband tussen ascese en Geestesleven in de Kerk zo duidelijk in het licht stellen.
Over heiligen
In dit deel van de Preken voor het Liturgisch Jaar zijn ook de weinige heiligenpreken, die S. Leo ons heeft nagelaten, opgenomen: wij bezitten een , een , die wel geheel uit teksten van Leo bestaat maar een centonisatie uit andere preken blijkt te zijn (waarvan de handschriftelijke traditie doet vermoeden, dat zij misschien niet door Leo zelf tot stand is gekomen), en een . De authenticiteit van de beide preken voor het feest van S. Petrus' Stoel en voor het feest van de Macchabese Martelaren, die respectievelijk door Morin en Chavasse aan Leo worden toegeschreven, blijft te onzeker om opname onder de authentieke preken te rechtvaardigen.
De oogst is dus vrij klein, maar het gehalte is ongemeen hoog.
De preken over de grote heiligen van de Kerk van Rome, S.S. Petrus en Paulus en S. Laurentius tonen ons den Romein in Leo ten voeten uit: hier klinkt zijn liefde voor Rome in haar volle warmte. Hij, in wien het beste van de Romeinse cultuur als het ware nog eens was samengevat, kon niet blind zijn voor het grootse verleden van Rome als caput orbis terrarum. Maar hij is er zich tegelijkertijd van bewust, dat dit slechts een onderbouw geweest is hoe providentieel overigens van een groter Rome, dat een geestelijke roeping heeft en ook het geestelijk hoofd van den orbis geworden is: het Rome van Petrus, waarin het geloof gezaaid is door het bloed van ontelbare martelaren. Hier is het graf van de twee grootste Apostelen, van hieruit wordt de Kerk bestuurd, want hier staat de cathedra Petri. Er zijn in de christelijke oudheid zeker weinig bisschoppen van Rome geweest, die zich zo sterk bewust waren van hun primaat in de wereldkerk als S. Leo en weinigen hebben aan dat bewustzijn ook in woord en daad zo'n duidelijke vorm gegeven.
Preken op de verjaardag van de bisschopswijding
Het helderst heeft hij dit ongetwijfeld geformuleerd in de preken, die hij gehouden heeft op den verjaardag van zijn eigen bisschopswijding, die hij ontvangen had op 28 September 440. Ook deze serie preken is in dit deel opgenomen. leder jaar vierde de Romeinse christengemeente samen met de Italiaanse suffragaan-bisschoppen, die dan in synode rondom Leo vergaderd waren, zijn natale de ordine : het feest van het bisschopsambt, maar dan het bisschopsambt op de zetel van Petrus. Men vierde het priesterschap en herderschap in deze Romeinse Christengemeente, maar tevens het herderschap over den gehelen orbis. Dat Leo zich hiervan tenvolle bewust geweest is, wordt in deze preken zo ondubbelzinnig uitgesproken, dat op dit punt geen enkele twijfel bestaan kan. Het voortleven van Petrus, het fundament van de Kerk, in zijn opvolgers op zijn zetel staat hier geheel centraal in zijn denken en in de 3e en 4e preek is de Petrus-scène van Caesarea Philippi met Petrus' belijdenis van Christus' Godheid en Christus' belofte hem tot fundament van de Kerk te maken de kern waaromheen alles draait. Dan vat hij alles samen in die geniale formulering :
Et sicut permanet quod in Christo Petrus credidit, ita permanet quod in Petro Christus instituit.
Voor het begrijpen van Leo als historische figuur zijn deze preken van het grootste belang, omdat hij hier zijn gedachten uitspreekt over zijn ambt als bisschop van Rome op de cathedra van Petrus. Vanuit deze preken moeten wij zijn bisschoppelijke gesta interpreteren en zeer in het bijzonder ook zijn uitgebreide correspondentie met de patriarchen en bisschoppen van Oost en West. Dit alles werd geïnspireerd en gedragen door zijn geloofsovertuiging, dat Petrus' onvervreemdbaar gezag in de Kerk voortleeft in zijn opvolgers en dat Petrus zelf nog door hen handelt en nog steeds in hen de opdracht van zijn Heer ten uitvoer brengt, om de sleutelmacht te beheren en 's Heren lammeren te weiden. Samen met zijn grote visie op het mysterie van de Menswording is dit zeker een van de hoofdideeën geweest, die aan Leo' s leven en denken richting en inhoud gegeven hebben.
Zie ook: - Preek I op de dag van zijn bisschopswijding: 29-09-440
- Preek II "over de verjaardag van zijn bisschopswijding: 29-09-0441
- Preek III idem, 29-09-443
- Preek IV, idem: 29-09-444
- Preek V, idem: 29 sept. (ná 445?)
Extra opties voor deze alinea
Reageer op deze alinea Deel op social media
Bericht Paus Leo de Grote - Preken over Hemelvaart, Pinksteren, Heiligen en Bisschopswijding
1 februari 1961
27 mei 2023
https://rkdocumenten.nl/bericht/bericht_5285-paus-leo-de-grote-preken-over-hemelvaart-pinksteren-heiligen-nl